Het gbb-model kan helpen om te bepalen of iemand Nederlander is: geboorte, belasting, bijdrage. Het gaat niet om kleur of etniciteit

Laten we kort en duidelijk zijn. Er zijn slechts drie factoren belangrijk om te bepalen of iemand Nederlands is: 1) geboren zijn in Nederland; 2) belasting betalend in Nederland en 3) bijdragend aan de Nederlandse samenleving. The Guardian verwijst naar een vervolg van het This Sceptred Isle onderzoek uit 2012 naar identiteit, insluiting en immigratie dat uitwijst dat 70% van de Engelse bevolking deze uitgangspunten voor eigen land hanteert. Het onderzoek zelf is op dit moment nog niet via internet op te roepen en na te lezen, zodat een slag om de arm over de uitkomsten geboden blijft. Zo is het onduidelijk bij aspect 3 in hoeverre ‘contributing’ moet worden opgevat als ‘meebetalend’. Dit model is een stap in de richting van een modern Nederland dat het spreekwoordelijke Nederlandse egalitarisme corrigeert en uitbreidt naar de hele bevolking.

Uit deze drieslag valt ondanks alle historische en demografische verschillen tussen het VK en Nederland van alles af te leiden voor een afvinklijst die kan bepalen of iemand een Nederlander genoemd kan worden. En aanspraak kan maken op de rechten die daarbij horen. Te denken valt aan de volgende aspecten: iemands huidskleur, etniciteit, levensovertuiging of godsdienst is niet van belang; het belang van godsdienst en etniciteit wordt door de samenleving minder belangrijk geacht dan door de politici die bij herhaling de verschillen benadrukken (deze constatering is in lijn met het recente SCP-onderzoekDenkend aan Nederland’); geboren Nederlanders die via juridisch-fiscale routes belasting ontwijken (vermogenden, medewerkers van Nederlandse dependances van internationale bedrijven) kunnen niet langer als Nederlander worden beschouwd; in Nederland woonachtige burgers die zich niet constructief opstellen, maar het bestaan van Nederland ontkennen of verregaand relativeren kunnen geen aanspraak maken op het Nederlanderschap.

Dit gbb-model dat uitgaat van drie factoren geboorte, belasting en bijdrage biedt vele voordelen. Het kan het kaf van het koren scheiden binnen migratiegemeenschappen. Het kan de leden ervan helpen zich te bevrijden uit de sociale dwang van etniciteit, godsdienst en culturele tradities. Het kan goedwillenden insluiten en kwaadwillenden uitsluiten. Het ruimt oneigenlijke en oneerlijke maatschappelijke barrières op, maar pakt vervolgens voorrechten af van degenen die zich misdragen. Dat kunnen belastingontwijkende miljonairs zijn, criminelen of de spreekwoordelijke allochtone etterjochies die zich niet met Nederland verbonden voelen. Deze invalshoek gaat uit van een meritocratisch model waarin verdiensten ertoe doen, en niet de afkomst. Op dat aspect van de geboorte na dat een bodem van continuïteit en verhechting legt onder dit model.

Omdat er geen onderzoek naar gedaan is, is het onduidelijk welk deel van de Nederlandse bevolking dit gbb-model steunt. Het zal naar verwachting niet sterk afwijken van de Engelse cijfers van meer dan 70% acceptatie. Interessant is om te beredeneren hoe de zwakke regionale verbondenheid van Nederlanders, zoals bleek uit het SCP-onderzoek ‘Denkend aan Nederland’, van invloed is op de acceptatie van het gbb-model. Met wat nattevingerwerk lijkt het erop dat dit de acceptatie zal vergroten. Zo resteert mogelijk een acceptatie van 75-80%. We moeten oppassen om dat direct te vertalen naar de steun voor rechts-, en links-radicale partijen omdat zoals gezegd de bevolking meer eensgezind is dan politici het voorstellen. Voor de duidelijkheid: alle politici, ook die van de middenpartijen. De steun bij de laatste twee verkiezingen voor Provincie en EU voor de radicale partijen SP, FvD en PVV was gemiddeld 22,5% en dat past evenwel perfect binnen deze bandbreedte.

Foto 1: ‘Benno Tempel, Remy Jungerman en Iris Kensmil voor het Nederlands paviljoen (foto Gerrit Schreurs)’. [Kensmil en Jungerman zijn beeldende kunstenaars van de Nederlandse inzending aan de Biënnale van Venetië 2019; Tempel is de curator].

Foto 2: ‘Liza van der Most (C) of the Netherlands celebrates victory with team mates during the UEFA Women’s Euro 2017 Quarter Final match between Netherlands and Sweden at Stadion De Vijverberg on July 29, 2017 in Doetinchem, Netherlands.

Slogan ‘Stem niet op een verkrachter’ typeert en begunstigt Trump meer dan de Democraten

Een sterke slogan, ofwel leus of motto, is belangrijk in de politieke marketing. ‘Stem niet op een verkrachter’ is de slogan waarvan de ingehuurde schrijver Tony Schwartz voor Trumps ‘Art of the Deal‘ denkt dat de Democraten die moeten gebruiken om Trump in 2020 te verslaan. Inmiddels zijn er 16 vrouwen maar buiten gekomen met verhalen die Trump beschuldigingen van verkrachting of grensoverschrijdend seksueel gedrag.

Heeft Schwartz gelijk? Tot nu toe hebben alle verhalen over Trumps wangedrag tegenover vrouwen weinig opgeleverd. Notabene in het Me Too-tijdperk waarin vele opinieleiders in de film- en mediaindustrie van hun voetstuk zijn gestoten. De Republikeinse partijleiding en evangelistische kerkleiders hebben beschuldigingen weggewuifd en zijn Trump om politieke redenen blijven steunen, hoewel diens gedrag haaks staat op de waarden die deze partij en kerk zeggen te vertegenwoordigen. Aardige varianten zouden trouwens zijn ’Stem niet op iemand die in bed ligt met de vijand’ of ’Stem op iemand die respect heeft voor vrouwen’.

Die steun heeft sekte-achtige vormen aangenomen waarin blind geloof elk argument neutraliseert. Zoals dat altijd gaat met godsdienst en bovenzinnelijkheid. Theoloog Reza Aslan zei daar in november 2017 over: ‘Want het enige dat gevaarlijker is dan een sekteleider, is een sekteleider die een martelaar is’. Dat is de reden dat Trump het vooruitzicht van impeachment door de Democraten in het Huis thematiseert. Waarbij in het midden blijft of hij daar bang voor is en in een tactische omkering de aanval kiest op dat wat hij het meeste vreest of dat zijn strategie het vasthouden van zijn achterban is. In een fantasieloze en eentonige, maar wellicht succesvolle aanpak. Het is echter een gok om met een minderheid de verkiezingen te winnen. Een minderheid van zo’n 35% steunt Trump door dik en dun, en daarnaast is er nu zo’n 8% sympathisanten die hem om politieke redenen steunt. Trumps steun schommelt al tijden rond de 43% volgens nieuwssite FiveThirtyEight.

Het gaat om het mobiliseren van de meerderheid aan Democratische, onafhankelijke, Trump-kritische en Trump-weifelende kiezers in de Republikeinse partij. De slogan spreekt vooral vrouwen aan. Trumps steun onder vrouwen was in 2016 met 41% laag en is waarschijnlijk verder gedaald. Ook onder witte, Republikeinse vrouwen in de buitenwijken. Tot hun verbijstering zien vrouwen nu al sinds de publicatie van de zogenaamde Access Hollywood opname op 7 oktober 2016 dat Trump die zich herhaaldelijk heeft bezondigd aan seksueel wangedrag daarmee wegkomt. De president die ooit met uitingen van deugdzaamheid, rechtschapenheid en eerbaarheid de morele leider van de natie was is dat niet meer. Met wangedrag en capriolen beschadigt Trump het morele gezag van zijn land. Hij is het uithangbord van de ongelijkheid in de Amerikaanse samenleving geworden. Degenen die hem steunen stemmen in met de afbraak van dit moreel gezag en die ongelijkheid.

Trumps steun onder het electoraat is in theorie met 43% te laag om op eigen kracht de presidentsverkiezingen van 2020 te winnen. Hij mag net als in 2016 hopen op allerlei vormen van kiezersonderdrukking door Republikeinse bestuurders op staatsniveau waardoor sympathisanten van zijn tegenstander ontmoedigd worden én op Russische steun die de Democratische kiezers via sociale media misleidt om niet te gaan stemmen. Een verdeelde Democratische partij waarin tot nu toe geen overtuigende kandidaat zich aftekent om Trump uit te dagen moet de rest doen. Schwartz’s slogan neutraliseert Trumps mogelijk politieke draai, ‘pivot’ naar het centrum. Hiermee zou Trump zijn basis kunnen verbreden. De slogan spreekt Trump niet aan als politicus, maar als een vrouwonvriendelijk individu die wangedrag vertoont en weinig moreel gezag heeft.

De slogan thematiseert twee fundamentele debatten. Ten eerste of de frontale aanval op Trump zinvol is en niet juist zijn achterban mobiliseert om te gaan stemmen. Uitgaande van Trumps minderheidsstrategie dat zijn trouwe basis van 38-43%, kiezersonderdrukking van de Democratische stem, Russische misleiding via sociale media en een Democratische opponent die niet de hele achterban van de Democratische partij achter zich krijgt voldoende is voor winst. Ten tweede accentueert het de onenigheid binnen de Democratische partij tussen de links-radicalen die gaan voor het benadrukken van identiteit, radicale beleidsmaatregelen en impeachment van Trump en de gematigden die behoedzamer opereren en net als bij de succesvolle tussentijdse verkiezingen van 2018 zich niet rechtstreeks willen richten op Trump, maar -over zijn hoofd heen- op de onderwerpen die Trumps kiezers belangrijk vinden, zoals zorg.

Er moet eerst een Democratische kandidaat zijn voordat er een slogan is. Dan pas kan aan deze persoon een slogan gekoppeld worden die past. Het maakt nogal uit voor de toon en inhoud van de campagne of Kamala Harris, Elizabeth Warren, Joe Biden of iemand anders Trumps uitdager wordt. Zo bekeken komt de slogan te vroeg. Uitmuntend in duidelijkheid, maar tegelijk verdeeldheid zaaiend binnen de Amerikaanse samenleving en de Democratische partij, en slechts mondjesmaat binnen Trumps achterban. Speak low en niet too soon. Zo vermengt zich ook hier de populaire cultuur van een liefdesliedje met hogere politiek die akelig laag is.

Foto: Tweet van Tony Schwartz, 30 juni 2019 (NL tijd).

Dina Torkia en de hoofddoek. Weg ermee!

Een artikel in De Groene van Merlijn Schoonhoven met de veelzeggende titel ‘Mode: De hoofddoek: Dwang of keuze?’ geeft stof tot nadenken. Aanleiding is de tentoonstellingContemporary Muslim Fashions’ in het Museum voor Toegepaste Kunst in het Duitse Frankfurt die tot en met 1 september 2019 is te zien. Het is een overname van een tentoonstelling die door het de Young Museum in San Francisco werd ontwikkeld en daar in het najaar van 2018 was te zien. Het is onderdeel van het Fine Arts Museum of San Francisco. In de publiciteit wordt gemeld dat de expositie doorreist naar Rotterdam. Naar welk museum is (nog) niet te achterhalen.

Schoonhoven gaat in op de controverse rond de Egyptisch-Britse ‘beauty vlogger’ en ‘influencer’ Dina Torkio (artiestennaam: Dina Tokio) die vanaf oktober 2018 op haar vlogs niet langer een hoofddoek draagt. In de tijd daarvoor liet ze al steeds meer haar zien en droeg ze de hoofddoek losjes. Er werd in de islamitische gemeenschap die haar doelgroep is verschillend gereageerd op haar afscheid van de hoofddoek. Sommigen vonden dat een zaak voor Torkio, anderen reageerden agressief en vonden dat Torkia haar carrière -die ze had gebouwd op de steun van moslims- nu de islam gebruikte ‘in haar eigen voordeel’.  Zie hier voor een overzicht. In bovenstaande video reageert Dina Torkia daarop. Ze meent dat de vrije keuze om de hoofddoek wel of niet te dragen onder druk staat als zoals in haar geval ze belasterd wordt als ze de hoofddoek afdoet.

Het geval Torkia benadrukt dat het dragen van een hoofddoek door moslimvrouwen niet echt een vrije keuze of zelfbeschikking is. De sociale druk vanuit de islamitische gemeenschap is sterk om een hoofddoek te dragen. Conservatieve, mannelijke moslims beschikken erover hoe moslimvrouwen zich moeten kleden. Of ze claimen het recht om over moslimvrouwen te mogen beslissen. Of dat voldoende is als argument voor een verbod van de hoofddoek in openbare functies is de vraag. Het is wel een belangrijk ondersteunend argument.

De voortgeschreden secularisatie biedt Nederland een unieke kans om de hoofddoek in openbare functies te verbieden. Een kans die bijvoorbeeld Duitsland niet heeft omdat vele christenen en christelijke politici hun symbolen in de openbare ruimte niet willen opgeven. In Nederland zijn de symbolen van de dominante godsdienst, in dit geval het christendom, al grotendeels verdwenen. Dat maakt een verbod voor alle religieuze uitingen haalbaar. Want een selectief verbod van uitingen van de ene godsdienst en het toestaan van uitingen van een andere godsdienst creëert rechtsongelijkheid en is daarom onaanvaardbaar. In een land als het Verenigd Koninkrijk zijn religieuze uitingen in de kleding van overheidsdienaren al te ver ingevoerd om ze nu nog te verbieden. Het is de vraag of in Nederland voldoende besef bestaat bij beleidsmakers dat het zowel geen last heeft van achterhoedegevechten van vertegenwoordigers van een nog min of meer dominante aanwezige godsdienst zoals in Duitsland als een doorgevoerde vertaling van religieuze symboliek in openbare functies zoals in het Verenigd Koninkrijk. Nederland kan gidsland zijn van een neutrale invulling die de hoofddoek niet in een aparte categorie plaatst, maar behandelt als alle uitingen van godsdiensten.

Er zijn drie groeperingen die tegen zo’n neutrale positie kunnen ageren. 1) Dat zijn links-radicalen die het menen op te moeten nemen voor de zelfbeschikking en het vermeende slachtofferschap van moslimvrouwen. 2) Er zijn orthodoxe christenen die de restanten van de nog aanwezige christelijke symboliek in de openbare ruimte willen behouden. 3) Er zijn conservatieve en fundamentalistische moslims die moeite hebben met individualisering en vrouwen uit eigen kring onder druk zetten om een hoofddoek te dragen. Het geval Dina Torkia duidt er in elk geval op dat dat voor Europese moslims onaanvaardbaar is en dat het belangrijk is dat ze die sociale dwang benoemen en publiekelijk belichten. Het is uiteraard prima als moslimvrouwen uit eigen vrije wil een hoofddoek dragen, maar dan niet in een openbare functie. Hoe dit uitpakt is nog onduidelijk, maar de richting geeft Torkia aan: emancipatie en individualisering van de vrouw. De Nederlandse overheid kan daar actief aan meewerken met een verbod op alle religieuze uitingen in openbare functies.

De Anglo-Russische relatie is nog steeds ijskoud. May en Johnson denken even negatief over het Kremlin

Echt vrolijk ziet het er niet uit, de ontmoeting van de Britse premier Theresa May met de Russische president Vladimir Putin op de G20 in het Japanse Osaka. De betrekkingen tussen beide landen zijn verstoord door vergiftigingspogingen van leden van de Russische militaire inlichtingendiensten op Britse bodem. Onder meer Aleksandr Litvinenko in 2006 en Sergej Skripal en zijn dochter in 2018 waren het doelwit. Litvinenko overleefde het niet, de Skripals ternauwernood. Wie mocht denken dat de meest kansrijke kandidaat om May op te volgen er anders over denkt komt bedrogen uit. Boris Johnson is resoluut in zijn uitspraak over het beleid van de regering van de Russische Federatie. Volgens Johnson laat het Kremlin je altijd in de steek.

Democratische presidentskandidaten debatteren met en tegen elkaar. Het risico bestaat dat de radicalisering te ver doorschiet

Gisteren was het eerste debat tussen de presidentskandidaten van de Democratische partij. Het brede veld van zo’n 20 kandidaten was opgedeeld in tweeën. Vanavond is het tweede debat met de resterende tien kandidaten. In het eerste debat was Elizabeth Warren de koploper. Zij voldeed aan de verwachtingen. In het tweede debat zijn er meer koplopers, te weten de leider in de peilingen Joe Biden, Bernie Sanders, ‘Mayor’ Pete Buttigieg en Kamala Harris. Joe Biden is tot nu toe slechts mondjesmaat opgetreden in de media. Trumps aanvallen op Biden hebben diens positie verstevigd. Ze voeden de suggestie dat Trump bang is voor Biden die de werkende klasse in de oude Westelijke industriestaten voor zich kan winnen. Trump met zijn constante 43% steun kan alleen winnen als de onafhankelijke en Democratische kiezers niet naar de stembus komen.

Een wetmatigheid van campagnes is dat partijen radicaliseren. De Republikeinen trekken naar rechts en de Democraten naar links. In absolute en relatieve zin zijn beide partijen sinds het midden van de jaren 1960 niet meer zo geradicaliseerd geweest. Na de campagne trekken dan de kandidaten weer naar het centrum om zoveel mogelijk kiezers te trekken, maar kunnen radicale of zelfs controversiële uitspraken uit de campagne de genomineerden blijven achtervolgen. Hoewel dat voor Trump en Biden niet lijkt te gelden. Kansloze kandidaten kunnen straffeloos zeggen wat ze willen en de vuurtjes opstoken, maar voor serieuze kandidaten die kans maken om presidentskandidaat te worden is dat lastig omdat ze hier niet in mee kunnen gaan.

Vertegenwoordiger Tim Ryan uit Ohio was de meest gematigde deelnemer aan het eerste debat. Hij verwijst in het gesprek met Stephanie Ruhle naar de Democratische senator voor Ohio Sherrod Brown. Eveneens een gematigde politicus. In politieke zin is Ryan de stand-in voor Brown die naar teleurstelling van velen besloot om zich niet in de race te begeven. Koploper Joe Biden met roots in zowel Delaware als Pennsylvania is ook een gematigde kandidaat. Hij is afgelopen weken onder vuur genomen door onder meer senator Cory Booker omdat hij badinerend gesproken zou hebben over samenwerking met Republikeinse hardliners die hem ooit ’son’ noemden. Vele oudere, Democratische politici namen het vervolgens voor Biden op. Hoewel onhandig opereren nog geen racisme is, kan het wel voor problemen zorgen, zoals de ‘flapuit’ Biden ondervond.

De opdracht voor de Democraten is om president Trump te verslaan. Dat lijkt gezien de peilingen een fluitje van een cent. Want de koplopers Biden, Warren, Sanders, Buttigieg, Harris en Booker winnen op dit moment allen ruim van Trump. Maar de vraag is wat die peilingen waard zijn. Daarnaast worstelt de Democratische partij met een radicalisering die ongekend is en de partij electoraal kan schaden in de swing states waar de werkende klasse de doorslag geeft. Die koopt niks voor identiteitspolitiek die het in de kuststaten California en New York zo goed doet. Evenmin is de ‘impeachment’ van Trump er een populair onderwerp. Dat gevaar zien de voorzitter van het Huis Nancy Pelosi en Joe Biden. Achter de schermen proberen ze de radicalisering terug te dringen, maar de vraag is of de dynamiek tussen 20 zich profilerende kandidaten te beteugelen valt.

In het eerste debat werd niet op (de afwezige) Biden ingehakt. Maar anderzijds kwam Ryan niet ver met zijn oproep tot matiging. Ook Trump werd niet aangevallen, en daar hadden de ‘pundits’ weer commentaar op. Mogelijk kunnen ze leren van de succesvolle campagne voor het burgemeesterschap van Istanboel van Ekrem İmamoğlu die president Erdogan in zijn campagne negeerde en zich bewust, direct richtte op zijn achterban. Dat lijkt ook de beste tactiek voor de campagne van de Democraten die de Trump-cult niet willen voeden.

Er wordt vol belangstelling naar uitgekeken hoe Biden het vanavond in het tweede debat doet. De verwachting is dat hij terughoudend en verdedigend opereert. Vooral belangrijk om te zien is hoe senator Kamala Harris zich opstelt. Ze wordt gezien als de gedoodverfde kandidaat voor vice-president onder Biden. Is daarover een stilzwijgende overeenkomst gesloten of liggen nog alle opties open? Het succesvol opereren van Elizabeth Warren en haar gestage opmars in de peilingen maakt het er voor de ticket Biden-Harris niet makkelijk op.

Waarom praat de overheid over cultuur als het kunst bedoelt? Hoe is het woord ‘kunstbeleid’ verdwenen uit Nederland?

Er is iets mis met het gebruik van het woord ‘cultuur’ door beleidmakers. Het is ruim en vaag. Zoals het heet, het is een containerbegrip waar zoals in een afvalbak voor grof vuil alles ingegooid kan worden. Dat gebruik schept bewust onduidelijkheid. Maar het geeft vanwege de brede marges ook zekerheid. Soms wordt er kunst mee bedoeld, zoals in dit filmpje van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Maar soms ook niet, zoals ook in dit filmpje. Het gevolg is dat professionele kunst ondersneeuwt en opzij wordt geduwd.

De toelichting bij dit filmpje geeft perfect aan wat eraan schort door kunst en cultuur op dezelfde hoop te gooien: ‘Cultuur is van iedereen. Van de makers en hun publiek. Van kleinsten en de oudsten. Maakt niet uit waar je vandaan komt, waar je voor staat of wat je geleerd hebt. Van iedereen. Van heel Nederland.’ Maar wat voor cultuur geldt, geldt niet voor kunst. Cultuur overstijgt en verbindt, kunst scherpt aan en onderscheidt.

Waarom hebben beleidsmakers van overheden het niet over ‘kunst’ als ze ‘kunst’ bedoelen? Waarom wordt kunst ondergeschikt aan cultuur gemaakt? Waar komt dat versluierend taalgebruik vandaan dat kunst geen kunst noemen, maar cultuur? De kunst in de samenleving is het object van de kunstpolitiek, schreef Jan Kassies in 1962 in het artikelKunstpolitiek, impasse en perspectief’. Het object van cultuurpolitiek is cultuur.

Een verklaring is dat cultuur een maatschappelijk en economisch begrip is. Het is wat ons land en volk verbindt, wat ons maakt en definieert. Cultuur, dat zijn we zelf. Maar kunst zijn we niet zelf. Of in elk geval is de overgrote meerderheid van ons dat niet. Evenmin geldt dat voor het gefröbel van amateurs en liefhebbers die potten bakken, kiekjes schieten, in een koor zingen, versjes dichten en bloemstillevens en landschappen schilderen. Dat wordt ook ‘kunst’ genoemd, maar is in de meeste gevallen geen kunst zoals dat in het theoretische debat over kunst wordt bedoeld. Dat is vooral bezigheidstherapie, amusement of gewoon een met elkaar een vorm vinden voor de eigen expressie. Daar is niks mis mee, maar noem het geen kunst.

Door kunst in dat frame van economisch en sociaal beleid te wringen wordt het getemd. Kunst mag geen kunst meer zijn die bijt, asociaal is en geen economisch nut heeft. Kunst moet als cultuur zijn. Kunst wordt vanwege het prestige dat het heeft niet verbannen, maar onschadelijk gemaakt. Dat gebeurt bij daglicht en niet eens stilzwijgend, maar wordt toch nauwelijks opgemerkt. Dat is een merkwaardig collectief wegkijken.

Is er iets mis met de Nederlandse taal die de beleidsmakers noodzaakt om het woord ‘cultuur’ te gebruiken als ze kunst bedoelen? Waarom spreekt de Nederlandse overheid niet van kunstbeleid als het beleid over de kunsten bedoelt, maar integreert het dat in de term cultuurbeleid? Een vergelijking van de lemma ‘Cultuurbeleid’ op Wikipedia is interessant. In het Duits wordt het ‘Kulturpolitik’ genoemd met de volgende uitleg: ‘Kulturpolitik bezeichnet in einem engeren Verständnis alles Handeln eines Staates im Bereich der Kunst (bildende Kunst, darstellende Kunst, Musik, Literatur), insofern ist also auch von Kunstpolitik die Rede’.

Het lijkt dus niet aan de Nederlandse taal te liggen. Beleidsmakers creëren voor zichzelf politieke ruimte door hun taalgebruik bewust te laten zwemen naar vaagheid. Zodat ze niet te vangen zijn. Blijkbaar is het begrip ‘kunstbeleid’ of ‘kunstpolitiek’ te specifiek, ook nog eens bemoeilijkt door een theoretisch debat dat niet steeds dezelfde uitkomsten geeft aan wat kunst eigenlijk is. Het gebruik van het paraplu-begrip cultuur dat zoals het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt ‘van iedereen is’ wordt vanuit tactische, defensieve overwegingen alleen nog maar verder versterkt als politici en beleidsmakers de rol van de kunst inperken. Zoals door de kaalslag van de kunst door staatssecretaris Zijlstra vanaf 2010 in gang werd gezet.

Zo resteert ontevredenheid én begrip over het gebruik van het woord cultuurbeleid door beleidsmakers van overheden en de van overheden financieel afhankelijke organisaties als daar in feite kunst mee wordt bedoeld. Een ontevredenheid die gelijk opgaat met de positie van de kunst in de samenleving. Kunst wordt getolereerd, maar dat gebeurt mondjesmaat en niet van harte. Kunst wordt door de overheid niet frontaal bestreden, maar getemd. Het woord kunstbeleid is bewust gewist door de overheid. Historisch is de mecenas die de kunst financierde opgevolgd door de overheid die de kunst financiert, maar tegelijk grotendeels onschadelijk maakt. Zo strompelt de overheid van cultuurnota naar cultuurnota. De weeffout is blijkbaar te groot om te zien.

Tentoonstelling ‘Kunst als Medicijn’ bij Noordwest Ziekenhuisgroep in Alkmaar

Het is niet smaakvol om iemand die niets terug kan zeggen te ridiculiseren. Dat gaat een grens over. Er zijn veel kunstenaars die zichzelf via sociale media op een aanmatigende wijze profileren. Het hoort erbij. Maar met bovenstaande video is iets anders aan de hand. Het is een productie van BeatFM BeatTV Heiloo en gaat over een kunstpresentatie bij Noordwest Zieknhuisgroep. Een instelling dus. De titel van de tentoonstelling is ‘Kunst als medicijn’. Die titel roept vragen op. Voor wie is kunst het medicijn? Voor de kunstenaars, de bezoekers, de patiënten of de Noordwest Ziekenhuisgroep? Als de uitgesproken tekst dan ook een succesvolle poging doet het wereldrecord cliché te breken, dan moet het er deze keer maar van komen. Aandacht voor een expositie. Tot eind augustus te zien bij Noordwest Ziekenhuisgroep in Alkmaar. Ga dat zien. Of niet.

Raad van Europa geeft delegatie van Russische Federatie stemrecht terug zonder voorwaarden te stellen of concessies te bedingen

Het artikel in RaamopRusland omschrijft waar het in essentie over gaat: ‘Met 118 stemmen voor, 62 tegen en 10 onthoudingen heeft de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa (PACE) de Russische delegatie haar stemrecht teruggegeven. Daarmee is voor het eerst een Europese sanctie tegen Rusland wegens annexatie van de Krim opgeheven.’ Het is makkelijk om zwaar te tillen aan dit besluit en lastig om er niet zwaar aan te tillen. Als gevolg van dit besluit heeft Oekraïne aangekondigd de Raad van Europa te verlaten.

De voorstemmers verbergen hun stem achter drogredenen die te maken hebben met het opereren van de Raad van Europa en de vermeende invloed die het heeft in de Russische Federatie, de contributieschuld van de Russische Federatie en een voorstel voor een nieuwe joint reaction procedure die onder leiding van de SP’er Tiny Kox tot stand kwam. Feit dat de Russische Federatie in deze nieuwe procedure wordt genoemd laat zien dat die specifiek op het lijf van deze staat is geschreven. Kox hanteert een vreemde logica: omdat de Raad van Europa het stemrecht van de Russische Federatie om politieke redenen opschortte moet er beter naar elkaar geluisterd worden. Maar het geschil had niets met beter luisteren of een betere dialoog te maken, maar met Russische buitenlandse politiek in 2014 ten aanzien van Oekraïne die in strijd was met de democratische uitgangspunten van de Raad van Europa. Daarom werd het stemrecht van de Russische delegatie opgeschort.

Dat geschil bestaat nog steeds en is nog niet opgelost. De Russische Federatie houdt nog steeds in strijd met het volkenrecht en ondanks VN-resolutie 68/262 van 27 maart 2014 de Krim bezet en blijft de zogenaamde rebellen in Oost-Oekraine militair, economisch en politiek steunen. Mijn reactie bij dit bericht op Facebook:

Dat twee leden van de tegen het Kremlin aanleunende SP voor stemden mag geen wonder heten voor wie de animositeit van deze partij jegens Europa kent. Dat twee VVD’ers voor stemden is evenmin opmerkelijk. De VVD kent zo goed als geen principes en volgt vooral het rollen van het geld. Dat de principiële CDA’er Pieter Omtzigt tegen stemde is eveneens geen wonder. Hij trekt zich het lot van de nabestaanden van de MH17-slachtoffers aan. Maar dat de CDA’er Ria Oomen voorstemde is wel opmerkelijk. Wikipedia zegt op het lemma over haar: ‘Van Oomen is publiekelijk bekend dat ze een amoureuze relatie met EU-politicus Jean-Claude Juncker onderhoudt’. Maar zelfs dat kan geen verklaring zijn. TK-lid van het CDA Chris van Dam riep in een tweet van 23 juni 2019 de Nederlandse delegatie in de Raad van Europa op om in elk geval voorwaarden aan de Russische Federatie te stellen. Een zinvol uitgangspunt dat aan dovemansoren gericht bleek te zijn.

Foto’s 1 en 2: Schermafbeelding van deel artikel ‘Raad van Europa heft sanctie tegen Rusland wegens Krim op’ van RaamopRusland op Facebook en eigen reactie, 25 juni 2019.

Foto 3: Tweet van Chris van Dam (CDA), 23 juni 2019 met eigen reactie.

Ik denk dat ik kwaad word over de onkunde en onnozelheid van de tentoonstellingsmakers van Museum Volkenkunde: Helende Kracht

Steevast twijfel ik bij aankondigingen van de musea van het Nationaal Museum van Wereldculturen (NMvW) of ik erom moet schaterlachen of dat ik kwaad moet worden over de onbenulligheid en het platte vertoon van modieusheid en onkunde.

Serieus kan ik tentoonstellingen van deze musea (Tropenmuseum, Afrika Museum, Museum Volkenkunde) niet meer nemen, zoals ik die van het Stedelijk Museum, het Rijksmuseum, Museum Boijmans, het Gemeentemuseum Den Haag, het Centraal Museum en al die zorgvuldig en behoedzaam opererende musea serieus neem.

Waar het aan ligt is me niet geheel duidelijk, maar het kan niet anders zijn dat bij het NMvW de tentoonstellingsmakers samen met de directie en de afdeling marketing de macht hebben gegrepen en de deskundigen het nakijken hebben. Met als gevolg dat niet de kunst centraal staat, maar de politiek correcte blik op de kunst, en dat de niet-deskundigen zonder veel vakkennis -met uitsluiting van de deskundigen- museumpje mogen spelen. Dat wreekt zich in de tentoonstellingen en de presentatie ervan.

Neem de aankondiging van de tentoonstelling ‘Helende Kracht’ die vanaf 12 juni 2019 te zien is in Museum Volkenkunde te Leiden. Een passage luidt: ‘Loopt het even niet zo lekker, dan zijn er naast doktersbezoek volop andere mogelijkheden om de balans te herstellen. Van orakelkaarten, ayahuasca, handoplegging, klankschalen en hypnotiserende troms tot sjamanen, heksen en vodunpriesters: het aanbod is enorm. De verzamelnaam voor al die therapeutische behandelingen waarbij de balans tussen lichaam, geest en ziel voorop staat, is healing.’ Een weerlegging ervan zou een kolfje naar de hand van de Vereniging tegen de Kwakzalverij zijn. Neem het artikel ‘Wie is hier gek? Healing-praktijken in een GGz’ uit 2006 van Cees Renckens waarin hij zegt: ‘De VtdK acht het ten enenmale ontoelaatbaar patiënten die het ten gevolge van hun angsten en/of depressiviteit toch al moeilijk genoeg hebben, wijs te maken dat zij kunnen profiteren van bovennatuurlijke krachten zoals dat bij de zogenaamde ‘healings’  zou geschieden. Hoe bewerkstelligt men vervolgens dat een dergelijke patiënt wordt afgeschermd van verpleegkundigen of andere artsen, die natuurlijk hun lachen niet kunnen houden als deze beweert dat de healing zo goed helpt? Zoiets is praktisch onmogelijk.’ Promotie voor healing praktijken kan dus gevolgen hebben voor de gezondheid van patiënten.

Museum Volkenkunde suggereert dat waar de reguliere geneeskunde faalt de alternatieve geneeswijzen uitkomst kunnen bieden, maar op welke onderzoeksgegevens het museum zich baseert is twijfelachtig. Hoe kunnen volgens dit museum orakelkaarten, handoplegging, klankschalen en hypnotiserende troms een balans tussen lichaam, geest en ziel herstellen die de reguliere geneeskunst niet kan herstellen? Hoe gaat dat dan?

Museum Volkenkunde volgt in deze aankondiging de lijn van de kwakzalverij. Het is verbijsterend om te constateren dat dit museum meent zich hiermee in een tentoonstelling te moeten profileren. Met kwakzalverij.

Het wordt er nog doller op als de aankondiging zegt: ‘Het uitgangspunt is ook gelijk: het geloof dat er meer is tussen hemel en aarde, meer dan we vanuit onze ratio en de (westerse) wetenschap kunnen verklaren.’ Ermee gooit Museum Volkenkunde de luiken wijd open voor bedrog, bluf en de charlatans van de healing industrie.

Museum Volkenkunde steunt kritiek op de reguliere geneeskunde en plaatst die op een lijn met orakelkaarten, handoplegging, klankschalen en hypnotiserende troms van healing. Hiermee neemt het museum echter een positie in die tot maatschappelijke schade kan leiden, zoals zich dat de laatste jaren onder andere aftekent in het complotdenken over vaccinaties. Daar geeft dit museum met deze tentoonstelling voeding aan, volgens de aankondiging die dat suggereert.

Uiteraard kan een museum allerlei redenen hebben om een tentoonstelling over alternatieve geneeswijzen te maken. Maar deze aankondiging wijst niet op een goed doordachte en evenwichtige tentoonstelling over alternatieve geneeswijzen, geluk en gezondheid die door deskundigen en met voldoende deskundigheid en kennis van zaken opgezet is. Ik denk dat ik kwaad word over de onkunde en onnozelheid van de tentoonstellingsmakers van Museum Volkenkunde. Dit is te serieus om weg te lachen.

Foto: Schermafbeelding van artikelHelende Kracht’ van het Museum Volkenkunde te Leiden, 2019.

Vervolg debat over de wenselijkheid dat Sid Lukkassen een project pitcht op ‘voordekunst’

Sid Lukkassen is een van de initiatiefnemers van De Nieuwe Zuil. Het profileert zich als voorstander van een open debat. Op 22 juni 2019 verscheen op De Nieuwe Zuil het artikelLaten we eindelijk weer eens een gesprek hebben!’ van Bart Reijmerink.

Hierin wordt verwezen naar mijn kritische commentaar van 18 juni 2019 over de crowdfunding van Sid Lukkassen op voordekunst. Ik stelde vraagtekens bij de toepassing van de eigen voorwaarden van voordekunst. Is dat nog wel voor kunst en kunstenaars bedoeld of hebben de marketing en reclame de overhand genomen en dit project gekaapt? Voordekunst is ondergebracht bij reclamebureau KesselsKramer en wordt door dit reclamebureau als een eigen project voorgesteld.

Mijn kritiek op het project van Lukkassen en voordekunst was blijkbaar tegen het zere been. Lukkassens De Nieuwe Zuil kwam in het door Bart Reijmerink ondertekende artikel tot kwalificaties over mij: ‘Eén of andere keyboardwarrior ziet rood voor zijn ogen dat Lukkassen een crowdfunding ‘mag houden’ op VoordeKunst.nl of ‘Iedereen met een andere mening dan de auteur wordt gezien als ‘rechts-radicaal’ of complotdenker’.

De paradox is dat het onmogelijk is om bij dit artikel te reageren, terwijl ik afgelopen dagen wel allerlei mensen op mijn blog kreeg die hun mening konden geven. Tot en met scheldpartijen aan toe die ik heb verwijderd. Dat hoort er allemaal bij op sociale media.

Maar de essentie is dat naar mijn idee mijn kritiek op voordekunst werd vertekend door De Nieuwe Zuil. Ik heb onderstaande reactie gestuurd naar De Nieuwe Zuil, maar omdat ik niet zeker weet of die geplaatst wordt geef ik het hier weer. Opmerkelijk is trouwens dat een organisatie die van zichzelf zegt mensen te willen verbinden zich De Nieuwe Zuil noemt. Het lijkt niet ironisch bedoeld:

In een artikel van 22 juni over Sid Lukkassen verwijst Bart Reijmerink van De Nieuwe Zuil naar een stuk van me op mijn blog George Knight. Dat is prima.

Jammer alleen dat er geen mogelijkheid tot reactie mogelijk is. Zodat ik bij het artikel niet kan reageren of mogelijke misverstanden kan ophelderen. Ik bied die mogelijkheid op mijn blog wel. Die ontbrekende optie staat haaks op het pleidooi uit het artikel dat zegt een gesprek tussen links en rechts te willen ondersteunen. Als dat echter praktisch onmogelijk blijkt, dan is de vraag wat die openheid die De Nieuwe Zuil zegt na te streven in werkelijkheid waard is.

De kern van mijn kritiek geeft u naar mijn idee verkeerd weer. Het gaat me niet om Lukkassen, maar om voordekunst. Of ik het met de ideeën van Lukkassen eens ben is dan ook niet waar het om gaat. Het gaat erom dat ik het niet met voordekunst eens ben om iemand als Lukkassen een platform te bieden. Via mijn stuk wilde ik daarover een debat opstarten. Ook gezien uw artikel lijkt dat aardig gelukt.

Ik weet hoe voordekunst opereert en vind het een prima site. Graag wil ik dat dat zo blijft. Politisering ervan zie ik als een bedreiging. Van welke kant die ook komt. Ook een beleid waarbij verdieping ingewisseld wordt voor verbreding, en ‘kunst’ voor ‘cultuur’ zie ik als ongewenst. Ik vraag me af of een en ander nog in lijn is met de voorwaarden waaronder voordekunst ooit werd gestart. In een uitwisseling van e-mails met Max van voordekunst heb ik mijn bezwaren uiteengezet. Ze zijn op mijn blog te lezen. Die kritiek staat los van Lukkassen. Hem valt dat beleid van voordekunst niet te verwijten. Zijn pitch was alleen de aanleiding.

Laat ik het anders zeggen, Lukkassen is voor het doorgaan van zijn project niet afhankelijk van voordekunst. Zo schat ik dat in. Hij heeft talloze politieke medestanders en heeft toegang tot platforms en sociale media waar hij zijn opinies geeft. Voor de meeste kunstenaars ligt dat anders, zij hebben niet die opties die Lukkassen heeft. Mijn interventie is dan ook bedoeld om het op te nemen voor de kunstenaars die alleen voordekunst hebben om een project van de grond te tillen.

Verder valt nog te melden dat het onjuist is dat ik iedereen met een andere mening dan de mijne zie als rechts-radicaal of complotdenker. Ik zie alleen rechts-radicalen en complotdenkers als zodanig. Als iemand als Lukkassen die regelmatig deelneemt aan discussies op Café Weltschmerz dat zoveel ruimte geeft aan complotdenkers en daar rechts-radicale of alt-right meningen verkondigt niet meer rechts-radicaal genoemd mag worden, dan weet ik niet wie nog wel zo genoemd mag worden. Let wel: ik gebruik niet de term extreem-rechts, maar de minder beladen term radicaal-rechts.

Vermoedelijk is het misverstand ontstaan doordat Lukkassen in zijn pitch verwijst naar links of progressieve opiniemakers als Maarten Boudry of Arno Wellens. Mijn kritiek daarop was dat deze personen niet links of progressief zijn. Het was naar mijn idee verstandiger geweest als Lukkassen deze personen anders dan als links of progressief had gekarakteriseerd.

Ik gun Lukkassen een succesvolle crowdsourcing en hoop dat hij zijn project van de grond tilt. Hij heeft evenveel recht als ieder andere politieke activist of opinieleider om vanuit zijn perspectief zijn opinies over maatschappelijke en politieke vraagstukken te geven. Ik zie hem alleen niet als kunstenaar die kunst maakt en zette daarom vraagtekens bij zijn pitch op voordekunst.

Hopelijk kunt u deze toevoeging invoegen in het artikel waarin u naar mij verwijst. Als eerste stap op weg naar vrijheid van meningsuiting, een open debat en een eind aan de censuur. Te beginnen op De Nieuwe Zuil.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelLaten we eindelijk weer eens een gesprek hebben!’ van Bart Reijmerink op De Nieuwe Zuil, 22 juni 2019.