Eenzijdige mening over diversiteit in de kunst van Aspha Bijnaar roept weerstand op

Schermafbeelding van deel blogpostl’art pour l’art: koloniale visie?‘ van Ted van Lieshout op zijn blog, 28 mei 2023.

Beeldend kunstenaar en schrijver Ted van Lieshout besteedt in zijn blogpostl’art pour l’art: koloniale visie?‘ van 28 mei 2023 aandacht aan uitspraken van Aspha Bijnaar. Zij is directeur van de Stichting Musea Bekennen Kleur dat een maatschappelijk platform is om ‘institutioneel racisme en alle andere vormen van discriminatie‘ binnen erfgoedinstellingen aan de kaak te stellen.

Van Lieshout maakt gehakt van Bijnaars denkbeelden. Hij reageert op een uitspraak van Bijnaar in VPRO-Gids 21 van 2023 in het artikel ‘De kunst van diversiteit‘ dat gaat over de uitzending op 30 mei 2023 op NPO2 van Sarah Vos’ documentaire ‘White Balls on Walls‘. Die trouwens met eenderde is ingekort. Aspha Bijnaar, en journalist en tentoonstellingsmaker Hans den Hartog Jager geven erin hun mening over het Stedelijk Museum en de diversiteit in de museumsector.

Den Hartog Jager stelt zich redelijk genuanceerd op. In een opinie-artikel in NRC van 15 februari 2023 reageerde hij op een artikel van Jan Christiaan Braun van zo’n twee weken daarvoor en deed ongenuanceerde uitspraken over Braun en kunstenaar Jan Dibbets die ‘hun macht niet uit handen willen geven‘. Nu laat hij een ander geluid horen.

De polemiek ging over de omgang met diversiteit en inclusie bij het Stedelijk Museum waar Sarah Vos’ documentaire voeding aan gaf. Zeker naast Bijnaars uitspraken toont Den Hartog Jager zich een wonder van nuance en begrip. Hij zegt: ‘Maar ik vind niet dat musea moeten ingrijpen en initiatieven voor een betere wereld op de agenda moeten zetten. Kunst moet juist ontregelen en vragen stellen‘. Daar denkt Bijnaar anders over. Zij ziet kunst als onderdeel van een maatschappelijk proces in het streven naar een betere wereld.

Schermafbeelding van deel artikel ‘De kunst van diversiteit‘ in de VPRO-Gids 21, 27 mei tot en met 2 juni 2023 (voor abonnees).

Bijnaar onthult haar blik op kunst als ze zegt dat kunst moet verbinden. Dat is een merkwaardig standpunt. Zij verwart kunst met cultuur. Cultuur verbindt, maar kunst niet. Maar ook cultuur ‘moet‘ niet verbinden, maar verbindt per definitie. Als Bijnaar met kunst musea bedoelt die wel een culturele rol hebben, dan moet ze dat zeggen. Maar dat zegt ze niet. Bijnaar zorgt voor onduidelijkheid in haar gebrek aan nuance en haar ondermaatse omschrijving van en opvatting over begrippen in de kunst.

Moeten‘ van wie trouwens? Verplicht Bijnaar kunstenaars om te verbinden? Wat is dan nog de zelfbeschikking van kunstenaars als Bijnaar ze inlijft in haar politieke programma? Bijnaar maakt van kunstenaars karikaturen, ofwel vehikels van maatschappelijke verandering zoals ze die graag ziet. Wat zij aanzwengelt is geen debat meer over diversiteit, maar over de functie van kunst.

In zijn blogpost gaat Van Lieshout in op dat standpunt van Bijnaar als hij zegt: ‘In het interview is iemand aan het woord die aangeeft niet in mensen te denken, maar in systemen. Ik vraag me af of zo iemand zich kan thuisvoelen in de kunsten, want kunst is bij uitstek de uitingsvorm van individuele mensen, die over het algemeen zich op creatieve wijze bloot geven, kwetsbaar zijn en proberen om kunst te maken omwille van de schoonheid of de betekenis ervan.‘ 

Het lijkt er sterk op dat Bijnaar niet begrijpt wat de functie van kunst en de rol van de kunstenaar is. Die laatsten zijn volgens haar niet zozeer vrijbuiters, maar politiek correcte ambtenaren in dienst van haar ‘vooruitgang’. Met zo’n ondergeschikte rol zullen weinig kunstenaars gelukkig zijn. Wat niet wil zeggen dat ze niet streven naar een gelijke wereld, maar als Bijnaar haar marsroute verplicht oplegt aan kunstenaars, dan lijkt dat averechts te werken.

Er is meer dan Bijnaars zwart-wit denken tussen l’art pour l’art en promotie van kolonialisme. We kunnen het Aspha Bijnaar niet kwalijk nemen dat ze niet weet waarover ze praat. Ze is sociologe en geen kunstenaar of kunsthistoricus. Maar ze manifesteert zich wel in het debat over musea en kunst.

Bijnaar zet in met grof denken om maatschappelijke veranderingen teweeg te brengen. Politiek kan dat tot op zekere hoogte werken. Bijnaar leert ons dat het debat over identiteit net als religie een makkelijk en lui instrument kan zijn. Haar beweringen zijn grenzeloos en altijd waar omdat ze nergens zijn te checken. Bijnaar kan straffeloos van alles beweren. En wat nog erger is, ermee zet ze musea onder druk die onzeker zijn en zich ongemakkelijk voelen in het debat over diversiteit. Zonder dat die musea nog zelf na kunnen denken over wat ze zelf willen.

Bijnaar verwijst in de VPRO-Gids ook naar de Code Diversiteit & Inclusie (2019) in de culturele sector. Ze zegt daarover: ‘Gelukkig hebben musea zich te houden aan de Code Diversiteit en Inclusie.’ Dat is zo, maar die Code is breder dan etniciteit of huidskleur. Bijnaar trekt de Code naar zich toe en maakt er een karikatuur van door te suggereren dat de Code alleen over etniciteit en huidskleur gaat. Dat is niet zo. De Code gaat ook over gender, beperking, seksuele oriëntatie, religie, sociaaleconomische status, opleidingsniveau en leeftijd. Bijnaar vernauwt het debat over diversiteit en brengt met haar lobbyen de uitvoering ervan in gevaar. Bijnaar is een storende factor in een evenwichtige uitvoering van de Code.

Schermafbeelding van deel paragraaf ‘Diversiteit’ in de Code Diversiteit & Inclusie in de culturele sector (2019).

Met haar politiek activisme vervuilt Bijnaar het debat over kunst. Hopelijk roept het zwart-wit denken van Bijnaar op enig moment een serieus antwoord op. Daar is het tijd voor. Haar lobbyen mag dan haar manier van emancipatie zijn en ook de niche voor haar carrière, maar maatschappelijke achterstelling moet breder opgevat worden dan wat Bijnaar ervan maakt. Haar lobbyen is legitiem, maar ook niet meer dan dat. Wat ze zegt moet niet verward worden met het streven naar diversiteit voor allen en het wegwerken van alle verschillen van achterstelling.

Wat nodig is dat het debat over diversiteit in kunst en musea op een hoger peil wordt gebracht. Ook de polemiek van Braun-Den Hartog Jager en anderen over het Stedelijk Museum is te smal en zit te eenzijdig vast op de zwart-wit tegenstelling.

De route voor de toekomst? Afscheid van zwart-wit denken richting nuancerende grijstinten. Hoe saai en kleurloos die op het eerste gezicht ook ogen en politiek verre van sexy lijken, maar dat is de weg. Het activisme van Bijnaar is input voor het debat over diversiteit, maar het is eenzijdig. Bijnaar wil kunst ondergeschikt maken aan haar politieke streven. Dan houdt kunst op kunst te zijn.

Ironie van kinderkunstprogramma ‘Moonriders’ schept verwarring over begrippen ‘kunst’ en ‘museum’

Schermafbeelding van deel artikelKinderkunst hoort in een museum, desnoods op het toilet, vindt Moonriders‘ in Het Parool, 26 november 2022.

Het artikelKinderkunst hoort in een museum, desnoods op het toilet, vindt Moonriders‘ in Het Parool van 26 november 2022 is meer dan een aankondiging van het VPRO kinderkunstprogramma Moonriders. Het artikel gaat mee in allerlei claims van programmamaker en kunstenaar Aukje Dekker die waarschijnlijk goed bedoeld zijn, maar toch verkeerd uitpakken.

In een toelichting zegt Moonriders: ‘In dit tweede seizoen Moonriders breekt kunstenaar Aukje Dekker samen met kinderen en kunstenaars ’s nachts in bij musea om kunst te maken. Want waarom hangt daar nooit kunst van kinderen? Daar brengen de Moonriders verandering in, al hangen ze maar op de wc!

Schermafbeelding van deel artikel ‘Kinderkunst hoort in een museum, desnoods op het toilet, vindt Moonriders‘ in Het Parool, 26 november 2022.

Dekker maakt het nog gecompliceerder als ze niet alleen vraagtekens zet bij wat onder kunst verstaan moet worden, maar ook bij wat de functie van een museum is. Moet een museum volgens Dekker ‘kunst’ van willekeurige kinderen op zaal of wc hangen? Zelfs als Dekker het uitdagend, emanciperend, democratisch en ironisch bedoeld, dan nog schept ze begripsverwarring.

De mentaliteit achter deze claim is waarschijnlijk dat grenzen geslecht moeten worden. Alles moet kunst genoemd kunnen worden. Alles is kunst, kunst is alles. Kunst is zo een onduidelijk en verwarrend begrip geworden omdat iedereen er wat anders onder kan verstaan. Kunst is een onbeschermde term en daarom vogelvrij.

De term ‘kunst’ is aan herdefinitie toe. Kunst ligt van verschillende kanten (publiek, media, politiek) onder druk en wordt zelfs een eigen naam onthouden. Vaak verdwijnt kunst achter het begrip ‘cultuur‘ dat het tegenovergestelde van kunst betekent. Kunst scherpt aan en cultuur verbindt.

Iedere amateur kan zich kunstenaar noemen en dat gebeurt dan ook veelvuldig. De macramé-handwerker, de fotograaf die plaatjes schiet, de smart phone-filmer, de zanger in een amateurkoor, de gelegenheidsdichter, de violist in een vriendenkwartet en het kind dat tekent als een COBRA-kunstenaar, ze kunnen zich kunstenaar noemen en probleemloos claimen dat ze kunst maken.

Als programmamaker Aukje Dekker en journalist Jan Pieter Ekker daar hun volle gewicht achter zetten, dan wint het idee van gedemocratiseerde, maar tandeloos gemaakte kunst aan geloofwaardigheid.

Kunst als hobby of vermaak of thema van een tv-programma of omweg voor het omploegen van investeringen heeft een andere functie dan de opvatting dat kunst op scherp stelt, het vanzelfsprekende bevraagt en mensen naast de werkelijkheid laat kijken en ze probeert te verrijken.

Conclusie is dat kunst die ertoe doet zich beweegt op het middenterrein waar de gevestigde orde kritisch of juist afstandelijk, maar scherpzinnig en onafhankelijk wordt gevolgd. Tussen het hobbyisme van amateurs en de belangen van politiek, bedrijfsleven en media die kunst in gijzeling hebben genomen en als middel gebruiken.

Programmamaker en kunstenaar Aukje Dekker is een voorbeeld van iemand die kunst gebruikt om ons anders naar haar en haar programma Moonriders te laten kijken. Professionele kunstenaars en kunstinstituten zouden in een gezamenlijke campagne over de grenzen van disciplines heen hun claim op het begrip kunst terug moeten veroveren en uit handen van hobbyisten, ondernemers, programmamakers, journalisten en politieke zwendelaars moeten redden.

Dat levert de duidelijkheid op wat de functie van kunst is of behoort te zijn zodat het debat erover scherper, meer omlijnd en inhoudelijker kan worden gevoerd.

Daarbij moet beseft worden dat belanghebbenden er belang bij hebben dat de begripsverwarring in stand blijft en de begrippen (kunst-cultuur en hobbyisme-kunst) door elkaar heen gebruikt worden. Vaagheid ontneemt kunst scherpte.

Herdefinitie en nieuwe afbakening van het begrip kunst vergt economische en politieke strijd waarvan het de vraag is of sectorinstituten en kunstenaars ertoe in staat zijn om zo’n campagne op te zetten, laat staan tot een goed einde te brengen. Want politiek houdt niet van kunst die vrijzinnig, autonoom, dwars en niet onderhorig is. Dat is de gijzeling die kunst gevangenzet.

Buitententoonstelling ‘Pride Photo’ in Almere stuit op gemeentebestuur en vandalen

Het maatschappelijk debat over inclusie en LHBTQIA+ emancipatie kent verschillende snelheden. In Almere werd in opdracht van waarnemend burgemeester Ank Bijleveld (CDA) een paneel met een volgens haar te expliciete foto van een naakte man verplaatst. Het paneel was onderdeel van de rondreizende buitententoonstelling ‘Pride Photo‘ die in de openbare ruimte staat en van 10 juni tot 30 juni 2022 Almere aandoet.

Het thema is ‘CELEBRATING THE UNSEEN’. Het is geen makkelijke opgave die de curatoren Simomo Boujarra en Jan Hoek zich gesteld hebben om het ongeziene in beelden te willen vieren. Ze zeggen in een toelichting: [we] ‘proberen je daarom aan te moedigen ook na te denken over de verhalen die je hier niet ziet.‘ Het is een dubbele opgave. Van de bezoeker of passant van de buitententoonstelling van 20 panelen wordt verwacht na te denken over de foto’s van deze tentoonstelling én om na te denken over ‘de verhalen‘ die ‘je hier niet ziet‘. Dat laatste is een omvangrijk karwei zonder einde.

De Almeerse ‘inclusie-wethouder’ Froukje de Jonge (CDA) begrijpt niet wat het ‘UNSEEN-leven‘ is. Zo noemt ze het. Ze meent dat op de 20 panelen te zien, maar volgens de uitleg van de twee curatoren is dat niet te zien op de panelen. Het ongeziene zijn de verhalen ‘die je niet ziet‘. Dus het leven achter de foto’s. Dat klinkt logisch.

‘Inclusie-wethouder’ De Jong wil een deel van het geziene ongeziene liever niet zien. Want om nou ‘gelijk, pats, die als eerste te krijgen vonden we wel erg heftig‘, zo zegt ze tegen Omroep Flevoland in bovenstaande video. Wie ‘we’ is die het erg heftig vond licht ze niet toe. Maar dat betreft waarschijnlijk burgemeester Bijleveld (CDA) en ‘inclusie-wethoude’ De Jong (CDA). De gewraakte foto van Levi is gemaakt door Prins de Vos en is deel van de serie ‘Boys Do Cry‘.

Intussen zijn in Almere panelen van deze buitententoonstelling beklad. De organisatie van ‘Pride Photo’ zegt aangifte te willen doen bij de politie. Op de veiligheidscamera’s moeten de verdachten in beeld zijn gebracht en opgespoord kunnen worden. Dan wordt het ongeziene gezien. In mei 2022 werden in Vlissingen foto’s van deze tentoonstelling met verf beklad. De foto’s roepen blijkbaar agressie op. Dat het niet makkelijk is om de tentoonstelling bij gemeenten onder te brengen toont aan dat er nog vijf lege plekken in het schema zijn dat tot januari 2023 loopt.

Het bekladden is zowel een spiegeling als uitwerking van het thema. Het ongeziene is niet alleen het verhaal achter de foto’s, maar ook de reactie erop die ‘het verhaal‘ tot zwijgen wil brengen. Kortom, LHBTQIAV+ emancipatie. Met de ‘V’ van vandalen.

Foto’s van vrouwen in de Italiaanse oorlogsindustrie (1915-1918)

Vrouwen zijn aan het werk. Ze lassen in de afdeling waar bommen worden gemaakt. Ze zijn ingezet in de oorlogsindustrie in een fabriek in het Noord-Italiaanse Savigliano. Voluit de Società Nazionale Officine di Savigliano (SNOS). Bij Turijn, in het hart van de toenmalige Italiaanse metaalindustrie. Hier staat Rosie the Riveter met haar vriendinnen, maar dan 25 jaar eerder. Het is 1916. Ze tonen niet hun spierballen, maar zijn stoer aan het werk.

Mannen vechten tegen het Oostenrijkse leger en hun echtgenotes of zussen maken munitie. Toch een soort standaardwerk. Gespecialiseerde arbeiders werken ook in de fabriek. Ze maken er bruggen, treinen of vliegtuigen.

In Turijn werken een 30-tal vrouwen op de ‘Damesafdeling’ van een fabriek van de naamloze vennootschap FIAT. Ze maken ook munitie voor de oorlogsindustrie. Een man in het midden houdt toezicht, in de achtergrond kijken nog enkele andere mannen toe. Vrouwen kijken ook sluiks of zelfs openlijk in de richting van de fotograaf die klaarblijkelijk de routine in de fabriek verbreekt. Later nam FIAT de SNOS over.

Società an. FIAT, Torino. Reparto femminile, 1915-1918.

Deze foto’s tonen aan dat vrouwen ook in Italië een belangrijke rol in de oorlogsvoering speelden. Italië dat sinds 1915 in het geheim aan de kant van de Entente stond, en pas in augustus 1916 de oorlog aan Duitsland verklaarde, was uit op gebiedswinst. In het grensgebied met Oostenrijk en door verwerving van Afrikaanse kolonies. Van die droom kwam in de vredesverdragen na de Eerste Wereldoorlog niets terecht. Net als in Duitsland voedde dat het revanchisme van nationalisten als Gabriele d’Annunzio en fascisten als Benito Mussolini. Of liever gezegd, ze gebruikten dat als voorwendsel om het volk op te stoken. Wat dat vanaf 1939 in gang zette is genoegzaam bekend.

Hebben deze vrouwen dan vergeefs in de fabrieken gewerkt voor een doel dat niet gehaald werd? Of is hun emancipatie en de verbetering van hun sociale positie het neveneffect van hun arbeid in de oorlogsindustrie geweest? Laten we hopen dat ten minste dat laatste waar is. Het beeld is niet eenduidig. Anders blijft er niets over van de strekking van deze foto’s die zouden aantonen dat de vrouwen een goed doel dienden, dat uiteindelijk uitsluitend plat patriottisme bleek te zijn dat tot niets anders leidde dan een volgende oorlog.

Islamitische vrouwen uit Yorkshire verzetten zich in open brief tegen eigen leiders met vrouwenhaat en maffia-mentaliteit. Labour tegen links-radicaal

Schermafbeelding van deel artikel ‘Muslim women in Batley and Spen call out actions of ‘loud minority’ of men’ van Maya Wolfe-Robinson in The Guardian, 30 juni 2021.

I. Ook radicaal-links is selectief in verontwaardiging. Het schreeuwt moord en brand over de Palestijnen, maar zwijgt over de Oeigoeren. Terwijl dat wat China de Oeigoeren aandoet in het niet valt bij wat Israël de Palestijnen aandoet. Hoewel dat onrecht wel degelijk bestaat. Oeigoeren worden in concentratiekampen gestopt en vrouwen worden tegen hun zin gesteriliseerd. China bedrijft op industriële schaal een bewuste politiek van culturele genocide op de Oeigoerse bevolking.

Niemand hoort radicaal-links daarover. Daarin staat het overigens niet alleen, bijna iedereen zwijgt over deze culturele genocide op deze bevolking van Turkssprekende islamitische Oeigoeren. China zou te groot en machtig zijn om aan te pakken. Dat is echter geen steekhoudende verklaring omdat toen China nog niet die machtige positie had die het nu heeft ook al bekend was dat minderheden zoals aanhangers van Falun Gong in arbeids- en martelkampen werden gestopt. In mei 2013 ging een documentaire van Du Bin in première over het vrouwenkamp Masanjia. Maar ook toen kwam er geen reactie van andere landen.

II. Het wordt er nog vreemder op volgens een bericht in The Guardian. Islamitische vrouwen uit de kieskring Batley and Spen in West-Yorkshire hebben een open brief geschreven waarin ze het “beschamend” gedrag veroordelen dat hun gemeenschap “om de verkeerde redenen in de schijnwerpers heeft gezet”. Het gaat volgens de anonieme vrouwen om “dezelfde gezichten die ons gebied hebben geteisterd als ‘gemeenschapsleiders’ gedurende vele jaren’. De brief circuleert in lokale WhatsApp-groepen. Aanleiding is een tussentijdse verkiezing op 1 juli 2021.

We kunnen niet beweren dat we opkomen voor de zaak van Palestina terwijl we de [moslimpraktijk] van vrede en tolerantie negeren‘, aldus de brief. De vrouwen bekritiseren degenen die anderen ‘kleineren of profiteren van deze kwestie om het eigen ego te stimuleren‘.

The Guardian vervolgt onder verwijzing naar de verkiezing in Batley and Spen: ‘Palestina is een centraal punt geworden in de campagne, die volgt op een toename van geweld in de regio. George Galloway, de pro-Palestijnse campagnevoerder en voormalig Labour-parlementslid die deelneemt aan de verkiezingen, heeft zich gefocust op de woede en desillusie die tegen Labour wordt gevoeld over deze kwestie.’ De links-radicale beroepsactivist George Gallaway die in 2003 uit Labour werd gegooid is vaste gast van het Russische propagandakanaal RT en heeft zich tot spreekbuis en marionet van het Kremlin gemaakt door zich te verzetten tegen Navo, EU en de eenheid van het westen. Hij is kandidaat voor zijn eigen vehikel, de Workers Party

Het is moedig en getuigend van politiek inzicht van de islamitische vrouwen dat ze niet meegaan in de retoriek van links-radicalen als George Galloway die vooral onrust willen stoken binnen links om Labour te benadelen. Nast het feit dat ze daarmee rechts in de kaart spelen. Galloway’s rancune tegen deze partij die volgt uit zijn eigen persoonlijke geschiedenis en zijn plaats op de loonlijst van RT brengen hem ertoe om de Britse democratie te helpen ondermijnen. De campagne van Labour wordt op allerlei manieren tegengewerkt tot en met fysieke bedreigingen aan het adres van Labour-medewerkers aan toe.

De vrouwen komen voor hun rechten op. Ze verzetten zich tegen links-radicalen die bedreigingen tegen politiek opponenten niet schuwen en tegen islamitische gemeenschapsleiders die de stereotypering bevestigen dat ‘moslimmannen onderdrukkend zijn’. Ze zeggen het zelf. Door een combinatie van links-radicalisme en cultureel conservatisme voelen de vrouwen zich gevangen in een sfeer van vrouwenhaat en een maffia-mentaliteit die weinig goeds brengt. Vandaar hun open brief.

III. Het is een wetmatigheid dat in gesloten gemeenschappen de kans groot is dat de verkeerde tegenwoordigers zich opwerpen als leider. Want er bestaat nagenoeg geen intern debat. Het gevolg is dat ze foute inschattingen maken en niet in staat zijn om weerstand te bieden aan radicalen. Ze falen omdat ze de groep die ze zeggen te representeren slecht vertegenwoordigen. Het gedrag van de moslimmannen die door de vrouwen bekritiseerd worden kan samengevat worden als ‘geborneerd’.

De tragiek is dat het in westerse samenlevingen praktisch onmogelijk is en een maatschappelijk taboe om moslimleiders te bekritiseren omdat ze dan reageren met de beschuldiging van racisme. Naast ongenuanceerde gescheld door rechts-extremisten dat geen inhoudelijke kern bevat en daarom nergens landt. Een open brief uit eigen kring is dan het enige alternatief. Niet toevallig vanuit het perspectief van vrouwen in een gemeenschap waar vrouwen meer dan gemiddeld door mannen onderdrukt worden. Dat de open brief zo breed de publiciteit haalt geeft aan hoe groot de behoefte is om dit debat over het ontbreken van emancipatie in moslimkring open te breken. Het kan echter alleen indirect gevoerd worden omdat druk van buiten averechts werkt. Daarom gaat de emancipatie binnen de islam zo tergend langzaam.

Burgers moeten afbraak publieke omroep halt toeroepen. Frans Kleins schoten in eigen voet bieden kansen voor nieuw omroepbestel

Frans Klein, 7 mei 2021 in Nieuwsuur. © NPO

In de recente uitspraken van directeur video van de NPO Frans Klein valt op dat hij het nooit echt over de inhoud heeft en hij alles beredeneert vanuit de kijkcijfers en het marktaandeel. Hij is verantwoordelijk voor de programmering van NPO 1, 2 en 3, NPO Start, ZAPP en Zappelin. 

Klein redeneert vanuit marketing. Hij bevestigt telkens het idee dat programma’s niet een hoger doel dienen, maar instrumenteel zijn voor een ander doel. Namelijk het behalen van marktaandeel of het aantrekken van specifieke doelgroepen. Zoals de middengroep van 20 tot 49 jaar.

In dit denken gaat het mis. Klein bevestigt het failliet van de omroeppolitiek dat gericht is op kijkcijfers en niet op inhoud. Dat valt hem niet persoonlijk aan te rekenen omdat hij een functionaris is die bestaand beleid uitvoert. Het beleid dat hij invult is echter krakkemikkig en slecht doordacht.

Waarom het in Nederland zo mis gaat met de omroeppolitiek omschreef ik in 2016 in het commentaarHoofd Klara wordt netmanager VRT. Waarom kan zoiets niet in Nederland?’ dat ik hieronder herhaal omdat het raakt aan de kern van het probleem van de Nederlandse omroeppolitiek en nog even actueel is als vijf jaar geleden. Namelijk het ontbreken van de focus op inhoud en de koudwatervrees om kwaliteit te maken die eeen deel van het publiek afstoot. Ik zoomde in op kunst, maar dat geldt precies zo voor zware informatie. Niet te verwarren met het lichte soort waarmee de NPO kosmetisch opinieprogramma’s tot journalistiek omkat, maar serieuze journalistiek zoals onderzoeksjournalistiek, gedegen historische documentaires en diepgravende interviews met opinieleiders die de tijd krijgen om te reflecteren op samenleving, politiek en wetenschap:

Zomaar een bericht in het Vlaamse nieuws. Deze keer niet over islamitische terreur en bomaanslagen in Brussel, maar over cultuur. Chantal Pattyn is netmanager van het Vlaamse Klara en wordt hoofd cultuur van de Vlaamse publieke omroep VRT.  Na de inkrimping en het bewust om zeep helpen om interne omroeppolitieke redenen in 2006 van de Nederlandse Concertzender en de infantilisering van Radio 4 is Klara nog de enige nationale culturele zender van niveau in het Nederlandse taalgebied die het beluisteren waard is.
Het cliché is waar, Vlamingen vinden cultuur belangrijk. Dat heeft met hun emancipatiestrijd te maken en het besef dat taal en kunst ertoe doen. En de overeenstemming over partijen heen dat het de nationale identiteit versterkt. In Nederland doen VVD en PVV die eveneens zeggen nationale identiteit belangrijk te vinden het omgekeerde: ze breken bewust de publieke omroep en de kunsten af. Maar ook in Vlaanderen moeten kunst en cultuur voor de poorten van de hel worden weggesleept. Ook daar moet telkens weer de liefde voor kunst op de politiek bevochten worden. Niets komt vanzelf. De loyaliteit van de bestuurders in de cultuursector lijkt het verschil te maken. De Vlaamse cultuurminister Sven Gatz (‘kunst dient nergens toe’) haalde in 2014 met terugwerkende kracht dezelfde shockdoctrine van cultuurbezuinigingen als Halbe Zijlstra uit de liberale kast.
Kunst is kunst, maar ook een wapen waarmee de strijd tegen terreur die van buiten komt en onverschilligheid die van binnen komt gewonnen kan worden. Het is de strijd om de harten en geesten van de eigen bevolking die telt en een positieve impuls kan geven. Media kunnen daarin een opbouwende rol spelen. Niet omdat het educatief is of doelgroepen emancipeert, maar omdat het kunst als voorbeeld voorhoudt. Juist dat patroon is in Nederland uitzondering geworden. Onder het uitroepen van ‘zie ons eens aan kunst doen’ wordt kunst naar aparte reservaten verbannen of slachtoffer van popup en populariteitsdenken. Wat Nederland mist is die positieve, vanzelfsprekende grondhouding tegenover kunst en cultuur die in een samenleving tamelijk breed gedragen wordt. In elk geval in omroepkringen die een kunsthistoricus tot netmanager benoemen. Klasse. 

In 2018 kondigde Frans Klein al aan om te willen bezuinigen op journalistieke programma’s. In zijn NPO’s Newspeak noemde hij dat ‘vernieuwen‘. Hij zei toen in een interview met NRC’s Wilfred Takken dat journalistieke programma’s een steeds kleiner publiek bereiken en daarom een andere vorm moesten krijgen. Dit gaf toen ook al aan dat Klein niet redeneert vanuit de programma’s, de inhoud of een hoger doel als democratie of spreiding van kennis, maar vanuit de marketing. In het commentaarNPO-directeur Klein komt met ongeloofwaardige ‘vernieuwingen’, na kritiek op hem te korten op journalistieke programma’s‘ uit 2018 schreef ik:

De argumentatie van Frans Klein dat de kijker van Tegenlicht al ‘zeer goed bediend wordt door de publieke omroep’ zodat er gekort kan worden op Tegenlicht is onjuist. Tegenlicht en ook Andere Tijden zijn unieke programma’s die niet vervangen kunnen worden door andere programma’s.
Daarnaast maakt Klein nog een andere denkfout. Jongeren, maar ook ouderen kijken niet meer vanzelfsprekend lineair naar televisie. Uiteraard weet Klein dat. Waarom hij dan toch tot de gedachtensprong komt dat hij televisie voor jongeren wil maken is de vraag. Het lijkt onzinnig om krampachtig televisie voor jongeren te willen maken. Daar trappen jongeren niet in. Het gaat erom goede programma’s te maken die zowel ouderen als jongeren kunnen bedienen.
Het Nederlandse omroepbestel is gefragmenteerd en lijkt in die versplintering te weinig soortelijk gewicht te hebben. De noodzaak tot hervorming wordt versneld door extra bezuinigingen. Frans Klein is het symbool van een ouderwets zuilensysteem met levensbeschouwelijke omroepen dat zichzelf heeft overleefd. Hij is geen deel van de oplossing, maar van het probleem.
Klein helpt kwalitatief journalistieke programma’s om zeep, beschermt de omroepen, doet aan wensdenken en beseft onvoldoende dat de traditie van broadcasting niet meer gerevitaliseerd kan worden in de vorm die hij ons voorspiegelt. Dat tijdperk ligt achter ons. Ook in Hilversum. De winst van zijn interventie is dat hij zich ermee zo onmogelijk maakt in potsierlijkheid en wereldvreemdheid dat hij er onbewust een punt voor de tegenpartij mee maakt.
Namelijk voor degenen die de omroepen willen omvormen en afslanken tot productiehuizen en een nationale omroep willen optuigen. Klein bewijst met zijn manier van denken het Nederlandse publiek een grote dienst. Zijn schot in eigen voet biedt volop kansen voor de toekomst met een levensvatbaar omroepbestel zonder de omroepen zoals we die nu (nog) kennen. Dan is het definitief geen 1925 meer in Hilversum.

Er is een gezegde dat aan Joseph de Maistre wordt toegeschreven dat zegt: ‘Elk land heeft de regering die het verdient’. Een variant daarop is ‘elk volk krijgt de leiders die het verdient’ dat naar allerlei sectoren kan worden uitgebreid. Dat is een fatalistisch standpunt dat suggereert dat macht een land overkomt. Vertaald naar de publieke omroep luidt dat: ’Nederland krijgt de directeuren van de NPO die het verdient’.

Maar dat is onzin. Het Nederlandse volk hoeft het marktdenken van de publieke omroep dat wordt gepersonifieerd door omroepbobo Frans Klein die macht naar zich heeft toegetrokken niet voor zoete koek aan te nemen. Want zijn argumentatie is zwak en eenzijdig. Gezien de kritiek op Kleins plannen in 2018 en nu weer in 2021 vinden veel Nederlanders de plannen van de NPO die hij presenteert slecht en ongepast. Klein is een zetbaas die beleid uitvoert waar veel betrokken burgers het niet mee eens zijn. Welnu, laten ze niet Klein daarop aanvallen, maar degenen die er de oorzaak van zijn dat Klein dit dient uit te voeren. Te weten de politieke partijen.

De marges zijn smal, maar de Nederlandse publieke omroep moet geen aansluiting zoeken bij de markt omdat dit een doodlopende weg is die teruggaat naar de 20ste eeuw en de laatste restjes kwaliteit inlevert, zodat er bij de volgende aankondiging van Klein of zijn opvolgers in 2024, 2027 of 2030 niks van kwaliteit meer is om in te leveren. Daarnaast is Nederland als markt te klein om in internationaal verband een vuist te maken.

Klein en degenen die hem zijn standpunten influisteren moeten nu teruggefloten worden in hun idee van meer van hetzelfde en minder van kwaliteit. Hun afbraak van de publieke omroep is ongewenst en strijdig met het grondidee van een publieke omroep. Dat is niet het populisme en het marktdenken dat Klein probeert te verkopen, maar algemeen nut zoals de watervoorziening of het elektriciteitsbedrijf. Dat kan uit principe niet vermarkt worden.

Musea en kunstinitiatieven moeten afstand houden tot cancelcultuur. Emancipatiestreven eindigt vaak in intolerantie en nieuw vooroordeel

Ik moest bij lezing van een artikel in Het Parool over cancelcultuur in de kunsten met bovenstaand citaat van Raisa Blommestijn (docent en promovendus aan de rechtenfaculteit van de Universiteit Leiden) denken aan een observatie van Renate Rubinstein die Paul Scheffer in zijn NRC-column van 27 november 2020 noemt:

Rubinstein verwijst vanuit de vorige eeuw naar andere verschijnselen, maar het principe is hetzelfde. Wat zij constateert is afgelopen jaren gebeurd in de kunsten. Zoals zij het meer dan 30 jaar geleden voorzag. Men kan zich alleen maar afvragen waarom er in de publieke opinie geen Rubinstein 2.0 is opgestaan die met een scherpe analyse de promoters van de cancelcultuur alle hoeken van de kamer liet zien. Dat is het verschil met toen. Kritiek op de cancelcultuur was er wel, maar die bleef tamelijk onopgemerkt. Wellicht heeft dat te maken met de fragmentatie van de publieke opinie die in Rubinsteins tijd nog niet in die mate bestond. Nu kwamen actie en reactie uit de Angelsaksische wereld en waren de Nederlandse opinieleiders en kunstsector een tamelijk passieve partij. Tekenend was dat de Nederlands-Britse commentator Ian Buruma in de Nederlandse publieke opinie zich het felst uitsprak tegen de cancelcultuur. Mede omdat hij er persoonlijk het slachtoffer van was geworden.

Een groep die valt te omschrijven als links-radicaal en opkomt voor gelijkheid en streeft naar emancipatie is doorgeslagen en in haar tegendeel verkeerd. Tijdelijk kunnen best vanzelfsprekendheden worden opgeschort om achterstanden van minderheidsgroepen weg te werken, maar als dat een nieuwe structurele ongelijkheid introduceert dan schiet het zijn doel voorbij.

Ongelukkig is ook dat de kwetsbare, weerloze en kleine, maar oh zo sexy kunstsector het doelwit is. Waar heeft de kunst die onwelkome aandacht aan te wijten? Het tragische is dat vele Nederlandse kunstinstellingen zich niet goed weten te verhouden tot die doorgeslagen en niet meer te begrenzen emancipatie en in vele gevallen met open ogen in de fuik van de intolerantie lopen. Waarmee deze musea of kunstinitiatieven vooral zichzelf beschadigen en achter het verkeerde vaandel aanlopen. Als ze zich hiervan uiteindelijk bewust werden, dan moeten ze tot hun schrik constateren dat ze niet meer op hun schreden kunnen omkeren.

De les voor Nederlandse musea en kunstinitiatieven is dat een afkoelingsperiode moeten inlassen. De verstandige en goed bestuurde instellingen hebben dat ook gedaan. Ze moeten zich even stilhouden en pas op de plaats maken. Niks doen. Ze moeten zich niet op laten jagen door een radicale minderheid en de veiligheid inbouwen dat die niet het interne debat overnemen en gaan domineren.

Musea en kunstinstellingen moeten zich niet onder druk laten zetten door een vaak van buiten de Nederlandse grenzen opererende kosmopolitische links-radicale lobby. Hoe sympathiek en lovenswaardig hun uitgangspunten ook zijn. De actievoerders zijn vaak niet eens goed op de hoogte van de situatie in de Nederlandse kunstsector, of worden uitsluitend voorgelicht door selectieve ’tolken’ die de internationale agenda weer met hun Nederlandse agenda en eigenbelang combineren. De projecties en dwarsverbanden zijn eindeloos en werken verwarrend, ook wat de herkomst ervan betreft.

Mikpunt zijn naïeve bestuurders die zich laten intimideren. Dieptepunt was het debat in het Rotterdamse kunstcentrum Witte de With met een bestuur dat zich onder druk liet zetten door een radicale minderheid en een nieuwe generatie die de kans rook om een voet tussen de deur te krijgen. Zo grijpen incidentele en structurele wetmatigheden in elkaar. Dat is van alle tijden. Zoals de ontsporingen van emancipatiebewegingen die in hun tegendeel verkeren en de roep om gelijkheid en tolerantie inwisselen voor een houding van ongelijkheid en intolerantie en dat ook zijn. De kunstsector is gewaarschuwd om alert en niet al te naïef te zijn. Meegaan met een bevrijdingsstrijd is in beginsel niet verkeerd, maar omdat je nooit weet waar het eindigt valt het toch af te raden.

Foto 1: Schermafbeelding van deel artikelCancelcultuur in de kunstwereld: hoe compromisloos kan kunst nog zijn?’ van

Foto 2: Schermafbeelding van deel columnWie bij zichzelf te rade gaat is nooit vrij van angst’ van Paul Scheffer in NRC, 27 november 2020.

Petitie ‘Muslim Lives Matter’ vraagt om tweede, gecorrigeerde versie

De petitieMuslim Lives Matter’ is uiteraard een bewerking van ‘Black Lives Matter’ die wereldwijd steun heeft opgeleverd voor de zwarte bevolking. Of deze petitie hetzelfde doet voor de moslims bevolking valt te betwijfelen. Dat komt omdat er vreemde beweringen in de petitie staan en omdat het voorbijgaat aan de politieke werkelijkheid.

Het is prima als leden van een bevolkingsgroep een petitie plaatsen waarin ze hun recht opeisen. Maar als dat op de verkeerde manier gebeurt, dan werkt het averechts.

Het sentiment dat de islam wordt gekoppeld aan terrorisme volgt direct uit allerlei aanslagen door moslims in Europese landen die zeggen te handelen uit naam van de islam. Daarin zijn de volgelingen van deze godsdienst uniek. Er is geen enkele godsdienst of levensovertuiging die de achterban vraagt om op deze grote schaal aanslagen te plegen tegen andersdenkenden of tegen andere moslims. Het zijn islamitische predikers die deze aanslagen legitimeren  Die koppeling is geen racisme, maar de realiteit van 2020 die door radicale moslims wordt opgeroepen.

Petitionaris Dina Achahabar vergeet dat moslims in Nederland onder het secularisme meer vrijheid hebben dan  moslims in vele landen, waaronder die in de zogenaamde islamlanden. Daar bestaat felle concurrentie tussen stromingen binnen de islam met als gevolg dat een groot deel van de moslims actief wordt tegengewerkt of zelfs vervolgd. Dat georganiseerde onrecht bestaat in Nederland niet waar moslims voor de wet gelijkwaardig zijn aan aanhangers van andere godsdiensten en levensovertuigingen.

Daarom is het een pertinente onjuistheid om de positie van de moslims in Nederland te vergelijken met die van de Joden van de Holocaust. Het valt niet in te zien hoe de positie van de Joden in de Tweede Wereldoorlog, toen er sprake was van bewuste uitroeiing door de nazi’s,  vergelijkbaar is met de positie van de Nederlandse moslims in 2020. Deze vergelijking draagt de kern in zich van de ontkenning van de Holocaust.

De petitionaris heeft gelijk dat de Oeigoeren door de Chinese overheid worden vervolgd. Dat is niet hetzelfde als de Holocaust, maar begint de kenmerken ervan te vertonen. Maar de tragiek van de vervolging van de Oeigoeren is dat alle islamitische landen, inclusief Turkije niet protesteren bij de Chinese leiders tegen die vervolging. Het zijn juist de westerse landen die dat wel, hoewel mondjesmaat, doen terwijl de islamitische landen de ‘ongelijke’ behandeling van de Oeigoeren als een voldongen feit accepteren. Dit geeft de morele zwakte van de internationale moslimgemeenschap aan. Verspelen de moslims hiermee niet hun eigen recht van spreken?

Wie gisteren de discussie over minister Slob en zijn opmerkingen over de homoseksuele identiteit op christelijke scholen heeft gevolgd, zal gezien hebben dat hij hierop van veel kanten kritiek heeft gekregen. Iedereen veel over hem heen en hij moest zijn woorden inslikken. Zo werkt het publieke debat. De christelijke zuil in het bijzonder onderwijs werd stevig de maat genomen en de argumenten van christenen werden onderuit gehaald. Het is dus onjuist dat alleen moslims in een zwart daglicht worden geplaatst. De vergelijking moet eerder zijn dat het de radicale elementen binnen alle godsdiensten zijn die continu kritiek krijgen.

Het is positief dat de petitionaris verwijst naar de bescherming van de rechtsstaat omdat dit betekent dat hiermee de rechtsstaat wordt omarmd. Dat is emancipatie en integratie. Maar het is ongelukkig als moslims die de Nederlandse rechtsstaat verwerpen, zoals salafisten niet genoemd worden. Want zij zijn het die de goedwillende moslims van deze petitie onder druk zetten. Daarom is het interessanter wat deze petitie niet zegt of niet kan zeggen, dan wat het wel zegt. Want wat de petitie zegt is, in alle eerlijkheid voorspelbaar en fantasieloos en volgt de retoriek van het platgetreden pad.

Een en ander vraagt om een tweede versie van deze petitie waarin onjuistheden, slordigheden en het verkeerde gebruik van het begrip ‘racisme’ worden gecorrigeerd en de olifant in de kamer wordt benoemd: de strijd binnen de Nederlandse en internationale islamgemeenschap tussen moslims onderling. Maar daar is moed voor nodig omdat fysieke bedreigingen in die strijd niet geschuwd worden. Deze petitie verdient het om herschreven te worden.

Foto: Schermafbeelding van deel petitieMuslim Lives Matter: ook in beschrijvingen’ van Dina Achahabar  op petities.nl. November 2020.

Identiteitspolitiek van Sylvana Simons concentreert op etnische eigenheid die een beletsel voor emancipatie en integratie is

Ik ga niet mee in de hetze tegen politica Sylvana Simons die door vooral het rechtse volksdeel gereduceerd wordt tot haar etniciteit. Dat is onvolwassen gedrag en staat haaks op de manier waarop mensen met verschillende achtergronden het in Nederland met elkaar moeten proberen te vinden. Zij is afgelopen jaren op sociale media afgebrand en staat onder druk. Het is lastig om het inhoudelijk met haar oneens te zijn en dat etnische debat erbuiten te laten. Vooral als Simons dat zelf thematiseert. Zo wordt een trauma tot een stigma.

Tim Engelbart van DDS besteedt in het artikelSylvana Simons ontkent bestaan van echte Nederlanders: “Wil de Echte Nederlander opstaan?”’ aandacht aan Simons en verwijst naar een FB-post van haar die bestaat uit de zin ‘“Wil de Echte Nederlander opstaan?” en een verwijzing naar het  artikel ‘Nederlanders, buitenlanders, ‘allochtonen’. De cijfers’ van Ewoud Butter in Republiek Allochtonië. Het is een deels verhelderend en deels verwarrend artikel. Dat laatste als het de term ‘Echte Nederlanders’ introduceert waar Simons naar verwijst: ‘Ja maar, kan dan worden geroepen, ‘echte Nederlanders’ zijn de inwoners waarvan ook de voorouders altijd al in Nederland woonden. Volgens deze definitie bestaat waarschijnlijk slechts 2% van de Nederlandse bevolking uit ‘echte Nederlanders’. Dat zijn ongeveer 340.000 mensen.’ Butter claimt met de term ‘Echte Nederlander’ dat die nauwelijks bestaat en daarom het Nederlanderschap gerelativeerd kan worden. Hij gaat ermee voorbij aan andere criteria om het Nederlanderschap of de Nederlandse identiteit te definiëren die te maken hebben met het onderschrijven van de Nederlandse waarden, taal, geschiedenis en cultuur. In deze passage reduceert hij het Nederlanderschap tot een genenkaart. Simons volgt dit met haar citaat en krijgt daarvoor kritiek in DDS. In een reactie probeer ik haar kritiek anders te richten waarbij ik Simons’ identiteitspolitiek kritisch benader:

Eens met het commentaar. Het gaat erom dat iemand een Nederlands paspoort heeft en de Nederlandse waarden, zeg: rechtsstaat, democratie en grondrechten erkent. Daarbij kan nog een derde aspect toegevoegd worden: beheersing van de Nederlandse taal en begrip van de Nederlandse cultuur

Wie de geschiedenis van Nederland kent weet dat er altijd immigranten zijn geweest die naar Nederland kwamen en daarna integreerden: Duitsers, Franse Hugenoten, Belgen, Molukkers, Antillianen, Surinamers. Dat is een wetmatigheid. Zonder deze inwijkelingen was het huidige Nederland nooit zo krachtig geworden wat het nu is.

Wat Sylvana Simons probeert te bewijzen is onduidelijk. Haar uitgangspunt lijkt verkeerd. Nederlanderschap of Nederlandse identiteit gaat niet om afkomst of de samenstelling van een genenkaart, maar om de ondubbelzinnige omarming van de Nederlandse waarden en cultuur.

Wat Simons doet is hetzelfde soort misleiding als het debat over de Gouden Eeuw dat door het Amsterdam Museum recent op scherp werd gezet door de term af te schaffen. Het gaf daarvoor als legitimatie dat er een te eenzijdig, positief beeld van de Gouden Eeuw bestaat. Maar dat is onjuist omdat de negatieve aspecten al eeuwenlang genoemd worden en evengoed bij de term Gouden Eeuw horen als de positieve aspecten.

Simons doet aan hetzelfde soort misleiding en publicitaire acrobatiek door eerst een verkeerd beeld te scheppen van de werkelijkheid over het Nederlanderschap en dat vervolgens als een stropop in de fik te steken. Maar wat er vervolgens brandt is niet wat Simons zegt ter discussie te stellen, maar is Simons zelf. Zonder dat ze dat doorheeft. Dat zegt niet alleen iets over Simons’ oprechtheid, maar vooral iets over haar gebrekkige intellectuele integriteit en vermogen.

Het is feitelijk nog erger dan dat omdat Simons bewust identiteit reduceert tot afkomst. Daarmee gaat ze tekeer als een olifant in de porseleinkast en stapt ze 40 jaar terug in de tijd. Want het integratiedebat is al moeilijk genoeg zonder de versimpelingen van Simons. Waarom zij deze nauwe blik kiest is onduidelijk, wellicht heeft het te maken met haar politieke loopbaan die het moet hebben van het motiveren van een electorale achterban die op weg naar emancipatie betrekkelijk geïsoleerd blijft.

Simons zou er slim aan doen door bij dit debat een andere invalshoek te kiezen. Zoals het perspectief dat het niet gaat om de feiten van de genetische of etnische achtergrond, maar om het integratiebeleid. Zij zou een punt scoren en maatschappelijk zinvol bezig zijn als ze zou wijzen op de halfslachtige wijze waarop de integratie van migranten in Nederland gebeurt. Daar is de winst te halen. Niet bij het ter discussie stellen van de etniciteit.

Simons maakt dezelfde fout als de radicale boeren die de feiten van de stikstofuitstoot ter discussie stellen omdat ze het beleid dat daaruit volgt afwijzen. In plaats van het beleid af te wijzen menen ze dat door de feiten af te wijzen ze daarmee het beleid afwijzen. Maar zo werkt het niet.

Dat is verwarrend, zoals de opstelling van Simons ook verwarrend is. Zij heeft vanuit haar betrokkenheid als politicus gelijk als ze het integratiebeleid afwijst en onrecht constateert dat aangepast moet worden door verbeteringen voor te stellen. Maar ze heeft ongelijk als ze zich opstelt als een amateur-antropoloog en halfslachtig aanhaakt bij een journalistieke stelling die nationalisme verwart met etniciteit, en sociaal-culturele aspecten met genealogie. Simons is een politicus en zou er goed aan doen om zichzelf beter te kennen en zich voortaan te profileren op haar sterke punten en niet op haar zwakke punten.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelSylvana Simons ontkent bestaan van echte Nederlanders: “Wil de Echte Nederlander opstaan?”’ van Tim Engelbart in DDS, 16 oktober 2019.

Pride Amsterdam is een veelgelaagd fenomeen dat ver van de oorsprong verwijderd lijkt te zijn geraakt. Kan de reactie uitblijven?

De Pride Amsterdam bestaat, en dat is een goede gelegenheid voor iedereen die de eigen identiteit wil benadrukken. In de Canal Parade varen boten door de grachten. Ook multinational EY dat tot 2013 Ernst & Young heette en actief is op het gebied van accountancy, belastingadvies en bedrijfsadvies had een boot. In 2013 werd Ernst & Young veroordeeld voor het faciliteren van belastingontwijking. Zo worden inclusiviteit en diversiteit ingezet als marketing voor bedrijven. Onder het mom ‘zie eens hoe goed wij de tijdgeest verstaan’. Daar omheen cirkelen allerlei spreekstalmeesters, adviseurs en consulenten die er een centje bij schnabbelen.

Dat is niet verkeerd, maar daardoor rukt de commercie op tot in de kern van die identiteit. Pride Amsterdam is het calvinistische carnaval van de randstad. Zo ontstaat een wisselwerking tussen emancipatie, commercie, marketing, amusement, nabootsing, massificatie, vulgarisatie, en zakelijke en identitaire vermomming. Het is een wetmatigheid dat er een reactie richting onvervalstheid en zuiverheid ontstaat als een evenement te ver verwijderd raakt van de oorspronkelijke doeleinden en verwatert. Pride Amsterdam lijkt klaar voor de reactie.