Wie het Frans of Arabisch niet verstaat, kan toch uit de beelden afleiden wat er aan de hand is. De Algerijnse minister van Religieuze Zaken en Waqf Mohamed Aïssa verklaart de oorlog aan het Saoedische Wahabisme en het islamitisch fundamentalisme. Islamitische geestelijken omringen hem. Aïssa meent onder verwijzing naar de Saoedische islamgeleerde Sheik Ibn El-Otheimine (1929-2001) dat hedendaagse salafisten niet de ware betekenis hanteren. Salafisme zou een verwijzing zijn naar het pad dat de profeet, zijn volgelingen en voorgangers volgden, maar hieruit zou niets afgeleid kunnen worden over het persoonlijke pad van moslims voor nu: ‘Echter, salafiya adopteren als een persoonlijk pad en het gebruiken van andere moslims met een tegengestelde mening, of sterker nog als een partizanenpad, is volledig in tegenspraak met salafiya zelf’. Dit gaat om de interpretatie en beeldvorming van het salafisme en wie erover het laatste woord kan claimen.
Of het klopt wat Aïssa zegt is niet de kern. Het gaat erom dat een Algerijnse minister het met stilzwijgende instemming van islamitische geestelijken nodig acht om zich tegen de fundamentalistische islam uit Saoedi-Arabië te keren en hij denkt die met eigen wapens te kunnen bestrijden. Dit geeft aan dat de stromingenstrijd in de (Soennitische) islam in een nieuwe fase is beland. De radicale islam wordt de voet dwarsgezet.
Dit staat in schril contrast met de conclusie van RTLZ-journalist Roderick Veelo. In een commentaar hekelt hij de lakse opstelling van de Nederlandse regering over de import van de radicale islam uit Saoedi-Arabië. Achtereenvolgende kabinetten met onder meer VVD, PvdA, CDA en D66 zouden dat jarenlang vanwege handelsbelangen hebben verzwegen of zelfs ontkend. Door onderzoeksjournalistiek van Nieuwsuur en NRC en tegen de zin van het kabinet in is de financiering van radicale moskeeën alsnog naar buiten gekomen. Veelo concludeert: ‘De situatie is absurd: we hebben de handen vol aan het deradicaliseren van jonge moslims en tegelijkertijd houdt de overheid er een geheime achteringang op na voor de radicale islam. Die geheime afspraken zijn ondraaglijk. Net als de wegkijkers, de langslapers en de lakse bestuurders die de samenleving opzadelen met de import van nog meer religieuze intolerantie.’ In landen als Algerije wordt de urgentie beseft van het terugdringen van de radicale islam omdat het een strijd om de macht is. Maar de Nederlandse regering daartegenover beseft die urgentie niet en maakt die ondergeschikt aan het eigen handelsbelang.