Paul De Grauwe ziet evenwicht in relatie tussen markt en overheid

De Vlaamse econoom Paul De Grauwe schetst de grenzen aan de markt. Zijn pleidooi voor evenwicht tussen markt en overheid zit zo logisch en sluitend in elkaar dat het een wonder is waarom het niet opgevolgd wordt. De Grauwe beweert dat een markt die alle vrijheid krijgt zichzelf kapot maakt. Markt en overheid zijn geen concurrenten van elkaar. Ze hebben elkaar nodig. Markt zonder regulerende overheid kan niet functioneren.

Welke consequentie heeft de opvatting van Paul De Grauwe voor de praktische partijpolitiek? Welke type partijen kan het best dat evenwicht tussen markt en overheid realiseren? Dat antwoord is nog niet eens zo makkelijk te geven. Echte ondernemerspartijen als VVD en CDA lijken af te vallen omdat ze te marktgericht zijn. De PvdA hoort daar tegenwoordig ook bij. Aan de andere kant lijken de SP en GroenLinks weer af te vallen omdat ze teveel staatsgericht te zijn. Is er in Nederland wel een partij die in theorie het pleidooi van De Grauwe nu al programmatisch zou kunnen uitvoren? Het lijkt er niet op. Hoe is het mogelijk dat dat niet kan?

Frans Bauer gaat van Ratada Dadada voor amusement in Hilversum

Levensliedzanger Frans Bauer (40) vindt het maar niks dat amusementsprogramma’s waarin hij optreedt niet langer bij de publieke omroep te zien zullen zijn. In het AD vindt Bauer de plannen van staatssecretaris Sander Dekker ‘te gek voor woorden’: ‘Dat de Nederlandse overheid zich wil bemoeien met de inhoud van uiterst succesvolle tv-programma’s riekt naar censuur. Dat mag nooit gebeuren! We leven in Holland. Niet in China of Noord-Korea.’ Bauer: ‘Worden we als tv-kijkers beter van de ideëen van de staatssecretaris? Het lijkt me toch niet. Dan nog wat. Laat hij het maken van goede tv overlaten aan mensen die er echt verstand van hebben. Enne: niet hij maar de kijkers zelf bepalen nog altijd wat ze willen zien.’  Bauer meent zelf goede tv te maken, maar de politiek wil iets anders met het bestel. Hij geeft met het nummer Ratada Dadada de staatssecretaris onbedoeld een perfect instrument in handen om amusement uit het publieke bestel te bannen. Merci, Frans.  

Omroepbrief Dekker kijkt naar toekomst. Politiek ook hervormen?

omr

Staatssecretaris Sander Dekker stuurde de kamer vandaag een brief met voorstellen over de toekomst van het publieke mediabestel. ‘De publieke omroep wordt een plek waar innovatie en creatieve makers elkaar ontmoeten. Waar gestreefd wordt naar de mooiste programmering.’ zo eindigt het. Feitelijk betekent de brief van Dekker een herhaling van de goede bedoelingen uit de Medianota (1984) van toenmalig minister van WVC Elco Brinkman. Terug naar de kern, terug naar de urgentie, weg van het amusement en de sport, en meer aandacht voor de categorieën informatie, kunst en maatschappelijke ontwikkeling die bij een publieke omroep thuishoren. Ruim baan voor programmamakers en inperking van de omroepmaatschappijen. Dekker doet aan achterstallig onderhoud en stript weg wat sinds 1984 het bestel binnengeslopen is.

De analogie zal een politicus als Ton Elias mogelijk niet direct erkennen. De vergelijking tussen ‘het verzuilde en vermolmde’ omroepbestel en het politieke bestel ligt voor de hand. Ook zo’n gesloten systeem. Als Elias zegt dat ‘ook anderen dan omroepen toegang krijgen tot de publieke netten’ en ‘voor het eerst sinds jaren gaat de discussie over de inhoud van wat publieke omroep is in plaats van over structuren, poppetjes en gevestigde belangen’ dan is dat toepasbaar op het politieke bestel. Ook daar gaat het eerder over coalities, poppetjes en gevestigde belangen dan over inhoud, laat staan over de maatschappelijke rol van de politiek.

Ook het politieke bestel is volgens velen vermolmd en verzuild. Waar staatssecretaris Dekker voorstelt om nieuwkomers tot het omroepbestel toe te laten, blokkeren gevestigde politieke partijen de toegang van nieuwe partijen (startsubsidie) of de participatie van burgers die binnen de politiek een plek krijgen om als individu mee te beslissen. De Omroepbrief is een goed begin, nu de Partijpolitiekbrief nog. Wie durft?

Foto: Schermafbeelding van ‘Omroepbrief is een goed begin’ van de VVD, 13 oktober 2014.

NOS: geen evenwichtig programma over Europese verkiezingen

nos

Per tweet voegt oud-kamerlid voor D66 Boris van der Ham de hoofdredacteur van NOS Nieuws Marcel Gelauff toe dat de NOS naïef is. Er is tweeledige kritiek op het uitnodigingenbeleid voor het NOS-programma Nederland Kiest: De Stemming over de Europese verkiezingen dat vanavond op Nederland 2 uitgezonden wordt. De PvdA zou met minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem oververtegenwoordigd zijn en alleen politici worden uitgenodigd die al op het pluche zitten. De uitgenodigde premier Mark Rutte bedankte. 

Bedoeling was dat zowel de lijsttrekkers van de zes grootste partijen uit de Tweede Kamer als de lijsttrekkers van de partijen in het Europarlement zouden deelnemen. Maar verschillende Haagse lijsttrekkers laten weten dat ze niet komen: Wilders (PVV), Roemer (SP) en Pechtold (D66). Met Dijsselbloem -naast Diederik Samsom en Paul Tang- zou de PvdA onevenwichtig sterk vertegenwoordigd zijn. VVD’er Zijlstra had al eerder weten niet te willen komen. Zodat van de politieke leiders allen Samsom (PvdA) en Buma (CDA) resteren. 

In een toelichting zegt Gelauff: ‘De NOS wil een journalistiek programma maken en zijn publiek zo goed mogelijk en compleet informeren over alles wat er met betrekking tot de Europese verkiezingen aan de orde is. Het is erg jammer dat een aantal belangrijke politici daarbij ontbreken.’ Deze uitleg klinkt onwaarachtig en is vaag over het uitnodigingenbeleid. Waarom geen vertegenwoordiger van de Piratenpartij, de Groenen, de Anti EU(ro) Partij of de Liberaal Democratische Partij uitgenodigd en wel drie vertegenwoordigers van de PvdA?

Gelauff merkt terecht op dat er programmatisch een grens is, maar dat had opgelost kunnen worden door filmpjes van de lijsttrekkers van de kleine partijen uit te zenden. Programmatisch nog krommer is dat zowel de nationale als de Europese lijsttrekkers van de gevestigde partijen uitgenodigd werden. Dat bevestigt de status quo. Maar is het niet de functie van journalistiek deze te bevragen? Door de nationale lijsttrekkers weg te laten was er programmatisch ruimte gemaakt voor alle Europese lijsttrekkers. Ze worden nu in geen enkele programma gezamenlijk gepresenteerd. De NOS slaat met dit programma in dubbel opzicht de plank mis. 

Foto: Schermafbeelding van tweet Marcel Gelauff, 21 mei 2014.

A Tale of Two Cities: SGP Oldebroek en PvdA Doetinchem

Lijsttrekker Erik Doornwaard van de SGP Oldebroek doet het netjes. Hij is concreet en zegt waar z’n partij voor staat. Een zin blijft echoën: ‘de hulpverlening in het gezin’. Wat moeten we ons hierbij voorstellen? Gewenning en identificatie met het bieden en afnemen van zorg? Is bekommernis de ultieme waarde van de SGP? Dan Marianne Kock, nummer twee van de PvdA Doetinchem die op geen enkel moment concreet wordt. Terwijl ze al vier jaar in de raad zit. Mist de PvdA een programma in Doetinchem? Ze praat in abstracties: tegen muren aanlopen, gedreven, helpende hand, door het ijs zakken, kwaliteit, naast mensen staan, signaleren, maatwerk, regels en protocollen. Kock gaat een vangnet organiseren. Echt? Ze lijkt eerder haar eigen ondergang aan te kondigen. In nietszeggendheid. De SGP biedt meer aansluiting voor kiezers die de politiek serieus nemen.

Vrije Politiek in de raad. Op weg naar partijonafhankelijkheid?

Dit filmpje uit april 2013 was me ontgaan. Dick Schouw bracht me er van op de hoogte. Hij is woordvoerder van de OPA beweging en was de afgelopen tijd in het nieuws door zijn betrokkenheid bij 50Plus. Hij werd door het bestuur geschorst, maar toen toch weer niet. Hij ziet de oplossing voor de ‘Oudere Politiek‘ in de ‘Vrije Politiek‘. OPA koppelt dat in de toelichting aan ouderen, maar opvallend speelt dat aspect in het filmpje geen rol. Dat komt omdat Vrije Politiek weer een andere initiatiefnemer kent: oud-D66’er en ‘ondernemer-adviseur‘ Leo Broers uit Helmond. Hij zet zich in voor partijonafhankelijke politiek. Met de opzet het vertrouwen in de politiek te herwinnen. Hier meer over Vrije Politiek HelmondOPA wil de Vrije Politiek in praktijk brengen.

Elk initiatief om uit de schaduw van de gevestigde partijpolitiek te komen is welkom. Dus ook wat de Vrije Politiek en de OPA Beweging doen. Omdat een realistisch alternatief de meeste kans van slagen heeft als het aansluit bij het bestaande vinden veranderingen per definitie in de marge plaats. Daar pleitte ik hier ook voor een combinatie van gevestigde politiek en burgerbeweging. Hoe ze samenkomen zonder dat het nieuwe het eigen karakter verliest is een eeuwig zoeken, navigeren en afbakenen. De flessenhals zit ‘m zoals zo vaak in de overgang van theorie naar praktijk. Die stap proberen de Brabanders Schouw en Broers te zetten.

Het filmpje over Vrije Politiek is overigens minder vernieuwend dan het lijkt. Het voert het duale stelsel van de gemeentepolitiek consequent uit zoals het bedoeld is. Da’s weer wel vernieuwend. Namelijk met gescheiden bevoegdheden voor raad en college. Dat betekent dat de raadsleden niet meebesturen, maar toezicht houden. Zodat ze precies dat doen wat het filmpje zegt: samenwerken, coalities zoeken en elkaar vinden om de grote lijn uit te zetten. Wat niet per definitie alleen technisch is, maar ook het herschikken of opzetten van de ideologische veren kan inhouden. Wethouders zijn dan managers die het beleid uitvoeren. In praktijk maakt het duale stelsel de partijpolitiek zoals we die kennen al overbodig. Waarom beseffen we dat dan nog niet?

vp

Foto: Schermafbeelding van Manifest Vrije Politiek door Leo Broers.

Wat is de beste weg naar een politiek systeem van de burgers?

dam

Wat is partijpolitiek? Enkelen zijn lid van een politieke partij en roeren zich binnen zo’n organisatie. Zo’n 36% tot 75% van de kiesgerechtigden stemt om de paar jaar op een partij. Maar zo gauw de stem is uitgebracht verliezen ze het zicht erop. De stem smoort binnen of buiten een coalitie. Daar blijft het niet bij. Is zo’n partij nou een vehikel om externe belangen veilig te stellen, carrière te maken of een instrument om de macht te helpen verdelen? Hoe dan ook pleitte ik hier herhaaldelijk voor meer ideologie in de politiek. Tuig de politieke partijen weer op met ideologische veren, zodat duidelijker dan nu wordt dat ze uiteenlopende wereldbeelden representeren. Zeg maar, een samenhangend pakket van beleidsvoorstellen waaruit gekozen kan worden.

Uiteraard kunnen niet alle programmatische varianten door afzonderlijke partijen afgedekt worden. Dat zou op zeven hoofdlijnen al tot 49 partijen leiden. Omdat programmapunten samenhangen en terug te brengen zijn tot fundamentele verschillen over machtsdeling, bezit van productiemiddelen, nationale identiteit, rechten en vrijheden kan het aantal partijen beperkt blijven. Er zijn echter ook belangenpartijen -soms onterecht one-issuepartijen genoemd (ouderenpartijen, Partij voor de Dieren) – die zich programmatisch beperken. De tendens bestaat dat partijen programmatisch naar elkaar toe bewegen. Het befaamde politieke kluitjesvoetbal met een drukbezet centrum. Wie tegen de NAVO of voor de republiek is kan nu nergens z’n stem meer kwijt.

Een pleidooi voor meer partijpolitiek straks houdt niet in dat men de partijpolitiek van nu niet weg wenst. Integendeel zegt de deconstructivist die graag op puinhopen bouwt en een fundamentele verbetering wil doorvoeren. Voorwaarde om meer partijpolitiek met meer ideologie in de toekomst te realiseren is het leegtrekken van de huidige politieke partijen. Da’s dus een pleidooi voor minder partijpolitiek nu. Zo is vanwege de representatie van belangen en de verdediging van bepaalde waarden Nederland gediend bij een sterke sociaal-democratische beweging die het nu niet heeft. De PvdA blokkeert de opbouw van een krachtige sociaal-democratische partij. De PvdA moet eerst verdwijnen om dat voor de toekomst mogelijk te maken.

Opbouw is lastig. Naar aanleiding van de posting ‘Eén-partijstaat Nederland, Nico Baakman en misbruik van de wet‘ stuurde politicoloog Nico Baakman me een notitie met de volgende tabel. Hij merkt op: ‘Er bestaat een aanmerkelijk verschil tussen de kans op succes voor gevestigde en voor nieuwe partijen. Over de hele periode (1948 – 2012) slaagde gemiddeld 94,3% van de partijen die al in de Kamer vertegenwoordigd waren erin bij een volgende verkiezing opnieuw zetels te behalen, terwijl van de partijen die nog geen zetels hadden slechts 10% daar in slaagde. Vergelijken we de periodes ’48-’63 en ’67 – ’12, dan is de kans voor gevestigde partijen in de Kamer te blijven weliswaar afgenomen (van 97,3 naar 94,2%) maar de kans voor voor nieuwe lijsten in de Kamer te komen daalde sterker (van 16,0 maar 9,2%) terwijl het aantal nieuwe lijsten dat een poging waagde juist groeide van gemiddeld 5 naar gemiddeld 12,2 per verkiezing. Daar zou men uit kunnen afleiden dat het moeilijker is geworden voor nieuwkomers een of meer Kamerzetels te verwerven.’

Baakman

Partijen die in het parlement vertegenwoordigd zijn functioneren onvoldoende. Ze verzaken hun hoofdtaak de bevolking direct te representeren. Ze dienen andere meesters die soms wel, maar vaak niet belangen hebben die overeenkomen met die van de bevolking. Tegelijkertijd worden politieke partijen steeds minder relevant omdat de macht nog slechts sporadisch in nationale parlementen wordt verdeeld. De kaders worden in de bestuurskamers van de EU, het IMF, de banken of het grootbedrijf bepaald. Voor nieuwe politieke partijen is het steeds moeilijker om tot het parlement door te dringen. De Eén-partijstaat is ontstaan waar partijlozen of nieuwe partijen door de gezamenlijke kaste van politieke partijen juridisch buiten het openbaar bestuur worden gehouden. Zodat een evenwichtige representatie van de bevolking en een programmatische update nog verder uit zicht raakt. Oplossing is een implosie van het politieke systeem. Voor de nieuwe emancipatie.

Foto 1: Verkiezingsuitslagen menigte op Dam, 1962. Credits: Nationaal Archief, CC-BY-SA.

Foto 2: Schermafbeelding van een tabel uit een notitie van Nico A. A. Baakman die hij me op 28 mei 2013 stuurde.

Publieke omroep zit zichzelf in de weg. Hoe kan het 123 weg?

Iedere Nederlander betaalt de omroepbijdrage, het kijk- en luistergeld. Maar toch weer niet. Vanaf 1 januari 2000 is de omroepbijdrage afgeschaft. Zodat niemand meer een acceptgiro in de bus krijgt. De financiering komt nu uit de belastingheffing. Dat hield een verhoging van de eerste schijf van de inkomstenbelasting met 1,1% in. Dus toch weer wel. De verandering was een efficiencymaatregel. Gevolg is dat niemand meer principieel kan weigeren om de omroepbijdrage te betalen. Dat ontneemt mensen een tegendemonstratie.

De publieke omroep is een petitie gestart. Daarin roepen de omroepen het publiek op om te protesteren tegen een extra korting van 100 miljoen euro. Bovenop een eerdere korting van 200 miljoen. Het omschrijft het als ‘de doodsteek voor veel te veel van die mooie programma’s‘. Dat mag. Maar het getuigt van een merkwaardig zelfbeeld. Van een reservaat van een oud wordend medium dat zichzelf verschanst tegen de moderne tijd.

Ik zal de petitie niet tekenen. Want ik vind het Hilversumse bestel met de vele omroepverenigingen niet meer van deze tijd. Verder verbaast het me dat de zendtijd die bedoeld is om programma’s uit te zenden gebruikt kan worden voor eigen propaganda en de aankondiging van acties. Alsof de zendtijd de omroepverenigingen toebehoort. Het meest zwaarwegende argument om de petitie niet te tekenen is dat de publieke omroep haar claim niet waarmaakt dat het mooie programma’s maakt. Ze zijn er wel. Met name NOS en VPRO zijn de gunstige uitzondering. Maar doorgaans zijn de programma’s van een tenenkrommend conformisme. De huidige publieke omroep emancipeert niet, verheft niet, verbindt niet en gaat niet voorbij aan de status quo. De publieke omroep is tot rem op de vooruitgang geworden. Waar het eigen voortbestaan zaligmakend is.

Wat is het alternatief voor de drie publieke televisienetten? Er zijn in tientallen jaren tientallen voorstellen voor ontwikkeld. Omdat Hilversum zo nauw verweven is met de Haagse politiek is er nooit een knoop doorgehakt. Daar is zelfs een woord voor: omroeppolitiek. Denkbaar is om terug te gaan naar twee netten zonder reclame en de opheffing van de meer dan 20 omroepverenigingen. Die vaak niet eens zelf meer programma’s produceren maar deze buiten de deur uitbesteden. Ze bewaken op kantoren hun identiteit. Koste wat het kost. Da’s het Nederlandse omroepbestel. Dat kan beter. Dat kan sneller. Maar dat hoeft niet per se goedkoper. Omdat de huidige omroepverenigingen elke geloofwaardigheid hebben verloren zijn het slechte pleiters voor een goede zaak geworden. Ik pleit voor meer geld voor een publieke omroep die volledig gereorganiseerd is.

4072339390

Foto: Philips presenteert televisietoestellen.

Pleidooi voor flexmuseum met het FemArtMuseum als pionier

2010_10_23_Coverfoto-Gottweiblich

FemArtMuseum omschrijft zichzelf als een museum zonder muren. Het neemt initiatieven en brengt die onder bij bestaande musea. Het gaat om het promoten van kunst van, door en over vrouwen. Naar eigen zeggen is slechts vier procent van de kunstwerken die wereldwijd in vaste collecties van musea wordt gepresenteerd van vrouwelijke kunstenaars. Oprichtster Freda Dröes schetste bij Joke Hermsen de doelstellling: ‘het opwaarderen van de kunst door vrouwen gemaakt‘ en ‘de oprichting van een museum voor kunst in Amsterdam‘.

Dat extra muros idee is dus geen bewuste keuze, maar gevolg van het niet kunnen vinden van een eigen gebouw. In de jaren 2007-2011 ketsten plannen voor de realisatie van een museum in de Tolhuistuin en het voormalig GAK-gebouw af. Ruim voor de uitdunning van de basisinfrastructuur en de bezuinigingen in de cultuur. Nu musea met krimpende budgetten kampen, vaker hun toevlucht nemen tot tentoonstellingen uit eigen collectie en in het programma schrappen wordt dat extra muros concept een toegevoegde waarde. Waarom zou het FemArtMuseum zich opsluiten in een gebouw en energie steken in het veroveren van een plaats op de drukke museummarkt als het haar projecten bij bestaande musea onder kan brengen?

Dat onderbrengen zal echter een onzekerheid blijven en maakt afhankelijk van andere musea. Daarom is de keuze voor een eigen gebouw en organisatie begrijpelijk. Maar nieuwe tijden vragen nieuwe antwoorden. Politici begrijpen het onroerend goed aspect van musea doorgaans beter dan de bedrijfsvoering. Niet in het minst omdat dat eerste een eindpunt heeft en dat laatste niet. Het flexmuseum is het nieuwe antwoord dat uitgaat van de denkwijze van de politiek, krimpende budgetten, onderbrenging van kunsthistorische kennis in een Karel van Mander instituut, nieuwe ontwikkelingen en doelgroepen, en het snijden in overhead.

Dat flexmuseum kan een ruimte zijn die afwisselend of tegelijk door meerdere instellingen wordt gebruikt. Met langlopende afspraken om naar twee kanten voor continuïteit te zorgen. Zoals orkesten een concertzaal gebruiken of voetbalclubs een stadion. De oprichting is voorwaardenscheppend en dient bekostigd te worden door de overheid. Voorstelbaar is dat het uit vijf delen bestaat: een presentatiegebouw, een kantine, een depot, een kantoorgebouw en een digitaal platform. Zo zet het FemArtMuseum haar nadeel van ontbrekende eigen ruimte om in een voordeel door al profilerend voortrekker van een nieuw museumconcept te worden.

Een flexmuseum biedt ook een middenweg als antwoord in het debat tussen voor- en tegenstanders van de oprichting van een apart vrouwenmuseum. Onder de eersten lijken de meer geharnaste feministes van het eerste uur te vinden en onder de laatsten jongere vrouwen die tegen afzondering zijn. Directeur Ann Demeester (1975) van kunstencentrum De Appel is van deze laatste groep een representant. Uiteindelijk gaat het om het optimaliseren van de doelstelling en het verhogen van het bereik. Het apparaat is ondergeschikt.

Allerlei sluimerende initiatieven kunnen er hun plek vinden. Wie weet een tentoonstelling over slavernij waarmee Boris van Berkum bezig is. Of nieuwe presentaties van het onlangs gesloten Moluks Museum. Of presentaties van de ambachtelijke glas-, edelsmederij-, textiel- en keramiek ontwikkelinstellingen. Of presentaties van academies die nu in rommelige gebouwen vaak onopgemerkt blijven voor het grote publiek.

Intussen gaan deze week op initiatief van het FemArtMuseum drie tentoonstellingen open. Op vrouwendag 8 maart in het Bijbels Museum Divine Surprise!. Een overname van het Bibel + Orient Museum in het Zwitserse Freiburg met antieke objecten die het vrouwelijke in God verbeelden. Vorige week opende in het MKKA te Arnhem Female Power. En op 9 maart opent in het Allard Pierson MuseumWomen for all seasons‘. Pico bella.

Foto: Omslagfoto van de tentoonstelling Gott Weiblich, 2010.

Cultuurbezuinigingen moeten eerlijker verdeeld worden

Bezuinigen moet. Ook in de kunst. Dat betwijfelen weinigen. Jammer is alleen dat de politiek met misnoegen over kunst praat. Alsof niet de bankiers, maar de kunstenaars de crisis hebben helpen veroorzaken. Maar kunstenaars worden extra gekort en bankiers gaan door met potverteren van overheidssubsidies op kosten van de gemeenschap. Cultureel ondernemer Ernst Veen merkt op dat de toon waarop met name door de rechtse politiek in Den Haag over kunstenaars wordt gesproken een schande is. De VVD en in haar spoor de PVV zijn verantwoordelijk voor deze afleiding waarin kunst en kunstenaars als zetstuk voor het onrecht van de financiële crisis worden geschoven. Burgers zien dit niet en volgen in hun onbegrip voor kunst de misleiding.

Uiteindelijk zal de neerbuigendheid van de politiek jegens de kunst zich tegen de politiek keren. Zelfs burgers beseffen maar al te goed wat waardevol is. Zeker is dat politici als uiterste vorm van opportunisme in hun onbetrouwbaarheid als het tegenovergestelde van authentiek worden beschouwd. De finale kwijting wacht. Voor de tussentijd wacht de vraag of de cultuurbezuinigingen eerlijk verdeeld zijn binnen de sector. Lezing van een stukje van Simon Jenkins in de Evening Standard zet aan het denken over de verdeling in Nederland tussen de reguliere cultuurbegroting en de extra potjes die relatief goed gevuld worden. Hoe eerlijk is dat?

Jenkens mijmert over het welwarende Londen dat zojuist de Olympische Spelen achter de rug heeft. Er was een culturele Olympiade en festival aan gekoppeld waar 97 miljoen pond aan werd besteed, zo’n 120 miljoen euro. De controle op de besteding blijft volgens Jenkins duister. In een stad die grotendeels was ontdaan van toeristen claimen de organisatoren meer dan 19 miljoen bezoekers voor hun culturele evenementen. Volgens The Art Newspaper, aldus Jenkins zijn deze getallen verzonnen om het hoge budget te verantwoorden.

Dezelfde schijnbewegingen als in Londen zijn waar te nemen in ons land rond de promotie van de Culturele Hoofdstad 2018. Op plekken waar project – en evenementenbureau’s hun stempel op de cultuur zetten gaat dit ten koste van het reguliere budget. Huub Mous memoreert dat voor het bidbook van Leeuwarden alleen al 850.000 euro is uitgetrokken. Aan drukwerk, vergaderruimtes, hapjes, drankjes, reiskosten, adviseurs en alles meer. En zegt Mous: ‘Het wordt steeds duidelijker dat het vorig jaar een zootje is geweest bij CH 2018, niet alleen organisatorisch, maar ook financieel.’ Zo wordt elke Culturele Hoofdstad een klap voor Cultuur.

Ook in Eindhoven, Den Haag, Maastricht en Utrecht wordt apart het wiel uitgevonden. In tijden van schaarste is het pervers dat een sector die toch al zo onder druk staat door de schoffering van de rechtse politiek extra wordt gekort vanwege dat idee van Culturele Hoofdstad. Dat zo een excuus wordt om aparte potjes te vullen en aan de reguliere cultuurbegroting te onttrekken. Bijdragen van sponsors en stadspromotie compenseren dat niet. Waarom regering en parlement niet gewoon een ranglijst van steden opstellen en daar het geld concentreren is een raadsel. Zoals de voorbeelden van de Londense Olympiade en Leeuwarden leren komt een normale verantwoording van uitgaven er nooit. Cultureel hobbyisme van bestuurders is een dure hobby.

Foto: Promotie 2018 Eindhoven Culturele Hoofdstad