Pleidooi voor inzet van kunstenaars bij een sociaal en economisch hervormingsprogramma van de overheid

Velen stellen dat er somberte en uitzichtloosheid als nooit tevoren heerst. Het klimaat, de economie, de politiek en de sociale vrede staan onder druk. Wetenschap en kunst worden in het verdomhoekje geplaatst en nog weinig gegund. Sociale opgang is gestopt, kinderen krijgen het eerder slechter dan beter dan hun ouders. Boomers wordt verweten op het hoogtepunt van de welvaart gepiekt te hebben en zich niet bekommerd te hebben om de toekomst. Door de COVID-19 pandemie wordt de neergang versneld. Of op z’n best: het proces van stilstand gecontinueerd. Nu de economie door de succesvolle bestrijding van de pandemie weer aarzelend op gang komt blijkt dat er fundamenteel niets verandert en zoals bij elke restauratie de gevestigde belangen in de steunprogramma’s voorgaan omdat ze de kortste en snelste contacten naar de macht hebben. De economie wordt niet verduurzaamd, de besluitvorming niet verbreed en een nieuwe start niet overwogen.

Toch gaat het de Nederlanders nog steeds redelijk goed. Beter dan voorheen. Maar in de opinie wordt het tegenovergestelde beeld gevormd. In de echokamers van de sociale media praten mensen zonder de feiten te kennen elkaar hun pessimisme na. Hoe kan dat beeld doorbroken worden? Daartoe moeten we teruggaan naar een andere tijd van neergang in de recente geschiedenis: de crisisjaren 1930 als gevolg van de beurskrach van 1929. Hoewel nu uiteraard de omstandigheden totaal anders zijn. Het gaat om de aanpak van beklemming die transformeert in verlamming en het bieden van hoop. Is de mens niet zijn of haar eigen ergste vijand?

Het voorbeeld is de New Deal van president Roosevelt. Vanaf 1932 werd een omvangrijk economisch en sociaal hervormingsprogramma opgezet om de gevolgen van de crisis te dempen. De overheid heeft daarbij een sturende, coördinerende en motiverende rol. Vertaald naar onze tijd houdt dat in dat de verzorgingsstaat die sinds de jaren 1980 langzaam uitgekleed is, weer wordt aangekleed. Zodat de extremisten die hierdoor wind in de zeilen hebben gekregen omdat ze mensen die buiten de boot zijn gevallen voor zich hebben weten te winnen geen rugwind meer hebben. Nu de overheid als gevolg van de pandemie toch tientallen miljarden euro’s in de economie pompt, is het een gemiste kans om in het herstel de pre-corona tekortkomingen niet te willen corrigeren. Het is merkwaardig hoe weinig kritiek op de behoudsgezinde restauratie klinkt. Ook die beperkte blik is vermoedelijk een gevolg van dat pessimisme dat bijna iedereen in de greep heeft.

Het geloof in een betere toekomst moet dus doorbreken. Ook bij progressief Nederland. Of liever gezegd, door de overheid moet met een hervormingsprogramma dat beeld worden gevestigd. Nog sterker gezegd, dat beeld moet door herhaling geforceerd worden. Voor de praktische politiek is het gewenst dat partijen als de PvdA en GroenLinks meedoen om hun achterban mee te krijgen. VVD en CDA kunnen dan hun achterban die sterker verankerd is in de gevestigde macht proberen mee te krijgen. De flexibele Mark Rutte kan hieraan leiding geven op de voorwaarde dat hij zich niet langer opstelt als verlengde van de werkgeverslobby. Samen met de centristische D66 kan dan een vijfpartijenkabinet worden gevormd. Essentieel is dat partijen de gevestigde belangen niet blindelings volgen, de pragmatiek vooropzetten en het experiment niet schuwen.

Om de bevolking ervan te overtuigen dat er een nieuwe fase in de geschiedenis van Nederland is aangebroken en ze hun pessimisme achter zich kunnen laten moet er met overheidsprogramma’s extra aandacht worden gegeven aan de publieke opinie. Daarbij kunnen kunstenaars, ontwerpers en filmers een rol spelen. Het beeld is hun vakgebied. In de jaren 1930 kende de VS de WPA (Work Projects Administration) waarvan het Federal Art Project een belangrijk onderdeel was. Opzet daarvan was om de kunst met een hulpprogramma te steunen en kunstenaars kunst te laten maken die de bevolking bereikte. Bovenstaand affiche is daar een voorbeeld van. Uiteraard zullen kunstenaars nu andere, minder statische middelen inzetten, zoals nieuwe media.

De culturele sector ging het in het post-Zijlstra (2011) tijdperk al slecht en heeft door de COVID-19 pandemie verder aan terrein verloren. Het perspectief van de kunstenaars is slecht. Opdrachten zijn weggevallen. De overheid kan de rol van opdrachtgever op zich nemen. De huidige steunprogramma’s van de overheid voor de kunst zijn bescheiden en daarnaast komt het leeuwendeel van de steun bij gevestigde instellingen terecht.

Met een overheidsprogramma voor kunst, ontwerpers en filmers dat wordt gecoördineerd door een apart bestuurlijk orgaan, dat op afstand staat van de regering en eigen budget en bestuurlijke verantwoordelijkheid heeft, snijdt het mes aan vele kanten: 1) kunstenaars worden door financiële steun uit de brand geholpen; 2) door experimenten toe te laten in het programma hoeven kunstenaars niet gezien te worden als ‘simpele’ uitvoerders van de overheid; 3) hun vakmanschap kan dienen om met een waaier van creatieve uitingen de publieke opinie te helpen overtuigen dat de overheid zichtbaar werkt aan een hervormingsprogramma; 4) overheid en politieke partijen kunnen door het tonen van hun goede wil de vertrouwensbreuk met de kunstsector lijmen die door hun neerbuigende en terughoudende houding in de afgelopen tien jaar gegroeid is; 5) in het verlengde daarvan kan de neerbuigende houding bij delen van het publiek over de ‘overbodige’ kunst bestreden worden door deelname van kunstenaars aan het hervormingsprogramma; 6) door inzet van kunstenaars kan het begrip voor en het inzicht van politici op de functie van kunst verbeterd worden.

Foto: ‘Moments with genius Written by the Illinois Writers Project : presented by the Museum of Science & Industry / / D.S.’, 1936-1941. Collectie: Library of Congress.

Afrika Museum staakt marketingcampagne na kritiek. Het toont de beperkte houdbaarheid van het management van het NMvW

 

Commentaar uit 2020:

Het Afrika Museum in Berg en Dal betuigt spijt over bovenstaande video die onderdeel is van een marketingcampagne. Na een ‘storm van kritiek’ uit de zwarte gemeenschap is de campagne ingetrokken, aldus een bericht van Omroep Gelderland. Het museum is onderdeel van het NMvW (Nationaal Museum van Wereldculturen) dat centralistisch geleid wordt.

Als er fouten zijn gemaakt dan moeten die toegerekend worden aan de directie van de NMvW. In dit geval directeur Stijn Schoonderwoerd, adjunct-directeur John Sijmonsbergen en hoofd marketing Nienke Bloemers.

De drie musea van het NMvW hebben geen locatiehoofd en kunnen niet autonoom programmeren of een eigen marketingbeleid voeren. Deze museum zijn naast het Afrika Museum, Museum Volkenkunde in Leiden en het Tropenmuseum in Amsterdam. Het Rotterdamse Wereldmuseum is sinds 2017 formeel een samenwerkingspartner van de NMvW, maar is in de praktijk net zo gelijkgeschakeld als de andere drie musea onder het straffe management van de koepel NMvW.

De ontspoorde marketingcampagne van het Afrika Museum is des te opmerkelijker omdat het NMvW een politiek correcte koers vaart. Het combineert een linksig-humanistisch wereldbeeld met een populistische programmering en marketing. Dat leidt tot thema’s die het bij de politiek goed doen en waar het NMvW zich geen buil aan kan vallen.

Dat het met de marketingcampagne voor Dagje Ghana is misgegaan wekt dan ook verbazing. De voormalige tentoonstellingsmaker Richard Kofi heeft het volgens Omroep Gelderland over een ‘ridiculicerende’ campagne.

De sleutel van wat er bij het NMVW aan de hand is zit in zijn volgende opmerking: ‘Een klap in het gezicht van iedereen die tijd, geld en energie heeft gestoken in dat museum.’ Oorzaak is de afstand tussen de werkvloer inclusief de museale en wetenschappelijk deskundigen én het management van het NMVW dat fysiek en mentaal in een ivoren toren bivakkeert. Dan kunnen dit soort bedrijfsongelukjes blijkbaar gebeuren.

Het management van het NMvW is een overwegend witte organisatie met een zwarte (Wayne Modest) en negen witte stafleden waar de theorie de praktijk bepaalt. Dat spoort met de kritiek van ‘de zwarte gemeenschap’ op de campagne volgens Omroep Gelderland: ‘Uit de reacties op de campagne blijkt dat het om meer dan de campagne alleen gaat. Het museum wordt algeheel als ‘te wit’ ervaren. Afrika wordt nog te veel bezien vanuit een wit perspectief en bij het museum werken volgens de critici te weinig mensen met een Afrikaanse achtergrond. Juist een museum over een continent als Afrika zou veel bewuster bezig moeten zijn om zaken als diversiteit en inclusie te verankeren in het dna van de organisatie, luidt de kritiek.’

Dat is terechte kritiek die in het bericht van Omroep Gelderland verkeerd geadresseerd wordt. Organisatorisch bestaat er geen Afrika Museum. Het is directeur Stijn Schoonderwoerd die eigenmachtig vanuit de koepel NMvW de lijnen uitzet en bepaalt. Nu het mis gaat houdt hij zich om begrijpelijke redenen onzichtbaar.

Is Trumps terugtreden de echte oktober verrassing?

Je hoort het vaker, namelijk dat president Trump uit de race stapt. Volgens peilingen is zijn situatie hopeloos en stevent hij af op een zeker verlies. Dat kan hij alleen ontgaan door alsnog te winnen of terug te treden. Als dat eerste onwaarschijnlijk is, dan wordt het tweede waarschijnlijker. Nu is er sprake van een tussenfase.

Onder meer MSNBC-commentator Donny Deutsch en Trumps voormalige directeur Communicatie van het Witte Huis Anthony Scaramucci hangen deze theorie aan. Maar hun voorspellingen komen vaak niet uit. In 2019 zei Scaramucci dat Trump op z’n laatst in februari 2020 zijn vertrek zou aankondigen. Dat is niet gebeurd. Nu is er hoogleraar politieke wetenschappen Stephen D. Wrage die hetzelfde beweert in het artikelThe Real October Surprise: Trump to Drop Out’ van 26 juli 2020 voor The Globalist.

Is het waarschijnlijk dat Trump uit de race stapt? In elk geval bestaat het idee dat hij het presidentschap niet ambieerde. Zijn campagne in 2016 met behulp van het Kremlin, Facebook en allerlei controversiële individuen en bedrijven werd een succes door te goed geslaagde marketing. En grootschalige kiezersonderdrukking waardoor Democratische kiezers ontmoedigd werden om in swingstates de stembus op te zoeken. Dat programma van kiezersonderdrukking is in vier jaar verder uitgebouwd door de Republikeinen. Trump had het geluk dat hij in Hillary Clinton een nog slechtere kandidaat vond. Zodat zijn onkunde, ongeschiktheid en psychische instabiliteit niet opvielen. Biden wordt een betere kandidaat geacht die minder weerstand oproept.

Dat Trump in 2016 tegen alle logica in slaagde en hijzelf, noch het Kremlin (dat ‘vuil’ over Clinton achterhield voor haar presidentschap) en de vroegste peilingen dat voorzagen wijst erop dat Trump de gok wellicht een tweede keer wil nemen. Het is lastig om vanuit een rationele verklaring Trumps positie te duiden, omdat hij dat zelf nalaat. Trump is een beperkte daghandelaar aan wie geen vergezichten moeten worden toebedacht.

Trump weet dat hij het voordeel heeft van de zittende president die meer macht heeft dan zijn opponent Joe Biden. Via het ministerie van Justitie kan hij uitspraken die hem ongunstig zijn blokkeren. Dat voelen minister Barr en Trump als een loterij zonder nieten. Maar zoals gezegd is Biden populairder dan Clinton ooit was.

De wetmatigheid is dat naar het einde van een campagne de verschillen in de peilingen afnemen. Verder denkt Trump nog enkele troeven in handen te hebben die hij uit kan spelen. Zoals over het straatgeweld van ‘links’.

Daarnaast is het onzeker of Trumps trouwe achterban even warm loopt voor vice-president Mike Pence. Hij kan dan wel de meer gematigde en evangelische kiezers aanspreken, maar verliest waarschijnlijk ook radicale kiezers. Een risico is ook dat als eenmaal de ban gebroken is van een twitterende, intimiderende Trump en Republikeinse senatoren voor eigen kansen durven gaan ze afstand van Pence en zijn beleid zullen nemen.

Ook is Pence kwetsbaar voor aanvallen van Democraten omdat hij als uitvoerder van Trumps beleid de afgelopen vier jaar vuile handen heeft gemaakt. Pence werd in februari 2020 door Trump benoemd tot hoofd van de bestrijding van de COVID-19 pandemie. Hoewel Trump de leiding had en zelfs de wetenschappers opzij schoof zal ook Pence door vele Amerikanen met de mislukte aanpak geassocieerd worden.

Hoe dan ook is het een aardig gezelschapsspel om te gissen hoe groot de kans is dat Trump als oktober verrassing uit de race stapt. Het scenario gaat voorbij aan het feit dat er al ruimschoots voor verkiezingsdag via de post gestemd kan worden. Early voting. Zoals in Pennsylvania in verschillende districten al 50 dagen vooraf. Velen hebben dan al tegen Trump gestemd. De logica is daarom dat deze October surprise om electorale redenen op zijn laatst rond half september moet plaatsvinden. Of toch in oktober als Trump als aanhanger van een verschroeide aarde theorie niet wil dat Pence hem opvolgt en hij de Republikeinse partij in zijn val met hem wil meeslepen? De rechtszaken tegen hem en zijn bedrijf kunnen dan in 2021 van start gaan.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelThe Real October Surprise: Trump to Drop Out’ van Stephen D. Wrage, 26 juli 2020 voor The Globalist.

Landschapsproject Zeeuws-Vlaanderen als voorbeeld van vertrutting en betutteling. Wat is hier nou echt het probleem?

Provincie Zeeland zette afgelopen weken vier filmpjes op haar YouTube-kanaal waarvan dit er een is. Ze gaan over Zeeuws-Vlaanderen en zijn gemaakt in opdracht van wat in goed Zeeuws de ‘Economic Board Zeeland’ (EBZ) heet. Dat vervult volgens nota 2020D29562 ‘een prominente rol als verbinder van publieke en private samenwerkingspartners en zorgt voor een heldere focus van de aanpak’. De EBZ is geen rechtspersoon, maar heeft ‘een centrale functie als aanjager en coördinator van de uitvoering van de Regio Deal Zeeuws-Vlaanderen ‘Zeeuwen zelf aan zet’. Een Regio Deal kan opgevat worden als ‘een duurzaam partnerschap om de opgave die in de regio speelt gezamenlijk aan te pakken’. De suggestie die het probeert te wekken is dat de bewoners van deze regio inspraak hebben en over hun eigen leefomgeving kunnen beslissen.

De werkelijkheid is anders. Zeeuws-Vlaanderen is een krimpgebied en kampt met problemen van leegloop. De nota merkt op dat voorzieningen uit de regio verdwenen zijn. Door grensoverschrijdende samenwerking met de provincie Oost-Vlaanderen en de stad Gent heeft de regio ook potentie. Een opvallende passage in de nota luidt: ‘De woningvoorraad sluit niet aan op de vraag en het landschap is nu slecht toegankelijk’.

Wat een slecht toegankelijk landschap logischerwijze betekent wordt niet uitgelegd. En slecht toegankelijk voor wie? De toevoeging ‘nu slecht toegankelijk’ geeft aan dat de toegankelijkheid van het landschap focus voor de EBZ en de Regio Deal is. Of de toegankelijkheid van het Zeeuws-Vlaamse landschap nou werkelijk een groot probleem is en of de bewoners op een overheidsprogramma zitten te wachten dat ingrepen doet in een historisch landschap is de vraag. Het lijkt eerder te gaan om politiek laaghangend fruit dat geplukt wordt. Door enkele simpele, maar hoogst zichtbare ingrepen kan zo een idee van daadkracht worden gesuggereerd.

Het beeld dat resteert uit de video is er een van vertrutting en bevoogding. Alsof Zeeuws-Vlaanderen moet veranderen in een landschapspark, terwijl de ongepolijstheid en ruwheid ervan juist de kwaliteiten zijn.

Tekenend is dat er geen Zeeuws bureau wordt ingehuurd, maar architect Ro Koster van RO&AD Architecten dat in het Brabantse Bergen op Zoom is gevestigd. Zijn claim is hooghartig dat zijn programma nodig is om de uniciteit en kwaliteit van deze streek te gaan voelen. Alsof de bewoners eeuwenlang de waarde van hun streek miskend hebben en ze er een buitenstaander als Ro Koster met zijn programma voor nodig hebben om te voelen wat de waarde van hun geboortegrond is. Is Koster onnozel of doet hij met zijn prietpraat net alsof hij dat is om zijn opdrachtgever te plezieren? Of dit ‘Grenspark Scheldekust’ moet dienen ter compensatie van de door de regering en de onder druk van de economische macht van de haven van Antwerpen en de Belgische regering verdwenen Hedwige polder is de vraag die in deze video hardnekkig op de achtergrond blijft zeuren.

Gedachte bij foto ‘Près de Gouda, Hollande’ (1956) van Henri-Cartier Bresson

Het meest bijzonder aan deze foto is de maker ervan: Henri Cartier-Bresson. Hij was in 1947 een van de oprichters van het fotografen-collectief Magnum. Cartier-Bresson muntte het begrip ‘het beslissende moment’ ofwel le moment décisif. Deze foto dateert uit 1956 en de titel ervan luidt ‘In de buurt van Gouda, Holland’ (Près de Gouda, Hollande). Wat maakt het dat deze foto genomen werd? Is dat het exotisme dat een Fransman ziet in het alledaags Hollandse? Een weide, een rijtje wilgen, sloten, een varkensschuur met varkens en dat alles onder een in nevelen gehuld landschap. Met twee varkens die verder willen kijken. Hoe dan ook iets anders dan de crisis bij het Suez-kanaal of de Hongaarse opstand. Het gewone is het buitengewone, en andersom. Door de tijd zien we het gewone van 1956 inmiddels ook als buitengewoon. Zo slijten de beelden.

Foto: Henri Cartier-Bresson, ‘Près de Gouda, Hollande’ (1956). Collectie: Musée d’Art moderne de Paris

Patrick van der Vorst ziet in religieuze organisaties een belangrijke rol weggelegd voor kunst. Maar hoe de kunstenaars te bereiken?

Kerknet.be plaatst in een kort stukje drie citaten van de Belgische tv-antiquair en toekomstig priester Patrick van der Vorst. Ze komen uit een interview met hem in het magazine ‘Oh God!. Twee ervan gaan over kunst:

1: ‘In de toekomst wordt kunst volgens mij een van de belangrijkste tools om het geloof weer naar de mensen te brengen.’

2: ‘De Kerk vond dat hedendaagse kunstenaars te veel met hun eigen ego en gevoelens bezig zijn en te weinig met de gemeenschap. Aan de andere kant groeide bij kunstenaars de overtuiging dat de Kerk niet geïnteresseerd is in nieuwe vormen van expressie. Wel, dat is aan het kantelen.

Het is de vraag waar Van der Vorst zich op baseert. Hij wil intreden als priester en daarom is het begrijpelijk dat hij zijn oude (kunst) en nieuwe (godsdienst) liefde probeert te combineren. Of het klopt wat hij zegt valt niet te controleren, maar het is interessant dat hij een verbinding tussen kunst en godsdienst wil leggen. Hij schat voor de nabije toekomst in dat die verbinding mogelijk is. Hoe strikt hij dat opvat valt te bezien.

Van der Vorst zou wel eens gelijk kunnen hebben. Er is vooral voor kerken veel te winnen. Wie in Nederland een protestante of katholieke kerk binnenloopt wordt doorgaans onaangenaam verrast door het lage niveau van de hedendaagse kunst. Op presentaties, in een winkel of door de kerk verspreid. Hier zijn goedwillenden aan het werk die niet kunnen tippen aan het niveau dat in musea wordt getoond. Men kan het alleen maar betreuren dat dat zo is gelopen. Het is opmerkelijk om het verschil in kwaliteit te zien tussen oude en hedendaagse kunst in (oude) kerken. Er is als het ware sprake van een schisma. De hedendaagse kunst is losgescheurd van de godsdienst. Hoe dat uitpakte toonde het teleurstellende niveau van de ‘moderne refo-kunst’ op de interessante tentoonstelling Bij ons in de Biblebelt in Museum Catharijneconvent in 2019.

Tegelijk gaat Van der Vorst voorbij aan het hoge niveau van hedendaagse kunstenaars als Marc Mulders die al jaren de verbinding tussen kunst en religie leggen. Een ander voorbeeld is de Belgische keramist Johan Tahon.

Zij zijn de uitzonderingen. Er zijn wel ‘spirituele’ kunstenaars, zoals Mark Rothko die zich laten inspireren door het geestelijke zonder direct verbinding te hebben met een religieuze organisatie. Vraag is of een scherpe afbakening van christelijke en niet-christelijke kunstenaars de kerken helpt. Tekenend is de strijd die soms in kerken ontstaat die een culturele bestemming hebben gekregen, maar die nog alle uiterlijkheden van een kerkgebouw vertonen. Een opdracht voor een glas-in-lood-venster kan zo een strijdpunt worden tussen orthodoxe gelovigen en seculiere beheerders zoals in de Rotterdamse Laurenskerk in 2000 gebeurde.

Het is te wensen dat het niveau van de hedendaagse kunst in kerken wordt verhoogd. Elk initiatief dat daar aan bijdraagt is welkom. Het valt te betwijfelen of een prijsvraag voor katholieke kunstenaars over ‘katholieke schilderkunst’ volgens de richtlijnen van paus Johannes Paulus II van een Brabantse galerie het juiste middel is. Dit lijkt niet te wijzen op een gedachtengoed dat geïnteresseerd is in nieuwe vormen van expressie, maar eerder op een gedachtengoed dat zich in zichzelf verschanst en apart zet. Dat legt geen verbinding. Om hedendaagse kunstenaars te interesseren moeten de kerken beseffen dat ze zich open moeten stellen en zonder koudwatervrees vertrouwen moeten hebben in de integriteit en het vakmanschap van kunstenaars.

Foto 1: ArtikelPatrick van der Vorst in magazine ‘Oh God!’ — 3 rake quotes’ op kerknet.be, 26 juli 2020.

Foto 2: Schermafbeelding van deel artikelGalerie Aarle-Rixtel stelt prijs in voor katholieke kunstenaars’ in het KN, 11 juni 2020.

Gedachten bij de foto: ‘Portrait of Nesuhi Ertegun, Herb Abramson, Ahmet M. Ertegun (..), Turkish Embassy, Washington, D.C., ca. 1940’

Je gaat het pas zien als je het door heb’, zo luidt een uitspraak van Johan Cruijff. Als je niet doorhebt wat je ziet, dan begrijp je bovenstaande foto niet. Op het eerste oog gaat het om een gezelschap goed geklede mannen in een luxe, exotische omgeving. Een gemengd gezelschap witte en gekleurde mannen. Op de achtergrond is een beeld van een persoon zichtbaar.

Wat is de sleutel om deze foto te kunnen begrijpen? Dat kan de meest rechtse man zijn, de invloedrijke tenorsaxofonist Lester Young die door zoals alle jazzmusici een bijnaam had: ‘Prez’. Die werd hem gegeven door zijn vriendin Billie Holiday. Ah, als dat beeld op de achtergrond nou eens de stichter van de Turkse staat Mustafa Kemal Atatürk is, dan heeft dit iets met Turkije te maken. De link tussen jazz en Turkije zijn de Turks-Amerikaanse broers Ertegun, Nehushi en Ahmet. De eerste voerde vanaf 1955 de jazzcatalogus van het platenlabel Atlantic tot grote hoogte. Met iconische opnames van John Coltrane en Ornette Coleman.

In 1934 was Munir Ertegun de vader van Nehusi en Ahmet benoemd tot Turks ambassadeur in de VS. Dat was hij tot hij in 1944 overleed. De zoons woonden in de Turkse ambassade bij hun ouders. Bij het Wikipedia-lemma van zijn naam staat: ‘As the Republic’s ambassador to Washington, Ertegun opened his embassy’s parlors to African American jazz musicians, who gathered there to play freely in a socio-historical context which was deeply divided by racial segregation at the time’. Het klopt dat pas vanaf het eind van de jaren 1930 langzaam de rassenscheiding binnen de jazz- en muziekindustrie veranderde. Onder meer door toedoen van witte musici als Benny Goodman en Charlie Barnet die ondanks maatschappelijke druk zwarte musici engageerden.

Het is aannemelijk om te veronderstellen dat dankzij de broertjes Ertegun de Turkse ambassade werd opengesteld voor witte én Afro-Amerikaanse jazzmusici. Want in de stad konden ze begin jaren 1940 niet samenspelen, zoals dit verslag verduidelijkt. Het bijschrift van de foto geeft uitsluitsel. Het is circa 1940 en de musici worden gefotografeerd in de Turkse ambassade in Washington DC. Lester Young gaat vergezeld van musici als Mezz Mezzrow, J. C. Higginbotham, Art Hodes, Lou McGarity, Sidney De Paris en Henry ‘Red’ Allen. Volgens een ander verslag begon Nehusi Ertegun met behulp van Herb Abramson vanaf 1941 in Washington DC jazzconcerten te organiseren, met het eerste geïntegreerde concert in 1942. 

Aardig aan deze foto is dat het de beeldvorming over Turkije als een nationalistisch en etnisch bijziend land bijstelt. Hoewel het verschil tussen het seculiere en islamitische Turkije de koers van het huidige Turkije ook reliëf geeft. Zo staan de broers Ertegun en hun vader symbool voor een tolerant Turkije dat tijdens het Ottomaanse Rijk een veelvolkerenstaat met vele minderheden was. Toch is het bijzonder dat het in 1940 en de jaren daarna twee Turkse broers waren die hielpen de rassenscheiding in de VS te helpen doorbreken in de Turkse ambassade. Ofschoon het ook wel logisch is dat alleen buitenstaanders dat konden doen omdat ze de last van de toenmalige Amerikaanse samenleving niet voelden. Uiteraard is het triest dat dit nodig was omdat musici elders niet samen konden spelen. Of zelfs samenleven. Zo relativeert de foto vanzelfsprekendheden. Over de VS als open, pluriforme samenleving en over Turkije als gesloten samenleving. We hebben het door. 

Foto: William Gottlieb, [Portrait of Nesuhi Ertegun, Herb Abramson, Ahmet M. Ertegun, Mezz Mezzrow, Jay Higginbotham(?), Art Hodes, Lou McGarity, Henry Allen, Lester Young, and Sadi Coylin(?), Turkish Embassy, Washington, D.C., ca. 1940]. Collectie: Library of Congress. 

Ruth Ben-Ghiat waarschuwt voor Trump en concludeert dat de VS geen democratie is. Gevestigde journalistiek negeert dat goeddeels

Al in 2016 waarschuwde hoogleraar geschiedenis John McNeill voor het fascistische gehalte van Trump. Later herhaalde hoogleraar Timothy Snyder die waarschuwing. President Trump was volgens hem opgeschoven van tovenaarsleerling naar een autoritaire leider die zich boven de wet verheven voelt en de waarheid verdraait. Trump zet anderen op dat pad van autoritarisme en het herschrijven van de geschiedenis. Door de recente inzet van ongeregelde, anonieme federale troepen in Portland (tegen de wens van de lokale autoriteiten in) en dreigementen dat in Seattle of Chicago te herhalen scoort Trump extra langs de fascistische meetlat.

Het kan het publiek niet meer ontgaan. In 3,5 jaar tijd is Trump geëvolueerd van een semi-fascist naar een volbloed fascist. In augustus 2017 schatte ik aan de hand van de kenmerken van McNeill in een commentaar Trump nog in als een driekwart-fascist. Ik merkte toen op: ‘Tegelijk blijft Trump aan de passieve kant wat het gebruik van binnenlands geweld betreft. Hij keurt het niet af, maar propageert het evenmin actief.’ Dat is veranderd sinds de inzet van ongeregelde, federale troepen met het gebruik van traangas tegen geweldloze demonstranten in Lafayette Park in Washington DC op 1 juni 2020.

De verwijzing naar het fascisme wordt gebruikt om te waarschuwen voor een tweede termijn van Trump die kwalijke gevolgen zal hebben voor de Amerikaanse democratie. Zo publiceerde journalist Jonathan Greenberg op 10 juli 2020 een artikel met de onheilspellende titel ‘Twelve signs Trump would try to run a fascist dictatorship in a second term’. Het is de hoogste tijd voor de inventarisatie van Trumps kwade bedoelingen.

Weer een andere hoogleraar geschiedenis Ruth Ben-Ghiat gebruikt voor Trumps optreden in een interview met Salon het begrip ‘fascistic’ om de hedendaagse verschijningsvorm te onderscheiden van de historische. Dat gebruikt ze om te zeggen dat wat Trump en zijn medestanders nu doen gerelateerd is aan de kenmerken van het fascisme maar er niet mee samenvalt. Want er zijn verschillen. De VS onder Trump zijn geen eenpartijstaat en er is nog steeds een vrije pers. Hedendaags fascisme manifesteert zich anders en is daarmee niet minder omvattend en schadelijk. Opvallend is het dat historici als McNeill of Ben-Ghiat die het Italiaanse fascisme hebben bestudeerd of Snyder die een expert is op het gebied van het Sovjet-autoritarisme met een waarschuwing komen. Zij zijn door hun historische expertise in staat om te zien wat het Amerikaanse publiek, journalistiek en politiek niet ziet. Namelijk dat onder Trump de VS is opgeschoven richting autoritarisme.

De journalistiek krijgt opvallend genoeg de meeste kritiek in de vraag van Chauncey Devega aan Ben-Ghiat. Interviewer en geïnterviewde verwijten de gevestigde journalistiek onvoldoende inzicht te hebben in de stand van zaken van de Amerikaanse democratie en Trumps intenties. Tegen alle feiten in blijven ze hoop uitventen en concentreren ze zich op de competitie tussen Trump en Biden, Republikeinen en Democraten. Waarbij ze geen aandacht voor en besef hebben voor de rode lijn achter de verschijnselen: het toenemende autoritaire karakter van de Amerikaanse democratie. Kunnen ze per definitie de ‘fascistic’ tendenzen niet onderscheiden?

Zelfs Nederland kent zo’n goedprater die de ernst van de situatie in de VS negeert. De aan kennisinstituut Clingendael verbonden commentator Willem Post sust met bezwerende praatjes het televisiepubliek in slaap. In een commentaar van november 2016 viel ik hem aan naar aanleiding van een in mijn ogen naïef artikel in NRC waarin hij stelde dat het wel mee zou vallen met Trump. Ik antwoordde daarop: ‘Het gaat vreselijk worden. Het zou ook de Nederlandse media sieren dat ze de berichtgeving over Trump niet normaliseren. Of sussende opinies zoals die van Willem Post die volgen uit een fikse portie wensdenken niet publiceren zonder disclaimer. Media moeten niet meegaan in de suggestie dat ‘het allemaal wel zal meevallen’ met president Trump. Het gaat naar alle waarschijnlijkheid niet meevallen, maar tegenvallen.’ Kortom, onnozelheid alom.

Foto 1: ‘Yes man: mask of Mussolini on the façade of the Fascist Part Headquarters, Rome, 1934.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelRuth Ben-Ghiat on Trump and the bitter American truth: “We do not have a real democracy”’ in Salon, 23 juli 2020.

Er moet een masterplan komen voor de museumsector als geheel

Het is ernstig dat een op de vier musea in het voortbestaan bedreigd wordt. Maar misschien minder ernstig dan het lijkt.

Musea zijn (hoe kan het anders) een symptoom van de dolgedraaide consumptiemaatschappij geworden. Het is het afgelopen decennium hard gegaan met bezoekcijfers, marketing en popularisering. Net zoals de horeca, de reis- en evenementenbranche die niet organisch zijn gegroeid.

Dat heeft tot ongewenste effecten geleid. Die kunnen nu in het kielzog van COVID-19 gecorrigeerd worden. Het is een cliché, maar deze crisis biedt kansen om het museumbestand op te schonen. Door het kaf van het koren te scheiden. Sommige musea worden slecht geleid. Dat kan in een sector waar de lat laag ligt.

Daarbij lijkt er in Nederland een overschot aan musea te zijn. Zeg een surplus van 15%. Het moet niet als taboe ervaren worden om een museum te sluiten of daar zelfs maar een debat over te beginnen.

Hoofdzaak is wel dat de waardevolle en interessante musea worden gesteund en blijven bestaan. Het geld om musea te redden is beperkt zodat het niet besteed dient te worden aan musea die niet vitaal en essentieel zijn. Daarom moet er een keuze gemaakt worden waarbij de Nederlandse museumsector als integraal wordt beschouwd. Dat is echter lastig vanwege het regionale en lokale accent dat de afgelopen jaren door beleid van politieke partijen en commissies is versterkt.

Probleem voor de Museumvereniging is dat het geen voorkeur kan uitspreken omdat het als belangenbehartiger logischerwijze op moet komen voor de museumsector als geheel. Zodat het ook geen onderscheid kan maken tussen musea en aanbevelingen kan doen over het voortbestaan van incidente musea. Zo ontstaat een probleem van het probleem.

Wat is de instantie die objectief van een afstand kijkt welke musea wel of niet de moeite waard zijn om gered te worden en daar advies aan de overheden aan geeft? Is hier een rol voor de Raad voor Cultuur weggelegd?

Foto: Schermafbeelding van deel artikelEen op de vier musea in voortbestaan bedreigd’ van NOS, 23 juli 2020.

Een Wetenschap Weetje: ‘Sjamanisme was de eerste en nog steeds bestaande godsdienst’

Wie er achter het YouTube-kanaal ‘Wetenschap Weetjes’ zit is niet direct duidelijk. De contactgegevens van de FB-pagina ‘WetenschapsWeetjes’ waarnaar wordt verwezen vanaf de site https://www.wetenschapweetjes.nl wijzen naar Nadine Boke. Uit haar LinkedIn-pagina blijkt dat ze bioloog is die zich omgeschoold heeft tot wetenschapsjournalist en is ze ‘in de wetenschapscommunicatie beland’. Ze zegt dat haar ‘voornaamste specialisatie’ is om wetenschap te ‘vertalen’ naar ‘verhalen die toegankelijk zijn voor een breed publiek.’ Ze is sinds oktober 2018 ‘Science Communications Officer’ bij de bètafaculteit van de Universiteit van Amsterdam.

De titel van de video is ‘Sjamanisme was de eerste en nog steeds bestaande godsdienst’. Dat is voor een wetenschapsjournalist die wetenschap toegankelijk wil maken voor een breed publiek een opmerkelijke zin. Want er zit spanning tussen de onderdelen ‘eerste godsdienst’ en ‘nog steeds bestaande godsdienst’ die niet in samenstelling bestaan. Knap is dat Boke het over de ons bekende monotheïstische godsdiensten heeft zonder die met naam te noemen. Als ze in de toelichting zegt: ‘De wortels van profetie als geïnspireerde uiting van de onzichtbare wereld liggen in het sjamanisme’, dan relativeert ze niet alleen belang en uniciteit van die godsdiensten, maar ook de dogmatiek ervan. Want met haar opvatting van het Sjamanisme passeert Boke een opperwezen (God, Allah) dat met verticale, terugwerkende kracht door de leiders van betreffende godsdienst als constructeur van de wereld wordt gepostuleerd. Leuk wordt het als Boke in het filmpje zegt: ‘De reizen die de sjamanen maakten, voerden hen soms naar het domein van de goden of naar verafgelegen delen van de echte wereld.’ Feitelijk is door de monotheïstische godsdiensten met hun constructie van een opperwezen de mensen hun autonomie en beslissingsbevoegdheid én de binding met de natuur ontnomen.

Dat is nog eens een Wetenschap Weetje dat tot nadenken stemt en tussen de regels door meer informatie bevat dan het op het eerste gezicht leek. Deze video zet terloops aan tot zelf denken. En is daarom geslaagd.