
Je ziet niet vaak dat columnisten van dezelfde krant elkaar bestoken. In de Volkskrant gebeurt dat op dit moment. Opinies van kunstredacteur Rutger Pontzen en politiek commentator Martin Sommer botsen. Buitenstaanders zien het met verbazing aan.

Sommer bouwde zijn column ‘De staat vertelt ons wat er allemaal noodzakelijk en onvermijdelijk is‘ van 26 mei 2023 op de interventie van de Amsterdamse GL-wethouder Touria Meliani die Stedelijk-directeur Rein Wolfs onder druk zet. Sommer omschrijft Meliani’s optreden: ‘Geen diversiteitsplan, geen centen.’ De politiek bemoeit zich met de inhoud. Sommer zet die overtreding door Meliani met een verwijzing naar de 19de-eeuwse staatsman Johan Rudolf Thorbecke in een historische context.
Pontzen bijt Sommer in reactie in het opinie-artikel ‘Goed dat eenzijdig en vooringenomen beleid van musea wordt doorbroken door de politiek‘ van 31 mei 2023 het volgende toe: ‘Ik zou mijn gewaardeerde collega willen toefluisteren: verdiep je eens goed in de contemporaine kunstgeschiedenis en kunstpolitiek voordat je de machtsverhoudingen daarin met een liberale uitspraak uit 1862 wil neersabelen.’
Het lijkt er sterk op dat Pontzen niets begrijpt van staatsinrichting en politiek. De kern van Sommers betoog weerlegt Pontzen niet. Namelijk dat een Amsterdamse wethouder zich met de inhoud van het Stedelijk bemoeit. Wat denkt Pontzen te beweren?

Schermafbeelding van deel opinie-artikel ‘Goed dat eenzijdig en vooringenomen beleid van musea wordt doorbroken door de politiek‘ van Rutger Pontzen in de Volkskrant, 31 mei 2023.
Niemand kan gelukkig zijn met het optreden van wethouder Meliani. Ze dwingt het Stedelijk een kant op die overeenkomt met haar politieke agenda. Als een rechtse wethouder dat deed, dan zou dat in linksige kring minder rimpelloos aanvaard worden. Principes zijn er blijkbaar om verraden te worden. Het gaat om het principe van niet-staatsinmenging dat Sommer wel en Pontzen niet ten volle begrijpt.
Bij de ontvanger van de dwang verkleint dat de zelfbeschikking. Die altijd relatief is. Het Stedelijk is nu echter minder baas over het eigen beleid dan dat voorheen was. De dreiging komt overigens niet alleen van buitenaf, maar vooral van binnenuit. De voorbeelden over Sandberg, Fuchs en De Wilde die Pontzen geeft slaan de plank mis omdat deze directeuren het laatste woord hadden over het inhoudelijk beleid. Dat wordt Wolfs door Meliani ontnomen.
Pontzen wuift de inmenging van Meliani weg als hij suggereert dat dat niet de kern van het probleem is, maar dat die is gelegen in een oorzaak. Waarna een lang betoog volgt waarin Pontzen met bravoure talloze open deuren opentrapt. De kern van het probleem dat Sommer aansnijdt is echter wel degelijk de inmenging van het Amsterdamse college in het beleid van het Stedelijk.
Wie Sarah Vos’ documentaire ‘White Balls on Walls‘ heeft bekeken ziet niet alleen dat Meliani directeur Wolfs chanteert en Wolfs daar weifelend-welwillend in meegaat, maar ook dat de werksfeer in het Stedelijk er een van op eieren lopen is. Er heerst een angstcultuur van goede bedoelingen. Medewerkers zijn zich ervan bewust dat ze politiek correct moeten handelen. Of wat ze zeggen hun eigen denkbeeld is of wordt opgelegd wat resulteert in onzeker acteren zal per medewerker verschillen. Vos schetst op schitterende wijze een beeld van bangheid en schrik. Het is onaangenaam om de verschrikte gezichten in de overleggen te zien.
Trouwens de politiek correcte opvatting van diversiteit waartoe Wolfs wordt gedwongen door Meliani (‘Hoog tijd voor kunst van kleur‘) wordt daar haar te beperkt opgevat en geeft ze door aan het Stedelijk. Zodat het Stedelijk een onevenwichtig programma van diversiteit wordt opgelegd. Het gaat Meliaini voornamelijk om kleur en in mindere mate om gender, dus man-vrouw.
Er zijn in de culturele sector meer verschillen van achterstelling. Die worden in de Code Diversiteit & Inclusie benoemd. Door sterk te moeten focussen op kleur kan het Stedelijk in programmering, personeels- en aankoopbeleid andere verschillen van achterstelling niet repareren. Reden: het gemeentebestuur van Amsterdam dwingt het Stedelijk tot een beperkte opvatting van diversiteit.
Natuurlijk moet het breder en vraagt de canon van witte mannen erom om opengebroken te worden. Maar gun het Stedelijk om het evenwichtig, geleidelijk en vanuit eigen overwegingen te doen. Musea lopen altijd achter op maatschappelijke ontwikkelingen. Dat heeft tijd nodig. Maar die verandering komt uiteindelijk tot stand.
Ponten verwijt musea terecht dat ze lui en behoudend zijn. Ook in het personeelsbeleid waar de staf van allerlei kleur grotendeels uit dezelfde sociaal-economische klasse is gerecruteerd. Dat is het echte taboe. Pontzen vermengt trouwens op een voor een kunstredacteur onbegrijpelijk onzorgvuldige wijze de begrippen kunst en cultuur. Een museum is geen kunst, maar cultuur.
Pontzen vergeet dat wat Meliani het Stedelijk opdringt inhoudt dat oude vertekening wordt vervangen door nieuwe vertekening. Het Stedelijk schiet er niks mee op als Hoofd Onderzoek en Curatorial Practice Charl Landvreugd de rol van commissaris politieke correctheid op zich neemt. Veelzeggend is dat hij kritiek weglacht op beleid dat hij mede vormgeeft (tentoonstelling Kirchner en Nolde).