Schermafbeelding van deel petitie ‘Verwijder alle Prins Bernhard-straatnaambordjes‘ van Jan Prins op petities.nl, 31 mei 2023.
Prins Bernhard is in biografieën en beschouwingen vele kwalificaties toebedeeld: lichtgewicht, oplichter, opportunist, landverrader, sjoemelaar, rokkenjager, ‘duitschen gigolo‘, onbenul of poseur. Dat klinkt niet positief.
In de monarchistisch gezinde pers werd Bernhard tijdens zijn leven positiever voorgesteld. En men mag aannemen dat Bernhard nog steeds wordt beschermd om de beeldvorming over de huidige leden van het koningshuis niet in gevaar te brengen. Drie dochters van hem leven nog en zijn niet zonder invloed.
De verdediging van Bernhards naam is een achterhoedegevecht. De beeldvorming over Bernhard is sinds ongeveer 2010 in diens nadeel gekanteld. Ofschoon ook al daarvoor volop kritiek op hem klonk. Journalist en stalinist Wim Klinkenberg kraakte al in 1979 in zijn biografie kritische noten over Bernhard ofwel Victor Baarn. Maar Klinkenberg werd gemarginaliseerd.
Petitionaris Jan Prins verzoekt om alle Prins Bernhard straatnaambordjes uit het straatbeeld te verwijderen. Men mag aannemen dat hij ook doelt op vele verwijzingen naar Bernhard. Zoals Bernhard, Prins Bernhard, Van Lippe Biesterfeld, Aschwin of Armgard.
Het is onmogelijk op trots te zijn op Bernhard, zo stelt Prins (!). Dat zal bij vele Nederlanders zo zijn, maar dat lijkt geen voldoende reden om een straatnaambordje te verwijderen. Velen zijn evenmin nog onverdeeld trots op Piet Heijn, Michiel de Ruyter, Witte de With of Jo van Heutsz. Hun naam komt nog steeds op straatnaambordjes voor.
Bij Bernhard is meer aan de hand. Hij was naast een schuinsmarcheerder en opportunist die het vooral om zijn eigen positie en welzijn ging ook een lichtgewicht die nooit iets belangrijks heeft verricht. Wat van de Nederlandse ‘helden’ -hoe verkeerd die nu ook gevonden worden- niet kan worden gezegd. In de toenmalige situatie werkten ze voor de eer en glorie van Nederland of de toenmalige Zeven Provinciën. Bernhard werkte voor zichzelf.
Met de verwijdering van de naam ‘Prins Bernhard‘ en de verwijzingen naar hem gaat het dan ook niet zozeer om het cancellen van deze historische figuur, maar om het met terugwerkende kracht op waarde schatten van hem. Men zou kunnen toevoegen: voor het eerst.
De naam Bernhard leeft ook in vele verenigingen voort. Van de sportclub, de school, de muziekvereniging tot het prestigieuze Prins Bernhard Cultuurfonds. Dat laatste fonds neemt al voorzichtig afstand tot de naam Bernhard door steeds meer de naam Cultuurfonds of Anjerfonds te gebruiken. Want het begrip bestaat dat de naam Prins Bernhard besmet is.
De petitie is sympathiek, maar praktisch onuitvoerbaar. De naam Bernhard is te hecht verankerd in de Nederlandse samenleving om die te verwijderen. Die heeft ook betekenis gekregen buiten de historische figuur om. De valkuil is om de loze symboliek van Bernhard te vervangen met loze symboliek die om verwijdering van zijn naam vraagt.
Omdat ‘Prins Bernhard‘ echter wel een besmette naam betreft zou om te beginnen op straatnaambordjes een toelichting gegeven kunnen worden over de ware aard van Prins Bernhard. NIOD en onafhankelijke historici kan gevraagd worden om die toelichting te schrijven.
Schermafbeelding van deel opinie-artikel ‘Goed dat eenzijdig en vooringenomen beleid van musea wordt doorbroken door de politiek‘ van Rutger Pontzen in de Volkskrant, 31 mei 2023.
Je ziet niet vaak dat columnisten van dezelfde krant elkaar bestoken. In de Volkskrant gebeurt dat op dit moment. Opinies van kunstredacteur Rutger Pontzen en politiek commentator Martin Sommer botsen. Buitenstaanders zien het met verbazing aan.
Schermafbeelding van deel column ‘De staat vertelt ons wat er allemaal noodzakelijk en onvermijdelijk is‘ van Marin Sommer in de Volkskrant, 26 ,ei 2023.
Sommer bouwde zijn column ‘De staat vertelt ons wat er allemaal noodzakelijk en onvermijdelijk is‘ van 26 mei 2023 op de interventie van de Amsterdamse GL-wethouder Touria Meliani die Stedelijk-directeur Rein Wolfs onder druk zet. Sommer omschrijft Meliani’s optreden: ‘Geen diversiteitsplan, geen centen.’ De politiek bemoeit zich met de inhoud. Sommer zet die overtreding door Meliani met een verwijzing naar de 19de-eeuwse staatsman Johan Rudolf Thorbecke in een historische context.
Pontzen bijt Sommer in reactie in het opinie-artikel ‘Goed dat eenzijdig en vooringenomen beleid van musea wordt doorbroken door de politiek‘ van 31 mei 2023 het volgende toe: ‘Ik zou mijn gewaardeerde collega willen toefluisteren: verdiep je eens goed in de contemporaine kunstgeschiedenis en kunstpolitiek voordat je de machtsverhoudingen daarin met een liberale uitspraak uit 1862 wil neersabelen.’
Het lijkt er sterk op dat Pontzen niets begrijpt van staatsinrichting en politiek. De kern van Sommers betoog weerlegt Pontzen niet. Namelijk dat een Amsterdamse wethouder zich met de inhoud van het Stedelijk bemoeit. Wat denkt Pontzen te beweren?
Schermafbeelding van deel opinie-artikel ‘Goed dat eenzijdig en vooringenomen beleid van musea wordt doorbroken door de politiek‘ van Rutger Pontzen in de Volkskrant, 31 mei 2023.
Niemand kan gelukkig zijn met het optreden van wethouder Meliani. Ze dwingt het Stedelijk een kant op die overeenkomt met haar politieke agenda. Als een rechtse wethouder dat deed, dan zou dat in linksige kring minder rimpelloos aanvaard worden. Principes zijn er blijkbaar om verraden te worden. Het gaat om het principe van niet-staatsinmenging dat Sommer wel en Pontzen niet ten volle begrijpt.
Bij de ontvanger van de dwang verkleint dat de zelfbeschikking. Die altijd relatief is. Het Stedelijk is nu echter minder baas over het eigen beleid dan dat voorheen was. De dreiging komt overigens niet alleen van buitenaf, maar vooral van binnenuit. De voorbeelden over Sandberg, Fuchs en De Wilde die Pontzen geeft slaan de plank mis omdat deze directeuren het laatste woord hadden over het inhoudelijk beleid. Dat wordt Wolfs door Meliani ontnomen.
Pontzen wuift de inmenging van Meliani weg als hij suggereert dat dat niet de kern van het probleem is, maar dat die is gelegen in een oorzaak. Waarna een lang betoog volgt waarin Pontzen met bravoure talloze open deuren opentrapt. De kern van het probleem dat Sommer aansnijdt is echter wel degelijk de inmenging van het Amsterdamse college in het beleid van het Stedelijk.
Wie Sarah Vos’ documentaire ‘White Balls on Walls‘ heeft bekeken ziet niet alleen dat Meliani directeur Wolfs chanteert en Wolfs daar weifelend-welwillend in meegaat, maar ook dat de werksfeer in het Stedelijk er een van op eieren lopen is. Er heerst een angstcultuur van goede bedoelingen. Medewerkers zijn zich ervan bewust dat ze politiek correct moeten handelen. Of wat ze zeggen hun eigen denkbeeld is of wordt opgelegd wat resulteert in onzeker acteren zal per medewerker verschillen. Vos schetst op schitterende wijze een beeld van bangheid en schrik. Het is onaangenaam om de verschrikte gezichten in de overleggen te zien.
Trouwens de politiek correcte opvatting van diversiteit waartoe Wolfs wordt gedwongen door Meliani (‘Hoog tijd voor kunst van kleur‘) wordt daar haar te beperkt opgevat en geeft ze door aan het Stedelijk. Zodat het Stedelijk een onevenwichtig programma van diversiteit wordt opgelegd. Het gaat Meliaini voornamelijk om kleur en in mindere mate om gender, dus man-vrouw.
Er zijn in de culturele sector meer verschillen van achterstelling. Die worden in de Code Diversiteit & Inclusie benoemd. Door sterk te moeten focussen op kleur kan het Stedelijk in programmering, personeels- en aankoopbeleid andere verschillen van achterstelling niet repareren. Reden: het gemeentebestuur van Amsterdam dwingt het Stedelijk tot een beperkte opvatting van diversiteit.
Natuurlijk moet het breder en vraagt de canon van witte mannen erom om opengebroken te worden. Maar gun het Stedelijk om het evenwichtig, geleidelijk en vanuit eigen overwegingen te doen. Musea lopen altijd achter op maatschappelijke ontwikkelingen. Dat heeft tijd nodig. Maar die verandering komt uiteindelijk tot stand.
Ponten verwijt musea terecht dat ze lui en behoudend zijn. Ook in het personeelsbeleid waar de staf van allerlei kleur grotendeels uit dezelfde sociaal-economische klasse is gerecruteerd. Dat is het echte taboe. Pontzen vermengt trouwens op een voor een kunstredacteur onbegrijpelijk onzorgvuldige wijze de begrippen kunst en cultuur. Een museum is geen kunst, maar cultuur.
Pontzen vergeet dat wat Meliani het Stedelijk opdringt inhoudt dat oude vertekening wordt vervangen door nieuwe vertekening. Het Stedelijk schiet er niks mee op als Hoofd Onderzoek en Curatorial Practice Charl Landvreugd de rol van commissaris politieke correctheid op zich neemt. Veelzeggend is dat hij kritiek weglacht op beleid dat hij mede vormgeeft (tentoonstelling Kirchner en Nolde).
Schermafbeelding van deel blogpost ‘l’art pour l’art: koloniale visie?‘ van Ted van Lieshout op zijn blog, 28 mei 2023.
Beeldend kunstenaar en schrijver Ted van Lieshout besteedt in zijn blogpost ‘l’art pour l’art: koloniale visie?‘ van 28 mei 2023 aandacht aan uitspraken van Aspha Bijnaar. Zij is directeur van de Stichting Musea Bekennen Kleur dat een maatschappelijk platform is om ‘institutioneel racisme en alle andere vormen van discriminatie‘ binnen erfgoedinstellingen aan de kaak te stellen.
Van Lieshout maakt gehakt van Bijnaars denkbeelden. Hij reageert op een uitspraak van Bijnaar in VPRO-Gids 21 van 2023 in het artikel ‘De kunst van diversiteit‘ dat gaat over de uitzending op 30 mei 2023 op NPO2 van Sarah Vos’ documentaire ‘White Balls on Walls‘. Die trouwens met eenderde is ingekort. Aspha Bijnaar, en journalist en tentoonstellingsmaker Hans den Hartog Jager geven erin hun mening over het Stedelijk Museum en de diversiteit in de museumsector.
Den Hartog Jager stelt zich redelijk genuanceerd op. In een opinie-artikel in NRC van 15 februari 2023 reageerde hij op een artikel van Jan Christiaan Braun van zo’n twee weken daarvoor en deed ongenuanceerde uitspraken over Braun en kunstenaar Jan Dibbets die ‘hun macht niet uit handen willen geven‘. Nu laat hij een ander geluid horen.
De polemiek ging over de omgang met diversiteit en inclusie bij het Stedelijk Museum waar Sarah Vos’ documentaire voeding aan gaf. Zeker naast Bijnaars uitspraken toont Den Hartog Jager zich een wonder van nuance en begrip. Hij zegt: ‘Maar ik vind niet dat musea moeten ingrijpen en initiatieven voor een betere wereld op de agenda moeten zetten. Kunst moet juist ontregelen en vragen stellen‘. Daar denkt Bijnaar anders over. Zij ziet kunst als onderdeel van een maatschappelijk proces in het streven naar een betere wereld.
Schermafbeelding van deel artikel ‘De kunst van diversiteit‘ in de VPRO-Gids 21, 27 mei tot en met 2 juni 2023 (voor abonnees).
Bijnaar onthult haar blik op kunst als ze zegt dat kunst moet verbinden. Dat is een merkwaardig standpunt. Zij verwart kunst met cultuur. Cultuur verbindt, maar kunst niet. Maar ook cultuur ‘moet‘ niet verbinden, maar verbindt per definitie. Als Bijnaar met kunst musea bedoelt die wel een culturele rol hebben, dan moet ze dat zeggen. Maar dat zegt ze niet. Bijnaar zorgt voor onduidelijkheid in haar gebrek aan nuance en haar ondermaatse omschrijving van en opvatting over begrippen in de kunst.
‘Moeten‘ van wie trouwens? Verplicht Bijnaar kunstenaars om te verbinden? Wat is dan nog de zelfbeschikking van kunstenaars als Bijnaar ze inlijft in haar politieke programma? Bijnaar maakt van kunstenaars karikaturen, ofwel vehikels van maatschappelijke verandering zoals ze die graag ziet. Wat zij aanzwengelt is geen debat meer over diversiteit, maar over de functie van kunst.
In zijn blogpost gaat Van Lieshout in op dat standpunt van Bijnaar als hij zegt: ‘In het interview is iemand aan het woord die aangeeft niet in mensen te denken, maar in systemen. Ik vraag me af of zo iemand zich kan thuisvoelen in de kunsten, want kunst is bij uitstek de uitingsvorm van individuele mensen, die over het algemeen zich op creatieve wijze bloot geven, kwetsbaar zijn en proberen om kunst te maken omwille van de schoonheid of de betekenis ervan.‘
Het lijkt er sterk op dat Bijnaar niet begrijpt wat de functie van kunst en de rol van de kunstenaar is. Die laatsten zijn volgens haar niet zozeer vrijbuiters, maar politiek correcte ambtenaren in dienst van haar ‘vooruitgang’. Met zo’n ondergeschikte rol zullen weinig kunstenaars gelukkig zijn. Wat niet wil zeggen dat ze niet streven naar een gelijke wereld, maar als Bijnaar haar marsroute verplicht oplegt aan kunstenaars, dan lijkt dat averechts te werken.
Er is meer dan Bijnaars zwart-wit denken tussen l’art pour l’art en promotie van kolonialisme. We kunnen het Aspha Bijnaar niet kwalijk nemen dat ze niet weet waarover ze praat. Ze is sociologe en geen kunstenaar of kunsthistoricus. Maar ze manifesteert zich wel in het debat over musea en kunst.
Bijnaar zet in met grof denken om maatschappelijke veranderingen teweeg te brengen. Politiek kan dat tot op zekere hoogte werken. Bijnaar leert ons dat het debat over identiteit net als religie een makkelijk en lui instrument kan zijn. Haar beweringen zijn grenzeloos en altijd waar omdat ze nergens zijn te checken. Bijnaar kan straffeloos van alles beweren. En wat nog erger is, ermee zet ze musea onder druk die onzeker zijn en zich ongemakkelijk voelen in het debat over diversiteit. Zonder dat die musea nog zelf na kunnen denken over wat ze zelf willen.
Bijnaar verwijst in de VPRO-Gids ook naar de Code Diversiteit & Inclusie (2019) in de culturele sector. Ze zegt daarover: ‘Gelukkig hebben musea zich te houden aan de Code Diversiteit en Inclusie.’ Dat is zo, maar die Code is breder dan etniciteit of huidskleur. Bijnaar trekt de Code naar zich toe en maakt er een karikatuur van door te suggereren dat de Code alleen over etniciteit en huidskleur gaat. Dat is niet zo. De Code gaat ook over gender, beperking, seksuele oriëntatie, religie, sociaaleconomische status, opleidingsniveau en leeftijd. Bijnaar vernauwt het debat over diversiteit en brengt met haar lobbyen de uitvoering ervan in gevaar. Bijnaar is een storende factor in een evenwichtige uitvoering van de Code.
Met haar politiek activisme vervuilt Bijnaar het debat over kunst. Hopelijk roept het zwart-wit denken van Bijnaar op enig moment een serieus antwoord op. Daar is het tijd voor. Haar lobbyen mag dan haar manier van emancipatie zijn en ook de niche voor haar carrière, maar maatschappelijke achterstelling moet breder opgevat worden dan wat Bijnaar ervan maakt. Haar lobbyen is legitiem, maar ook niet meer dan dat. Wat ze zegt moet niet verward worden met het streven naar diversiteit voor allen en het wegwerken van alle verschillen van achterstelling.
Wat nodig is dat het debat over diversiteit in kunst en musea op een hoger peil wordt gebracht. Ook de polemiek van Braun-Den Hartog Jager en anderen over het Stedelijk Museum is te smal en zit te eenzijdig vast op de zwart-wit tegenstelling.
De route voor de toekomst? Afscheid van zwart-wit denken richting nuancerende grijstinten. Hoe saai en kleurloos die op het eerste gezicht ook ogen en politiek verre van sexy lijken, maar dat is de weg. Het activisme van Bijnaar is input voor het debat over diversiteit, maar het is eenzijdig. Bijnaar wil kunst ondergeschikt maken aan haar politieke streven. Dan houdt kunst op kunst te zijn.
Schermafbeelding van evenement ‘Start nieuwe basisopleiding African healing academy, met o.a. het Ifa orakel en voorouder rituelen‘ van Jambo Afrika in Nijmegen.
Het is een genoegen om op Facebook een bericht te lezen over een evenement. Namelijk de aankondiging van de ‘Start nieuwe basisopleiding African healing academy, met o.a. het Ifa orakel en voorouder rituelen’.
De basisopleiding wordt gegeven op drie vrijdagen. ‘Het wordt verzorgd door Kossilaté uit Benin, in zijn eigen tempel/praktijk in Nijmegen. Dit is uniek omdat je hier zelf de orisha’s aan het werk kunt zien (onder andere Legba en Ogou).’ Kossilaté staat rechts op de foto.
Op de site africanhealing-academy.nu worden bijzonderheden over de basisopleiding gegeven. De kosten bedragen € 995, een cursusdag start om 10.00 en eindigt om 16.00 uur en betaling in termijnen is niet mogelijk. Onduidelijkheid bestaat erover of de basisopleiding drie (FB) of vier (site) vrijdagen omvat.
Maar het wordt nog mooier: ‘Je kunt zelfs doorgroeien tot Babalao en meegaan naar Benin voor examens, initiaties en inwijdingen.’ Wikipedia zegt daarover (vertaald): ‘Babalaô (in Braziliaans Portugees) betekent letterlijk “vader van geheimen” of “vader van de mysteries” in de Yoruba-taal. Het is een spirituele titel die een hogepriester van het Ifá-orakel aanduidt’.
Het is fantastisch dat Nederlanders via een drie- of vierdaagse basisopleiding, een driedaagse opleiding voor gevorderden van € 750 en de 14-daagse expert-opleiding (prijs onbekend) in het West-Afrikaanse Benin een hogepriester van een Afrikaanse religie kunnen worden.
Dat is nog eens culturele uitwisseling. Of de basis- en vervolgopleiding in het Nederlands of Engels en de expert-opleiding in het Engels of Yaruba wordt gegeven blijkt niet uit de informatie.
Het bericht op FB zegt (vertaald): ‘Na eeuwen van onderduiken staat deze eeuwenoude kennis op het punt met de wereld te worden gedeeld.
Slavernij en culturele onderdrukking dwongen de wijsheidsbewaarders tot voorzichtigheid. Deuren stonden open voor de happy few.
Maar nu zijn we aangekomen bij een nieuwe lente. Een nieuwe aarde staat op het punt te verschijnen. Naties zijn zich ervan bewust dat we de wijsheid van alle continenten nodig hebben om ons als mens compleet te maken.
Afrika wordt niet meer genegeerd maar ontdekt als bron van inspiratie en spiritualiteit. We verwelkomen iedereen die verbinding wil maken met zichzelf, met andere mensen en met de natuur zelf.’
In deze uitleg komen een geschiedenis van onderdrukking, slachtofferschap, democratisering, holisme en hoop samen. De uitspraak dat ‘Naties zijn zich ervan bewust dat we de wijsheid van alle continenten nodig hebben om ons als mens compleet te maken’ is in de echte wererld nog niet terug te vinden. Maar wie weet, door verbinding te maken met zichzelf via een West-Afrikaanse religie kan een cursist voor € 995 en de kosten van de vervolgopleidingen een heel eind komen.
Wie geheimen en mysteries van een West-Afrikaanse religie wil leren kennen of er deel van wil uitmaken weet wat hem of haar te doen staat. Religie is hoe dan ook lucratieve business.
Schermafbeelding van een aankondiging in AD Berg en Dal, 26 mei 2023.
Ruikt u het ook? Russische ‘oorlog-stank’ waait van Groesbeek naar Amsterdam.
Hoe ruikt ‘oorlog-stank’? Is het een lucht van lijken, brandend rubber, kruit, verschroeide aarde en dood metaal? Dat verschilt per conflict.
Is er iets bijzonders aan ‘oorlog-stank’? Want ‘stank’ zonder meer is blijkbaar niet voldoende of duidelijk genoeg. ‘Oorlog’ moet er bij. Dat maakt indruk.
Spraakmakend is ‘oorlog-stank’ zeker. Vooral door beknotting. De automatische piloot handelt en geen enkel mens is nog verantwoordelijk. Dat is ‘oorlog-stank’. Meer valt er niet over te zeggen.
De University of Puget Sound in Tacoma, Washington (state) zegt in een verklaring dat de naam van het natuurhistorisch museum is veranderd. De naam van de voormalige hoogleraar biologie en voorstander van eugenetica James R. Slater wordt geschrapt uit de naam Slater Museum of Natural History.
De universiteit is aangesloten bij de protestante United Methodist Church. In het verleden waren dominees president. In die sfeer kon Slater zijn standpunten over eugenetica verkondigen. De huidige president Isiaah Crawford is openlijk homoseksueel.
Het proces om de naam te veranderen werd in de herfst van 2021 in gang gezet door student-onderzoeker Grace Eberhardt. Dat liep samen op met een commissie die de noodzaak onderzocht om namen van gebouwen en ruimtes te wijzigen.
President Crawford stelde na de klacht van Eberhardt ook een commissie in om de naam Slater tegen het licht te houden. ‘In het comité zaten leden van minderheidsgroepen die historisch gezien schade hebben ondervonden van de studie en de praktijk van eugenetica’, zo zegt de verklaring.
De verklaring geeft de volgende uitleg van eugenetica (vertaald): ‘Eugenetica is de studie van het gebruik van selectief fokken om veronderstelde “inferieure” eigenschappen en “sociale misstanden” te verminderen en veronderstelde “superieure” eigenschappen in menselijke populaties te verhogen. Het vakgebied bloeide aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw, en ondersteunde onvrijwillige sterilisatie van degenen die als “ongeschikt” werden beschouwd en bestendigde overtuigingen en beleid dat gebaseerd was op de toen gangbare validistische, racistische en xenofobe opvattingen. Eugenetica raakte echter al snel uit de mode bij het wetenschappelijk establishment.’
Het schrappen van de naam Slater uit de naam van het Natuurhistorisch Museum van de University of Puget Sound is van dat uit de mode raken een laat slotakkoord. Het speelt zich af na de climax. De hernaming roept de vraag op of dit een uiting is van de identitaire cancelcultuur die op dit moment vooral op Amerikaanse universiteiten in de mode is als reflectie op de schadelijke gevolgen van kolonialisme en witte dominantie of toch iets anders.
Eugenetica werd na de experimenten van de nazi’s (1933-1945) na de Tweede Wereldoorlog alom beschouwd als een besmette pseudo-wetenschap. Dat professor Slater zijn cursus eugenetica tot zijn pensionering in 1951 kon blijven geven zegt vooral iets over de aard van de toenmalige University of Puget Sound. Dat het nog 72 jaar duurde voordat de naam Slater werd geschrapt op deze universiteit duidt op achterstallig mentaal onderhoud.
Schermafbeelding van deel recensie‘Nieuwe biografie laat zien dat het lezen van Karel van het Reve nog altijd tot helder nadenken stemt‘ door Michel Krielaars in NRC, 17 mei 2023.
Van de boekbespreking in NRC van Michel Krielaars van ‘De Zelfdenker‘ van Willem Melching begrijp ik niks. Het is een nieuwe biografie over Karel van het Reve. Ik begrijp niet waarom Krielaars over hem zo eenzijdig positief is.
Mijn twijfel komt wellicht omdat ik recent “Vladimir Vladimirovitsj en ik”; Karel van het Reve en Nabokov’ (2015) van Flip Treffers gelezen heb. (Google ‘“Vladimir Vladimirovitsj en ik” – CB Online’ voor de inleiding). Daarin wordt Van het Reve aan de hand van secundaire literatuur over onder meer Nabokov, Dostojevski en Freud gefileerd en ontmaskerd als een poseur en een wetenschappelijk zwakke hoogleraar.
Ik ben het trouwens niet eens met Pieter Boulognes die in zijn bespreking van Treffers’ boek zegt dat het ‘bij lange niet zo onderhoudend [is] als de gemiddelde pennenstreek van Van het Reve, maar toch … een leesbaar essay.‘ Ik vond het onderhoudend en heb het met plezier gelezen. Wie de pennenstreken van Van het Reve doorziet vallen de clichés, het koketteren met het gezond verstand, de herhalingen, de slechte onderbouwing en bronvermelding, en het ‘lenen’ van buitenlandse auteurs op.
Van het Reve die door velen origineel werd bevonden blijkt dat minder te zijn dan het toen leek. Het kan dat hij heilige huisjes omver schopte zoals in de jaren 70 en 80 vele opinieleiders deden in kranten en op televisie in een zich langzaam openbrekend Nederland. Dat is dan Van het Reve’s verdienste, maar ook hier is de vraag hoe origineel hij daar eigenlijk in was.
In zijn boek gaat Treffers in op de vraag waarom Karel van het Reve in de jaren 70 tot 90 in Nederland zo populair was. Zodat hij zelfs in 1981 de P.C. Hooft-prijs kreeg voor zijn essays of beschouwend proza. Treffers herleidt de waardering tot de in die tijd gezaghebbende auteurs en journalisten als Kees Fens, Carel Peeters en Rudy Kousbroek die zich publiekelijk positief uitspraken over Van het Reve. Kritiek op de essays was er ook van onder meer Charles Timmer en Jeroen Brouwers.
Schermafbeelding van deel recensie‘Nieuwe biografie laat zien dat het lezen van Karel van het Reve nog altijd tot helder nadenken stemt‘ door Michel Krielaars in NRC, 17 mei 2023.
Krielaars lijkt zich zoveel jaar later met de bespreking van Melchings biografie ook in het pro-Van het Reve kamp te voegen. Onbegrijpelijk is dat de slavist Krielaars Van het Reve een ‘eigenzinnige‘ slavist noemt. Waar baseert Krielaars dat op? Was Van het Reve niet vooral een ‘gemankeerd‘ slavist die op zijn vakgebied weinig potjes heeft gebroken? Zijn Geschiedenis van de Russische Literatuur is vaardig geschreven, als een keukenroman à la Dostojevski zou men geneigd zijn te zeggen, maar grotendeels gebaseerd op ideeën van andere slavisten.
Krielaars is in zijn columns en recensies voor NRC altijd een enthousiaste pleitbezorger voor het boekenvak en de Russische en Oost-Europese literatuur. Zijn enthousiasme brengt hij goed over op de lezer die meteen naar bibliotheek of boekwinkel snelt. Krielaars weet mythes te analyseren en af te breken.
Deze boekbespreking van Krielaars slaat in mijn ogen dood. Hij voegt aan de bespreking van Melchings biografie veel eigen kleuring over Van het Reve toe. Daarmee bevestigt hij de mythe Karel van het Reve die sinds diens dood in 1999 grotendeels afgebroken is. Hoewel de meningen over de kwaliteit van Van het Reve’s essays nog steeds verschillen. Krielaars heeft zich laten verleiden om eenzijdig partij te kiezen. Dat is de lezer niet van hem gewend. Wellicht omdat het onderwerp voor lezer én boekspreker dichtbij komt. Te dichtbij.
Schermafbeelding van deel artikel ‘Waarom ‘moraalridders en fatsoensrakkers’ in musea soms hard nodig zijn‘ van Rutger Pontzen in de Volkskrant, 17 mei 2023.
Kunstredacteur Rutger Pontzen en de Volkskrant waarin hij schrijft voeden bij velen de impressie van knorrigheid. Niet kritisch, maar nurks. Dat is een houding waar Pontzen en de Volkskrant mee worden geassocieerd. Als dat gecombineerd wordt met makkelijk populisme, dan wordt dat voor velen onuitstaanbaar.
In het opinie-artikel ‘Waarom ‘moraalridders en fatsoensrakkers’ in musea soms hard nodig zijn‘ van 17 mei 2023 bevestigt Pontzen deze indruk. Hij waagt zich in het identiteitsdebat over het Stedelijk Museum. Dat tot nu toe vooral in NRC gevoerd werd. De meeste deelnemers eraan hebben vooral zichzelf te kijk gezet. Het debat kent weinig winnaars. Pontzen onttrekt zich niet aan de neergaande spiraal.
Pontzens taalgebruik valt op. Met negatieve bewoordingen schildert hij degenen af met wie hij zegt het niet eens te zijn. Jan Christiaan Braun ‘raast‘ en met Jan Dibbets is hij volgens Pontzen ‘de Statler en Waldorf van de beeldende kunst‘. Het lijkt er sterk op dat Pontzen zijn eigen mopperen op anderen projecteert.
Schermafbeelding van deel artikel ‘Waarom ‘moraalridders en fatsoensrakkers’ in musea soms hard nodig zijn‘ van Rutger Pontzen in de Volkskrant, 17 mei 2023.
Pontzen weerlegt niet de kritiek van Christiaan Braun over de inmenging van de Amsterdamse politiek in het inhoudelijke beleid van het Stedelijk. Hij stemt in met de kritiek van Christiaan Braun, maar maakt dan ineens een sprongetje als hij zegt: ‘dat de politiek zich daar nu wél mee bemoeit ligt ook aan de musea zelf‘. Niemand ontkent dat. Pontzten presenteert een cliché als nieuwe ingeving.
Het merkwaardige is dus dat Pontzen het uiteindelijk met Dibbets en Christiaan Braun eens is als hij zegt: ‘(..) dat de politiek zich daar nu wél mee bemoeit ligt ook aan de musea zelf. Veel musea voor moderne en hedendaagse kunst pretendeerden avant-gardistisch te zijn, met een vooruitziende blik op wat komen gaat en op wat moet gaan gebeuren. Maar wat is de afgelopen twintig jaar gebleken: ze hebben zitten suffen.‘
Dat komt neer op wat Christiaan Braun zegt in zijn opinie-artikel van 29 januari 2023 over het Stedelijk Museum dat dit debat revitaliseerde. Namelijk ‘Dit staaltje van inhoudelijke inmenging in het museumbeleid door de gemeente en het voor het blok zetten van het museum met toepassing van keiharde chantage‘ wil zeggen dat het Stedelijk zich door de lokale politiek de kaas van het brood laat eten.
Dat begon trouwens al vóór het directoraat van Wolfs toen bestuurders als Rijkman Groenink, Alexander Ribbink en Rob Defares in samenspraak met onder meer de toenmalige directeuren Ann Goldstein en Beatrix Ruf opteerden voor een avant-gardistische agenda. Eigenlijk was het nog schrijnender omdat ze de banden met de kunsthandel vermengden met hun functie. Het Stedelijk was een verdienmodel geworden voor bestuurders. Op die basis én beeldvorming moet Wolfs bouwen.
Pontzen heeft veel woorden nodig, en vermengt van alles met alles, maar weet ermee het gat in zijn betoog niet te dichten. Dat gat bestaat eruit dat de recente kritiek van Christiaan Braun en Dibbets op het Stedelijk niet zozeer kritiek op inclusiviteit in musea is, maar kritiek op het functioneren van het museum en directeur Wolfs die zich door de politiek laat sturen en buiten-artistieke overwegingen te sterk laat meewegen. Pontzen maakt het breed en verliest zo de focus van dit debat over identiteitspolitiek in musea uit het oog.
Pontzen maakt een karikatuur van Christiaan Braun en Dibbets, en uiteindelijk vooral van zichzelf. Het ontbreekt hem niet aan zelfkennis als hij zich schaart in ‘een relatief klein clubje witte, mannelijke, westerse, academisch gevormde smaakmakers‘. Maar dat toegeven is nog geen aflaat waarmee hij wegkomt. Hij legt zichzelf een spreekverbod op om vervolgens niet meer te stoppen met praten.
Pontzen bedoelt het ongetwijfeld goed, maar door zijn zure toon en springerig betoog zit hij zijn eigen opinie in de weg. Vraag die hij zou moeten beantwoorden is wat de beste aanpak is om op een organische en niet modieus-politieke wijze inclusiviteit en diversiteit binnen het Stedelijk te vergroten. Waarbij de directie zelf over het eigen inhoudelijke beleid beschikt om dat te realiseren. Dat is de interessante vraag waarmee dit debat over identiteit verder komt en niet in boosheid achterom kijkt.
De koning van Bayaka zit op een stoel. Twee halfnaakte vrouwen staan rechts achter hem tegen de zijkant van een hut. De witte man in tropenuitrusting inclusief scheefstaande helm is de gerenommeerde fotograaf Eliot Elisofon die lange tijd aan LIFE magazine verbonden was. Wie maakte de foto?
Het is een merkwaardige foto. De titel suggereert dat het niet draait om de koning, maar om Elisofon. Hoewel de koning wel op een stoel zit en Elisofon achter hem staat. Wat de macht was van de koning in toenmalig Belgisch Congo is onduidelijk. Is hij een elevé die zich mocht verheffen onder de hoede van het koloniaal bestuur en daarin geïntegreerd was?
In mei 1951 was Elisofon bij de opnamen van The African Queen van regisseur John Huston met Humphrey Bogart en Katharine Hepburn. De buitenopnamen van deze in Duits Oost Afrika gesitueerde film vonden plaats in toenmalig Belgisch Congo en Oeganda.
De Afrikaanse koning Bayaka was acht jaar later in het Afrika Museum in het Brusselse Tervuren. Terwijl Patrice Lumumba vergeefs vocht voor onafhankelijkheid en dat in 1961 moet bekopen met de dood waar België voor verantwoordelijk wordt gehouden.
Het onderschrift bij de foto uit 1959 die genomen werd door R. Stalin ‘King of Bayaka (right) is guided by the journalist Mubutu through the museum of Tervueren after his eye-operation in Gent‘ doet ons nogmaals naar de foto met Eliot Elisofon kijken. Wat zag de koning van Bayaka? Wie keken er namens hem?
Veel honden rond de comptoir of de zinc in een Parijs café in 1931. Zo te zien van hetzelfde ras. De middenslag keeshond of Duitse spits die gedragen wordt als een aktetas. Waar verdient dit café een persfoto voor? Moet dit het diepe Parijs voorstellen? Le Paris profond.
Twee mannen dobbelen en een derde dommelt. Een man en een vrouw staan afzijdig. De man kijkt recht de camera in. De patron ziet er met zijn gesoigneerde kleding anders uit dan zijn klanten. Maar ook hij draagt zijn hond.
Het wachten is op Jean Gabin die het café binnenstapt om de Java te dansen. Met Mistinguett of Leo Marjane. Of de buurvrouw van hiernaast. Maar op de foto blijft het stil. Het tableau is in afwachting. Totdat de fotograaf de nacht instapt en men weer onder elkaar is? Dan begint het losjes bewegen. Ook voor de honden.