Stemadvies in het Utrechtse kieskompas met politieke situering van de partijen.
Het kieskompas voor Utrecht heb ik ingevuld, de provincie waar ik woon. Na het invullen van 30 vragen komt er een advies uit: Volt. Zie bovenstaande grafiek met het resultaat. Dat neem ik serieus. De verkiezingen voor de Eerste Kamer zijn op 15 maart 2023.
Op Volt stemde ik ook bij de laatste verkiezingen voor de Tweede Kamer. Niet uit liefde, maar na eliminatie van andere partijen was het de enige partij die overbleef en voor mij nog enigszins in aanmerking kwam om op te stemmen. Mijn steun voor deze partij is echter flinterdun.
Doorgaans kom ik bij het invullen van stemwijzers uit bij de ChristenUnie. Die partij neemt met de SP een gedeelde tweede plaats in. Maar omdat ik uit principe niet op religieuze partijen als CDA, DENK, SGP of ChristenUnie stem is dat een advies dat niet bij me past. Evenmin stem ik op radicale partijen als FVD of de klonen JA21 en BVNL, PVV of SP, zodat ook laatstgenoemde partij afvalt.
In het grafische overzicht van de Utrechtse partijen op de as Progressief-Conservatief en Links-Rechts valt me iets op die ik niet had verwacht. Die eerste as gaat over sociaal-culturele en de tweede as over sociaal-economische onderwerpen.
Mij valt op dat het CDA in Utrecht een partij is in het Progressieve en Linkse kwadrant, hoewel nipt. Ik schat aan de hand van de opstelling van partijleider Wopke Hoekstra en gezaghebbende CDA’ers die partij eerder in als Rechts en vooral Conservatief. Wordt hier gesleuteld aan de beeldvorming?
De kwadranten Links-Progressief en Rechts-Conservatief zijn goed gevuld. Daar klonteren de partijen samen en beconcurreren ze elkaar. Een partij die zich daaraan wil onttrekken en electoraal uniek wil zijn zou één van de twee andere kwadranten op moeten zoeken.
Waar is Groen Rechts dat alleen een website lijkt te hebben en zegt nog steeds ‘in opbouw‘ te zijn? Verder is het opmerkelijk dat in dit Utrechtse kieskompas de partij Zwarte Piet is Zwart van de Koerdse Amersfoorter Gimo Baram zich aan de linkerkant van de Links-Rechts as bevindt, terwijl deze partij rechtse gesprekspunten naar voren brengt. Dat grenst aan misleiding van dit kieskompas.
Wat is de waarde van een stemadvies van dit kieskompas? Het kan twijfelende kiezers een duwtje richting een partij geven. Ook het omgekeerde is mogelijk zoals mijn voorbeeld over de ChristenUnie aangeeft. Dus neem het advies met een korrel zout. Je moet voelen dat het bij je past.
Het kieskompas lijkt een papieren werkelijkheid waar politieke partijen hun marketing optimaliseren met als risico dat het ware beeld van partijen verdwijnt. Daar moet een invuller van de kieskompas alert op zijn. Het stemadvies is precies zoveel waard als men denkt dat het waard is. Meer is het niet.
Een kruidenierswinkel van de familie Hardy in een voorstad van Dublin. Het is kersttijd 1953. De kerstverlichting brandt. Op de winkelruit wordt reclame gemaakt voor sigaretten van Wills’s Gold Flake en Wills’s Capstan.
Voor de winkel is een wijzerplaat benzinepomp van Wayne te zien die toen mogelijk al ongeveer 20 jaar oud was. Dat geldt waarschijnlijk ook voor de vrouw die tegen de pomp leunt. Ze poseert. Als een Ierse Pier Angeli op wie ze in de verte lijkt.
Wat de vrouw voor de winkel in de voorstad van Dublin te zoeken heeft is het raadsel van deze foto. Wacht ze op iemand? Is ze een vriendin van de fotograaf die haar vraagt om de boel op te fleuren? We weten het niet. Ze staat daar.
Wat voor gevolg heeft de minachting van vele Nederlandse politici in publieke uitspraken over kunst? Met op z’n best apathie ofwel het benul dat kunst niet van belang is. Dat is dus cultuurpolitiek die van invloed is op de culturele politiek.
Wat betekent het beschadigen van de kunst (of: de instellingen) door politici en bestuurders? Van een kunst die zichzelf slecht kan verdedigen, geen verdedigers op relevante politieke posities heeft en daarom even weerloos is als een door kinderen gebouwd zandkasteel op het strand dat onherroepelijk door de opkomende vloed wordt overspoeld.
Dat overspoelen van de kunst zien we nu gebeuren. Door commercie, door politiek met rendementsdenken, door activisten met inclusie-denken, door media die bovenal geïnteresseerd zijn in oppervlakkigheden en kunsthandel, en door apathie van het brede publiek dat met de Museumkaart in de hand zich door schilderijenzalen laat leiden.
Kunst heeft in Nederland geen politieke positie, geen aanzien bij het brede publiek behalve als aardigheidje voor amusement en gezelligheid, en daardoor weinig zelfvertrouwen meer. Veel mensen die werkzaam zijn in de kunstsector worden onderbetaald en kunnen er geen bestaan mee opbouwen. Een opeenvolging van oorzaken heeft tot de aanval op de kunst geleid.
Vraag is hoe cultuurpolitiek de voorwaarden kan scheppen om kunst weer in zijn waarde te helpen herstellen en hoe culturele politiek kunst niet oneigenlijk kan gebruiken om te scoren. De bewustwording dat cultuurpolitiek en culturele politiek niet hetzelfde zijn en dat kunst per definitie niet onderhorig kan zijn aan politiek-maatschappelijke doelen is het begin van de bewustwording die nodig is om kunst weer van belang te laten zijn.
Wellicht moet als eerste stap tot herwaardering van de kunst de financiering ervan in Nederland uit de exclusieve handen van de bestuurders van de cultuurpolitiek gehaald worden. Zoals de cultuurminister, de cultuurwethouder of de cultuurambtenaar. In elk geval zolang ze niet kunnen garanderen dat culturele politiek dominant is over cultuurpolitiek.
Schermafbeelding van deel artikel ‘De NPO onder vuur van Paul Cliteur: is er sprake van politieke vooringenomenheid?‘ van Nieuwsredactie DDS, 25 februari 2023.
Bij dit artikel over Paul Cliteur plaatste ik vandaag onderstaande reactie. Een FB-vriend noemde dat ‘terug-trollen‘, maar ik zou het eerder een protest tegen het radicaal-rechtse trollen willen noemen:
Cliteur redeneert niet zuiver. Hij leidt uit tweets over specifieke programma’s het algemene af. Namelijk dat de publieke omroep politiek vooringenomen is. Dat is ondeugdelijk argumenteren.
Cliteur doet aan stemmingmakerij. Aan hem is de nuance niet besteed. In elk geval kun je niet afleiden uit een of meer talkshows dat de publieke omroep vooringenomen is.
Cliteur steekt zijn vinger uit het raam en laat daaruit de weersvoorspelling voor de komende 14 dagen weten.
Cliteur zou in zijn opinie ook mee moeten nemen dat politici als Wilders (PVV) en Baudet (FVD) onwillig zijn om in talkshows op te treden. En als ze al bereid zouden zijn, dan stellen ze bijkomende eisen aan redacties die niet realistisch zijn.
PVV en FVD zitten helemaal niet op deze talkshows te wachten. Deze partijen willen de volledige controle hebben over hun eigen uitingen. Zonder interventie of relativering.
Daar hebben deze partijen bewust voor gekozen. Daarom richten ze zich voornamelijk op hun eigen sociale media waar ze hun opinies zonder tegenspraak kunnen verzenden. Ook zonder controle of wat ze beweren wel in lijn met de waarheid is.
PVV en FVD zijn er dus zelf niet in geïnteresseerd om hun partijleider of kaderleden naar deze talkshows af te vaardigen. Daarbij komt dat ze strikt hiërarchisch georganiseerd zijn en dat de partijleider of het fractiebestuur kamerleden verbiedt om in de publiciteit te treden. Die is weggelegd voor de partijleider en een kleine groep getrouwen.
Omroepverenigingen hebben hun eigen profiel en nodigen gasten uit die daarbij passen. Bij de EO komt het debat altijd uit bij God, Christus of bijbel. Bij de VPRO gaat het om vrijzinnigheid en non-conformisme. Bij KRO-NCRV gaat het over begrippen als medemenselijkheid en wereldburgerschap. Bij AVRO-TROS gaat het over ondernemen en de status quo. Etc.
Cliteur lijkt te vergeten dat er andere programma’s dan talkshows zijn waar politici in op kunnen treden. Zoals nieuws- of achtergrondprogramma’s. Die moet hij in zijn opinie meewegen als hij een representatief beeld van de publieke omroep wil geven.
Uiteraard lobbyen kamerleden om in beeld te komen. Dat is hun garantie om op een verkiesbare plek op de kieslijst te komen. Binnen een grote partij als de VVD zijn de kamerleden elkaars concurrenten. Ze hebben voor hun verkiesbaarheid niets te duchten van leden van andere partijen. Dus de tegenstellingen om in beeld gekomen in een talkshow bestaat eerder binnen dan tussen partijen.
Een ander feit is dat een kamerlid van een grotere partij een beperkt aantal portefeuilles heeft om zich mee te kunnen profileren, en daarmee expertise opbouwt. Dat is interessanter dan een generalist die over van alles meepraat, maar nergens echt verstand van heeft. Er zijn uitzonderingen als Omtzigt die echter zo zwaar belast is dat hij relatief weinig aandacht aan de publiciteit kan besteden.
Wat wil Cliteur bewijzen met zijn opinie over het vermeende gebrek aan representatie van de publieke omroep? Zijn betoog rammelt en klinkt als een hondenfluitje vol toespelingen voor de eigen achterban, maar een deugdelijk betoog is het niet.
En het ergste is, dat weet hij zelf als geen ander, maar toch lanceert hij deze quatsch.
Dit stukje verscheen eerder op George Knight Kort op 2 augustus 2015.
Eigenaar van Playboy Hugh Hefner maakt in 1959 als bijproduct van zijn tijdschrift Playboy’s Penthouse. Op de party die echt aanvoelt gaat het relaxed toe. Echte drank wordt geschonken en geserveerd door bunny’s in het eerste nationale programma op de Amerikaanse televisie waar zwart en wit bij elkaar zitten en als gelijken feesten.
Platenhoes van ‘Playboy’s Penthouse‘ van Cy Coleman and his orchestra. Coleman schreef de titelmuziek voor het programma.
Pianist en songwriterCy Coleman (1929-2004) treedt op in de allereerste aflevering van 24 oktober 1959. Charlie Shavers voegt zich bij Cy en zijn trio in ‘The Best Is Yet to Come’. Een eigen compositie van tekst voorzien door Carolyn Leigh. Muziek verdwijnt achter sophistication. Iedereen heeft overduidelijk een goeie tijd in de geïmproviseerde party.
Wait till you’re locked in my embrace Wait till I draw you near Wait till you see that sunshine place Ain’t nothin’ like it here The best is yet to come and babe, won’t it be fine? The best is yet to come, come the day you’re mine Come the day you’re mine And you’re gonna be mine
Aan het begrip autonomie in de kunst moest ik denken bij twee voorbeelden die de laatste tijd in de publiciteit kwamen.
Dat betreft directeur Rein Wolfs van het Stedelijk Museum die door de gemeente Amsterdam politieke doelstellingen over inclusie krijgt opgelegd die direct van invloed zijn op het personeels-, tentoonstellings-, en verzamelbeleid. Precies op die terreinen waar een museumdirecteur zich kan profileren wordt hij tot een marionet van de politiek gemaakt. Uit de publiciteit blijkt dat Wolfs in verwarring is over zijn rol en beseft dat hij de autonomie mist door de dwang van de gemeente.
Dat staat in schril contrast tot vorige museumdirecteuren van het Stedelijk die als sterke mannen bekend stonden en hun eigen weg konden gaan. (‘Sterke mannen‘ zal door scherpslijpers per definitie als politiek incorrect worden afgeserveerd). Terwijl notabene het museum toen formeel nog niet verzelfstandigd was, maar een gemeentedienst was. Of Wolfs hoon of mededogen verdient zal de tijd leren.
Een andere kwestie is de kwestie Roald Dahl en de autonomie van literatuur en andere kunstuitingen. Dat is geen nieuw, maar een zich steeds herhalend debat. Hoewel nu de beweegredenen voor verandering niet meer vanuit de kunst zelf lijken te komen, maar vanuit externe redenen, zoals commercie en opgelegde doelen over inclusie.
Ik herinner me als student Theaterwetenschappen van zo’n 40 jaar geleden dat studenten en docenten felle debatten voerden over de autonomie van toneelteksten. In hoeverre is een toneeltekst heilig of mag een regisseur of dramaturg schrappen, wijzigen en actualiseren?
Dat is minder een zwart-wit tegenstelling dan het lijkt. Want er bestaat overeenstemming over dat toneelteksten aangepast kunnen worden. Sommige zijn onspeelbaar door de lengte, de taal of de ons vreemde gedachtenwereld. En een buitenlandse toneeltekst is door de vertaling toch al niet meer een zuivere brontekst.
Er bestond toen wel consensus over de voorwaarde dat een aanpassing in het verlengde van de geest van de toneeltekst wordt aangebracht. Hoe breed die marge ook is.
Denk aan de verfilming van Shakespeare’s Richard III dat naar een fascistisch Engeland anno 1930 wordt verplaatst. Dat ligt niet alleen in het directe verlengde van de originele toneeltekst, maar versterkt deze door de thematiek ‘machtsuitoefening’ en ‘corruptie’ te accentueren en zo een hedendaags publiek via een omweg meer begrip over de oorspronkelijk toneeltekst te geven. Dat is de functie van kunst. Juist daar is het bij de tamelijk botte aanpassingen van het werk van Dahl ontspoord. De geest van zijn boeken is erdoor aangetast.
Is het streven naar autonomie op allerlei terreinen de correctie van een doorgeschoten ontwikkeling richting doelmatigheid en rationalisatie waarin alles met elkaar is verknoopt en dat bij nader inzien als naïef kan worden omschreven? Hoe heeft dat zijn weerslag op de kunsten?
Hoe kan kunst terugvechten en autonoom zijn in een complexe wereld vol deelbelangen waarin marketing, politiek en publiciteit de boventoon voeren? Dat zijn actuele gesprekspunten in een nog niet afgerond debat waar velen zich een mening over vormen.
Iedereen heeft zich opgedirkt voor fotograaf Juliusz Dutkiewicz (1834-1908). De houten olieboortoren Zygmunt in de Boekovina is versierd. Het lijkt een circusact van trapezewerkers. Toen was dit voormalig hertogdom Oostenrijk-Hongaars gebied. Nu is het noorden van de Boekovina Oekraïens en het zuiden Roemeens.
Een toelichting bij de tentoonstelling Ölrausch und Huzulenkult – Fotografische Streitobjekte aus Galizien und der Bukowina (tot 26 maart 2023) in het Volkskundemuseum in Wenen zegt (vertaald): ‘De modernste industrie in de armste regio: nergens botsten de tegenpolen meer dan aan de rand van de Habsburgse monarchie. Terwijl petroleumingenieurs en speculanten Galicië en Boekovina naar de moderne tijd katapulteerden, zochten etnografen naar de overblijfselen van een veronderstelde originaliteit bij de mensen die in de ontoegankelijke oostelijke Karpaten woonden, naar ononderbroken tradities in kleding of handwerk, gebruiken of huizenbouw.’ De Hutsuls is een etnische groep waarvan er volgens opgave van de Roemeense overheid in 1930 nog 12.456 waren.
In de foto’s van Juliusz Dutkiewicz uit de tweede helft van de 19de eeuw komen beide uitersten samen: de moderne en traditionele tijd. Of de vermeend traditionele tijd. Dus exploitatie en exploratie van deze streek die nu behoort tot de Oekraïense Oblast Iwano-Frankiwsk.
De verkenning van het eigen Oostenrijks-Hongaarse achterland past in een 19de eeuws patroon van koloniale machten die continenten verkenden en daarmee probeerden er hun stempel op te zetten. Economische en culturele macht gaan vaak nauw samen. Etnografisch onderzoek kan de claim op land of grondstoffen rechtvaardigen.
De benauwdheid van Oostenrijk-Hongarije was dat het geen koloniën had en daarom niet mee kon komen met de andere toenmalige Europese natiestaten die wereldwijd grondgebied veroverden. Dan blijft de innerlijke oriëntatiereis over. Tussen de boortorens door. Innerlijke exploratie lijkt een oud familielid van innerlijke emigratie.
Schermafbeelding van deel artikel ‘Deze Vermeer wordt u aangeboden door Calvé pindakaas; Over getallen, de rol van musea, politieke invloed en de marketing van een nieuwe tentoonstelling‘ van Tadek Solarz op Marketingfacts, 22 februari 2023.
Prikkelende column van Tadek Solarz op Marketingsfacts waarin hij betoogt dat musea hun functie niet goed uitoefenen als ze buigen voor marketing en commercie of politiek. Dat is de tragiek van verzelfstandigde musea die niet autonoom handelen.
Solarz bekijkt de kwestie als marketeer vanuit zijn vakgebied en geeft daarmee een verfrissende en soevereine blik op een lopend debat over de Nederlandse musea dat voor de verandering eens niet uitgaat van het perspectief van de kunst- of museumsector.
Solarz gaat in op de op volle toeren draaiende tentoonstellingsfabriek van grotere kunstmusea die elkaar nationaal en internationaal overbluffen in bezoekcijfers en het aantal getoonde meesterwerken van wereldklasse. Met als voorbeeld de huidige Vermeer-tentoonstelling in het Rijksmuseum die afgelopen weken met veel tamtam in een publiciteitscampagne over Nederland werd uitgerold.
Solarz ziet dat als een doodlopende weg waarin musea met elkaar concurreren: ‘De ene tentoonstelling wordt met nog meer geweld onder de aandacht gebracht dan de andere. Het succes wordt bepaald door de kijkcijfers. Musea die met elkaar concurreren om de aandacht. En ja om de share of wallet zoals dat zo mooi heet. De portemonnee van de consument is immers niet van elastiek.‘
Nu is het wel zo dat door de economische crisis en de corona-pandemie veel middelgrote musea zijn afgehaakt in het organiseren van grote tentoonstellingen en grotere musea door gebrek aan financiën minder megatentoonstellingen kunnen laten zien. Dat vertaalt zich de laatste jaren onder meer in het meer tonen van de eigen collectie in tentoonstellingen die daaromheen zijn geconstrueerd. Door een hoge afkoopsom in combinatie met kosten voor verzekering, transport, beveiliging, inrichting en marketing zijn blockbusters enorm duur geworden.
Naast de tentoonstellingsfabriek van blockbusters ziet Solarz nog een andere bedreiging voor de autonomie van musea: de politiek die musea zoals het Stedelijk Museum Amsterdam politieke voorwaarden stelt voor het ontvangen van overheidssubsidie: ‘Het politieke bestuur van Amsterdam heeft daar ideeën over en om die ideeën kracht bij te zetten wordt gewezen op de jaarlijkse subsidie die wordt verstrekt om het museum draaiend te houden. Hoewel Amsterdam een politiek bestuur heeft dat zegt progressief te zijn, laat het vooral zien dat er conservatief wordt gedacht en gehandeld. Wie betaalt bepaalt, lijkt mij niet echt een progressieve gedachte.’
Solesz doet een vergaande uitspraak: ‘Hoewel Amsterdam een politiek bestuur heeft dat zegt progressief te zijn, laat het vooral zien dat er conservatief wordt gedacht en gehandeld.’
Het is de financiële afhankelijkheid van het Stedelijk van Amsterdam waardoor de gemeente het museum deze politisering kan opleggen. Ondanks of dankzij een halfslachtige privatisering die het slechtste van twee kwaden is. Namelijk geen echte financiële onafhankelijkheid en beleidsruimte, en evenmin de mogelijkheid om krachtig in te zetten op eigen fondsenwerving zodat de overheidssubsidie tot ver onder de 40% wordt teruggedrongen. Dat valt niet alleen Wolfs te verwijten, maar ook zijn directe voorgangers die het Stedelijk door het opbouwen van reserves niet financieel onafhankelijk hebben weten te maken.
Solarz gaat verder. Volgens hem zit het probleem dieper: ‘Van het idee dat ‘marketing’ en ‘kunst’ een goede cocktail zouden kunnen opleveren ben ik niet meer zo zeker. Musea zitten inmiddels vrijwel allemaal aan het overheidsinfuus en de beweging die Amsterdam laat zien, geeft vrij goed weer dat dit niet zonder risico is. Politiek die bepaalt welke kunst getoond moet worden kennen we eigenlijk alleen van afschrikwekkende regimes. Het is misschien wel daarom dat we niet massaal verontrust zijn als we dit soort berichten lezen. Het staat te ver van ons af. In Nederland zal zoiets nooit gebeuren‘.
Volgens Solarz moeten we wennen aan het feit dat in Nederland het Amsterdamse gemeentebestuur musea die subsidie ontvangen voorwaarden oplegt over het nastreven van politieke doelen. We verwachten dat in een dictatuur, maar niet in Nederland.
De publieke opinie is zich er blijkbaar niet of nauwelijks van bewust dat dit gebeurt. Maar het kan nog erger dan een gebrek aan bewustwording. Vele kunstjournalisten die de burgers informeren kijken niet kritisch en open naar het opereren van het museummanagement. Ze kiezen partij. Ze laten zich overtuigen door grote woorden en goede bedoelingen over progressief gedachtengoed zonder te beseffen wat daar achter steekt en of de claim wel klopt. Zoals Solarz zegt legt Amsterdam onder een progressieve dekmantel een conservatief beleid aan musea op.
Hetzelfde in een mogelijk nog schrikaanjagender vorm gebeurt al jaren bij het Nationaal Museum voor Wereldculturen (NMvW) dat vakprofessionalisme heeft ingewisseld voor linksigheid en vage verwijzingen naar wereldburgerschap, maar toch steeds weer de kunstjournalistiek aan haar zijde weet. Terwijl het een publiek geheim is dat het NMvW een amateuristisch geleide organisatie is waar het draait om het manipuleren van de beeldvorming om politici, ministerie OCW en media om de tuin te leiden.
In een commentaar van 18 maart 2022 schreef ik: ‘Ook de media beten niet door, begrepen niet waar het NMvW voor stond of lieten zich misleiden door het politieke sausje dat het management naar buiten bracht. Ik kon er niet anders in zien dan een Potemkin-façade van een slecht geleid museum dat politiek de wind mee had, maar achter de schermen slecht presteerde.’
Terug naar Solarz: ‘En of het nog niet ingewikkeld genoeg is kan de politiek dus invloed uitoefenen op de samenstelling van je collectie. Wat zoveel kan betekenen dat je een collectie bouwt rondom kunst en kunstenaars die passen binnen het op dat moment gangbare politiek correcte idioom maar waarvoor mensen niet in de rij staan. Het gevolg daarvan is dat er nog meer subsidie moet komen om het museum überhaupt open te houden. Je werkt dus aan je eigen ondergang‘.
Solarz vervolgt: ‘In deze context vind ik zo’n tentoonstelling van Vermeer waar schijnbaar iedereen zich en public mee wil verbinden ook aantonen dat dit systeem niet werkt. Dat het Rijks zich langs dezelfde lijn wil ontwikkelen als de Efteling, steeds met een snellere achtbaan.’
De Scylla en Charybdis van de Nederlandse museumsector zijn geschetst door Tadek Solarz. Die sector moet manoeuvreren tussen commercie/marketing en politieke beïnvloeding. Tot nu toe zijn er geen musea op de rotsen gelopen. maar de vraag wie er kapitein aan boord is, is des te actueler. De kapers op de kust die niet meegaan in de consensus tussen musea, media, marketing en politiek worden persoonlijk beschimpt zoals Hans den Hartog Jager deed met Jan Christiaan Braun omdat deze zich had verstout om kritiek te leveren op het Stedelijk Museum.
Stel je voor dat FvD, PVV en de meest radicale delen van de SP een nieuwe Sociaal Nationale Partij oprichten. Dat lijkt een dwaze gedachte, maar in Duitsland is het een reële mogelijkheid. Mogelijk in Nederland ook.
Er zijn gelijkenissen van de Nederlandse partijen met AfD en Die Linke: een stagnerende FvD en PVV die uitgeradicaliseerd lijken en hun mojo hebben verloren, en een weinig aansprekende SP die geen goede electorale successen weet te boeken en na 50 jaar sleets oogt.
FvD, PVV en delen van de SP zouden nieuw elan kunnen vinden door elkaar via de flanken van het hoefijzer-model te vinden en de cirkel rond te maken. Met sterke, min of meer onveranderlijke klassieke vijandbeelden, zoals de VS, de NAVO, de wapenindustrie, het kartel, het kapitalisme, de elite, het globalisme of welk vijandbeeld dan ook dat per onderwerp opgetuigd kan worden, zouden de onderlinge verschillen tussen de drie partijen overstegen kunnen worden.
Daarbij komt dat de drie radicale partijen samen in dezelfde electorale vijver van misnoegde en teleurgestelde kiezers vissen die zo’n 20% van het electoraat uitmaken. Nu zijn die stemmen verdeeld over verschillende partijen. Als dat electoraat van malcontenten succesvol zou worden aangesproken, dan kan zo’n Sociaal Nationale Partij de op dit moment grootste partij VVD naar de kroon steken. Een actuele concurrent is echter de BBB die in dezelfde electorale vijver vist.
Op Duitse vredesdemonstraties hebben de AfD en de meest radicale delen van Die Linke die onder het mom van het opkomen voor de vrede een einde aan de wapenleveranties aan Oekraïne, de sancties tegen de Russische Federatie en de NAVO willen een gezamenlijke vijand, namelijk de VS en een gezamenlijke vriend die uit de wind gehouden moet worden, namelijk Poetins Russische Federatie.
Wie weet werkt het uit de mottenballen halen van Willy Brandts Wandel durch Handel dat Poetins Russische Federatie niet tot toenadering tot Europa heeft weten te brengen. Een gezamenlijk vijandbeeld kan toenadering tussen radicale partijen dichterbij brengen. Partijen die niet op inhoud opereren, maar via demagogie kiezers en elkaar aanspreken hoeven programmatisch geen 100% overeenstemming te hebben om met elkaar een Sociaal Nationale Partij te vormen.
Voor de herschikking of fusie van politieke partijen is de carrière van beroepspolitici een sta-in-de-weg. Kunnen politici als Geert Wilders, Thierry Baudet of Lilian Marijnissen een stapje terugdoen in een Sociaal Nationale Partij of carrière buiten de partijpolitiek maken? Wie er partijleider moeten worden is een vraag die nog lang niet beantwoord is.
Naast dat eigenbelang van politici dat verandering tegenhoudt valt evenmin in te zien dat dat deel van de SP dat tegen de sociaal-democratie aanschurkt zich in een Sociaal Nationale Partij kan thuisvoelen. Maar dat ‘redelijke’ deel van de SP zou zich bij PvdA en GroenLinks aan kunnen sluiten.
Zo’n schets doet denken aan de partijvormingen en splitsingen tijdens de Weimar Republiek. Dat geeft aan dat politieke partijen kunnen veranderen en hun bestaan geen doel op zichzelf hoeft te zijn zoals het nu in Nederland lijkt.
De USPD splitste zich als links-radicaler af van de SPD, maar delen ervan keerden in 1922 terug naar de SPD. Aan de radicaal-rechtse en nationaal-conservatieve kant met de Deutschvölkische Freiheitspartei en de DNVP die elementen van respectievelijke FvD en de PVV bevatten, vonden voortdurend herschikkingen plaats die volgden op de electorale resultaten. Uiteindelijk werden de radicaal-rechtse partijen leeggezogen door Hitlers NSDAP.
FvD, PVV en het radicale deel van de SP gaan een gouden toekomst tegemoet als ze elkaar weten te vinden in de vorming van een Sociaal Nationale Partij. De afkeer van de centrumpartijen en hun politiek schept een gemeenschappelijke band. Publicitair en electoraal zou het een sterke combinatie zijn. Maar willen de delen met hun belang sterk zijn in dit geheel?
Omslag van Matilda van Roald Dahl, uitgegeven door Puffin. Een Children’s Middle Grade Book voor kinderen van 8 tot 12 jaar.
Er waren afgelopen dagen afwijzende, soms felle reacties op de wijzigingen die uitgeverij Puffin in de kinderboeken van Roald Dahl heeft aangebracht met als doel om ze inclusiever te maken. Dus om ze toegankelijker en minder aanstootgevend voor een breed publiek te maken.
Puffin is onderdeel van de Engels-Amerikaanse multinational Penguin Random House. De boeken van de in 1990 overleden Noors-Welshe schrijver Dahl worden door Puffin onder meer uitgegeven in de reeks Puffin Modern Classics. Dat zijn titels als Matilda, Charlie and the Chocolate Factory en Charlie and the Great Glass Elevator.
Maar het omgekeerde gebeurde. De kritiek wees op verschillende aspecten van deze kwestie. Het schrappen van woorden zou censuur zijn én een commercieel belang van de uitgever om door de scherpe, in sommige kringen controversiële kantjes van Dahl af te vijlen meer boeken te verkopen.
Vooral zouden de aanpassingen in de kinderboeken van Dahl getuigen van een doorgeslagen woke-ness. Ofwel, oplettendheid op raciale vooroordelen en discriminatie. De vraag die deze kwestie oproept is waar positieve alertheid overgaat in overgevoeligheid en negatief afschaffen. Waar een constructieve emancipatie-beweging overgaat in culturele destructie.
Het is geen toeval dat dit vooral speelt in de VS en het VK waar in het gepolitiseerde publieke debat op scholen en universiteiten politici zich profileren met de eis voor een ‘veilige omgeving’ voor scholieren en studenten. Dat betreft zowel een verbod op seksuele voorlichting als het verbieden of wijzigen van de inhoud van boeken. Ofwel, kinderen en jong-volwassenen mogen niet geconfronteerd worden met uitspraken, beelden of gedachten waardoor ze uit hun comfortzone stappen en zich onveilig voelen.
Dit debat is gekaapt door rechtse politici die elkaar overtoepen in het bieden van een ‘veilige omgeving’. Dat komt in de praktijk neer op een verbod van alles wat kinderen en jong-volwassenen, maar vooral politici niet willen horen.
Deze rechtse beweging is een reactie op de emancipatie van minderheden die hun achterstand in de maatschappij aan de orde stellen. Maar van een terechte emancipatiebeweging is dat geleidelijk veranderd in een beweging waar de meest radicale elementen de macht hebben gegrepen en extreme eisen stellen. Zoals het cancelen of bedreigen van docenten of het uitsluiten van ‘onwelkome’ boeken en gedachten.
Dit publieke debat over een veilige omgeving in de VS en het VK is verworden tot een middel van zowel links-extremisten als rechts-extremisten om zich te profileren en de macht te grijpen in hun eigen domein. Het centrum of een gematigde opvatting wordt uitgevreten en kan tegen die twee bewegingen vanaf de flanken weinig tegen uitrichten. Want extreme denkbeelden zijn ondubbelzinniger en dringen in de media en op sociale media beter door. Dat zijn cultureel-politiek DDoS-aanvallen van twee kanten waar geen antwoord op mogelijk is. Nuances gaan in het politieke geweld ten onder.
Zoals gezegd, Puffin is niet toevallig onderdeel van een Engels-Amerikaanse multinational. Dat gaat om aandeelhouderswaarde. De dynamiek van het gepolitiseerde politieke debat over een veilige omgeving heeft indirect zijn weerslag op deze multinational.
Schermafbeelding van deel artikel ‘Roald Dahl rewrites: edited language in books criticised as ‘absurd censorship’ in The Guardian, 20 februari 2023.
Uit een artikel in The Guardian van 20 februari 2023 blijkt dat Puffin al sinds 2020 in gesprek is met het collectief Inclusive Minds om de kinderliteratuur inclusiever en toegankelijker te maken. Wat dat voor wijzigingen in de literatuur inhoudt is onduidelijk. Maar hoe dan ook lijkt dat het veranderen van de brontekst in te houden. Hiermee wordt het taboe doorbroken dat literatuur heilig is. Om politieke of commerciële belangen kan daar aan gesleuteld worden.
Inclusive Minds zegt op de eigen site over zichzelf dat het ‘zich inzet om het aanzien van kinderboeken te veranderen‘. Dat is geen verkeerde zaak, maar wordt dat wel als het het aanpassen van de tekst van bestaande kinderliteratuur om niet direct begrijpelijke redenen omvat. Welke tere ziel moet hier tegen wat beschermd worden? De ziel van de kinderen, de politieke activisten of de aandeelhouders van Penguin Random House?
Schermafbeelding van About op site Inclusive Minds.