Kunst is voor PVV en FvD geen strijdpunt, maar een zwijgpunt. AfD’er Martin Renner pleit voor nationale kunst

Ik ben ervan overtuigd dat kunst ondersteund moet worden door de overheid, maar geen staatszaak moet zijn. Zoals de overheid vele sectoren steunt waarvan de burgers en de politiek vinden dat die de moeite waard zijn of waarvoor de vrees bestaat dat ze verpletterd worden door de marktwerking. Landbouw, de publieke omroep, de industrie inclusief multinationals, monumentenzorg, het koninklijk huis, de zorg, het onderwijs, en dus de kunsten. De afstand van kunstenaars of kunstinstellingen tot de overheid moet niet te klein zijn. Want dan bestaat het risico dat de overheid de kunst door het in bescherming te nemen, die kunst overneemt. Dan is de kunst niet meer vrij. Dat is ongewenst. Kunst moet de vanzelfsprekendheid bezitten om tegen elke zittende macht te kunnen schoppen. Zoals trouwens elke macht tegen kunst schopt. Maar de overheid heeft de plicht om in kunst de eigen tegenmacht te organiseren zonder daarover zeggenschap te willen claimen.

In beginsel ben ik het eens met de woorden van Martin Renner, AfD-afgevaardigde in de Duitse Bundestag. Hij lijkt immers te pleiten voor een antithese, een tegenstelling tussen kunst en het politieke establishment. Tot dat laatste behoort hijzelf uiteraard ook als afgevaardigde van zijn partij in de Bundestag. Maar bedoelt hij wel wat hij zegt? Nee, kunst moet niet rood of groen zijn, zoals de Hamburgse AfD-afgevaardigde Alexander Wolf in een scheldpartij beweert om zijn op het oog open houding te versmallen tot een partijpolitiek betoog. Zo verkeert zinvolle kritiek over de te kleine afstand tussen kunst en politiek in zijn tegendeel. Ook Renner gaat de fout in als hij eist dat kunst die door de overheid financieel wordt gesteund ‘Duits’ moet zijn. is. Want ook dan wordt kunst door de politiek ingelijfd en voor een karretje gespannen. Dan is kunst niet meer vrij.

Toch kan zo’n standpunt van Renner helpen om tot op zekere hoogte de vermenging van kunst en politiek aan de kaak te stellen. En die te ontvlechten en een middenweg te vinden tussen links knuffelen en rechtse onverdraagzaamheid jegens de kunst. Renner moet alleen niet vertrouwd worden in zijn beweegreden omdat hij niet opkomt voor de vrijheid van de kunst. Hij ageert tegen politiek die te dicht tegen de kunst aanleunt. Die diagnose klopt, maar zijn advies dar eruit volgt is nutteloos en tegenstrijdig met wat hij claimt te beweren.

Een vergelijking met de Nederlandse radicaal-rechtse partijen valt in het nadeel uit van de PVV en FvD. De AfD ziet nog het belang en de kracht van kunst, al is dat door het ervan te betichten samen te spannen met de linkse politiek. In Nederland bannen PVV en FvD kunst liever uit het publieke debat. Ze hebben er niks mee.

De Rotterdamse PVV’er Maurice Meeuwissen noemde overheidssubsidies voor kunst en cultuur ‘een grote schande’ en praat over ‘onzinkunst’. FvD-leider Thierry Baudet eigent zich een ongenuanceerd oordeel aan over hedendaagse kunst en verwart dat met kritiek. Nooit komen PVV en FvD met een alternatief, zoals de nationale kunst die Renner voorstaat, hoe tegenstrijdig dat ook is. Wellicht kunnen PVV en FvD een eerste stap zetten en in het parlement pleiten voor kunst die de nationale identiteit en de Nederlandse cultuur, taal en geschiedenis versterkt. Dat zou een begin zijn van het erkennen van het belang van kunst. Hoe dat politiek ingepast wordt, zien we dan wel weer verder. De apathie van PVV en FvD is erger dan de verontrustende mening van de AfD. In Nederland is kunst voor radicaal-rechts geen strijdpunt, maar een zwijgpunt.

Waarom praat Trump zonder eigen notulist of vertaler in het diepste geheim met Putin?

President Trump heeft afgelopen twee jaar diverse malen gesproken met de Russische president Putin zonder dat er iemand van Amerikaanse zijde aanwezig was of dat de agenda van de gesprekken, laat staan de notulen openbaar zijn gemaakt. Een Russische en geen Amerikaanse vertaler woonde de gesprekken bij. Dit feit geeft aan dat Trump iets te verbergen heeft voor … Amerikaanse zijde. Deze reeks incidenten is geen toeval. De Financial Times wijst op een incident tijdens de G20 in Buenos Aires in november 2018. In de geschiedenis is dit zonder precedent. Het is nog nooit gebeurd dat een Amerikaanse president dit soort gesprekken alleen voert zonder notulist of stafleden. Dit wijst erop dat Trump zijn eigen staf minder vertrouwt dan de Russen.

Dit is uitzonderlijk en geeft te denken welk belang Trump dient. Dat van zijn eigen onderneming en het Kremlin, of die van de Amerikaanse natie? De macht van een Amerikaanse president is groot, maar dit duidt duidelijk op landverraad. Het is opmerkelijk dat Trumps partij dit evenwel laat gebeuren en niet hard ingrijpt. Tegen een Amerikaanse president die niet de Amerikaanse, maar de Russische grondwet dient zou per direct een afzettingsprocedure gestart moeten worden door zijn eigen parlement. Het gebeurt niet, terwijl de feiten voor iedereen zichtbaar zijn. Onverschillige lusteloosheid is het raadsel van de huidige Amerikaanse politiek.

Is de verhuizing van de Kunstuitleen Utrecht naar landhuis Oud Amelisweerd een verstandige, wezenlijke en blijvende oplossing?

Het gemeentebestuur van Utrecht worstelt met de bestemming van landhuis Oud Amelisweerd in Bunnik waarvan het eigenaar is. Na het faillissement in 2018 van de Stichting Museum Oud Amelisweerd is het op zoek naar een nieuwe bestemming. Maar daartoe moeten knopen worden doorgehakt. Daar is het Utrechtse gemeentebestuur blijkbaar nog niet toe in staat. Uit het bericht in DUIC blijkt dat Kunstuitleen Utrecht een jaar lang gebruik kan maken van het landhuis. Hiermee zit het in een erg ruim en duur jasje. Eerder was de Kunstuitleen Utrecht onder meer gevestigd op Maliebaan 42, het Fentener van Vlissingenhuis, dat niet toevallig evenals landhuis Oud Amelisweerd eerder beheerd werd door het Centraal Museum. Volgens een afspraak uit 1951 zou de gemeente dit majestueuze pand een culturele bestemming geven, maar begin 2018 lapte de gemeente Utrecht deze afspraak eenzijdig en naar het idee van cultuurminnend Utrecht onnodig aan haar laars. De verhuizing kan opgevat worden als een genoegdoening voor de Kunstuitleen. Er kunnen veel woorden worden besteed aan dit dossier dat een aaneenrijging van blunders en halfzachte oplossingen is, maar de onmacht van het Utrechtse gemeentebestuur is onderhand te groot om het nog in woorden te vatten.

Mijn reactie bij het artikel: ‘Is dit een blijvende oplossing voor de bestemming of eerder het uitstel van een oplossing en een uitstel van het doorhakken van een knoop? Ofwel, kick the can down the Bunnik-road. Het blijft een lastig dossier waarin het Utrechtse gemeentebestuur al sinds 2011 de weg kwijt is.

Foto: Schermafbeelding van artikel ‘Kunstuitleen Utrecht in landhuis Oud Amelisweerd’ in DUIC, 29 januari 2019.

Pseudo-conservatisme van Trump, May en Rutte krijgt kritiek. Ze dienen hun partij en land niet, maar voeren het richting tegenspoed

Het jaar 2016 kende twee politieke verrassingen waarvan de werking nog steeds niet helemaal uitgewoed is. Dat waren uiteraard in juni de uitslag van het Britse Brexit-referendum over de uittreding uit de EU en de verkiezing van Donald Trump tot Amerikaans president in november. Er zijn overeenkomsten tussen deze twee gebeurtenissen. De marges waren uiterst smal. De rechtmatigheid van de Leave-campagne voor de Brexit en de Trump-campagne worden 2,5 jaar later door een reeks onregelmatigheden nog steeds betwist. Het inzicht wint steeds meer terrein dat Trump uitsluitend door de illegale Russische inmenging heeft kunnen winnen. De speciale aanklager Robert Mueller en onderzoeken van congrescommissies brengen dat in kaart. In het VK was miljonair en sponsor van UKIP Arron Banks niet zo vermogend was dat hij de 8,4 miljoen pond die hij in de Leave-campagne stopte zelf verschafte. Waar dat geld dan wel vandaan kwam is nog steeds onduidelijk. Banks wil het niet zeggen. De parlementscommissie Collins vermoedt uit de Russische Federatie.

Een andere overeenkomst die nog steeds na-ebt is het bederf van de twee conservatieve partijen die in 2016 de slag wonnen, maar hun ziel lijken te hebben verloren. Ze zijn de richting van het populistisch-nationalisme ingeslagen en hebben traditionele conservatieve waarden (fiscale discipline, respect voor grondwet, vrijheden) overboord gezet. De felste kritiek op de Amerikaanse Republican Party (ook GOP genoemd: Grand Old Party) en de Britse Conservative Party (ook Tories genoemd) komt opvallend genoeg niet van tegenstanders zoals de Democraten in de VS of de sociaal-democraten (Labour) in het VK. Maar van conservatieven die zich als de echte conservatieven profileren, zoals in de VS Max Boot, Bill Kristol, Joe Scarborough of George Will. Ze vrezen dat president Trump de GOP de vernieling in helpt en de partij blijvend vervreemdt van een hele, nieuwe generatie. In het VK zegt de centrum-rechtse Matthew d’Ancona over de Tories in een artikel in The Guardian: ‘Ik ben niet bekeerd. Mijn waarden zijn niet veranderd. Maar de conservatieve partij verandert in iets dat ik vreemd en afstotend vind. Zoals een galjoen als vlaggenschip, onder de waterlijn doorboord, vaart het koppig weg; het sleept de natie mee naar een storm van ongekende tegenspoed, gevaar en pijn.’

Een partij die zijn ziel verliest, krijgt die niet zomaar terug. Deze twee conservatieve partijen zijn bezig het vertrouwen van de kiezers te verspelen. Het partijbelang gaat voor het landsbelang, en bij president Trump is het nog kwalijker: zijn eigenbelang gaat voor het partijbelang. Met trucjes als procedures, manipulatie van (sociale) media, overtreding van verkiezingsregels en illegale samenwerking met buitenlandse machten, kiezersonderdrukking of -ontmoediging kunnen partijen hun houdbaarheidsdatum oneigenlijk oprekken, maar uiteindelijk is ook daar de rek uit. Beide partijen hebben het immense geluk dat de oppositie in hun landen er totaal niets van bakt. Hoewel in de VS sinds Nancy Pelosi voorzitter van het Huis is en Trump met de domme sluiting van de overheid de Democraten op een hoop heeft gejaagd dat mogelijk verandert. In het VK spreekt de radicaal-linkse Jeremy Corbyn de meerderheid aan kiezers of de linkse Tories totaal niet aan.

In zijn columnBrexit, shutdown: het Angelsaksische model is kapot. Zie je dit niet, Dijkhoff?’ van 19 januari 2019 in NRC neemt Tom-Jan Meeus het optreden van VVD-fractieleider Klaas Dijkhoff en de VVD de maat. De VVD is nog zo’n conservatieve partij die de richting van het populistisch-nationalisme is ingeslagen. Meeus verwijt Dijkhoff ‘Angelsaksische spektakelleegte’. De VVD opent electorale campagnes doorgaans vroeg en richt zich op het neutraliseren van de concurrentie op rechts (PVV, FvD) met voorbijgaan aan en schoffering van de partners in het kabinet Rutte III (CDA, D66, CU). In dit geval over het klimaatakkoord waar Dijkhoff op terug leek te komen. De huidige VVD symboliseert de tactiek van de korte klap die leidt tot een strategie van zelfvernietiging. Het is de houding die vorm boven inhoud plaatst. Meeus: ‘Het standpunt is ondergeschikt aan het verlangen om met drama aandacht te genereren. Meeliften met de ophef, de nieuwsgekte, de twitterhysterie. Spektakelleegte.’ en ‘Maar het punt is: uitgerekend dezer dagen blijkt dat die methode failliet is. In zowel het VK als de VS vernietigt het spektakelverlangen van politici de belangen van hun landen.’

De paradox is dat conservatieve partijen als de GOP, Tories en de VVD (die zich presenteert als liberaal, maar voor die etikettering steeds minder weinig bijval krijgt) het tegendeel doen van wat ze pretenderen. Overigens zijn er ook verschillen tussen de partijen die er vooral mee te maken heeft dat de VS voorloopt in ontwikkeling en de partijen in de beide andere landen nog in een vroegere fase zitten. Wat ze gemeenschappelijk hebben is dat ze zich niet sterk maken voor de traditionele waarden van hun land of politieke stroming, maar die vanwege partijbelang overboord gooien. Een ontwikkeling die al in gang gezet is in de jaren 1980. Dat is niet zozeer het failliet van het conservatisme dat in de authentieke vorm binnen de democratische rechtsstaat bestaansrecht heeft, maar van pseudo-conservatieve partijpolitiek die geen afstand meer wil doen van de macht en met voorbijgaan aan het respecteren van de democratie daar krampachtig aan vasthoudt. Les voor de VVD is dat het maar beter niet op het spektakel van een dood paard op een doodlopende weg kan gokken.

Foto: ‘VVD-fractievoorzitter Klaas Dijkhoff tijdens het vragenuurtje in de Tweede Kamer op 18 december 2018’ Credits: Foto Bart Maat/ANP.

Campagne van het CDA zegt ‘Een hele goede morgen!’

Maandag 28 januari 2019 is ‘Een hele goede morgen’-dag van het CDA. Dat is de campagne van deze partij die het op de eigen site toelicht: ‘Het CDA wil dat Nederland een mooie toekomst tegemoet gaat. Een land om door te geven aan onze kinderen en kleinkinderen, met zorg voor elkaar en een eerlijke economie. Én een land waarin we met respect met elkaar omgaan. Dit laat zich vangen in één en dezelfde zin: ‘Een hele goede morgen’. Dat wensen we elkaar toe. Elke dag weer. Het CDA gaat daarin het goede voorbeeld geven.’

Is deze campagne met de slogan ‘Een hele goede morgen’ briljant of een miskleun? Hoe dan ook is het CDA een verdeelde partij waarvan een leider als Sybrand Buma opteert voor een centrum-rechtse koers die de populistisch-conservatieve VVD de loef moet afsteken, terwijl een deel van de achterban die zich verenigt in kerkelijke gemeenschappen opteert voor centrum-links. Waarvan het kinderpardon een symbool is.

Lost het opgeruimd ‘Een hele goede morgen’ zeggen in een Nederland waar altijd de zon schijnt en iedereen lacht de prangende problemen op? Zoals de opwarming van de aarde en de afnemende diversiteit van de natuur, de inkomensongelijkheid, de klasse van sociaal zwakkeren en laagopgeleiden die zich buitengesloten voelt, de Brexit, de criminaliteit, de afnemende kwaliteit van het onderwijs, de autoritaire regimes die Nederland en de EU bedreigen of de multinationals en de banken die de politiek in de houdgreep houden?

Welk goede voorbeeld denkt het CDA te geven met deze campagne? Het CDA suggereert dat de kleine politiek van een vriendelijk gezicht en hoffelijkheid voor elkaar de grote politiek kan beïnvloeden. Als we vriendelijk voor elkaar zijn, dan komt de rest vanzelf, zo probeert dit CDA dit beeld aan Nederland op te dringen.

Nederlandse grootbedrijven en multimiljonairs die belasting ontwijken geven opdracht aan hun advocaten en trustkantoren om netjes belasting te betalen omdat ze beïnvloed zijn door vriendelijke gezichten. Criminelen gooien hun inbrekersgereedschap in de sloot omdat ze zijn overtuigd door de vriendelijkheid. De botteriken op de openbare weg getuigen van welgemanierdheid en hoffelijkheid als ze een vriendelijk woord horen. Automobilisten zetten vanwege de vervuiling hun wagens aan de kant en gaan lopen omdat hun een diep gevoel van gemeenschapszin overkomt. Pro-life demonstranten bij abortusklinieken staken hun actie omdat ze inzien dat er niets gaat boven een hele goede morgen. Het CDA, de partij die inhoud vervangt door vorm. De handreiking is een tekortkoming om door te pakken en harde keuzes te maken. U bent gewaarschuwd.

Het failliet van het begrip duurzaamheid. Een wethouder gelooft erin

Alles is verkeerd aan het betoog over duurzaamheid van wethouder André Springveld (Dorpslijst Puiflijk/ Druten-Zuid) van de gemeente Druten. De tragiek is dat hij het goed bedoelt en lijkt te geloven in wat hij zegt. Hij staat daarin niet alleen. Zijn opvatting over duurzaamheid betekent in de praktijk dat we doorgaan met consumeren, het belasten van het milieu en een omslag uitstellen. Zo wordt het label ‘duurzaamheid’ een schaamlap om de ernst van de aantasting van de aarde te verbergen. Of liever gezegd, riant te ontwijken.

Daadwerkelijk is deze opvatting van duurzaamheid het omgekeerde van wat het suggereert te zijn. Het schuift een fundamentele aanpak door naar de toekomst. Daarbij komt dat de zogenaamde duurzame alternatieven op dit moment en voor de middellange termijn bij lange na de energiebehoefte niet dekken. Duurzaamheid is penny-wise and pound-foolish. Duurzaamheid is vertrouwen op de toekomst en niet handelen in het heden. Windmolens zijn geen oplossing voor de klimaatproblematiek, maar een horizonvervuilend teken van machteloosheid en vervreemding van onszelf. Ze lossen niks op, maar maken de aarde er extra rampzalig op.

Volgens Springveld zal hopelijk de techniek in de toekomst de oplossing brengen. Het is geen toeval dat de wethouder deze clichés in de mond neemt. Overal worden ze ons door bedrijven, politiek, milieuorganisaties en media ingeprent. Zonder dat we beseffen waar het op neerkomt. Door wie worden ons die sjablonen ingeprent? Dat is de vraag. Wij allen schieten tekort. Het is beter om dat toe te geven, dan weg te vluchten in een rechtvaardiging over duurzaamheid die een omslag naar een mentaliteitsverandering uitstelt. Of niet eens onder ogen wil zien. Duurzaamheid leert ons dat we van twee walletjes kunnen eten. Zo nemen we grif aan.

Geldzucht en kunstzinnig gebrek karakteriseren Oranjes. Oproep voor instelling ‘Restitutiecommissie Kunstbezit Koninklijke Familie’

Naast gebrek aan culturele belangstelling is geldzucht de tweede zwakke plek van de Nederlandse koninklijke familie. Om niet te zeggen een smet op het blazoen dat het zelf graag opgepoetst ziet. Het is tijd voor twee debatten die met elkaar verband houden. Namelijk de vraag of de uiterste houdbaarheidsdatum van de Nederlandse monarchie is bereikt en of zo’n instituut nog wel bij de huidige tijd past. Inclusief het principe van erfopvolging dat haaks op dat van de democratie staat. De monarchie is een ondemocratisch instituut. Daar zou een breed maatschappelijk debat over gevoerd moeten worden waarbij opgelet moet worden dat de Oranje-propaganda via bevriende media niet dat debat naar zich toetrekt zoals tot nu toe gebeurt. Ik ben nog steeds verbaasd over alle journalistieke hielenlikkers, jaknikkers en hermelijnvlooien die bij de troonsafstand van toenmalig koningin Beatrix in 2013 haar bewierookten. Gemeten steun voor de monarchie bedraagt 68%.

Een bijkomende vraag is hoe en wanneer de kunst, bezittingen en het vermogen dat de koninklijke familie beheert in de administratie van de koninklijke familie is gekomen en welk deel een bruikleen van die staat is. Het is nu de hoogste tijd dat over het werkelijke eigendom duidelijkheid ontstaat. Om dat voor de kunst te onderzoek pleitte ik in een commentaar onlangs voor een ‘Restitutiecommissie Kunstbezit Koninklijke Familie’ met de volgende motivatie: ‘De opdracht is het tegen het licht houden van de rechtmatigheid van de kunstobjecten uit de collecties van (leden van) het koninklijk huis of de koninklijke familie in bredere zin. Door inventarisatie en documentatie kan per object worden geadviseerd over teruggave aan de staat. Daarna kunnen de kunstobjecten in langdurige bruikleen worden gegeven aan Nederlandse musea. Feit dat zo’n Restitutiecommissie die de teruggave van kunst in het bezit van de koninklijke familie afhandelt nooit van de grond is gekomen heeft te maken met de lange arm van de Oranjes. De politiek heeft nooit een vuist durven maken en toont zich tot op de dag van vandaag bang voor of geïntimideerd door het staatshoofd.’

Arjen Ribbens van NRC is in deze kwestie gedoken en onthult in een artikel van 24 januari dat de Oranjes in stilte kunst verkochten aan het Rijk. Daar is door de politiek nooit ruchtbaarheid aan gegeven. NRC: ‘De overheid kocht de cultuurgoederen om te voorkomen dat de koninklijke familie ze aan derden zou verkopen.’ Dit is een voor de Nederlandse koninklijke familie beschamend en beschadigend feit. Eruit blijkt namelijk dat geldzucht en zelfverrijking van leden van de koninklijke familie haaks staan op het algemeen belang van Nederland. Zoals Ribbens in onderstaand citaat constateert gaat het hier niet om een toevallig incident, maar om een stelselmatige situatie gedurende vele jaren waarbij verschillende leden van de koninklijke familie betrokken zijn. Het lijkt de leden van de koninklijke familie vooral te ontbreken aan een gezonde mentaliteit.

Wat te doen in een sfeer waarin politieke partijen beschroomd, om niet te zeggen doodsbenauwd zijn in hun omgang met de Oranjes en de gevestigde media welhaast als gelijkgeschakeld kunnen worden beschouwd in hun lofzang op het koninklijk huis? Mede omdat nu een geloofwaardige republikeinse factie ontbreekt en de vrees voor het rechts-populisme mogelijke critici doet zwijgen. Er valt door nalatigheid en het bederf van politiek en media wat de monarchie betreft op dit moment geen eerlijk en open debat te verwachten over de rol van de monarchie, en in het verlengde daarvan over bezittingen die het ten onrechte heeft geconfisqueerd en te gelde heeft gemaakt. Arjen Ribbens en NRC zijn trouwens de uitzondering op de regel. Dat geeft hoop dat dit debat ooit volwassen en evenwichtig zal worden kunnen gevoerd. De twee aspecten, namelijk het (kunst)bezit van de koninklijke familie en de levensvatbaarheid van de monarchie lijken elkaar te beïnvloeden.

Het is op dit moment zo dat kritiek op de monarchie vanuit de middenpartijen niet frontaal wordt geuit omdat dit door de machtspositie van de monarchale groeperingen zo goed als vruchteloos is, maar dat de kritiek het onrechtmatig kunstbezit, het ontzamelen en de schraapzucht van diverse leden van de koninklijke familie zou kunnen aangrijpen om een nieuw, zijdelings front van kritiek tegen de monarchie te openen. Als dat leidt tot het instellen van een ‘Restitutiecommissie Kunstbezit Koninklijke Familie’ dan dient dat een drieledig doel: er komt duidelijkheid over wantoestanden die leden van de koninklijke familie hebben veroorzaakt; Nederlands kunstbezit wordt beter beschermd en onder het beheer van de Nederlandse Staat gebracht; de bewustwording over de wezenlijke rol van de monarchie wordt verdiept en verscherpt en geeft media en politiek de ruimte om afstand te nemen en onafhankelijker én zelfbewuster van de lange arm van de Oranjes te functioneren.

Foto 1: Schermafbeelding van deel artikelOranjes verkochten in stilte kunst aan Rijk’ in AD, 25 januari 2019.

Foto 2: Schermafbeelding van deel artikelOranjes verkochten in stilte kunst aan Rijk’ van Arjen Ribbens in NRC, 24 januari 2019.

Anand Giridharadas meent dat Davos 2019 afgelast had moeten worden

Anand Giridharadas geeft een pittig interview in Londen met Bloomberg over de economische en politieke elite die volgens hem de boel belazert. Deze zakenelite is deel van het probleem, maar presenteert zich als deel van de oplossing. Nu heeft het zich verzameld op het jaarlijkse World Economic Forum in Davos.

Het opvallende aan het verhaal van Giridharadas is dat het kritisch en scherp is, maar niet verbitterd en negatief. Hij ziet een oplossing in de constructieve krachten in het centrum van de politiek. Noem het positief populisme. Het panel krijgt de vinger niet tussen zijn argumenten.

In een recent interview in NRC herhaalde Giridharadas wat hij bij Bloomberg ook beweert: ‘Davos 2019 had afgelast moeten worden’. Het is goed dat iemand dat opmerkt over de incestueuze kongsi van de zakenelite die met medewerking van media, wetenschappers en politici zichzelf klopjes op de schouders geeft en anderen ook aanzien tracht af te dwingen. Giridharadas geeft het liever een stomp in de maag. De paradox is dat dat constructiever lijkt te zijn.

Tobias Walraven weg bij COMM. Was het toezicht voldoende?

Tobias Walraven heeft na kritiek ontslag genomen als directeur van het COMM. Aanleiding was een artikel van onderzoeksjournalist Siem Eikelenboom in FTM. De klokkenluider die hem van informatie voorzag wordt niet beloond door de Raad van Toezicht omdat zij een wantoestand naar buiten heeft gebracht, maar gestraft met een rechtszaak omdat zij de geheimhouding zou hebben geschonden.

Het museum is aan de rand van de afgrond gebracht door een dure verbouwing, hoge marketingkosten en een riant salaris voor Walraven. In een interview in het AD zegt Walraven dat hem niks te verwijten valt. Toch neemt hij ontslag, naar hij zegt om het COMM te beschermen. Zijn uitleg is ontwijkend en halfbakken. Hij zegt terug te treden vanwege ‘negatieve publiciteit’, niet omdat hij toegeeft dat onder zijn leiding het COMM aan de rand van de afgrond is gebracht.

Het lijkt op twee manieren mis te zijn gegaan bij het COMM. Allereerst door onvoldoende gebrek aan bestuurlijke kwaliteit en de verkeerde focus én prioriteit van de Raad van Toezicht. Het toezicht ontbrak grotendeels of was onvoldoende en de Raad was onevenwichtig samengesteld.

Voorzitter Willem Ackermans was rond 2000 de financiële man van KPNQwest. Het COMM had tot september 2018 een Raad van Toezicht zonder iemand met museale expertise. Trouwens, waarom de directeur van Het Scheepvaartmuseum Michael Huijser toen in dit zinkend schip is gestapt valt lastig te begrijpen. Dat was óf te laat óf te vroeg.

Reden waarom medewerkers van het COMM in afgelopen jaren niet succesvol hebben gelobbyd en steun hebben gevonden om het beleid van het museum de pas af te snijden valt te verklaren door de identiteit en mentaliteit ervan. Naar zeggen van een medewerker was het reglementair niet toegestaan om buiten de directeur om contact met de Raad van Toezicht te zoeken.

Ondanks het feit dat de medewerkers al vanaf 2011 signalen ontvingen dat de Raad van Toezicht met een sterfhuisconstructie bezig was en die niet serieus met de medewerkers in gesprek wilde gaan. Zodat de informatie vanuit het museum de top niet bereikte omdat de Raad van Toezicht dit afhield. Walraven trad pas in 2016 toe.

Een en ander werd versterkt door het feit dat het museum een eigen stichting was met een pot geld van 75 miljoen gulden waarover het zeggenschap had en onafhankelijk van overheidssubsidies kon functioneren. De autonomie van Raad en directeur was groot omdat er geen publiek geld bij betrokken was. Verantwoording aan de overheid en collegiale toetsing ontbraken.

Het afwijzende advies over de Culturele basisinfrastructuur 2017-2020 van de Raad voor Cultuur uit 2016/17 over het COMM is kritisch. Wat volgens de Raad voor Cultuur ontbreekt is een goede en voldoende uitwerking van de plannen. Leidend punt van kritiek is dat de plannen niet aansluiten bij de museale functie van het museum. Hier lijkt zich het ontbreken van museummensen in directie en Raad van Toezicht te wreken.

Het advies is niet alleen kritisch op de inhoud en de museale functie van het COMM, maar ook op de aspecten ondernemerschap en marketing. Als laatste kritische noot zet het advies een kanttekening bij het bestuur van het COMM: ‘De Governance Code Cultuur wordt toegepast en er wordt een overgang gemaakt naar een raad-van-toezichtmodel. Het museum gaat niet in op de taakverdeling en de samenstelling van deze raad.

De constructie van het COMM gaf de bestuurders dus een vrijbrief voor onethisch gedrag omdat ze in hun eigen autarchie wettelijk binnen hun reglementair mandaat bleven. Het lijkt er sterk op dat niet directeur Walraven, maar een foute structuur de verklaring voor het uit de rails lopen van dit museum is.

De directeur was weliswaar de foute man op de foute plek zonder museale ervaring of expertise die nooit benoemd had moeten worden, maar het lijkt vooral de Raad van Toezicht die deze ontsporing mogelijk heeft gemaakt. Waarschijnlijk niet uit kwaadwillendheid, maar uit onbenul, onkunde en een verkeerde doelstelling.

De weeffout is dat dit heeft kunnen gebeuren en er geen enkele instantie was die corrigerend op kon treden. Zoals de Museumvereniging, de gemeente Den Haag of het ministerie van OCW.

In algemene zin is deze verkokering en kortzichtigheid een aandachtspunt bij privémusea die vaak maar één sponsor hebben en sterk in zichzelf gekeerd opereren. Een recent voorbeeld is het ontslag van Ralf Beil bij het Kunstmuseum Wolfsburg dat eenzijdig door Volkswagen wordt gerund. Van de andere kant zijn er geen wettelijke middelen om zo’n privémuseum waarvan iedereen van buiten ziet dat het ontspoort bindend op het rechte spoor te brengen.

Walraven verkoopt zijn marketingpraatjes, oneigenlijke argumenten en jeuktaal in het AD als hij zegt: ‘Ik voel me sterk omdat ik niet makkelijk opgeef en omdat ik vind dat ik de situatie professioneel tegemoet moet treden. COMM moet in haar kracht teruggezet worden.’

Walraven voelt zich niet sterk omdat hij een goede directeur was met museale ervaring, expertise, visie en een goed netwerk binnen de museumsector, maar omdat hij niet makkelijk opgeeft. Hijzelf brengt de flinterdunne onzin van zijn orakeltaal als geen ander onder woorden.

Deze man had nooit benoemd moeten worden op deze functie. Dat valt echter niet zozeer Walraven, maar wel de Raad van Toezicht aan te rekenen. Voor de duidelijkheid de namen van de leden van de Raad van Toezicht die de ontsporing van het COMM hebben begeleid: Willem Ackermans, Sylvia Roelofs, Leon Merkun en Feer Verkade. Het voelt onrechtvaardig dat Walraven weggaat en Willem Ackermans blijft zitten.

Foto: Schermafbeelding van nieuwsberichtDirecteur Museum voor Communicatie treedt terug’ van het COMM, 23 januari 2019.

Reginald Heber Thomson bezoekt Europa in 1905

Dit zijn foto’s van een ingenieur uit Seattle die in 1905 Europa bezocht. De serie foto’s is ondergebracht in de collectie van de University of Washington. Er zijn ook acht foto’s uit Rotterdam bij. Bovenstaande foto is genomen in het Engelse Tilbury. De toelichting zegt: ‘Reginald Heber Thomson (1856-1949), a Seattle civil engineer, official, and consultant, is credited with establishing much of the municipal infrastructure of the fledgling city of Seattle. These photographs document Thomson’s engineering mission to Europe in May 1905, including tour of dock facilities, factories, harbors and dams.’ De foto’s waren bedoeld als hulpmiddelen voor de stadsvernieuwing. Ze kunnen nu op tijdloosheid gerangschikt worden. Dan had bovenstaande foto met een beetje fantasie ook nu genomen kunnen worden. Voor onderstaande Rotterdamse foto geldt dat niet.

Foto 1: Reginald Heber Thomson, ‘Man walking on road with two ships in background in Tillbury, England, 1905’. Collectie: University of Washington. 

Foto 2: Reginald Heber Thomson, ‘Men and a horse cart on street with windmill in background in Rotterdam, Netherlands, 1905’. Collectie: University of Washington.