Schermafbeelding van deel artikel ‘‘Er is te weinig oog voor het Nederlandse slavernijverleden in Azië’ van Reza Kartosen-Wong in Het Parool, 30 juli 2022,
Met de strekking van het opinie-artikel in het Parool van 30 juli 2022 van mediawetenschapper Reza Kartosen-Wong ben ik het voor 100% eens. Maar tevens vind ik Kartosens opinie verhullend en bangelijk. Alsof hij de kool en de geit wil sparen. Het had scherper en beter gekund.
De portee is dat er te weinig oog is voor het Nederlandse slavernijverleden in Nederlands-Indië. De auteur spreekt steeds over Azië. Uiteraard zaten er in de tijd van de slavernij Nederlanders op Ceylon, aan de rand van Japan en op andere plekken in Azië, maar het draaide om Nederlands-Indië. Waarom Kartosen dat uitvergroot tot ‘Azië‘ is onbegrijpelijk. Het is onnodig grof en hij maakt het er niet specifiek door. Kartosen heeft het evenmin over ‘Amerika‘ als het om de slavenhandel in de West gaat. Dat is Kartosens eerste verhulling.
Overigens ben ik eens met zijn opinie dat in het Nederlandse debat de transatlantische slavenhandel zo dominant is dat de slavenhandel in de Oost karig wordt bedeeld. Het een hangt samen met het ander.
Het verband van communicerende vaten dat in het publieke debat de dominantie van het een (West) leidt tot de veronachtzaming van het ander (Oost) noemt Kartosen niet. Of hij ziet het niet zo. Hij toont begrip voor de promotors van Keti Koti die erkenning zoeken voor ‘hun’ slavernij, maar koppelt dat niet aan het gebrek aan belangstelling voor de slavernij in de Oost.
Kartosen noemt niet de actieve en in de politiek goed geïntegreerde lobby van Caraïbische Nederlanders die het slavernijdebat domineren. Kartosens opinie roept vooral de vraag op waarom hij de realiteit van de groep van Caraïbische Nederlanders die het slavernijdebat gijzelt niet noemt. Dat is Kartosens tweede verhulling.
Mijn kritiek op het Nederlandse slavernijdebat en de dominantie daarin van de Caraïbische stem heb ik in het commentaar ‘Keti Koti kan geen nationale feestdag zijn‘ van 1 juli 2022 opgeschreven:
De lobby van Caraïbische Nederlanders in media, musea, universiteiten, instituten en politiek is vele malen sterker dan de lobby van de Ind(ones)ische Nederlanders. Met de Black Lives Matter beweging als rugwind hebben zwarte Nederlanders uit de Caraïben in dit debat over slavernij afgelopen jaren definitief het initiatief naar zich toegetrokken ten koste van andere groeperingen.
En:
Het initiatief om Keti Koti als pars pro toto van de slavernij en het kolonialisme te beschouwen is onevenwichtig. Dat is neo-slavernij die nabestaanden van andere slaven achterstelt en een tweede maal koloniseert. Deze vorm van nieuwe onderschikking kan niet de opzet van een nationale feest- en herdenkingsdag van de slavernij zijn.
Het komt in het verlengde van Kartosens zwijgen en ontbrekende analyse van hoe het slavernijdebat in Nederland zich in allerlei geledingen ontwikkelt, makkelijk en gemaakt manmoedig over om Piet Emmer en Kester Freriks als ‘activistische kolonialen‘ te framen. Het lijkt er sterk op dat dit een afleiding is voor het gebrek aan Kartosens moed om zich kritisch te richten tot de Caraïbische Nederlanders die de ‘Aziaten‘ in het debat opzijzetten. Dat doet vermoeden dat Kartosen gewiekst naar rechts schopt, maar te bevreesd is om naar links uit te halen. Dat is de derde verhulling.
Kartosens opinie bevat een goede aanzet tot een evenwichtige analyse. Met hem zijn vele opinieleiders van mening dat het debat over het slavernijverleden onevenwichtig is scheefgegroeid. Om dat de corrigeren moet hij zich niet richten tot wat hij ‘activistische kolonialen‘ noemt, maar tot de ‘activistische neokolonialen‘ die het slavernijdebat naar zich toe hebben getrokken. Kartosen, toon moed, herschrijf de opinie en noem man en paard.
Deel van column ‘Geen Keti Koti voor ons‘ van Ellen Deckwitz in NRC, 30 juni 2022.
De column ‘Geen Keti Koti voor ons‘ van Ellen Deckwitz benoemt vanuit familieniveau de achterstelling in Nederland van de nabestaanden van Oost-Indische slaven ten opzichte van de nabestaanden van West-Indische slaven. Dat is een structurele weeffout.
De lobby van Caraïbische Nederlanders in media, musea, universiteiten, instituten en politiek is vele malen sterker dan de lobby van de Ind(ones)ische Nederlanders. Met de Black Lives Matter beweging als rugwind hebben zwarte Nederlanders uit de Caraïben in dit debat over slavernij afgelopen jaren definitief het initiatief naar zich toegetrokken ten koste van andere groeperingen.
Vele voormalige Surinamers en Antillianen hebben belangrijke functies in de overheid. Zoals de in Suriname geboren Rabin Baldewsingh. Ze lijden aan kortzichtigheid en maken de fout de stemming van hun moederland een-op-een naar Nederland te willen vertalen.
Schermafbeelding van deel interview ‘Belangrijke adviseur regering: maak van Keti Koti een nationale feestdag, met de koning erbij‘ met Rabin Baldewsingh in de Volkskrant, 30 juni 2022.
In een video van het Caribisch Netwerk zegt een medewerker van het Tropenmuseum dat het Nederlands kolonialisme een ‘wereldwijd verhaal’ is. Maar in de achtergrond van de medewerkers en de inrichting van tentoonstellingen van het Tropenmuseum is dat niet terug te vinden. Het blijft bij mooie woorden die niet worden waargemaakt. Caraïbische medewerkers en thema’s domineren het debat en de beeldvorming. Is het toeval dat de artistiek directeur van de NMVW, waar het Tropenmuseum onderdeel van is, afkomstig is uit Jamaica?
Caraïbische Nederlanders haken handig aan bij een beweging die veel politieke steun krijgt, hebben een tamelijk eenduidig profiel en claimen eenzijdig het antwoord op de schuldvraag over het kolonialisme te hebben en stellen dat hun voorouders de grootste slachtoffer van het kolonialisme waren. Dat laatste is historisch onjuist, maar dat dringt in het publieke debat niet door. In musea en universiteiten komt dat geluid niet goed tot uiting. De tegenstem ontbreekt.
De opwaardering van de West en afwaardering van de Oost in de aandacht voor kolonialisme en slavernij is een structureel probleem. Vraag is of dat typisch Nederlands is of ook in voormalige koloniale machten voorkomt die zowel in de Oost en de West koloniën hadden. In februari 2021 schreef ik het onderstaande bij een bespreking van de documentaire ‘Nieuw Licht – Het Rijksmuseum en de slavernij’:
1) Het is onbegrijpelijk dat terwijl expliciet in de documentaire gezegd wordt dat de slavernij in de Oost omvangrijker was dan die in de West, daar in de documentaire nauwelijks iets van terug te vinden is. Was het reisbudget onvoldoende, had de producent geen Indonesische of Nederlands-Indische contacten of was deze reductie een bewuste, politieke keuze? Dat heeft als gevolg dat nu alles in een zwart-wit perspectief geplaatst wordt. Dat is echter een te grove tegenstelling. Wat resteert is een eenzijdig Caraïbisch perspectief. Maar zo was de realiteit van toen niet, en zo is de realiteit van nu niet. De grijs- en bruintinten ontbreken en zijn weggemoffeld. Ook op een andere manier ontstaat vertekening. De tragiek van de historische slavernij is ook dat de zwarte mensen geen homogene groep vormden en naast slachtoffer ook dader konden zijn. Ook die nuancering ontbreekt in de documentaire.
Het initiatief om Keti Koti als pars pro toto van de slavernij en het kolonialisme te beschouwen is onevenwichtig. Dat is neo-slavernij die nabestaanden van andere slaven achterstelt en een tweede maal koloniseert. Deze vorm van nieuwe onderschikking kan niet de opzet van een nationale feest- en herdenkingsdag van de slavernij zijn.
Het voorstel om van Keti Koti eens in de vijf jaar een nationale feestdag met een vrije dag te maken moet afgewezen worden. Het is ongepast. Het verbindt niet, maar verdeelt. Zoals de column van Ellen Deckwitz illustreert. De herdenking van de slavernij kan niet exclusief aan een doelgroep verbonden worden die zich het onderwerp toe-eigent door de voorwaarden ervan te bepalen.
Schermafbeelding van deel artikel ‘Met de collectie wordt ‘onzorgvuldig omgegaan: Wat gebeurt er straks met het Afrika Museum?‘ van 23 april 2022 in NRC met gewijzigde kop. In de browser staat ‘onenigheid-over-de-koers-bedreigt-afrika-museum‘.
Op 23 april 2022 plaatste ik het commentaar ‘Elementen voor een vervolg op een artikel in NRC over Afrika Museum‘ naar aanleiding van een artikel in NRC van die dag van Marit Willemsen over het Afrika Museum. Ik vond dat Marit Willemsen vele kansen had laten liggen en niet erg diep op dit onderwerp was ingegaan. In mijn commentaar beredeneerde ik wat zij ongenoemd had gelaten. Het commentaar sloot ik af met de volgende woorden:
Schermafbeelding van deel commentaar ‘Elementen voor een vervolg op een artikel in NRC over Afrika Museum‘ van George Knight, 23 april 2022.
Nu is de kop die op 23 april 2022 luidde ‘Onenigheid over de koers bedreigt Afrika Museum‘ veranderd in ‘Met de collectie wordt ‘onzorgvuldig omgegaan: Wat gebeurt er straks met het Afrika Museum?‘. De kop van de papieren versie van 25 april 2022 luidde weer anders: ‘Ruzie bedreigt het Afrika Museum‘.
De beslissende rol van de eindredactie van NRC valt op. Die doet meer dan het monteren van teksten, maar geeft daar ook kleuring aan. Die rol stopt blijkbaar niet op en kort voor 23 april 2022, maar gaat ook na publicatie in papier en online nog door.
Sleutelen achteraf aan koppen door eindredacties moet terughoudend gebeuren. Want de archieffunctie van een medium wordt erdoor verstoord. Wat was er volgens de eindredactie van NRC fout aan de eerste kop ‘Onenigheid over de koers bedreigt Afrika Museum‘? Is de hoofdredactie van NRC door een van de betrokkenen na publicatie van het artikel van Marit Willemsen aangesproken door een van de twee in het artikel genoemde betrokken organisaties en heeft die druk gezet om de kop te wijzigen? Het hoeft niet zo te zijn, maar de wijziging roept deze optie over zich af.
De wijziging van de kop roept de vraag op waarom er een nieuwe kop is gekomen. Werd achteraf de kop van 23 april 2022 niet goed bevonden door iemand die de eindredactie die de eerste kop maakte heeft teruggefloten? Het is moeilijk in te schatten omdat het niet bij het artikel met de nieuwe kop wordt gemeld. Zodat het lijkt alsof de tweede kop de oorspronkelijke kop was. Het melden van wijzigingen in een artikel is blijkbaar bij NRC geen gebruik. Bij veel Angelsaksische media is dat wel zo. Zij melden dit soort wijzigingen nauwgezet.
De tweede kop is dubbelzinnig en minder duidelijk dan de eerste kop. Verwarrender dus. Het woord ‘onzorgvuldig’ wordt tussen enkele aanhalingstekens geplaatst. Dat kan betekenen dat het om een citaat gaat. Maar het kan ook betekenen dat het om een gefingeerd citaat gaat. Van wie blijkt niet uit de kop.
Het lijkt er sterk op dat de eindredactie van NRC zelf behoefte heeft aan eindredactie. In elk geval legt de wijziging van de kop opnieuw de focus op de onenigheid tussen het NMVW en de Congregatie van de Heilige Geest over het Afrika Museum.
Schermafbeelding van deel artikel ”Onenigheid over de koers bedreigt Afrika Museum‘ in NRC, 23 april 2022. Met kop die achteraf door NRC is gewijzigd. Via commentaar van George Knight, 23 april 2022.
NRC heeft geprobeerd om in een artikel over het Afrika Museum nuances aan te brengen en suggestieve opmerkingen achterwege te laten. Het geschil tussen het NMVW (Nationaal Museum van Wereldculturen) en de Congregatie van de Heilige Geest over het Afrika Museum in Berg en Dal ligt gevoelig. De Congregatie heeft de huurovereenkomst met het NMVW per 1 januari 2025 opgezegd. Tegen welke achtergrond speelt de controverse? Deze reactie probeert de basis voor een onderzoeksartikel te leggen dat oordeelt op basis van feiten en cruciale omstandigheden.
Schermafbeelding van deel artikel ‘Onenigheid over de koers bedreigt Afrika Museum‘ van Marit Willemsen in NRC, 23 april 2022.
Moralisme
Het NMVW moraliseert. Dat is een prima verdedigingslinie om politiek en media op afstand te houden. Ze breken er niet doorheen of missen het besef dat dit een kwestie is. Gemoraliseer is een gevaar als het afleidt van het passende antwoord. Of liever gezegd van het stellen van de goede vragen. Daar gaat het artikel mank aan.
NRC-correspondent Oost-Nederland Marit Willemsen laat in haar artikel ‘Onenigheid over de koers bedreigt Afrika Museum‘ van 23 april 2022 de woordvoerder van het NMVW praten en citeert geen antwoorden op scherpe vragen die ze hem stelt. Zodat men hieruit mag afleiden dat ze die vragen niet heeft gesteld.
Moralisme is niet waar het geschil over het Afrika Museum tussen het NMVW en de Congregatie over gaat. Het gaat over geld en macht.
Tussen de abstractie van mooie woorden die niet te verifiëren zijn en de macht van het geld dat zich grotendeels achter de ambtelijke en politieke schermen afspeelt kan een museum getoetst worden aan professionaliteit. Opvallend is dat beide partijen vinden dat het daar bij de ander aan schort. Kan het allebei waar zijn?
Gebrek aan professionalismeen strijd om geld
Het gebrek aan professionalisme van het NMVW dat in 2020 17,5 miljoen euro via regelingen van OCW ontving om een professionele museale organisatie op te bouwen zou door twee vragen die in het artikel onvoldoende aandacht krijgen bevraagd kunnen worden.
De eerste vraag is waarom het NMVW in het beleid mensen centraal stelt en objecten afwaardeert. Of attributen zoals toenmalig directeur Stijn Schoonderwoerd in 2019 zegt. Wat is de rol van de kunstobjecten in de collectie? Ze lopen het lot om tot een plaatje bij een praatje dat het NMVW wil verkondigen te verworden. Dat roept de vraag op waar de drie musea voor staan die samenwerken in de koepel NMVW en wat voor zelfbeeld degenen hebben die het beleid bepalen.
Zijn het kunstmusea die uitgaan van de objecten of eerder historiserende musea die aan de hand van de objecten een verhaal vertellen? Vanzelfsprekend is de keuze voor het laatste niet. Integendeel. Buitenlandse etnografische musea als het Duitse Hombuld Forum zetten de objecten centraal in hun presentatie. Dat hoeft per definitie ook weer niet, maar aanvaardt het evenmin als vanzelfsprekendheid dat objecten niet centraal worden gesteld.
De andere vraag die niet gesteld wordt is of het NMVW standaard volgens de geldende museale normen werkt. Dat zou een vanzelfsprekendheid moeten zijn voor musea die zijn aangesloten bij het Museumregister en de Museumvereniging. Daarbij komt dat het NMVW een budget van 24 miljoen euro heeft (2020). Zo’n bedrag brengt verplichtingen over de verantwoording van de werkwijze en de besteding met zich mee. Aanleiding voor twijfel voor de juiste besteding van het budget zijn herhaaldelijk optredende onregelmatigheden met klimatisering, brandveiligheid en slordige behandeling van objecten. Dat moet in kaart gebracht worden.
Identiteit
Willemsen praat direct met de Engelssprekende Jamaicaan Wayne Modest over Afrika en vertegenwoordiger Carel Verdonschot van de Congregatie mag daar op reageren. Het is de vraag of dat een evenwichtige journalistieke opstelling is. Daarbij komt dat het lijkt alsof van Modest vanwege zijn persoonlijke achtergrond wordt gedacht dat hij meer recht van spreken heeft. Maar heeft hij daarover meer te vertellen dan de paters van de Congregatie die betrokken zijn bij het Afrika Museum? Terwijl de laatsten daar gewoond en gewerkt hebben en het nog maar de vraag is of Modest ooit in Afrika is geweest.
Dat is het mechanisme van identiteit waardoor het artikel uit het lood komt te staan. Door die oppervlakkige laag vernis over identiteit weten tot nu toe alle artikelen over het NMVW niet tot de kern door te dringen. Ze graven niet dieper, maar blijven aan de oppervlakte van de vernislaag hangen. Dat proberen te bewerkstelligen is een defensieve strategie van het NMVW.
Identiteit die ons reduceert tot een enkel hokje is een belediging voor ons denken. ‘We zijn méér dan man, vrouw, wit, zwart, lesbisch of hetero‘, zegt Kwame Anthony Appiah. Journalisten die er stilzwijgend van uitgaan dat een enkel hokje veel, zo niet alles verklaart bezondigen zich aan lui denken.
Huidskleur is precair om te benoemen en behoort in positief noch in negatief opzicht een verschil te maken over de inhoud. Het NMVW zet het via het optreden van Modest bewust in als joker en verbindt het direct met uitspraken over kolonialisme of slavernij die daarmee geabsolveerd worden en niet meer open ter discussie kunnen worden gesteld.
Journalisten zijn terecht huiverig om daar verdere vragen over te stellen omdat ze dan raken aan de identiteit van de woordvoerder. Hun kompas wordt stuk gemaakt. De roze olifant in de kamer is in dit geval zwart. Wat niet wordt gezegd over het NMVW wordt zo interessanter dan wat wel wordt gezegd.
Pure overtuiging
Het artikel is interessant vanwege de impliciete claim van het NMVW op de meest pure overtuiging. Dat is als vanouds het voorrecht van religieuze organisaties als de paters van de Congregatie. Dat voorrecht betwist het NMVW door er haar eigen ietsistisch moralisme tegenover te zetten.
Zo ontstaat een onuitgesproken ideeënstrijd tussen de spiritualiteit van het NMVW die een combinatie is van marketing, zingeving, linksige politiek en claims op eigentijdsheid en moderniteit, en de traditionele godsdienst van de Congregatie die in eeuwen binnen marges is vastgelegd.
Deze claims en verschillen voeden het onbegrip tussen beide partijen. De vaagheid van het NMVW geeft deze organisatie manoeuvreerruimte en onduidelijkheid, terwijl de fixatie van de Congregatie traditie en voorspelbaarheid geeft.
Het is verre van verwonderlijk dat het NMVW beter bij de tijdgeest aansluit en vertegenwoordigers van de media zich daar beter mee kunnen identificeren. Zonder het volledig te hoeven begrijpen. Dit wordt versterkt doordat het NMVW door de gezochte vaagheid van overtuiging die brede marges opzoekt en zo bijna iedereen een mentale plaats biedt, terwijl het katholicisme van de paters strikter bepaald is en die manoeuvreerruimte mist.
Door sluimerende misbruikschandalen binnen de katholieke kerken hebben katholieke organisaties ook nog eens een slechte pers gekregen. Wat uiteraard niets met deze kwestie te maken heeft. Maar het bepaalt de beeldvorming. Van publiek en journalistiek.
Schermafbeelding van deel paragraaf ‘Missiepartners‘ van het NMVW op site Afrika Museum. Met tekst: ‘Mission first. Wij zijn een missiegedreven organisatie. Ons doel is te inspireren tot een open blik op de wereld en bij te dragen aan wereldburgerschap. In Nederland en ook elders in de wereld. Wij vertalen die missie door in al onze activiteiten, ook zakelijk. Onze partners delen die visie. Ook voor hen geldt: mission first. Dat betekent dat samenwerking meer zal opleveren dan geld alleen.
Slag in de media
Het NMVW profileert zich in de media met linksig identitair denken en ietsistisch moralisme waarvan journalisten in hun achterhoofd denken dat ze het met goed fatsoen niet tegen kunnen spreken. Omdat dat ongepast is en omdat de overtuiging van het NMVW zo vaag is dat het weinig om het lijf heeft. Daarmee heeft het NMVW de slag in de media al gewonnen.
Die slag houdt in dat het niet meer over de inhoud gaat. Dat het niet concreet en verifieerbaar wordt. Dat het museale professionalisme van het NMVW niet ter discussie wordt gesteld. Dat de rol van de kunstobjecten niet centraal staat. Wat het NMVW beweert blijft vaag en abstract. Wereldburgerschap, eigentijdsheid. diversiteit, dekolonisatie. Vul maar in, het claimt van alles en zegt niks. Geen journalist die voldoende doorvraagt.
Achter die vaagheid zit een bewuste strategie van het NMVW dat jaarlijks dus 17,5 miljoen euro overheidssubsidie ontvangt en dat veilig wil stellen. Binnen het ministerie van OCW heeft het NMVW niet onpartijdige medestanders die de openbaarheid en verantwoording uit de weg gaan, maar zich wel vanachter de schermen in de kwestie blijven mengen. Is het een wonder dat de Congregatie door OCW niet wordt aanvaard als serieuze gesprekspartner?
Vervolg: een duurzaam artikel
Het Afrika Museum van voor de fusie van 2014 werd in de jaren daarvoor positief beoordeeld door de Raad voor Cultuur en visitatierapporten. Is het omgekeerde waar dat de huidige bedrijfsvoering van het Afrika Museum door het NMVW aan kwaliteit heeft ingeboet? Dat zou nader onderzocht moeten worden. Waarom begrijpt Modest niet dat hij met de verwijzing naar de in 2007 ingerichte ‘duistere’ eerste verdieping feitelijk zijn eigen NMVW een brevet van onvermogen geeft?
Het artikel vraagt óf om een antwoord met detaillering door een deskundige met kennis van zaken over het reilen en zeilen van het NMVW én het Afrika Museum óf om een vervolg dat het perspectief van de Congregatie beter doet uitkomen dan deze poging van Marit Willemsen. Ook de rol van OCW kan in zo’n artikel nader uitgewerkt worden.
Wellicht kan de onderzoeksredactie van NRC helpen om door factcheck de feiten en claims op moraliteit van NMVW en Congregatie op een rijtje te zetten voor de basis van een duurzaam artikel dat zich niet laat leiden door oppervlakkigheden die afleiden van de zaak. Niet in het minst over geld en macht. Hard geld gaat voor slappe praatjes. De lezer verdient beter dan een impressie.
Poster ‘Fascisme is slavernij‘, 1980. Bewerking van linoleumsnede van Gerd Arntz. Collectie: Internationaal Instituur voor Sociale Geschiedenis.
Deze poster uit 1980 zegt dat fascisme slavernij is. Deze slogan wordt zonder bronvermelding boven een linoleumsnede van de Duits-Nederlandse ontwerper Gerd Arntz uit 1935/1936 geplaatst. Hij werd bekend om zijn zogenaamde isotype en werkte voor het CBS.
De context uit 1935 is anders dan in 1980. Nadeel van het hergebruik van oud bronmateriaal is dat de nuance van ‘het verhaal’ van toen ondergeschikt wordt gemaakt aan de situatie van nu die daar niet volledig in past. Zo gaat de nuance van het verhaal van toen verloren.
Toegespitst op deze linoleumsnede van Arntz, in hoeverre komen de Nazi’s en de Duitse oorlogsindustrie uit 1935 overeen met de in het Westen heersende klasse en de Westere oorlogsindustrie van 1980? Zijn de verschillen groter dan de overeenkomsten? Is de positie van de Duitse arbeiders in 1935 hetzelfde als de positie van de werknemers in 1980?
Activisten hebben er een handje van om begrippen te vermengen. Dat werkt niet altijd verhelderend. De begrippen die al te makkelijk met elkaar vermengd worden zijn onder meer: rassenhaat/racisme, mensenhaat, vrouwenhaat, vreemdelingenhaat, seksuele discriminatie, uitbuiting, slavernij, (neo)-kolonialisme, neo-nazisme, imperialisme, antisemitisme, clericalisme en apartheid.
Door het een uit het ander te laten volgen (‘Racisme leidt tot fascisme‘) of het fascisme te beperkt te interpreteren ‘Fascisme is slavernij‘ of ‘Fascisme is moord‘ gaan de historische nuances van toen en nu verloren.
Dat is jammer omdat dan ook het aloude parool ‘Wees Waakzaam‘ afgezwakt worden. Juist nu is waakzaamheid geboden omdat de democratie onder druk staat en zich weerbaar op dient het stellen. De dreiging is sinds de Tweede Wereldoorlog nog niet zo groot geweest.
Hedendaagse fascisten als Donald Trump en Thierry Baudet moeten zonder schroom en zonder slag om de arm genoemd worden wat ze zijn: fascisten. Activisten moeten begrijpen dat het averechts werkt om dat te verbinden met begrippen die volgen uit het eigen hobbyisme of segment van het activisme. Dat leidt af van de essentie en verzwakt door stapeling een glasheldere uitspraak die het fascisme afwijst.
Deel artikel ‘REKENING VOOR KOLONIALE DWANGARBEID: 9,5 MILJOEN‘. One World, 23 augustus 2021.
Wie kritiek op de ander heeft en die beschuldigt van onmaatschappelijk handelen loopt de kans ongeloofwaardig te zijn door samenwerking met iemand die precies dat is waarvan men de ander beschuldigt. Namelijk een fraudeur of profiteur die onmaatschappelijk handelt. Het woord dat zo’n dubbele standaard karakteriseert is hypocrisie.
De critici zijn in dit geval Mitchell Esajas (The Black Archives) en co-curator Amal Alhaag van kunstmanifestatie sonsbeek20→24 die in het artikel ‘REKENING VOOR KOLONIALE DWANGARBEID: 9,5 MILJOEN’ dat op 23 augustus 2021 werd gepubliceerd op One World de aanval openen op de Arnhemse regentenfamilie Brantsen. Door de ondertekening van artistiek directeur Bonaventure Soh Bejeng Ndikung die expliciet verwijst naar sonsbeek20→24 valt dit artikel op te vatten als deel van de manifestatie. Dus de kritiek komt van sonsbeek20→24 als instelling.
Ze vragen 9,5 miljoen euro voor ‘de onbetaalde arbeid door hun voorouders in de periode 1727 – 1780‘. Het is geen serieuze juridische claim die bij een rechtbank enige kans op succes maakt. Het is een politiek pamflet dat de activisten gebruiken om hun politieke doelen onder een breed publiek te verspreiden.
De site van sonsbeek20→24 zegt bij de beschrijving van Amal Alhaag het volgende: ‘Haar projecten bevinden zich op de snijvlakken muziek en hedendaagse kunst, (post)kolonialisme en antropologie om ‘oncomfortabele’ zaken te onderzoeken, te agenderen en te bekritiseren‘.
Bij de deelnemende kunstenaars wordt ‘The Black Archives’ genoemd als een ‘fysiek en digitaal archief en cultureel platform op het snijvlak van archieven, cultureel erfgoed, kunst en onderwijs‘. De mensen achter ‘The Black Archives’ zijn geen traditionele kunstenaars met een kunstopleiding of autodidacten die op eigen kracht een artistiek niveau hebben bereikt, maar interdisciplinaire activisten die een politiek geëngageerd verhaal vertellen. ‘The Black Archives’ kan als de definitie van kunst ver opgerekt wordt een kunstinstelling worden genoemd, maar het valt eerder op te vatten als een historisch archief, een ontmoetingsplaats voor activisten of een debatcentrum.
Die politieke inzet kan waardevol zijn, maar waarom iemand als Mitchell Esajas door sonsbeek20→24 genoemd wordt als kunstenaar en niet als politieke activist is naar twee kanten verwarrend. Het rekt zoals gezegd de definitie van wat een kunstenaar is op en het schept ook verwarring over wat een politieke activist is.
In het project ‘Sound Waves of Resistance‘ van ‘The Black Archives’ en Yinka Ilori wordt ook verwezen naar Huis Zypendaal dat in het artikel van One World centraal staat. In dat artikel zegt Mitchell Esajas met Amal Alhaag: ‘Onlangs bezochten wij uw terrein, waar de tentoonstelling ‘Sound Waves of Resistance’ de verborgen ontstaansgeschiedenis van Huis Zypendaal op het landgoed zichtbaar maakt‘. Esajas verwijst naar zijn eigen project van sonsbeek20→24 zonder dat hij bekend maakt dat hij naar zichzelf verwijst. Het moet steekhoudende argumenten en legitimiteit suggereren.
Partners van sonsbeek20→24, onder wie financier en sponsor Stichting Ammodo.
Wie open is en maatschappelijk onrecht wil bestrijden doet er verstandig aan om dat naar alle kanten te doen. Een financier en sponsor van sonsbeek20→24 is de Stichting Ammodo. Daar heeft Mitchell Esajas geen kritiek op. Maar anderen wel, zoals FTM in meerdere publicaties, kunstenaar Timo Demollin in het artikel ‘De Fuik van de Filantropie‘ in Platform BK en ikzelf in een commentaar. Stichting Ammodo geeft geld aan sonsbeek20→24 dat het van havenwerkers heeft ontvreemd. Tot verbijstering van velen is het protest tegen deze opmerkelijke gang van zaken uiteindelijk gaan liggen.
Demollin zegt over de herkomst van het besmette geld van Ammodo: ‘Maar hoe is het verzuimen van een eerlijke reflectie op de herkomst van dit geld te rijmen met de huidige inspanningen van zoveel door Ammodo gesponsorde kunstinstellingen om hun organisaties te ‘dekoloniseren’, om onderdrukkende machtsstructuren te herkennen en te ontmantelen?‘
Dat is de valkuil waar Mitchel Esajas intrapt. Hoe kan hij volhouden met zijn politieke projecten de samenleving te willen dekoloniseren als hij daarvoor, al is het indirect, de steun van een stichting aanvaardt die havenwerkers heeft bedrogen? Esajas neemt besmet geld aan om besmet geld aan de orde te stellen. Hoe cynisch is dat?
Het Ammodo-dossier is van nu. Het speelt niet in de 18de, maar in de 21ste eeuw. Esajas en het curatorenteam van sonsbeek20→24 dat kritiek heeft op ‘oncomfortabele’ zaken missen zelfkritiek. Ze hadden respect verdiend als ze hadden geweigerd om bij een kunstmanifestatie betrokken te zijn die besmet geld aanvaardt.
De Code Inclusie & Diversiteit in de kunstsector zegt in theorie ruimte te maken voor nieuwe verhalen en te werken aan een gelijkwaardige sector voor iedereen. Dat is een evenwichtig streven waarbij niet de politiek meest actieven en best georganiseerden die het meest brutaal en inventief de publiciteit weten te bespelen en het beste weten politieke druk weten te zetten in media, politiek en onderwijsinstellingen telkens weer subsidie ontvangen of vanwege hun politieke overtuiging en relatieve bekendheid die buiten de kunst is gelegen worden uitgenodigd voor presentaties.
Volgens de code gaat diversiteit ook over het verschil of de achterstand in sociaaleconomische status en opleidingsniveau. Dat betreft ook de havenwerkers van Ammodo die zijn verdwenen achter een Arnhems verhaal over slavernij, historische achterstelling, sociaal onrecht en ongelijkheid. Volgens de organisatie van sonsbeek20→24 weegt blijkbaar de ene ongelijkheid zwaarder dan de andere ongelijkheid. Dat is Animal Farm anno 2021. Laten we beseffen dat maatschappelijke verontwaardiging aan mode onderhevig is en de kunstsector uit zelfbehoud een grotere afstand tot die activistische waan van de dag moet houden dan nu gebeurt.
Schermafbeelding van deel artikel ‘Utrecht betaalt wijzigen achternaam met slavernijachtergrond desnoods zelf‘ van Nu.nl, 7 september 2021.
Het is een goed idee dat mensen die hun ‘slavernij-naam’ willen veranderen dat tegen ‘normale’, niet al te hoge kosten makkelijk kunnen doen. In de grote steden is daar debat over. Dat speelt tegen de achtergrond van het oplaaiende debat over slavernij, identiteit en diversiteit.
De gemeente Utrecht gaat volgens een bericht van nu.nl dat breed door andere media geciteerd wordt nog een stapje verder. Dat nieuwsmedium voert een anonieme bron namens de gemeente Utrecht op zonder te specificeren wie of wat dat is. De waarde van de uitspraak valt daarom niet te controleren omdat de naam van een woordvoerder of een gemeentelijke dienst of afdeling ontbreekt.
Nu.nl stelt dat ‘desnoods de gemeente op initiatief van de gemeenteraad de rekeningen voor de naamsverandering zelf betaalt’, zo zou de gemeente ‘zelf’ melden. Het is onduidelijk op welk initiatief van de gemeenteraad nu.nl doelt. Motie 185 vraagt uitsluitend om een verkenning om de rekening te betalen. Daarover straks meer.
Op de site van de gemeente Utrecht is over dit onderwerp de volgende motie van PvdA en DENK van 3 december 2020 te vinden die met de stemmen van ChristenUnie (2), D66 (10), GroenLinks(12), Partij voor de Vrijheid (1), SP (2), Stadsbelang Utrecht (1) en VVD (6) ruimschoots verworpen werd:
Schermafbeelding van Motie 427 ‘Ondersteun afstammelingen van tot slaaf gemaakte mensen bij hun naamsverandering’ in Utrechtse gemeenteraad, 3 december 2020.
Beide partijen pleitten ervoor om bij het Rijk te pleiten voor afschaffing van het psychische onderzoek en opperden te verkennen of de gemeente tegemoet kan komen in een deel van de kosten.
In de behandeling (klik op 19e raadsvergadering gemeenteraad 3 december 2020.doc en dan p.71) ontraadde wethouder Linda Voortman (GL) M427 ‘om financiële redenen’ en zei ze te kijken of de bijzondere bijstand een optie voor dekking zou zijn. In haar reactie zei fractievoorzitter Heleen de Boer van GL dat omdat de wethouder heeft gezegd ‘dat zij hierover in gesprek gaat’ en zij heeft uitgelegd dat zij gaat proberen een regeling te treffen voor de mensen die dat niet zelf kunnen betalen dat dat voor haar fractie voldoende was om ‘op dit moment’ tegen M427 te stemmen.
Motie 185 ‘Naamsverandering van nakomelingen van tot slaaf gemaakten‘ van juli 2021 die een doorstart van M427 is en met ruime steun werd aangenomen droeg het college op om samen met de drie grote steden bij het Rijk te pleiten ‘voor afschaffing van de kosten van een naamswijziging en voor afschaffing van het psychologisch onderzoek‘ en ‘te verkennen wat de mogelijkheden zijn om als gemeente Utrecht tegemoet te komen aan de kosten die Utrechtse nakomelingen van tot slaaf gemaakte mensen moeten maken om hun achternaam te veranderen‘.
Inhoudelijk is M185 een kopie van de eerder verworpen M427 van PvdA en DENK. Het verschil tussen beide moties is niet inhoudelijk, maar gaat over het wel of niet zwaar laten wegen van de financiële dekking. In de tweede motie M185 moet blijkbaar het toevoegen van de passage ‘afschaffing van de kosten van een naamswijziging‘ de draai voor de coalitiepartijen mogelijk maken, zodat ze niet meer gebonden zijn om die af te wijzen vanwege ontbrekende dekking. Een toezegging van het Rijk als gevolg van de onderhandelingen zou dat politiek haalbaar kunnen maken. Daarover zegt het bericht van nu.nl niets. Het is trouwens onzeker of het Rijk ooit met zo’n toezegging komt. Blijkbaar maakt dit voorschot op de toekomst de draai voor GL, D66, CDA, CU, PvdD, SP en Student & Starter mogelijk.
Uit het bericht van nu.nl wordt niet concreet hoe breed de categorie mensen is waarvoor de gemeente Utrecht de naamsverandering wil gaan betalen. Het oogt als een losse flodder of proefballonetje dat dient om druk te zetten op het Rijk. Als het gaat om de mensen die het niet zelf kunnen betalen en waarvoor een regeling wordt getroffen, dan reproduceert nu.nl het standpunt van 3 december 2020 van wethouder Voortman en fractievoorzitter De Boer. Het ‘desnoods’ in de uitspraak van de anonieme bron van de gemeente Utrecht duidt erop dat betalen door de gemeente alleen in specifieke gevallen geldt. Zoals voor mensen die het niet kunnen betalen. Maar dat wordt niet duidelijk gemaakt.
Als dit bericht van nu.nl klopt, wat de vraag is vanwege het anonieme karakter van de bron, dan valt de opstelling van het Utrechtse college en de coalitiepartijen te karakteriseren als politiek opportunisme of vertraagd inzicht. Niet alleen op het Binnenhof worden verschillen niet gemaakt door de inhoud, in Utrecht is het niet anders. De uitspraak van de anonieme bron van de gemeente Utrecht speelt op het niveau van de politieke marketing en de angst om door andere partijen overvleugeld te worden.
Schermafbeelding van deel artikel ‘Utrechtse excuses voor slavernijverleden? Niet uit mijn naam, zegt deze politicus‘ in het AD, 2 juli 2021.
Er is in vele landen vanuit gematigd linkse kringen kritiek op radicaal-links dat met identiteitspolitiek, cancel culture, wokeness en politiek correct denken van oorsprong linkse kiezers naar rechts jaagt. In de VS wijst de Democratische strateeg James Carville op het gevaar de traditionele achterban van Blue collar kiezers (= arbeiders) te verliezen. Dat denken zou het failliet bevestigen van links en radicaal-rechts in de kaart spelen. Zijn idee is dat er een kantelpunt bestaat dat als de wokeness binnen linkse partijen toeneemt de aantrekkingskracht van een breed publiek voor links afneemt.
Een nieuw netelig onderwerp in dit politieke debat is het slavernijverleden waarvoor stad en land excuses zouden moeten aanbieden. Voor welk probleem dat een oplossing biedt is de vraag. Opinieleiders uit radicaal-linkse kringen proberen elkaar de loef af te steken in politieke correctheid. Het is hun optimale kans om zich tegenover elkaar te profileren. De samenleving heeft daar echter weinig aan want, zoals gezegd, dat gaat niet ongestraft. Voor traditioneel links kan het zelfs de doodsteek betekenen.
Er bestaat overeenstemming over het feit dat het terecht is om te erkennen dat slavernij een zwarte bladzijde in de vaderlandse geschiedenis is geweest. Het was beter geweest als het nooit had bestaan. Het heeft velen onnoemelijk leed gebracht. Die erkenning moet breed uitgedragen worden.
Maar het aanbieden van excuses gaat een stap verder. Zeker als nog niet omschreven is hoe zich dat verhoudt tot schadevergoeding voor de verre nazaten van de slachtoffers van de slavernij, het herschrijven en dekoloniseren van de geschiedenis, het verwijderen van standbeelden van vaderlandse admiraals en bestuurders en het hernoemen van straten en instellingen omdat ze zouden verwijzen naar een besmette naam.
Het is een kluwen van aspecten die samenhangen en waarvan onduidelijk is wat nou wat is. Ze vormen samen de lagen van de taart. Het aanbieden van excuses voor het slavernijverleden van Nederland is de kers op de taart. Een taart waarvan onduidelijk is wat er precies inziten hoe die gemaakt is. Voordat excuses aangeboden worden dient duidelijk omschreven te worden wat de aspecten zijn.
Ook moet opgepast worden dat hedendaags racisme niet vermengd wordt met het slavernijverleden van bijna 150 jaar geleden en ouder. In 1873 kwam officieel een eind aan de slavernij in Nederland toen het verboden werd. Het gevaar is dat het aanbieden van excuses voor het slavernijverleden in de plaats komt van de bestrijding van hedendaags racisme op arbeidsmarkt, sociale huisvesting en in de samenleving in algemene zin. Dat is een oneigenlijk gebruik van excuses.
Nodig is een brede maatschappelijke discussie waar vertegenwoordigers van de hele bevolking aan deelnemen. Voor de acceptatie en sociale cohesie is het niet zinvol dat een groep activisten anderen een mening opdringt. Hoewel ze wel het debat kunnen helpen voorbereiden door de feiten boven water te halen en in het debat in te brengen. Maar ze zouden er door politieke en publicitaire druk in hun eentjes niet over moeten kunnen beslissen. Daar lijkt het nu op uit te draaien.
Het zou als uiterste sanctie geen taboe moeten zijn om de namen van de meest kwaadaardige personen uit het slavernijverleden die het meeste kwaad hebben aangericht uit de openbaarheid te verwijderen. Zonder dat ze uit de geschiedenis verdwijnen of wat nog erger is de geschiedenis herschreven wordt door hun uitwissing. Uitsluitend ter zake kundige historici zouden na gedegen onderzoek hier een voorstel voor moeten doen.
Maar laat het evenmin een automatisme zijn dat alle historische personen die in verband worden gebracht met slavernij en handel in slaven gecanceld moeten worden. Of dat standbeelden en straatnamen die hun naam hebben gekregen om politieke redenen hernoemd zouden moeten worden. Een ‘bijschrift’ kan de kwalijke kanten belichten van genoemde personen. Het is ongewenst én onmogelijk om met de bril van nu naar 1650, 1750 of 1850 te kijken.
Schermafbeelding van tussenstand van poll in het AD bij het artikel ‘Utrechtse excuses voor slavernijverleden? Niet uit mijn naam, zegt deze politicus‘, 2 juli 2021.
Aanleiding voor mijn zorgen over een ver doorgeschoten identiteitspolitiek die uiteindelijk traditioneel links electoraal beschadigt is een enquête in het AD. Een krant die door vele ‘doorsnee’ Nederlanders geraadpleegd wordt. De respondenten vinden in grote meerderheid dat de gemeente Utrecht geen excuses aan moet bieden voor het slavernijverleden. Het valt niet te verwachten dat ze representatief zijn voor de Nederlandse bevolking, maar desalniettemin geeft de stemming aan dat er tegenstand is tegen het aanbieden van excuses. Dat kan niet lichtvaardig. Als het gebeurt, dan moet het goed voorbereid, uitgelegd en afgebakend worden.
Met verbazing, bewondering maar ook met open vragen die niet beantwoord worden heb ik gekeken naar de documentaire ‘Statue Wars: One Summer in Bristol‘ van de BBC over de City Mayor van het Engelse Bristol Marvin Rees (Labour). Hij is van gemengde afkomst met een witte moeder en zwarte vader. Hij vertelt dat hij in armoede is opgevoed. Zijn claim dat hij de eerste zwarte burgemeester van Europa is klinkt te ongeloofwaardig om waar te zijn en is dan ook onjuist.
Aanleiding voor dit verslag met veel talking heads en meer journalistieke dan cinematografische ambitie was de reactie op de moord in de VS op George Floyd. Om die reden is het de vraag of het wel een documentaire genoemd kan worden. Het meer neutrale verslag past beter.
Een verslaggever van het lokale BBC Bristol die Rees interviewt krijgt volop kritiek voor wat door Rees en zijn medewerkers insinuerende en weinig constructieve vragen worden gevonden. Door dit in het verslag op te nemen versterkt de BBC het beeld dat het objectief handelt.
Op 7 juni 2020 werd in Bristol het standbeeld van slavenhouder George Colston door een menigte van zijn voetstuk gehaald en in de haven gekieperd. Het was wereldnieuws. Dat wordt getoond. Rees wordt geïnterviewd door de New York Times en belangrijke media. In de naweeën van de zaak Floyd.
Het verslag gaat erover hoe Rees met zijn team de stad bij elkaar probeert te houden. Dat is de mantra die hij herhaalt. Colston is in Bristol een belangrijke historische figuur en stond voor velen eerder bekend als filantroop, dan slavenhouder. Dat is sinds juni 2020 veranderd. Vele instellingen die zich tooiden met de naam Colston hebben inmiddels een minder beladen naam gekozen.
Interessant zijn de overwegingen van Rees en zijn team om de radicalen aan beide zijden van dit conflict de wind uit de zeilen te nemen, zonder ze het recht op demonstratie te ontnemen. Het wordt met zoveel woorden manoeuvreren genoemd.
Het beeld dat ontstaat is dat hier een bestuurlijk leider in optima forma binnen de betrekkelijk kleine marges die hij heeft met politiek handwerk, geloof in zichzelf, een fijnzinnige antenne en ‘verbindend’ handelen aan het werk is. Dit verslag valt op te vatten als voorbeeld van zijn dynamische mediabeleid waarmee hij zich ook landelijk profileert voor Westminster.
Het gaat dus om het zoeken van de verbinding tussen activisten die opkomen voor de doelstelling van Black Lives Matter (BLM) en degenen die vinden dat met het protest de geschiedenis en de eigenheid van de stad Bristol geweld wordt aangedaan. Die balanceert tussen radicaal links en rechts gaat lange tijd goed, maar ontspoort uiteindelijk toch in maart 2021. Het thema is te groot.
Opvallend is hoe het verslag is ontdaan van verwijzingen naar de partijpolitieke achtergrond van de hoofdpersonen. Dat hindert het begrip, hoewel hun opereren op het oog aardig overeenkomt met hun partijpolitieke achtergrond. Men vraagt zich af of het feit dat dit niet vermeld wordt te gevoelig ligt voor de BBC die politiek toch al zo onder druk ligt door voortdurende kritiek van de Tories.
Marvin Rees is een sociaal-democraat uit het midden van het politieke spectrum die door BLM-activisten geframed wordt als verrader van de zwarte zaak. Rees’ antwoord daarop is dat hij er niet voor zichzelf of zijn achtergrond zit, maar voor de stad. Cleo Lake is zijn linkse tegenpool en zet zich als raadslid van de Green Party bewust in voor de zwarte zaak. Zij verwijt Rees te weinig te doen aan de gevolgen van de slavernij en in de oorlog over de standbeelden geen partij te willen kiezen.
In de laatste, uitgestelde verkiezingen van mei 2021 werd Rees herkozen als burgemeester, maar werd Labour bijna ingelopen door de Groenen. Die spanning tussen Lake en Rees is voelbaar als ze in een digitale vergadering op elkaar reageren. Ze zijn politieke rivalen die het oneens zijn over de aanpak van de standbeeldenoorlog. Maar ze hebben ook verschillende verantwoordelijkheden. Dat maakt duidelijk wat praktische politiek inhoudt en wat de grenzen en voorwaarden ervan zijn. Dat inzichtelijk maken is de grote verdienste van ‘Statue Wars: One Summer in Bristol‘.
Schermafbeelding van deel petitie ‘Maak een einde aan de betrekkingen met Suriname’ van Nathanael Robert Mulder.
Als de suggestie in deze petitie ‘Maak een einde aan de betrekkingen met Suriname’ is dat Duitsland geen zwart koloniaal verleden heeft, dan is dat onjuist. De massamoord door de Duitsers op de Herero’s en Nama’s in Namibië (tot 1919 Duits-Zuidwest-Afrika) is door de Verenigde Naties erkend als de eerste genocide van de 20ste eeuw en kreeg de naam Namibische Genocide. Hitler had de Holocaust niet van een vreemde.
Het is evenmin onjuist dat Duitsland een beter verleden heeft dan Nederland. Zie wat het vanaf 1914 en 1939 aanrichtte door buurlanden binnen te vallen met tientallen miljoenen slachtoffers tot gevolg. Daar kan Nederland ondanks het feit dat het ook een zwart koloniaal verleden heeft niet aan tippen.
Duitsland is geen lichtend voorbeeld om tegen Nederland af te zetten. Daar komen eerder andere landen voor in aanmerking, hoewel bijna alle Europese landen in de 19de en 20ste een koloniaal verleden hebben met ontsporingen en onrecht tot gevolg. Maar juist Duitsland is niet zo’n uitzondering.
Verder bevat deze petitie zoveel onjuiste, onzinnige en niet onderbouwde beweringen dat het de vraag is of hier wordt beoogd om satire te bedrijven. De humor is dan dat het verleden van Duitsland als tolerant en anti-koloniaal wordt voorgesteld. Petitionaris Nathanael Robert Mulder probeert zich te laten kennen als een grappenmaker.
De petitie gaat ook voorbij aan de politieke realiteit van een verbeterde relatie van de regering Santokhi met Nederland. De uiting in een besloten bijeenkomst van minister Blok dat Suriname een mislukte staat is vanwege de etnische opdeling dateert van 2018 en is sindsdien afgedaan als onjuist en te kort door de bocht. Minister Blok is binnen de Nederlandse politiek geen man van grote ideeën en interessante visies, maar een boekhouder die op de winkel past. Nederland heeft afstand genomen van Bloks uitspraken en laat de frustratie aan Blok over voor een mislukte bijeenkomst. Nederland scoort in alle internationale vergelijkingen over de stand van de democratie, de rechtsstaat en het welzijn hoog en weet prima voor de eigen bevolking te zorgen.
Deze petitie is een dieptepunt van feitenvrije schrijverij. De petitionaris neemt de pose aan van de veelweter die niks weet. Als zijn petitie ergens een teken van kan zijn, dan is dat nog niet zo makkelijk uit te maken wat dat dan is. Een roep om aandacht? Liefde voor Duitsland? Anti-Nederlands sentiment? Gebrek aan historisch besef? Een aanval op de regering Santokhi en de verbeterde relatie van Suriname met Nederland? Een poging tot humor? Of is het dat allemaal gecombineerd in een poging om aan de hand van deze elementen de meest onbenullige petitie ooit op petities.nl te plaatsen? Deze poging heeft een goede kans van slagen.
Ik signaleer het omdat de overmoed van en het overschreeuwen van deze petitionaris staat voor veel wat er gebeurt in de publieke opinie. Waar toetsenbordactivisten zich met aplomb een aureool aanmeten van de veldheer die alles overziet en de wereld wel eens zal veranderen. Dat is trouwens iets van alle tijden. Malloten bestaan eeuwig.