
Daar is het weer. Het teistert periodiek de publieke opinie. Namelijk een bericht uit Almere over de plannen voor een museum van internatione allure, groter dan het Stedelijk Museum. Wat is dat?
Matchmakers, cultuurmanagers, wethouders die de wereld over reizen om zich te oriënteren en allerlei ingehuurde project-achtige beleidsmakers zijn al sinds 2013 bezig om een museum in Almere ‘op de kaart te zetten’. De woestijn in de polder is op zoek naar een oase. Dat duurt dus al negen jaar.
Niet toevallig is 2013 het jaar dat Almere Museum De Paviljoens sloot zonder te beseffen dat wat het in de jaren erna in een zoektocht ging zoeken al binnen de gemeentegrenzen had.
Kunt u nog volgen wat Almere bezielt? In de kern gaat het om een identiteitscrisis van Almere dat tussen servet en tafellaken op zoek is naar een nieuwe tafel. Dat is zielig voor de inwoners die steeds weer met groot- en breedspraak over een museum worden geconfronteerd.
Het is niet dat in Almere de (beeldende) kunstsector niet klopt. Want er zijn prachtige Land Art achtige projecten, zoals Marinus Boezems Groene Kathedraal. Maar dat is blijkbaar niet voldoende voor de managers, projectleiders en wethouders. Ze willen meer.
Daarom lezen we nu weer zo’n bericht met deze keer Denise de Boer. Ze is als manager betrokken bij kunstpaviljoen M. en ook bezig om de komst van het museum in Almere voor te bereiden.
De tekst bijt heerlijk in zichzelf. Zoals een hond die de eigen staart najaagt zonder te beseffen wat dat ding is. Het geprojecteerde museum van Almere is als een staart van een hond. De hond blaft om de zoveel tijd en de media doen er netjes verslag van.
De Boer: ‘We hebben heel bewust gekozen voor een immersief museum, omdat dat er in Nederland nog niet is. Immersieve kunstwerken hebben veel ruimte nodig. Die ruimte is er niet genoeg in bestaande musea in het land, maar in Almere straks wel.‘ en ‘Bij ons wordt de ervaring echt gecreëerd door de kunstenaar. De maker wil je daarbij echt iets meegeven. Een surrealistische omgeving die echt wat met je doet.’
Je wordt stil van deze ronkende taal. Hoezo een ‘surrealistische omgeving‘? Hoezo ‘die echt wat met je doet‘? Wat is dat voor marketing waarmee deze manager de boer opgaat? Duidelijk is dat Almere aanhaakt bij de droom en de rationaliteit achter zich heeft gelaten. Almere dompelt zich onder.
Almere heeft in 2013 de geest uit de fles gelaten en is al negen jaar bezig om op spontane wijze een museum te realiseren dat zich van alles onderscheidt. Ook van Almere zelf.
Het artikel van Omroep Flevoland wordt er onbegrijpelijk op door de verwijzing van De Boer naar het werk Wachsraum (1992), een houtconstructie met bijenwas in een smalle gang van Wolfgang Laib (niet Leib) in De Pont. Dat werk wordt door De Boer ingedeeld bij immersieve kunst die de kijker onderdompelt in een ervaring. Het unique selling point in de marketing van Almere. De Boer gebruikt verwijzingen naar De Pont als legitimatie voor het eigen museum. Maar Laib gaat niet voor een surrealistische ervaring, maar voor sacraliteit, natuur en tijdloosheid.
De uitgebeende soberheid van De Pont is niet wat het museum in Almere nastreeft. Dat is tegelijk de sleutel om te begrijpen waarom het spaak loopt in Almere. De Pont is een particulier museum met nauwelijks personeel dat financieel onafhankelijk is en zich met marketing en schijnbewegingen niet in bochten hoeft te wringen voor subsidie- op opdrachtgevers. De Pont kan zichzelf zijn. In Almere praat iedereen mee, is de marketing leidend en worden de kunstobjecten niet geselecteerd op hun intrinsieke waarde, maar moeten ze passen in een masterplan over de ervaring van de bezoeker die wordt ondergedompeld in een opgeroepen schijnwereld. Intussen lijkt die schijnwereld de plannenmakerij opgeslokt te hebben.