Debat over Stedelijk moet breder en niet blijven hangen in geïsoleerde aspecten

Schermafbeelding van deel opinie-artikel ‘Het is juist dapper dat het Stedelijk Museum eindelijk kunstenaars van kleur een platform wil bieden‘ van Robbert Roos in NRC, 8 maart 2023.

Robbert Roos heeft een ingezonden stuk in NRC geplaatst over de kwestie Stedelijk Museum. Hij meent dat het dapper is van het Stedelijk Museum dat het eindelijk kunstenaars van kleur een platform wil bieden.

Roos verwijt deelnemers aan de discussie, zoals Jan Christiaan Braun, Hans den Hartog Jager en Anna Tilroe dat ze met dedain over elkaar praten. Daarmee pretendeert hij boven de discussie te staan. Deze personen zullen overigens verbaasd zijn om elkaar hier samen te vinden. 

Roos’ suggestie is dat hij aan het gekissebis ontstijgt, een evenwichtiger standpunt inneemt en zich onthoudt van persoonlijke aanvallen. Maakt hij dat waar?

Hoe aardig klinkt Roos’ opmerking over Tilroe dat zij Marcel Pinas ‘achteloos’ wegzet als slechts een vriendje van Charl Landvreugd? Is dat dedain jegens Tilroe? Roos expliciteert trouwens wat Tilroe niet zegt. Dus wie maakt hier de aanval op personen zichtbaar?

Roos heeft het over de kleurenblindheid van musea. Het onderwerp van representatie waar heel Nederland over lijkt te praten. Dat wat in eeuwen in de samenleving scheefgegroeid is wordt nu gecorrigeerd. De vraag is niet of de noodzaak daartoe bestaat, maar hoe dat moet gebeuren. Dat is een geleidelijk proces, dan nog maar kortelings begonnen is. Dat heeft tijd nodig, maar de richting ervan is duidelijk: betere representatie.

Tegen een andere representatie keren Tilroe en Christiaan Braun zich niet. Integendeel, Hans den Hartog Jager geeft dat over de laatste in zijn stuk toe. Dus wie denkt Roos aan te spreken?

Roos bestrijdt een stropop. Dus een manier van redeneren die een karikatuur maakt van de standpunten van degenen wiens argumenten hij zegt te weerleggen. Wat Roos doet is vrij worstelen in de ruimte. Of schaduwboksen. In dit geval met Christiaan Braun en Tilroe. Roos lijkt zich tot hen te richten, maar antwoordt nauwelijks op hun argumenten.

Roos geeft een uitweiding over de Wakaman Groep alsof hij voor een groep schoolkinderen staat. Roos mist de kern van de lopende discussie en stelt die verkeerd voor. 

Kern is niet uitsluitend de kleurenblindheid, de ondermaatse representatie in musea en de reparatie daarvan, maar de grip van de directie van het Stedelijk op het eigen beleid en de politieke sturing van het Amsterdamse gemeentebestuur daarop. Die inmenging van de gemeente Amsterdam betreft het inhoudelijke beleid van het museum door voorwaarden over inclusie en diversiteit aan de subsidie te stellen. Wolfs is door Amsterdam een groot deel van zijn lef ontnomen.

De consensus is dat dat ongewenst is en een museumdirectie vrijheid van handelen moet hebben. Want de inmenging van de gemeente Amsterdam geeft Wolfs en zijn team te weinig vrijheid en dwingt ze tot handelen waarvan het de vraag is of het in lijn met het DNA van het Stedelijk is. Hier zou een uitweiding passen over Willem Sandberg, Edy de Wilde en Wim Beeren die handelden vanuit hun autonomie. Roos negeert dat aspect van politieke beïnvloeding van het Stedelijk.

Roos krijgt het in zijn opinie trouwens voor elkaar om dat kluster van representatie, inclusie en diversiteit te smal voor te stellen. Hij versimpelt dat tot de zwart-wit as alsof dat verschil alleen ter discussie staat. Daar is Roos niet uniek in. Het signaleren van een te smalle opvatting van inclusie is de bijvangst van de discussie over het Stedelijk.

Die smalle opvatting is een misvatting en een versimpeling. Het is de blinde vlek van musea, omdat er naast kleur verschillen bestaan over gender, beperking, seksuele oriëntatie, religie, sociaaleconomische status, opleidingsniveau en leeftijd. Die verschillen staan op dit moment nauwelijks ter discussie als het om betere representatie in musea gaat. Het debat over een betere representatie in musea is gepolitiseerd en afhankelijk van actuele trends. Dat is in meerdere opzichten ongewenst zwart-wit denken.

De Code Diversiteit & Inclusie in de culturele sector hamert erop dat verschillen gerepareerd moeten worden. Een te smalle kijk op kleur alleen gaat ten koste van andere achterstandsgroepen die ondervertegenwoordigd zijn. En blijven. Dat moet integraal gecorrigeerd worden. Dat kan niet eenzijdig vanuit een specifiek criterium.

Het is zeker zo zoals Roos zegt dat het moedig was van Rein Wolfs om een camera toe te laten. Of dat slim was zal de toekomst leren. Niet altijd werkt openbaarheid positief. Denk aan Oeke Hoogendijk en haar verhelderende documentaires over het Rijksmuseum. Maar ongevaarlijk is openbaarheid evenmin, zoals De Keuken van Kok van Niek Koppen bewijst die de PvdA niet hielp. Daarna gaan de luiken vaak krampachtig dicht.

De Nederlandse museumsector moet op allerlei manieren breder gaan denken. Dat betreft de reparatie van alle verschillen die in de Code Diversiteit & Inclusie in de culturele sector worden genoemd. Dat betreft ook de autonomie van musea die afhankelijk zijn geworden van politiek, commercie of eigen bedrijfsvoering. Ook dat moet gerepareerd worden. In de kwestie Stedelijk Museum komen deze twee aspecten samen. Om tot een oplossing te komen moeten ze niet geïsoleerd, maar in samenhang bekeken worden.

Het is goed dat er aan de hand van de kwestie Stedelijk Museum zoveel deelnemers aan het debat zijn met hun eigen invalshoek. Hoewel het wel de usual suspects zijn. Ook dat kan breder. Het woelt wat los aan achterstanden, kansen, ideeën en openstaande rekeningen. Meningen spreken elkaar tegen, overlappen elkaar of zitten volledig op dezelfde lijn. Het is goed dat ze naast elkaar bestaan. Nu de reparatie van het Stedelijk Museum nog.

Met persoonlijk aanval op Jan Dibbets en Jan Christiaan Braun leidt Hans den Hartog Jager af van kritiek op Stedelijk Museum

Schermafbeelding van deel opinie-artikelHet Stedelijk Museum worstelt met zijn emancipatiestrijd, en iedereen vindt er wat van‘ van Hans den Hartog Jager in NRC, 15 februari 2023.

In een moeilijk leesbaar opinie-artikel in NRC van 15 februari 2023 dat af en toe tegen zichzelf inpraat, reageert kunstjournalist, auteur en tentoonstellingsmaker Hans den Hartog Jager op de kwestie Stedelijk – Jan Christiaan Braun. In het commentaarStedelijk bakt ze bruin volgens Braun‘ van 31 januari 2023 reageerde ik ook op deze kwestie en op Christiaan Brauns opinie-artikel in NRC dat op zijn beurt weer werd gevoed door de documentaireWhite Balls on Walls‘ van Sarah Vos.

Het valt niet mee om de taal van Den Hartog Jager te begrijpen. Neem de volgende zin: ‘En Dibbets en zijn generatie hebben, hoe je het ook wendt of keert, veel betekend voor de bevrijding van de beeldende kunst – weg met die hardnekkige gehechtheid aan het (verhandelbaar) object, leve de kunst waarin alles kan worden gemaakt, ondergraven, zijn.’ Wat staat hier?

Maar ook de redeneertrant is verwarrend. Den Hartog Jager verwijt kunstenaar Jan Dibbets en Jan Christiaan Braun dat ze in de kunst- en museumsector de (oude) macht vormen en daar geen afstand van doen. Maar welke machtspositie ze innemen maakt hij niet duidelijk.

Dat Den Hartog Jager alleen Dibbets en Christiaan Braun kiest om zijn pijlen op te richten oogt selectief. Deze framing biedt hem de mogelijkheid om een karikatuur van beide heren te maken en te doen alsof de kritiek op het Stedelijk alleen komt van ‘witte mannelijke machthebbers’ op leeftijd die hun tijd niet meer goed verstaan.

Als Den Hartog Jager had gestreefd naar eerlijkheid, dan had hij beschreven dat de kritiek op het Stedelijk breder is. Dan was hij weliswaar zijn framing kwijt geweest om het te reduceren tot kritiek van Dibbets en Christiaan Braun, maar had hij aan geloofwaardigheid gewonnen. Op 4 februari 2023 zei in NRC chef Opinie Peter Vermaas dat de kritiek op het Stedelijk zoals Jan Christiaan Braun die had geformuleerd breed gedeeld wordt:

Inbox van de reactie in NRC, 4 februari 2023.

Den Hartog Jager wordt beledigend als hij Dibbets en Christiaan Braun belachelijk maakt door te zeggen dat ze onder meer de ‘vele en snelle veranderingen in de maatschappij‘ niet meer kunnen volgen. Den Hartog Jager denkt zich in te dekken door te zeggen: ‘maak hen ook niet belachelijk‘. Dat is schijnheilig. Het is Den Hartog Jager die een aanval op de persoon inzet en beweert dat hij dat niet doet. Hij geeft zelfs toe dat hij door stereotypering doet wat hij Dibbets en Christiaan Braun verwijt. Door dat toe te geven verandert dat nog niks aan de persoonlijke aanval zelf.

Den Hartog Jager verliest het oog op de bal door Dibbets en Christiaan Braun op hun persoon aan te vallen. De discrepantie in zijn opinie-artikel is dat hij een pleidooi houdt om in dit debat het oog op de bal te houden, maar daar zelf van afwijkt.

Een machtspositie buiten de marge hebben Dibbets en Christiaan Braun niet en valt hooguit op te vatten vanuit een vaag begrip van Gramsciaanse culturele hegemonie. Overigens heeft Rein Wolfs als witte mannelijke machthebber die machtspositie wel.

De machtspositie van de volgens Den Hartog Jager ‘witte mannelijke machthebbers‘ lijkt vooral in zijn fantasie te bestaan. Dat slaat de bodem weg onder zijn opinie-artikel. Want hij baseert zijn hele betoog op de vermeende machtspositie van beide heren (die dus niet bestaat) en hun vermeende weigering om ‘hun macht uit handen te geven‘.

Daarbij komt dat Den Hartog Jager een voorschot neemt op de toekomst door een ontwikkeling in de kunst- en museumsector die nog niet is uitgekristalliseerd nu al groot te noemen. In zijn stuk spaart hij de grote woorden niet: ‘kantelpunt in de geschiedenis‘, ‘machtswisseling’ en ‘tijdsgeestwisseling’. Hij overschat zijn eigen tijd. De context is evenmin bescheiden: ‘Wereldkunst #35‘. Valt dorpspolitiek aan het Amsterdamse Museumplein volgens Den Hartog Jager onder Wereldkunst?

Den Hartog Jager haalt twee aspecten door elkaar. Namelijk de ‘gewone’ opvolging van generaties plus bijbehorende functies of posities die van alle tijden is en altijd gepaard gaat met machtswisseling. En een ander perspectief op de kunstgeschiedenis én de maatschappij plus minderheidsgroepen dat wordt gevoed door een politiek debat dat zich vertaalt in een meer divers personeels-, aankoop-, en tentoonstellingsbeleid van musea. 

Herinneren we ons nog het opinie-artikel uit 2006 in NRC van Knol, Jacobs en Huijts die pleitten voor een anti-elitair museum en allen in de jaren daarna bij middelgrote kunstmusea directeur werden? Dat is het mechanisme van het bevechten van de vorige generatie en het positioneren van zichzelf.

Het is onduidelijk wat Den Hartog Jager in dit stuk drijft. Is het zijn ongenoegen over de kritiek op het Stedelijk van Dibbets en Christiaan Braun? Of speelt er wat anders zoals museumpolitiek of brutaal gezegd zijn eigen greep naar de culturele macht als gezaghebbende stem?

De kern van de kritiek van Christiaan Brauns stuk is de grote vinger in de pap van de gemeente Amsterdam bij het Stedelijk. Op de kritiek over de dominante rol van de gemeente Amsterdam bij het Stedelijk en het functioneren van de directie gaat Den Hartog Jager niet in. De directie zou zich volgens Christiaan Braun laten sturen door de gemeente en in het beleid niet autonoom handelen. Kunst zou ondergeschikt worden gemaakt aan politieke doelen.

Dat staat los van de vraag in hoeverre het door de gemeente opgelegde beleid ‘woke‘ is. Aan dit aspect besteedt Den Hartog Jager in zijn stuk veel aandacht. De titel die stelt dat het om een ‘emancipatiestrijd‘ van het Stedelijk zou gaan zet in op het verkeerde abstractieniveau. Alsof de functie van directeur van een kunstmuseum een stageplek is om te emanciperen. Als dat zo is, dan is dat toch het probleem?

De kritiek op Wolfs en het management van het Stedelijk Museum is omvattender dan Den Hartog Jager het voorstelt. Namelijk dat ze niet in staat zijn om een autonome positie in te nemen. Los van de waan van de dag.

Het is merkwaardig om in NRC een opinie-artikel te lezen dat zo rammelt en zo onbehouwen van toon is. Dat is blijkbaar het voorrecht van de columnist. Hans den Hartog Jager slaat wild om zich heen en pleit voor een opzet die hij in het artikel weerspreekt.

Al met al lijkt hij met dit opinie-artikel vooral zichzelf af te rossen. Een aanval op de persoon kan beantwoord worden met een aanval op de persoon, maar brengt het debat niet verder. Hoe een auteur ook het gekrakeel ontkent door er middenin te gaan staan en het als wapen te gebruiken.

Stedelijk bakt ze bruin volgens Braun



De documentaire ‘White Balls on Walls‘ over Rein Wolfs, het Stedelijk Museum en het debat over inclusie van regisseur Sarah Vos ging twee maanden geleden in première op het IDFA.

Maar nu pas komt de film centraal te staan in de publiciteit. Mede door de frontale aanval van Jan Christiaan Braun in een opinie-artikel in NRC op 29 januari 2023. 

Braun constateert vergaande inhoudelijke invloed van de gemeente Amsterdam op het beleid en typeert Wolfs als een directeur die zich te makkelijk laat sturen. Aan de leiband van het gemeentebestuur loopt, geen ruggengraat toont en zelfs een moraalridder zou zijn.

Dat klinkt niet positief. Het is dan ook de vraag wat de documentaire en het publieke debat die het oproept betekenen voor de positie van Wolfs en onze blik op het Stedelijk Museum.

De kern van Brauns kritiek is dat het in het Stedelijk Museum niet gaat om de kunst, maar om een politiek correcte opstelling. In die lijn is in de trailer de reactie van Remy Jungerman die zegt niet als excuus-zetstuk te willen meedraaien in een tentoonstelling van het Stedelijk. De keerzijde is dat velen graag meedraaien omdat er andere normen en keuzes gelden.

Men moet weten dat Braun al zeker sinds 2005 in een vete-stand staat met het Stedelijk. Brauns kritiek is niet steeds hetzelfde. Eerder keerde hij zich tegen de macht van de Raad van Toezicht en de kunsthandel die een poot tussen de deur probeerde te steken. Zie een commentaar uit 2013 en een commentaar uit 2014 over de relatie van Braun met het Stedelijk.

Door de voorgeschiedenis is Brauns kritiek op de macht van de gemeente Amsterdam en een vermeend amechtige directie van het Stedelijk die daar te weinig tegenwicht aan geeft nog niet ongegrond. 

Braun schiet met nieuwe munitie op een Stedelijk dat onder museumbezoekers sinds het directoraat van twee buitenlandse vrouwelijke directeuren weinig krediet heeft opgebouwd. Zelfs stortte onder Ruf het museum moreel bijna het ravijn in. Rufs handelen leidde zelfs tot een heuse media-oorlog tussen NRC en Het Parool. Niet toevallig staat Brauns kritiek nu in NRC.

Braun raakt vanuit zijn ergernis over het Stedelijk de kern van de kritiek op kunstmusea die zich vanwege subsidies onderhorig opstellen aan de politiek. De schoorsteen moet roken, maar ten koste van eigen geloofwaardigheid en integriteit? Hoe dan ook lijkt Wolfs in het schootsveld van een polemiek beland. Dat gaat niet meer ongemerkt voorbij.

Bernard Eilers kleurt de nacht (1934-38)

Dit stukje verscheen eerder op George Knight Kort op 16 juni 2013.

Bernard Eilers, Kalverstraat 111-115. 1935-1938.

Tussen 1935 en 1938 loopt Bernard Eilers (1878-1951) door de Amsterdamse Kalverstraat. Op nummer 113 baadt lingeriezaak ‘Emko‘ in het licht. Nederland komt uit de crisis. Of doet alsof. Nummer 111 toont het Duitse Verkeersbureau. In de jaren daarna wordt reizen naar Duitsland niet bijster populair. Bijouterieënzaak ‘Rivoli‘ op nummer 187 licht op. Tassen en sieraden wijzen op het goede leven. Gaat dat of komt het?

Bernard Eilers, Kalverstraat 187. 1935-1938.

Bernard Eilers was pionier op het gebied van kleurenfotografie. Met ‘kleurseparatiebeelden‘ lukt het hem rond 1935 om drie kleuropnamen te belichten en af te drukken. Aan de randen is het procédé zichtbaar. De diepte en intensiteit van de foto’s is enorm. Maar Kodak en Agfa halen hem in met hun fabrieken. De geniale eenling heeft weerom het nakijken.

In 1934 straalt over de huizen van het Rembrandsplein een reclame voor Philips Bi-Arlita lampen. Op het plein hangt stilte van een huiskamer die leest. Om de hoek rijdt op het Thorbeckeplein de geestesverschijning als auto voor de ‘Claridge American Bar‘ langs. Is dat toveren? Ach, hoe kunnen we het verleden grijpen als dat niet eens in het heden lukt? Met z’n techniek schept Bernard Eilers schoonheid die scherp en droog oogt.

Halsema gaat voorbij aan scheiding van kerk en staat en probeert religieuze organisaties voor haar beleid te ronselen. Kritiek op haar slaat ook de plank mis

Schermafbeelding van deel artikelMoskeebestuurders woedend op Halsema om verzoek steunverklaring lhbtq-gemeenschap‘ van Bas Soetenhorst in Het Parool, 16 oktober 2022.

De reactie van delen van de islamitische gemeenschap van Amsterdam op de oproep van burgemeester Halsema om een steunverklaring te tekenen voor de LHBTQ-gemeenschap is verkeerd en een gemiste kans om het debat op een abstract niveau te voeren. Die reactie gaat uit van miskenning omdat moslims achtergesteld zouden worden bij christelijke en joodse organisaties waaraan de oproep nog niet was gedaan. De islamitische organisaties hebben gelijk om de oproep af te wijzen, maar brengen de verkeerde argumenten naar voren.

De islamitische organisaties gaan voorbij aan de hoofdzaak, namelijk dat de overheid zich op geen enkele manier heeft te bemoeien met religieuze organisaties en deze op geen enkele manier onder druk mag zetten. Dat doet burgemeester Halsema wel. Ik omschreef dat op 16 oktober 2022 in onderstaande tweet:

Tweet van George Knight, 16 oktober 2022.

Het is een dunne lijn tussen de compenserende neutraliteit waarbij de overheden actief zijn in het ‘samenwerken’ met religieuze organisaties en deze oproep van Halsema. Overheden moeten zich vanwege de scheiding van kerk en staat niet bemoeien met de inhoud van religies en zich neutraal opstellen. En religieuze organisaties niet voor het eigen karretje proberen te spannen zoals Halsema deed. Het leidt tot niets en is dom beleid.

Daarnaast is het merkwaardig dat in land waar een meerderheid van de bevolking zegt zich niet te laten inspireren door godsdienst de Amsterdamse overheid exclusief steun zoekt bij religieuze organisaties voor de oproep voor de LHBTQ-gemeenschap. Dat is eenzijdig. Worden religieuze organisaties door Halsema minder of meer serieus genomen en als meer of minder volwassen opgevat? Dit soort vragen laat zien tot wat voor ongewenste dynamiek de actie van Halsema leidt.

Mijn tweet was een reactie op een tweet van MG Valenta van 15 oktober 2022 die terecht opmerkte dat de overheid zich niet heeft te bemoeien met de overtuigingen van een religieuze gemeenschap.

Tweet van MG Valenta, 15 oktober 2022.

Krijgt Amsterdam met het Verhalenhuis een centrum voor Arabische, Islamitische of gemengde cultuur in Nieuw-West?

Mijn reactie bij bovenstaande video op YouTube over een initiatief in Amsterdam-West van de stichting El Hizjra: het Verhalenhuis. Maar er schort nog wel iets aan de definiëring en uitwerking:

Prima initiatief. Waarom het aan kunst wordt gekoppeld en het Verhalenhuis mede een museum wordt genoemd is minder duidelijk. Want dit gaat niet om kunst, maar om cultuur. Om verbinding. Die is nodig en het lijkt er sterk op dat het Verhalenhuis in een behoefte kan voorzien. 

Het etiket dat Mohamed Mahdi erop plakt is vaag, of beter gezegd onbepaald. Hij gebruikt begrippen door elkaar, zoals Arabisch, Islamitisch, cultuur, wereld (gemeenschap) en mensen. Wat is wat?

Het onderscheid tussen de Arabische en Islamitische wereld verdient daarom nog enige uitwerking. Er zijn raakvlakken, maar ook verschillen.

Zo zijn er vele islamitische landen die niet Arabisch zijn (Turkije en de Turkssprekende Centraal-Aziatische republieken, Indonesië, Iran, Afghanistan, Pakistan, Bangladesh). Ook zijn er in Arabische landen aanzienlijke niet-Arabische etnische minderheden, zoals Berbers, Semieten en Koesjieten. Er zijn ook Arabische landen met aanzienlijke niet-islamitische religieuze minderheden (Libanon, Bahrein, Djibouti, Egypte, Koeweit, Soedan, Syrië). 

Zeker voor Nederland is deze nuancering belangrijk. De grootste islamistische minderheid vormen de Marokkaanse moslims, maar die zijn deels Berbers of Riffijns en slechts gedeeltelijk gearabiseerd. Daarnaast heeft ongeveer een kwart van de jonge Marokkaans-Nederlandse moslims de islam verlaten, maar presenteren ze zich om sociale redenen, zoals groepsdruk vaak nog als moslim. De op een na grootste islamistische minderheid vormen de Turks-Nederlandse moslims. Ze zijn niet Arabisch.

Een perfecte etikettering van de doelgroep/achterban die Mohamed Mahdi van stichting El Hizjra op het oog heeft is dus niet mogelijk. Er zijn te veel uitzonderingen en afwijkingen. De achterban is noch onvervalst Arabisch noch onvervalst Islamitisch. Beide etiketten dekken de lading niet. Maar het is begrijpelijk dat stichting El Hizjra om politieke, budgettaire en publicitaire redenen toch een etiket op dit project wil plakken.

Een oplossing zou wellicht zijn om het Verhalenhuis niet te presenteren als verbinding voor Islamistische of Arabische Nederlanders, maar als verbinding voor Amsterdammers die een band hebben met de werelden die Mohamed Mahdi schetst. Benoem daarin gerust de Arabische en Islamitische achtergronden, maar presenteer die niet als exclusief. Als het etiket niet kloppend te maken is, dan kan het maar beter ruim geformuleerd worden. Dat past prima bij een open stad met talloze minderheden.

Mode met Roberto Capucci (1952)

Dit stukje verscheen eerder op George Knight Kort op 16 augustus 2011.

Ben van Meerendonk, Aankomst van de jonge Italiaanse mode-ontwerper Roberto Capucci en zijn mannequins op Schiphol. 18 september 1952. Collectie: Ben van Meerendonk/ AHF, collectie IISG, Amsterdam.

Op 18 september 1952 arriveert modeontwerper Roberto Capucci op Schiphol. Pas 21 jaar oud. Het heeft net geregend. Paraplu’s worden weggemoffeld. De laatste mannequin is gehaast en de derde staat stil. Wonder boven wonder vormen ze toch een rij. Net eendjes. Achter de wolken schijnt de zon en kunstlicht laat de lichte mantel oplichten. Italianen maken kennis met een typische Ruisdael-lucht.

Roberto Capucci wandelt op Schiphol een zonnige toekomst tegemoet. Als voorloper van ontwerpers die tegen de beeldende kunst aanleunen. Geïnspireerd door Christian Dior’s New Look die in 1956 beantwoord wordt. Italiaanse mode wordt dat jaar geboren en gaat concurrentie aan met Parijs. De geüniformeerde man op de fiets brengt aan het licht wat de frivole Daltons missen: zwaarte. Gravitas

Op de show later die dag toont Capucci in het Victoriahotel stoffen en zijn ware gezicht. Hij lijkt warempel op een jonge Nicolas Sarkozy die pas in 1955 wordt geboren. De vijf modellen kijken beroepsmatig toe.

Ben van Meerendonk, Modeshow van de Italiaanse ontwerper Roberto Capucci in het Victoria Hotel, Amsterdam, 18 september 1952. Collectie: Ben van Meerendonk/ AHF, collectie IISG, Amsterdam.

Gilles Ehrmann fotografeert fietsende Nederlanders (1959)

Gilles Ehrmann, ‘Homme sur une mobilette‘ (1959). {Amsterdam]. Collectie: ©Donation Gilles Ehrmann, Ministère de la Culture (France), Médiathèque du patrimoine et de la photographie, diffusion RMN-GP.

Men ontkomt er niet aan dat buitenlandse fotografen die Nederland bezochten vaak aanhaakten bij de in het buitenland bestaande beeld van ons land. Marken, vissers in klederdracht, kerkgang of stadsgezichten.

De Franse fotograaf Gilles Ehrmann bezocht Nederland in maart 1959. Bovenstaande foto die in juni 2022 op de site van het Franse ministerie van Cultuur werd geplaatst heeft een opvallende titel: ‘Homme sur une mobilette‘. Dat wil zeggen ‘Man op een bromfiets’.

Maar we zien iets anders. Een Nederlandse man van middelbare leeftijd op een oerdegelijke fiets. De toelichting op een verkoopsite die een afdruk van deze foto in 2006 voor 1233 euro verkocht hanteert een meer neutrale titel: ‘Hollande Amsterdam‘.

Ehrmann laat zich uitdagen door het lamplicht in de nacht. Zo lijkt het. Of liever gezegd, de avond. Lampen larderen het straatbeeld. Haakt Ehrmann aan bij het cliché van een fietsend Nederland zoals ons land toen in het buitenland bekend stond of vat hij lampen, lichten en schimmen in de nacht als compositiestudie op? Of combineert hij een en ander?

Gilles Ehrmann, ‘Cyclistes dans la nuit‘ (1959). {Amsterdam]. Collectie: ©Donation Gilles Ehrmann, Ministère de la Culture (France), Médiathèque du patrimoine et de la photographie, diffusion RMN-GP.

‘Unindentified Exhibtion’ geïdentificeerd: Jacques Lipchitz in Stedelijk Museum (1958)

Jacques Lipchitz papers and Bruce Bassett papers concerning Jacques Lipchitz‘. Collectie: Archives of American Art. [Stedelijk Museum Amsterdam, 14 maart 1958].

Wat betekent de titel ‘Unidentified Exhibition‘ bij een aantal foto’s van een tentoonstelling van de Joodse Frans-Amerikaanse kunstenaar Jacques Lipchitz uit de collectie van de Archives of American Art op de site van de Smithsonian Institution?

Schermafbeelding van ‘Unidentified Exhibition‘ van Jacques Lipchitz op Smithonian Institute.

Het kan betekenen dat achteraf de tentoonstelling niet meer gedocumenteerd kan worden door gebrek aan feiten. Het kan ook iets anders betekenen. Analoog aan de titel van een kunstwerk ‘Geen titel’. De kunstenaar wil niet dat de tentoonstelling geïdentificeerd wordt en zich onttrekt aan duiding. De kunstenaar trekt met zo’n titel een lange neus tegen kunstjournalisten, kunstwereld en het museum die de tentoonstelling onderdak biedt.

Ach, elke Nederlander van een zekere leeftijd met belangstelling voor beeldende kunst herkent in de foto’s de ‘doorzichtige’ en nu niet meer bestaande Sandbergvleugel van het Stedelijk Museum in Amsterdam. De huizen van de Van Baerlestraat schemeren op enkele foto’s door de jaloezieën door. De ‘nieuwe vleugel’ werd in 1954 geopend. Wie dan nog niet overtuigd is ziet Willem Sandberg de bezoekers op de opening toespreken.

Schermafbeelding van persberichtDe beeldhouwer Lipchitz in Amsterdam‘ van Stedelijk Museum, 10 maart 1958. Collectie: Stadsarchief Amsterdam.

De tentoonstelling was van 14 maart tot 5 mei 1958. De titel was ‘Jacques Lipschitz’. Bovenstaand persbericht van Willem Sandberg maakt duidelijk dat de opening op vrijdagavond 14 maart 1958 plaatsvond. In afwezigheid van de kunstenaar. Dat ondermijnt de claim dat Jacques Lipchitz in Amsterdam is. Neemt de dame met de bontjas namens Lipchitz de honneurs waar? Is zij wellicht zijn echtgenote Yulla die hier 46 jaar oud is?

Jacques Lipchitz papers and Bruce Bassett papers concerning Jacques Lipchitz‘. Collectie: Archives of American Art. [Stedelijk Museum Amsterdam, 14 maart 1958].

Foto’s die zouden horen bij een niet geïdentificeerde tentoonstelling zijn nu geïdentificeerd. Ze horen bij een tentoonstelling met werk van Jacques Lipchitz in het Stedelijk Museum in 1958. Allen kunnen we helpen om de historische documentatie van kunstinstellingen aan te vullen.

(Ik heb het Smithsonian Institution een e-mail gestuurd met m’n bevindingen).

Amsterdam door Hongaarse ogen (1962)

Nederland, Amsterdam, 1962. Schenking van Janos Metneki. Collectie: Fortepan (Boedapest. Hongarije).

Betoverend zijn de kleurenfoto’s uit 1962 van net voor de provojaren met een schraal herkenbaar Oostblok-achtig kleurenpatroon. Het is het niet zo bekende beeld van vlak voor een grote gebeurtenis. 1962. Als aanloop naar 1965.

Jongeren en een enkele oudere genieten op de Dam van de zon. Zijn het medewerkers van banken en winkels in hun middagpauze? Waarom wil een Hongaarse fotograaf dit beeld vastleggen? Spreekt hem het exotisme van het vrije, ontspannen Westen aan? Verbeeldt dit de sfeer van vrijheid die hij in eigen land mist? Het is gissen.

Op de Wallen valt het vizier op een jongen en meisje die midden in de steeg (Lange Niezel) met elkaar praten. Een lookalike van Marilyn met petticoat en een nozem in een pak. In een afgezwakte alledaagse verschijningsvorm. Toen normaal, nu een verdwenen stadsbeeld. Zo verklaren we het nu, om iets dat we niet helemaal begrijpen dichterbij te brengen.

Transitie is het begrip dat deze foto’s uitdrukken. Zowel van de mensen die op de foto tot object worden gemaakt als van de fotograaf die erdoor gefascineerd wordt. De gevestigde orde van Nederland zou enkele jaren later met krenten uitgedaagd worden en had er geen passend antwoord op. Hier is het nog enkelzijdig Amstel Bier, Willem II sigaren en Heineken.

Wat komen ging was ludiek én serieus. Hangt het in 1962 al in de lucht? Dat valt uit deze foto’s niet af te leiden. Er heerst rust. Toch lezen we er stil protest in dat van zich gaat laten horen. Een kwestie van een kritische grens die eenmaal overschreden de weg vrijmaakt voor allen. Dat wordt hier opgebouwd. Wie kon dat vooraf weten?

Nederland, Amsterdam; Lange Niezel gezien vanaf de Oudezijds Voorburgwal, 1962. Schenking van Janos Metneki. Collectie: Fortepan (Boedapest. Hongarije).