Museum de Fundatie zegt in jaarverslag dat er gedurende 15 jaar organisatorische problemen waren die niet aangepakt werden. Waar laat dat Keuning en Raad van Toezicht?

Schermafbeelding van deel artikel ‘Museumdirecteur Ralph Keuning over ophef: “Organisatie is onvoldoende meegegroeid” van Rutger Borgerink voor RTV Oost, 10 mei 2022.

Update 7 juni 2022: Ralph Keuning treedt terug als directeur/bestuurder van Museum de Fundatie in Zwolle, volgens de lokale media. Hij blijft als adviseur verbonden aan het Museum. Het valt te verwachten dat er de komende tijd nog meer lijken in de kast van dit museum worden ontdekt.

RTV Oost citeert uit het jaarverslag 2021 van Museum de Fundatie in Zwolle. Er is onder personeel en oud-personeel ophef over het functioneren van directeur Ralph Keuning. Hij zou op autoritaire manier leiding hebben gegeven en zo een deel van het personeel tegen zich in het harnas hebben gejaagd. Er zou volgens sommigen zelfs een angstcultuur heersen.

Tot nu toe heeft Keuning op de kritiek niet publiekelijk gereageerd. Dat doet hij nu voor het eerst in genoemd jaarverslag:

Schermafbeelding van deel jaarverslag 2021 van Museum De Fundatie, p. 10.

Keuning zegt dus dat de problemen bij Museum de Fundatie onder meer zijn veroorzaakt doordat de organisatie de afgelopen 15 jaar onvoldoende is meegegroeid met de uitbreiding van het museum. Zoals RTV Oost zegt: ‘Op zijn eigen functioneren gaat hij verder niet in‘. Met de zinsnede ‘maar niet alleen‘ houdt Keuning de optie open dat hij niet goed geopereerd heeft, maar die wordt door hem jammergenoeg niet uitgewerkt.

Wat probeert Keuning te bereiken met zijn constatering over de museale organisatie die 15 jaar niet meegroeide met de ambities? Hoe dan ook was Keuning daar als directeur gedurende deze periode de eerst verantwoordelijke voor.

Hij ging over de bedrijfsvoering en de inzet van middelen. Keuning geeft indirect toe dat het beleid niet goed was. Beleid waarvoor hij verantwoordelijk was. Maar waarvoor hij geen verantwoordelijkheid neemt. Evenmin houdt de Raad van Toezicht hem hiervoor verantwoordelijk.

Probeert Keuning het museum als organisatie een collectieve schuld in de schoenen te schuiven zodat hij als directeur niet als enige daar op aangesproken kan worden? Geeft hij ook de Raad van Toezicht een trap na omdat die de organisatie niet goed bewaakt heeft? Want daar lijkt het sterk op.

Dat is een afleidende projectie van Keuning die niet getuigt van zelfkennis. Hij verwijt achteraf de Raad van Toezicht dat het hem onvoldoende aangestuurd heeft en beter had moeten corrigeren. Want het is de Raad van Toezicht die over het toezicht gaat en dat 15 jaar verzaakt zou hebben. Welke kaas laat de Raad van Toezicht zich door Keuning van het brood eten?

Wat Keuning doet past in het patroon van de directie en de Raad van Toezicht van dit museum. Namelijk herhaalde pogingen om kritiek te bagatelliseren en onschadelijk te maken door verhulling, ontkenning, vertraging en geringschatting van de medewerkers die zich kritisch uitspreken. Als Keuning of RvT-voorzitter Van Boxtel en zakelijk directeur Zuidema ingaan op de kritiek dan gebeurt dat sussend of vrijblijvend met als doel om alles bij het oude te laten.

Iedereen was 15 jaar schuldig volgens Keuning. De schoonmaker, kassamedewerker, projectmedewerker en medewerker van de technische dienst in dezelfde mate als de directeur of de voorzitter van de Raad van Toezicht.

Als iedereen fouten maakt, dan kan niemand daar verantwoordelijk voor worden gehouden. Dat is de logica van de doofpot. De doofpot van Museum de Fundatie staat al 15 jaar te roken, maar nu zegt de directie in een jaarverslag dat het een groeistuip van de organisatie was. Die was zo onzichtbaar dat er 15 jaar door de leiding niet is ingegrepen. Nalatigheid wordt als afleiding voor de fout gebruikt.

Het raadsel van het functioneren van het management van Museum de Fundatie wordt er door de verklaring in het jaarverslag 2022 eerder groter dan kleiner op.

Ondeugdelijke beantwoording vragen veiligheid Wereldmuseum

De beantwoording van de raadsvragen van Ruud van der Velden (Partij voor de Dieren) over de veiligheid van het Wereldmuseum is onbevredigend omdat het onduidelijk is wie er aan het woord is en de antwoorden om de hete brij heen draaien. Ze zijn op 18 december 2019 naar de raad gestuurd. Op 8 november besteedde dit blog er in een commentaar aandacht aan. De veiligheid van het Wereldmuseum zou in het geding zijn.

Wie beantwoordt de vragen? Als ‘steller’ wordt Gilbert Boutier genoemd. Hij is volgens zijn profiel op LinkedIn ‘Financieel Interim Manager’ van zijn eigen bedrijf Three Mountains, of preciezer gezegd dochter Three Mountains Interm Management BV en wordt vanwege zijn kennis op het gebied van Vastgoed blijkbaar gevraagd om de vragen te beantwoorden. Boutier was in 2013-2014 in dienst als ‘Project Manager’ bij de gemeente Rotterdam. De afdeling die bij de vragen genoemd wordt is dienst ‘SO Stadsontwikkeling’. Betrokken wethouder is Bas Kurvers (VVD) die onder meer verantwoordelijk is voor ‘Bouwen’. 

In de beantwoording wordt gezegd: ‘De gemeente (afdeling SO Vastgoed) is als eigenaar verantwoordelijk voor het gebouw en voert de verbouwing van het museum, in samenwerking met het Wereldmuseum, gefaseerd door. Door de fasering kan de gemeente eerder gebouwdelen opleveren en kan het museum deze inrichten met tentoonstellingen.’ Die laatste zin is de essentie omdat het doet uitkomen dat het functioneren van het Wereldmuseum centraal staat. Hoe zich dat verhoudt tot regelgeving en voorschriften is secundair.

Hoe kan het dat kritische vragen van Ruud van der Velden objectief beantwoord kunnen worden door een interim manager die handelt in opdracht van een gemeentelijke dienst van wie de nalatigheid in het toezicht juist een aspect van de kritische vragen is? Kortom, dit betreft een dienst die potentieel onder vuur ligt vanwege de gang van zaken en allerlei onregelmatigheden die resulteerden in de kritische vragen. Hiermee is niet gezegd dat Boutier, SO Stadsontwikkeling en wethouder Kusters niet integer handelen, maar de procedure is verwarrend en ongelukkig als de schijn ontstaat dat WC Eend zelf stelt dat WC Eend volgens de regels heeft gehandeld. Het is niet onmogelijk, maar hoe geloofwaardig kan die claim nog zijn?

Museum Boijmans van Beuningen was bezorgd over de veiligheid en besloot de tentoonstelling ‘Remix Rotterdam’ niet te laten doorgaan toen het constateerde dat het Wereldmuseum geen ‘gebruiksmelding brandveilig gebruik’ voor het hele pand had. Omdat het Wereldmuseum dit aan de bruikleengevers niet had gemeld, konden die zich niet beraden, laat staan hun bruiklenen terugtrekken. Want ze gingen ervan uit dat het hele gebouw veilig was gekeurd en het gemeentelijk toezicht voldoende was. De beantwoording doet hier badinerend over en poetst de zorgen van Boijmans en de andere bruikleengevers weg. Terwijl ze bewust in het ongewisse werden gelaten over de veiligheid van het gebouw. Illustratief voor de tegenstrijdigheden in de beantwoording is de mededeling ‘De certificering van de brandmeldinstallaties staat gepland op 6 januari 2020’. Als het management van het NMVW dit voor 1 oktober 2019 niet aan de bruikleengevers had gemeld, welke afweging konden die dan maken als ze de informatie niet hadden gekregen? De claim dat ‘alle bruikleengevers [er staat ‘bruikleengegevens’] van Dossier Indië geïnformeerd [waren] over de gefaseerde verbouwing‘ wil niet zeggen dat ze erover waren geïnformeerd dat op 1 oktober de omgevingsvergunning voor het gehele gebouw niet in orde was. Ook de ene bruikleengever die telefonisch contact opnam met het Wereldmuseum deed dat op eigen initiatief en niet omdat het door het Wereldmuseum was geïnformeerd.

De beantwoording suggereert dat het Wereldmuseum volgens de regels heeft gehandeld, maar slalomt langs de kritische vragen heen. Dit biedt eerder vaagheid dan duidelijkheid. Dat het Wereldmuseum iets van plan is of iets aanvraagt, wil nog niet zeggen dat het volgens de voorschriften handelt. Een vraag wordt in veel gevallen met een antwoord op een andere vraag beantwoord. Neem de hernieuwde keuring door het Museumregister bij een verbouwing die wordt gereduceerd tot de afgifte over verantwoord collectie­ beheer. Ook blijft onduidelijk hoe de calamiteitenteams zijn bemenst en wie zitting nemen in het crisisteam.

De beantwoording geeft geen uitsluitende duidelijkheid en kan daarom niet als de definitieve beantwoording van de vragen van Ruud van der Velden worden beschouwd. De verwarring blijft bestaan of wordt door de beantwoording mogelijk bewust of vanuit onwetendheid vergroot door zand in de lucht te gooien zodat een heldere blik op het reilen en zeilen van het Wereldmuseum en een antwoord op de vraag of het toezicht door de gemeentelijke instanties voldoende is geweest onmogelijk wordt gemaakt. Dat is een trieste constatering.

Foto 1: Schermafbeelding van site Wereldmuseum, september 2019  (inmiddels verwijderd).

Foto 2: Schermafbeelding van deel ‘Beantwoording van de schríftelijke vragen van het raadslid R. van der Velden (Partij voor de Dieren) over ‘Zorgen over onveilige situaties bij het Wereldmuseum’, 17 december 2019.

Fundamentele vragen over veiligheid bij het Wereldmuseum

Ruud van der Velden van de Partij voor de Dieren in de Rotterdamse gemeenteraad heeft vandaag bovenstaande raadsvragenZorgen over onveilige situaties bij Wereldmuseum’ gesteld aan de Commissie Bouwen, Wonen en Buitenruimte (2018-2022). Los van deze vragen en zonder contact met Van der Velden heb ik deze week onderstaand commentaar geschreven. Vragen en commentaar wijzen dezelfde richting op. Er zijn talloze betrokkenen die zich zorgen maken over de onveilige situaties bij het Wereldmuseum, zich daar over verwonderen en willen dat de situatie bij het Wereldmuseum zich ten goede keert. Mijn commentaar:

Het is een publiek geheim dat de veiligheid en brandveiligheid van het Wereldmuseum niet op orde zijn. Juiste of geldige brandveiligheidsvergunningen voor het gebouw aan de Willemskade te Rotterdam ontbreken. Het Rotterdams gezag had in moeten grijpen na de heropening in juli 2019. Dat is tot nu toe niet gebeurd. Die opening werd door het museum aangekondigd als ‘na de grote verbouwing’, maar dat is onjuist omdat de verbouwing nog steeds aan de gang is. Het is opmerkelijk waarom de toezichthoudende Brandweer voor een publiek toegankelijk gebouw dat verbouwd wordt, onvoldoende brandscheidingen bevat en de kans op brandoverslag bestaat een vergunning afgeeft. Dat lijkt dan ook niet te zijn gebeurd, maar hoe de Brandweer dan wel handhaaft is de vraag. Ook het electriciteitsnet geeft risico’s en kans op kortsluiting. Zo was er een week na de opening in juli 2019 een grote kortsluiting/stroomstoring en zijn er recent vaker stroomstoringen gesignaleerd waarbij het licht uitvalt of een lift niet werkt. Dat volgt noodzakelijk uit een grote verbouwing.

Voorschriften waar een museum zich aan moet zijn de richtlijnen uit 1994 bij punt 5. Het management van het Wereldmuseum lijkt in gebreke te zijn gebleven bij de inventarisatie en beoordeling van bedrijfsactiviteiten en risico’s zoals het Museumregister (dat de museumnorm beoordeelt) als checklist geeft (punt 4.4). Niet duidelijk is of er een calamiteitenplan is, er sinds juli 2019 brandveiligheidsoefeningen zijn gehouden en er voldoende geschoolde en getrainde BHV- (Brand Hulp Verlening) en CHV- (Collectie Hulp Verlening) medewerkers zijn en ingezet worden. Onduidelijk is trouwens of het Wereldmuseum dat sinds 27 februari 2002 als museum in het Museumregister geregistreerd staat wel een volwaardige museale vergunning heeft.

Het Wereldmuseum is sinds 2017 onderdeel van het Nationaal Museum voor Wereldculturen (NMvW) waar Stijn Schoonderwoerd algemeen directeur is. Klaarblijkelijk opereert de NMvW op de locatie Wereldmuseum niet of niet volledig volgens de normen die de museumsector via het Museumregister of de Museumvereniging stelt. Het is lastig om één oorzaak voor het ontbrekende professionalisme van het NMvW te geven. Het lijkt eerder een combinatie van factoren die elkaar versterken en te maken hebben met ontbrekend leiderschap van de NMvW-directie, slechte organisatie, een bedrijfscultuur die gehoorzaamheid afdwingt, een ontbrekend locatiehoofd/eindcoördinator voor het Wereldmuseum, een lastige voorgeschiedenis van het Wereldmuseum onder de weggestuurde directeur Stanley Bremer die roofbouw had gepleegd op gebouw en personeel, en de speciale en (financieel) kwetsbare positie van het Wereldmuseum binnen het NMvW als afzonderlijke stichting.

Hoe verder is de vraag. Door inzet van velen is in 2015 het Wereldmuseum gered uit handen van Bremer die de Afrika-collectie wilde verkopen en het museum het pad van vervlakking en populisme opstuurde waarbij hij kunst en kunstobjecten ondergeschikt maakte aan andere doelen zoals publieksbereik of commerciële levensvatbaarheid. Merkwaardig genoeg herhaalt zich deze recente horrorgeschiedenis in een andere vorm bij het NMvW. Want dat maakt ook de kunst ondergeschikt aan doelen zoals politieke correctheid of cultureel populisme. Bremer en Schoonderwoerd lijken meer gemeenschappelijk te hebben dan op het eerste oog blijkt. Ze hebben zich onder het mom het goede te doen laten kennen als tegenspelers van het Wereldmuseum.

Wat Rotterdam moet met de constructie van een onvriendschappelijk en onprofessioneel NMvW en het NMvW met een Wereldmuseum dat het blijft beschouwen als een ‘vreemd lichaam’ is de vraag. Het geknoei met de ontbrekende (brand)veiligheidsvergunningen is een symptoom van een slecht huwelijk. Want dit is niet zozeer amateurisme, maar onwil van het NMvW om het Wereldmuseum een volwaardige en autonome plek te gunnen. De Rotterdamse gemeenteraad moet nog maar eens nadenken wat het met het Wereldmuseum wil. Want de gemeente Rotterdam subsidieert het Wereldmuseum jaarlijks met 5 miljoen euro en heeft daarom een drukmiddel om de Rotterdamse signatuur van het Wereldmuseum als harde eis te stellen aan het NMvW. Die signatuur is tot nu toe onzichtbaar. Dat komt bovenop de eis het NMvW te verplichten om het Wereldmuseum te laten opereren volgens de Museumnorm en de normale basisvoorwaarden van de museumsector.

Foto 1, 2 en 3: Schermafbeelding van raadsvragen van Ruud van der Velden (PvdD) in de gemeenteraad Rotterdam over de onveilige situaties bij het Wereldmuseum, 8 november 2019.

Foto 4: Schermafbeelding van (inmiddels verwijderde) aankondiging ‘Museum gedeeltelijk geopend’ op site Wereldmuseum, gedateerd 1 juli 2019.

Bestuur Piratenpartij stapt over naar Forum voor Democratie. Partij is in rechtse richting bijgebogen. Hoe nu verder?

pir

Het schip van de Nederlandse Piratenpartij (PPNL) heeft ernstige averij opgelopen. De NOS bericht dat alle bestuursleden zijn overgestapt naar het Forum voor Democratie (FvD). Het vehikel dat Thierry Baudet rond zich opgetrokken heeft en nu meedoet aan de komende verkiezingen voor de Tweede Kamer. Het bevestigt mijn vermoeden dat de PPNL de afgelopen jaren in rechts vaarwater verzeild was geraakt. De overstap van leden van de in beginsel toch links-liberale of links-anarchistische PPNL naar de rechts-populistische FvD is een politieke oversprong die vrijdenkende Piraten het schaamrood naar de kaken jaagt. Of lijsttrekker Ancilla van de Leest die interviews afneemt voor Café Weltschmerz in politiek opzicht zoveel anders is betwijfel ik.

Op 15 juli 2012 maakte ik hier in een commentaar bekend dat ik lid was geworden van de PPNL. Tegen mijn natuur in omdat ik een natuurlijk wantrouwen heb jegens politieke partijen. Het was de toenmalige lijsttrekker Dirk Poot die me over de streep trok. Hij is een voormalig VVD-stemmer met een links-liberaal wereldbeeld. Iemand die als een wetenschapper bleef uitgaan van de feiten en geen complottheorieën optuigde door feiten te verdraaien. Vanaf 2013 analyseerde hij in de media scherp en deskundig de gebeurtenissen rond Edward Snowden en de NSA. Mij bleef het een raadsel waarom Poot met zijn genuanceerd beoordelingsvermogen en digitale expertise niet ingelijfd werd door de journalistiek of een NGO. Of door de overheid die liever met Bas Eenhoorn in zee ging. Maar bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer van 12 september 2012 had de PPNL niet meer dan een halve zetel gehaald. Mijn stem en steunbetuiging aan de partij hadden niet geholpen.

In 2014 en 2015 raakte de PPNL uit mijn gezichtsveld. Ik hield me verre van partijbijeenkomsten. De partij haalde nauwelijks de media nog. Tot ik in oktober 2015 een nieuwsbrief van de PPNL las en me doodschrok. Erin stond: ‘De opstelling van de PP t.o.v. de GeenPeil actie is besproken en er is besloten hieraan steun te verlenen omdat alle uitbreidingen van de democratische inspraakmogelijkheden welkom zijn.’ Dat was in de periode dat Geen Peil (voor het commercieel aanjagen van Geen Stijl) in de zomer van 2015 het Oekraïne-referendum had opgestart. Met partners zoals FvD. Naar nu achteraf valt te reconstrueren gebruikten de voormannen Jan Roos (Geen Stijl) en Baudet (FvD) dit referendum als carrière-opstapje naar de partijpolitiek.

Ik schreef op 30 oktober 2015 een brief naar het partijbestuur en vroeg om opheldering: ‘Deze opstelling van de PPNL treft me onaangenaam. Niet alleen omdat ik de campagne van GeenPeil als een conservatief en rechts-populistisch geluid inschat en de PPNL daartoe geen afstand houdt, maar juist omdat de PPNL het nog ondersteunt ook. De reden die wordt gegeven komt me eerlijk gezegd tamelijk naïef voor en doet me opnieuw twijfelen aan het politiek-strategisch inzicht van de leiding van de PPNL. Waar staat de PPNL nou eigenlijk voor als het steun geeft aan een conservatieve EU-scepticus als Thierry Baudet die de belangrijkste geestelijke vader van de campagne tegen het Associatieverdrag met Oekraïne is? (..)// Graag nodig ik het bestuur uit om duidelijk te maken wat de overwegingen waren van de PPNL om steun te verlenen aan genoemde campagne van GeenPeil. Van het antwoord laat ik mijn besluit afhangen of ik mijn lidmaatschap opzeg. Dit laatste bedoel ik niet als dreigement, maar eerder om aan te geven welk belang ik aan deze kwestie hecht. Een lidmaatschap van een politieke partij vat ik op als een afspraak van twee kanten. Ik meende in juli 2012 lid geworden te zijn van een links-liberaal-anarchistische beweging met mooie kernpunten over internetvrijheid, bestuurlijke transparantie, democratisering en andere onderwerpen die me aan het hart gaan en waarin ik me helemaal kan vinden. // Sinds 2012 bespeur ik weinig voortgang in de opbouw van de PPNL en het doordringen van het Piratengeluid in de publiciteit. Op een incidenteel optreden van Dirk Poot na waarvan het me trouwens meestal onduidelijk is of hij voor de partij of op eigen titel optreedt. Ik begrijp de organisatorische en financiële  problemen van de PPNL en wil daar niet te hard over vallen. Maar als de PPNL nu ook al steun verleent aan de campagne van GeenPeil dat ik inschat als een vehikel om de democratie en de EU te verzwakken dan voel ik me niet meer thuis bij zo’n PPNL. Ik zie het als een teken van het wegglijden van de PPNL in een richting die niet de mijne is. Hoe dat dan ook komt. Een halszaak is het allemaal niet. Zo gaat het nu eenmaal. Mensen ontmoeten elkaar en nemen weer afscheid. Vat dit schrijven dan ook niet op als kritiek, maar als een tussenbalans, als een teken van een buitenstaander die hoe dan ook constructief staat tegenover de PPNL.’ 

Constructief was ik tot vandaag. Ik heb dit 11 maanden laten rusten. Maar nu het bestuur van de PPNL in zijn geheel overstapt naar het FvD en ik evenmin vertrouwen heb in de koers van de huidige lijsttrekker voel ik me niet meer gebonden om te zwijgen. De top van de partij heeft de eigen denkbeelden verloochend.

Op 21 december 2015 kreeg ik een mailtje van de nieuwbenoemde penningmeester als reactie op het mailtje waarin ik om opheldering vroeg. Het antwoord bevatte zinsneden die me tegen de haren in streken. Zoals ‘Wie denk jij wel dat je bent als jij de mening van zeer veel Nederlanders kan afdoen als populair of conservatief’ en ‘In een (politieke)discussie is er geen foute mening, maar vrijheid van mening’. Ik laat het hier maar bij, ik vond het niet van het niveau dat ik verwachtte van het hoofdbestuur van een politieke partij. Ik antwoordde op 21 december 2015: ‘Hierbij zeg ik per 1 januari 2016 mijn lidmaatschap op de PPNL op. Ik verzocht via de secretaris om een uitspraak van het bestuur en krijg een in mijn ogen kwalitatief bedenkelijk antwoord van de penningmeester dat naar mijn idee ook nog eens persoonlijke opmerkingen bevat. Dat alles was niet wat ik voor ogen had en verwacht van het landelijk bestuur van een politieke partij. Bestuurlijk en politiek-inhoudelijk voel ik me niet thuis bij de huidige PPNL.’ Ik heb nooit antwoord gekregen van het bestuur.

Foto: Schermafbeelding van deel artikel ‘Het rommelt binnen de Piratenpartij’ van de NOS, 26 september 2016.

Friese partijleden boos op partijtop. Ze willen hun partij terug

Weinigen zullen het beseffen, maar kinderboekenschrijfster Janny van der Molen uit het Friese De Knipe past in het rijtje Bernie Sanders, Jeremy Corbyn en Donald Trump. Ze is onderdeel van de opstand van onderop tegen het establishment. In dit geval het establishment van de PvdA. Dat is een scheidslijn tussen hoog- en laagopgeleid, kansrijk en kansarm, binnen en buiten. Dertig kritische PvdA’ers hebben het partijbestuur een open brief geschreven die in de Leeuwarder Courant is gepubliceerd. Ze willen hun eigen partij terug.

De reactie van PvdA-leider Diederik Samsom toont zijn onbegrip en het gelijk van de briefschrijvers:. Hij is geïrriteerd. Samsom begrijpt niet waar het echt om gaat. Het gaat niet om kinderpardon, onderwijs, gasboringen of welk onderwerp dan ook. Dat is slechts een aanleiding. Het gaat om het feit niet gehoord te worden, buitengesloten te worden door een in zichzelf verstrikt zittende partijelite in Amsterdam en Den Haag. Het gaat om de afstand van het establishment tot de gewone partijleden. Ze voelen zich belazerd en pikken het niet langer. Ze komen in opstand. Ze vinden dat de politieke discussie verkeerd gevoerd wordt.

In 2014 was er het rapport ‘De PvdA Fryslân en de toekomst van het Rode Noorden; Samen sterk naar 2018!’ waar vertrekkend PvdA-kamerlid en cultuurwoordvoerder Jacques Monasch aan meeschreef. Hij verlaat teleurgesteld de kamer omdat hij het niet eens is met de koers. Uit de column in NRC van Tom-Jan Meeus blijkt dat het verhaal gaat dat Monasch ‘volgend jaar als niet-PvdA’er terugkeert op het Binnenhof – hij wil er niets over zeggen.’ Monasch: ‘De leiding ziet de eigen smetvrees voor de eigen kiezers niet meer’. Dat verzet tegen de eigen bestuurlijke elite is de hoofdreden voor de Friese briefschrijvers. Een andere reden is dat ze het sociaal-democratisch gedachtengoed weer centraal willen zetten. Ofwel, het belang van de werknemer.

Verhoren over pedoprostitutie. De doorlopende zaak Demmink

Vandaag beginnen in de rechtbank in Amsterdam de verhoren van negen getuigen over een vermeend omvangrijk netwerk van kindermisbruik  in de jaren ’80. Het AD doet verslag in een bericht met de titel ‘De hele pedoprostitutie werd in die tijd gewoon gedoogd’. Het draait rond de voorheen hoogste ambtenaar van het ministerie van  Justitie Joris Demmink die al vele jaren met pedofilie, maar ook met klassenjustitie, machtsmisbruik en obstructie van de rechtsgang wordt geassocieerd. De verhoren dienen als voorbereiding op een rechtszaak. We Are Change Rotterdam praatte afgelopen week in Utrecht met oud-gevangenisdirecteur Jos Poelmann. Een verhaal over geruchten en het zoeken van de waarheid en over onderzoeken die maar geen onderzoek mochten worden. In een samenleving die steeds kritischer wordt op de politieke klasse.

De Appel: Advies commissie Swaab in tegenspraak met advies Raad voor Cultuur

app

Verbazingwekkend aan het rapport ‘Bevindingen en advies commissie Swaab inzake De Appel arts centre’ van 3 december 2015 is niet dat het haaks staat op de standpunten van de door het bestuur in een gerechtelijke procedure ontslagen directeur Lorenzo Benedetti of medestanders (tutors en kunstenaars), maar dat het haaks staat op de door het ministerie van OCW gevolgde evaluatie van De Appel in het advies van de Raad voor Cultuur Slagen in Cultuur; culturele basisinfrastructuur 2013-2016‘ van mei 2012. Dat leverde De Appel 500.000 euro subsidie op. Omdat de adviezen elkaar vooral over de zakelijke leiding en het ondernemerschap tegenspreken kunnen niet zowel het advies van de commissie Swaab als dat van de Raad voor Cultuur gelijk hebben. Eén ervan heeft de zaken verkeerd voorgesteld, en alles duidt erop dat dat de Raad voor Cultuur is.

De commissie Swaab met voorzitter Els Swaab, Axel Rüger en Hester Alberdingk Thijm had als opdracht: ‘Het verrichten van een onafhankelijk onderzoek naar het beleid en de handelwijze van het bestuur van De Appel in relatie tot de arbeidsovereenkomst met de heer Benedetti en de ontbinding van deze overeenkomst. Het onderzoek gaat niet over de artistieke prestaties van De Appel.’ De commissie heeft met iedereen gesproken behalve met Benedetti die een gesprek weigerde omdat hij twijfelde aan ‘de onpartijdigheid van de commissie en dan met name over de positie van mevrouw Swaab.’ De gemeente Amsterdam zei wel vertrouwen te hebben in ‘de onpartijdigheid van de commissie en het advies.

Conclusie is dat ‘de heer Benedetti al vanaf eind 2014 op de hoogte was van de klachten ten aanzien van zijn functioneren en dat hij zich sindsdien kon realiseren dat verbetering noodzakelijk was’. Maar ook het bestuur van De Appel heeft steken laten vallen in een cultuur waarin de ‘open Appelmanier’ zakelijke afspraken in de weg stond: ‘Niet geformaliseerd, niet duidelijk gesteld met een ultiem gevolg, ontslag als mogelijke uitkomst.’ Uiteindelijk kende deze kwestie met goedwillende betrokkenen alleen maar verliezers: algemeen directeur, personeel, bestuur en tutoren. De oorzaak voor het disfunctioneren van Benedetti was terug te brengen tot ‘het ontbreken van een formele organisatiestructuur en de open bedrijfscultuur van de Appel.’

Het is het ontbreken van zakelijkheid en organisatie dat de Raad voor Cultuur niet als negatieve, maar als positieve eigenschap van De Appel wenste te beschouwen. Hoewel dat onder een andere algemene directeur Ann Demeester was, maakte dat de mate van organisatie en zakelijkheid niet anders: ‘De Appel geniet ruime internationale bekendheid, niet alleen door de lange staat van dienst, maar vooral door de niet aflatende stroom van inspirerende ideeën die in nauwe samenwerking met partners in binnen- en buitenland verder worden ontwikkeld.’ Wie beide adviezen naast elkaar legt kan niet anders dan concluderen dat de Raad voor Cultuur van Venus komt en de commissie Swaab van Mars. Ze evalueren dezelfde presentatie-instelling, maar hebben een volkomen verschillend perspectief en toetsingskader. Goede bedoelingen, wensdenken en creatieve ambitie tegenover zakelijkheid, bestuurlijkheid en organisatorische degelijkheid. Het kan verkeren.

Foto: Schermafbeelding van deel advies van de Raad voor Cultuur Slagen in Cultuur; culturele basisinfrastructuur 2013-2016’ (p. 342), mei 2012.

Dirk Poot legt uit waar de Piratenpartij voor staat. Something cool?

Als kritisch lid op afstand van de Piratenpartij sta ik positief tegenover de woorden van de beoogd lijsttrekker Dirk Poot. Erik de Vlieger praat open met hem voor Café Weltschmerz. Poot positioneert de Piratenpartij als een partij die de macht van het parlement wil herstellen. Tegen regeringsakkoorden, Brussel en de macht van de multinationals in. Een goed idee dat bij nieuwkomers past, maar hoe gaat Poot dat realiseren? Hij komt overtuigend over als vrijdenker die een prima vertegenwoordiger is van de progressief-liberale stroming in de Nederlandse politiek. Ongenoemd in het gesprek blijft de krakkemikkige organisatie van de Piratenpartij.

00:00 Het kerkzakje door Bram Bakker (NL TRIO 0390 4379 13)
00:38 Introductie
01:55 Waarom stemmen op de Piratenpartij?
02:55 Kernpunten (Copyright)
05:10 Boekdruk-monopoly’s
06:39 Disney en Presley
09:00 Muziekrechten
10:15 Politieke vertaling
10:55 Evenwicht naar een open informatie samenleving
14:10 Piraten zijn de enige partij die de komst van de digitale wereld in hun politieke programma verwerken
18:09 Andere politieke issues?
19:00 Piratenpartij komt voort uit een criminele organisatie?
24:05 Kernenergie versus thoriumreactoren
28:55 Bootvluchtelingen
30:30 Nagesprek: Privacy, Facebook, Stasi, doneren!
36:53 Doneren (NL TRIO 0390 4379 13)

Zie hier voor blogpostings over de Piratenpartij.

Eerlijke Verkiezingen. Wat is daar voor nodig? Een voorstel

ev

Via een petitie van de Vrouwenpartij kwam ik terecht bij de pressiegroep en ‘beweging ter bevordering van de radicale democratisering van Nederland’ Eerlijke Verkiezingen. Het is op juli 2014 opgericht en meent dat ‘er een machtssysteem is dat oneerlijk met haar stemgerechtigden omgaat’. Die kritiek klinkt aannemelijk. De Wet Financiering Politieke Partijen laat geen ruimte om beginnende partijen startsubsidie te geven. Zelfs niet op experimentele basis. Het verklaart waarom in Duitsland dat wel zo’n subsidie kent de Piratenpartie een vliegende start kon maken, terwijl de Nederlandse Piratenpartij rond de halve kamerzetel blijft hangen door onvoldoende middelen. Om mee te draaien in het systeem heeft in Nederland een politieke partij ten minste 1000 leden en een zetel in Eerste of Tweede Kamer nodig. Een hoge drempel die tot een stagnerend politiek stelsel zonder doorstroming leidt. Even opvallend is trouwens het feit dat partijen niet makkelijk verdwijnen.

Eerlijke Verkiezingen ziet oneerlijke aspecten in het politieke bestel dat niet beredeneerd wordt vanuit de volksvertegenwoordiging, maar vanuit de politieke partijen. Die ondanks alle maatschappelijke en technische veranderingen nog op dezelfde manier opereren als in de tijd dat ze opgericht werden. De meeste vlak na de Tweede Wereldoorlog, maar de voorlopers ervan al eind 19de eeuw. Politieke partijen opereren nog steeds door interne disciplinering, mandatering en interne organisatie binnen een papieren werkelijkheid die niet alleen vanwege de financiering, maar ook vanwege de wettelijke bepaling door de staat opgelegd wordt.

Kan het politieke bestel zonder dat het volledig overhoop gegooid wordt en de continuïteit in gevaar komt anders ingericht worden zodat er verse lucht in het systeem komt? Daartoe is een mentaliteitsverandering nodig die ten koste gaat van de macht van de politieke partijen. Een begin van verandering kan bestaan uit de volgende maatregelen, gevolgd door een evaluatie met als doel meer burgerparticipatie: 1) Aanpassing van de Wet Financiering Politieke Partijen door het mogelijk maken van startsubsidies zodat nieuwkomers makkelijker kunnen toetreden; 2) Vaststelling van een quotum (zeg: 10%) binnen het openbaar bestuur voor functies (wethouders, burgemeesters) die niet door de politieke partijen worden ingenomen en de aantrekkelijkheid van die partijen op termijn terugdringt; 3) Invoering op lokaal niveau van vormen van E-Democracy om te experimenteren met technische digitale middelen en directe aanspreekbaarheid van burgers; 4) Aanpassing van de wettelijke bepalingen om burgerbewegingen gelijk te stellen aan traditionele politieke partijen.

Foto: Schermafbeelding van ‘Maakt dit eerlijke verkiezingen?’ van burgerbeweging ‘Eerlijke Verkiezingen’.

Nederland kan goed zonder PvdA, niet zonder sociaal-democratie

media_xll_2229879

Het rapport ‘De PvdA Fryslân en de toekomst van het Rode Noorden; Samen sterk naar 2018!’ leest als een aanbeveling voor betere organisatie, electorale focus en marketing van de PvdA in Friesland. Het komt niet los van de waan van de dag en blijft gevangen in de schaduw van de praktische politiek. Een boekbespreking van Arnold Heumakers over Aristoteles’ Politica biedt meer ideeën, oplossingen en stof tot denken dan deze gids voor de lokale politiek dat het bestaande herschikt, maar de politiek zelf buiten discussie laat. Geschreven door Nieske Ketelaar, Remco van Maurik en Jacques Monasch in opdracht van PvdA Friesland naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen van 2014. Aanbevelingen zijn om de naam van de afdeling om te dopen tot PvdA Fryslân en de politieke organisatie te professionaliseren tot een ‘Rode Werkplaats’. Het rapport blijft aan de oppervlakte en trapt open deuren in (‘het verliezen van je eigen gezicht door het regeren met de VVD’).

In een opiniestuk in De Volkskrant naar aanleiding van het rapport vraagt Bert Wagendorp of Nederland goed zonder de PvdA kan. Da’s de verkeerde vraag. Zonder twijfel kan Nederland goed zonder de PvdA. Uitgaande van de huidige PvdA met de leiders Diederik Samsom, Jeroen Dijsselbloem, Lodewijk Asscher en Hans Spekman zou Nederland er waarschijnlijk beter op worden zonder PvdA. Maar het gaat om een andere vraag, namelijk kan Nederland goed zonder een sociaal-democratische volkspartij? Daarop is het antwoord nee.

Voor het tegenwicht heeft Nederland een geloofwaardige sociaal-democratische partij nodig. Niet om te concurreren met andere partijen, maar om de achterban aan de hand te nemen naar een maatschappelijke ontwikkeling die leidt tot getemd kapitalisme met compassie, aandacht voor kunst en natuur, een compacte maar sterke overheid, betere vertegenwoordiging van individuele burgers in de politiek ten koste van de partijpolitiek, en het oppergezag dat niet langer bij de economie maar bij de politiek ligt. Dit vraagt denken van het kader dat het belang van de eigen partij en de partijpolitiek overstijgt. Daartoe is het niet in staat.

Het is niet zo dat er in de PvdA niet wordt nagedacht en er geen bevlogen artikelen verschijnen. Maar die zijn vaak niet dwingend genoeg om onmisbaar te zijn en laten de vraag naar het eigen bestaan buiten schot. Zo haalt het artikel ‘PvdA staat met transactie-denken haar eigen waarden in de weg’ uit juli 2014 van Eerste Kamerlid Adri Duivesteijn van alles overhoop, maar stopt het voor de vraag wat de PvdA toevoegt. De vraag naar de functie van een politieke partij anno 2014 of het belang van een sociaal-democratische partij wordt niet gesteld. Zo draait de PvdA ziende blind neergaande cirkels naar de overbodigheid. En doet er verslag van.

Foto: PvdA-leider Diederik Samsom gaat tijdens campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen langs de deur met roze rozen, april 2014.