Voorstel voor optie ‘Geen van de bovengenoemden’ op stembiljet. Onderzoek gevraagd

De progressieve, niet herkozen afgevaardigde Alan Grayson (D-Fla.) introduceerde afgelopen week in het Huis van Afgevaardigden zijn ‘None of the Above’ act. In een bericht licht de Orlando Sentinel het toe. Kiezers die vinden dat geen enkele kandidaten door de beugel kan kunnen de optie ‘None of the Above’ aankruisen. Bij de afgelopen presidentsverkiezingen bestond er veel ontevredenheid over de kandidaten van de twee grootste partijen Donald Trump en Hillary Clinton met hun historisch lage populariteitscijfers. Hoe het precies in z’n werk gaat is nog onduidelijk, en wacht op uitwerking. Maar het idee is dat andere kandidaten die nu worden verdrongen een kans krijgen die ze anders nooit kregen. Dat kan het politieke bestel helpen openbreken.

Voor Nederland lijkt de ‘None of the Above’ act niet toepasbaar. Ze kennen een uitgebreide keuze aan partijen en kandidaten. De meeste kiezers weten altijd wel een acceptabele keuze te maken. De optie zou echter wel om een andere reden ingevoerd kunnen worden op het stembiljet. Namelijk als vervanging van de ‘Blanco’ optie waarvan de status dubbelzinnig is. De optie ‘Geen van de bovengenoemden’ geeft wel aan wat het is.

Toch verdient het serieuze overweging om elk stembiljet bij Nederlandse verkiezingen te voorzien van de optie ‘Geen van de bovengenoemden’. Afgesproken kan worden dat een bepaald percentage voor deze optie tot een herverkiezing met deels andere kandidaten leidt. Verkiezingen worden er nog op een andere manier zuiverder door omdat proteststemmen niet of in mindere mate over partijen worden verspreid. Het effect is dat de optie ‘Geen van de bovengenoemden’ kiezers twee keuzes geeft. Uit positivisme kiezen voor een partij of kandidaat naar eigen keuze. Of uit negativisme kiezen voor de optie ‘Geen van de bovengenoemden’. Het is aan de politieke wetenschap om dit idee verder uit te werken en met een oriënterend verslag te komen. In het vervolg kunnen politieke partijen het dan oppakken en desgewenst in een wetsvoorstel verwerken.

Trump kon verkiezingen winnen omdat Clinton ze verloren heeft

hillaryclinton_c0-184-4032-2534_s885x516

De meeste analyses over de winst van Donald Trump slaan de plank mis. Trumps winst wordt voorgesteld als een waterscheiding en intrede in een nieuw tijdperk. Waarin het populisme oprukt. Dat is deels zo, maar feiten wijzen ook op iets anders. Cijfers laten zien dat de Republikeinse kandidaat Mitt Romney in 2012 meer stemmen (60.933.504) behaalde dan Donald Trump in 2016 (60.116.240). Dat laatste aantal kan nog licht stijgen. Romney kreeg in 2012 47,2% en Trump in 2016 47,3% van het totaal aantal stemmen.

Dat is tamelijk constant. Gelijkmatiger dan de analyses doen vermoeden. Komende kiezersonderzoeken zullen er waarschijnlijk op duiden dat Trumps achterban is geradicaliseerd. Doordat gematigde Republikeinen thuisbleven of op Clinton stemden en de thuisblijvers en sociaal achtergestelden op Trump stemden. Maar door dat stuivertje wisselen werd het totaal aantal stemmen op de Republikeinse kandidaat er niet groter op.

Het verschil ziet hem in het aantal stemmen voor de Democraten. Vergeleken met de steun voor president Obama in 2012 nam dat in 2016 af met bijna 5,5 miljoen. Dat waren thuisblijvers die zich er niet toe konden zetten om op Clinton te stemmen. Onder wie veel jonge en progressieve kiezers die Clinton afstootte omdat ze een neoliberale koers voer en geen handreiking deed naar de linkervleugel van de partij. Waarschijnlijk ook niet mocht doen van haar sponsors. De teleurstelling in Obama kan trouwens ook een rol hebben gespeeld.

Hoe dan ook hebben de Democratische partij (DNC) en kandidaat Hillary Clinton een wanprestatie geleverd. Vooral door haar nominatie, maar ook door een campagne die de sterkte van Trump onvoldoende erkende. Dat kwam doordat Clinton al kort na 2012 de macht in de partij overnam -dus kaapte- en opponenten werden ontmoedigd. Of geen eerlijke strijd kregen door manipulatie van de partijleiding die tot een verlengstuk van Clintons campagne was geworden. Zoals uit de door WikiLeaks gelekte Podesta Emails blijkt.

De gematigde anti-establishment kandidaat Bernie Sanders werd daarvan het memorabele slachtoffer. Uit alle peilingen bleek dat hij een betere kans maakte om van Trump te winnen dan Clinton. Vooral omdat hij de witte, laagopgeleide kiezer in de oude industriegebieden beter aansprak dan Clinton. Deze groep kiezers bleek beslissend voor winst in het Electoral College. Mede omdat de marges in de swing states klein waren. Als per staat 1% niet had gekozen voor Trump maar voor Clinton, dan had dat tot winst van laatstgenoemde geleid, zoals Nate Silver voor FiveThirtyEight beredeneert. Trump won in gebieden van Clinton waar Sanders ook van haar had gewonnen. Sanders had ook de gematigde Democratische kiezers kunnen vasthouden.

Trump heeft de verkiezingen niet gewonnen, maar Clinton heeft ze verloren. Zij is er door kortzichtigheid en zelfoverschatting verantwoordelijk voor dat de VS en de wereld straks opgescheept zitten met een clowneske, ongekwalificeerde en onberekenbare president. Populisme en een sfeer van anti-establishment waren een factor in de verkiezingen, maar moeten niet overschat worden. Trump en Clinton verloren een deel van de traditionele achterban van hun partij. Deze twee historisch impopulaire kandidaten maakten de verkiezingen atypisch. De les is dat een radicale anti-establishment kandidaat als Trump beter bestreden kan worden met een gematigde anti-establishment kandidaat als Sanders, dan met een establishment kandidaat als Clinton.

De les voor partijen in andere landen die verkiezingen wachten is duidelijk. Mits de leiders mentaal de omslag kunnen maken en niet als konijnen gevangen zitten in de lampen van hun eigen partijpolitieke en persoonlijke belangen. Paradox van partijpolitiek is dat het continuïteit biedt die nodig is om de democratie te schragen, maar door partijbelangen onvoldoende flexibel is om op bedreigingen van buitenaf slagvaardig te reageren.

Foto: Hillary Clinton, 2015.

De les van Trumps populisme voor Nederlandse politieke partijen

krauze-populism

Een commentaar van George Ciccariello-Maher voor US Uncut. Het pleit voor progressieve politiek. Het is getiteld ‘Dear Neoliberal Democrats: This is Your Mess, Own It’ en zegt dat de Democraten het aan zichzelf te wijten hebben dat Trump tot president is gekozen. Samen met de establishment media die te dicht tegen het bedrijfsleven aanleunden. Ze prezen de schijnwereld van de Democraten als nastrevenswaardig aan. Maar dat was het niet.  Het samenspel van gevestigde media, bedrijfsleven, de Clinton machine en de partijleiding van de Democratische partij hield de kiezers een presidentschap van Clinton voor als een Potemkin-dorp dat niets met de realiteit te maken had. Het was een lege dop. Die leugen is doorgeprikt. Nu wacht de fascist Trump:

left

Het kan goed dat Clinton de popular vote heeft gewonnen en een meerderheid van kiezers achter zich heeft gekregen, maar daar gaat het in het Amerikaanse kiesstelsel niet om. De kiesmannen per staat tellen.

Trump is niet echt een anti-establishment kandidaat, maar heeft zich wel op die manier geprofileerd. En zo kiezers gemobiliseerd. Hij was hierin halfslachtig. Want hij hengelde wel naar de gunsten van de grote donors, maar kreeg die niet altijd. Zoals de Koch broers die hem links lieten liggen. Maar casinobaas Sheldon Adelson steunde hem daarentegen wel. Clinton is een 100% establishment kandidaat. Daarop wijzen haar ‘geheime’ toespraken voor Goldman Sachs en de tegendiensten die ze leverde voor donaties aan de Clinton Foundation. Handelen dat wettelijk is toegestaan, maar moreel verwerpelijk is. Dat was haar onmogelijke uitgangspositie.

Wat valt uit de foute opstelling van de Democratische partij te leren voor Nederlandse partijen?  Want dat de geest uit de fles is bewijzen de Brexit, de NEE-stem in het Oekraïne referendum en de winst van Trump. Populisme is niet per definitie slecht en een wisselwerking tussen politiek en burger. Ze richten zich naar elkaar. Kiezers volgen politici die hun ongenoegen het beste verwoorden. Of uitvergroten. De vergelijking tussen de beweging van Trump (of Bernie Sanders) die van onderop wordt gevoed en Clintons campagne die van bovenaf wordt gevoed maakt duidelijk wat het meeste perspectief heeft. De beweging van onderop.

Dat brengt politieke partijen in een moeilijk parket. Naar hun aard zijn ze gesloten en op eigen voortbestaan gericht. Maar om de beweging uit het volk in te sluiten moeten ze zich openen. Dat druist tegen hun natuur in. Nederlandse partijen doen er verstandig aan om voor de komende verkiezingen voor de Tweede Kamer op 15 maart 2017 goed de beweging van onderop te bestuderen. Klassieke campagnes die politieke programma’s centraal zetten zijn grotendeels uitgewerkt. De PvdA wacht een grote afstraffing als het meent dat Lodewijk Asscher en Diederik Samsom aantrekkingskracht hebben als ze onder elkaar voor partijleden het programma uitleggen. Burgemeester Ahmed Aboutaleb zou de schade kunnen beperken, maar weigert zich in de strijd te mengen. Geert Wilders volstond met een conceptprogramma op een A4-tje. Zo werkt het.

Partijen moeten de-professionaliseren door het zoeken van samenwerking tussen een kern van eigen professionals met deskundige buitenstaanders. Zo kunnen ze de ongenoegens van onrecht en miskenning die in de samenleving leven oppikken en insluiten. Partijen moeten niet vertrouwen op gevestigde media, zoals de NOS, RTL4, NRC, De Volkskrant of Trouw, maar er juist afstand van nemen. Deze media vormen een valkuil omdat veel kiezers vinden dat ze het establishment en de status quo vertegenwoordigen. Partijen moeten zich niet afzetten tegen het populisme, maar het juist voor zich laten werken door het in hun richting bij te buigen.

Partijen moeten buitenstaanders op hun kieslijsten zetten. Partijen moeten minder op hun eigen belang en voortbestaan gericht zijn. Partijvertegenwoordigers moeten hun eigen functie en carrière niet langer voorop zetten. Linkse partijen moeten krachtige standpunten innemen, zoals rechtse partijen ook doen. Partijen moeten het belang van Nederland en de burger centraal zetten en verbinden met hun gedachtegoed. Mooie woorden van president Obama die woorden blijven zijn niet het goede voorbeeld. Het gaat om actie. Partijen moeten werken aan de legitimatie en het draagvlak van de democratie door belastingontwijking te bestrijden en privileges af te schaffen. Zonder oppervlakkig te worden moeten partijen verbreden, niet verdiepen.

Foto 1: Cartoon.

Foto 2: Schermafbeelding van deel artikel ‘Dear Neoliberal Democrats: This is Your Mess, Own It’ van George Ciccariello-Maher voor US Uncut, 9 november 2016.

Petitie roept op geen geld te geven voor de renovatie van Paleis Soestdijk. De ontevreden burger negeert de rol van de politiek

ps

Als het begrip tijdgeest nog niet bestond, dan zou het na lezing van bovenstaande petitie uitgevonden moeten worden. Tijdgeest is volgens Wikipedia ‘de kenmerkende manier van denken en handelen van het merendeel van de bevolking in een bepaalde tijd’. De ‘we pikken het niet langer’-generatie gaat vanaf 2008 samen met de opkomst van Geert Wilders. De kenmerken van deze generatie zijn uit de petitie af te leiden.

Paleis Soestdijk wacht op een nieuwe bestemming. ‘De kosten voor restauratie/renovatie worden geschat op € 100 miljoen, waarvan € 65 miljoen voor het paleis‘, aldus Jeroen Mensink in een bericht. Rijksgebouwendienst is verantwoordelijk en coördineert het zoeken van een nieuwe bestemming. Dat schiet niet op, mede door het geringe architectonische belang van de gebouwen en de bezuinigingsdrift van achtereenvolgende kabinetten. Het belang voor vooral ouderes generatie is de betekenis van Paleis Soestdijk als herinneringsmonument.

Opvallend aan de petitie is de geringschatting over cultureel erfgoed. Paleis Soestdijk wordt niet opgevat als onlosmakelijk onderdeel van het historische geheugen van de Nederlanders, maar als een financieel blok aan het been van de belastingbetaler. Het innemen van deze positie is voorbereid door Geert Wilders die samen met z’n cultuurwoordvoerder Martin Bosma niet ophoudt laatdunkend te doen over Nederlandse kunst en cultuur dat een linkse hobby zou zijn. Dat gebeurde vooral tijdens de gedoogperiode van Rutte I met de Halbe Zijlstra (VVD) als staatssecretaris van cultuur. De paradox in de positie van cultuurcritici als Wilders of Zijlstra is dat ze hameren op nationalisme en het belang van de natiestaat tegenover de supranationale EU, maar ze kunst en nationale monumenten die de nationale identiteit helpen schragen, het liefst in de uitverkoop doen.

De petitionist wenst ‘als belastingbetaler’ niet op te draaien voor de renovatie van Paleis Soestdijk en wil dat met protest voorkomen. Want ‘dat hoeft U niet te accepteren’. Het nieuwste middel uit de toverdoos van de ontevreden burger wordt van stal gehaald: het referendum. De rol van de representatieve politiek die door de kiezer gemandateerd is om te beslissen over de verdeling van gemeenschapsgeld over de diverse sectoren wordt met deze kritiek veronachtzaamd. Met een hink-stap-sprong springt de ontevreden burger over de politiek heen onder borstklopperij ‘zich niets wijs te laten maken en het zelf beter te weten’. De wens dat ‘Één volk één stem zou moeten hebben’ maakt het misverstand compleet. Want er bestaat in een open democratie niet één volk dat één stem laat horen. Daarom is er de politiek die de vele, diverse stemmen vertaalt in een moeizaam compromis dat iedere burger probeert te bedienen. Daarbij past steun aan kunst en monumenten.

Foto: Schermafbeelding van petitie ‘Geen geld voor de renovatie van paleis Soestdijk’.

Wat te doen als het referendum kloof tussen politiek en burger vergroot?

3a36037r

In 2005 ging ik stemmen, op 6 april ga ik ook naar het stem-lokaal, maar inmiddels weet ik niet meer of ik wel voorstander ben van referenda. In plaats van bij te dragen aan het overbruggen van de kloof tussen burgers en politici lijken ze die kloof juist te accentueren: het referendum als middel om te laten zien hoe diep het volk de politiek wantrouwt. Ik vrees dat een gloedvol betoog van een politicus voor een ja tegen het associatieverdrag daar geen verandering in kan brengen. Dat is argument versus emotie. Het verdiept het wantrouwen.’ Aldus Aukje van Roessel in een artikel voor De Groene dat grenzen van de democratie verkent.

Uiteindelijk probleem van een referendum is de introductie van oneigenlijke argumenten. Zo gaat het de initiatiefnemers van GeenPeil zoals ze zelf meermalen hebben aangegeven helemaal niet om de associatie-overeenkomst van de EU met Oekraïne, maar om de EU die ze een halt toe willen roepen. Partijen die in 2015 in de Tweede Kamer tegen de associatie stemden waren PVV, SP, GrBvK en Partij voor de Dieren. Deze rechts- en links-radicalen die in de Nederlandse politiek vertegenwoordigd zijn hebben hun eigen redenen om zich door een tegenstem tegen de associatie te positioneren. In politiek zijn alle middelen toegestaan, maar als dat leidt tot oneigenlijke argumenten dan verstoort dat zowel het politieke proces als het instrument referendum.

Net als Van Roessel zet ik vraagtekens bij de opstelling van Meer Democratie van Nescio Dubbelboer dat ooit zei te gaan voor de vernieuwing van het politieke bestel. Als voorstander van het referendum schaarde het zich achter het initiatief van Geen Peil voor een Oekraïne-referendum. Ik vond dat een inschattingsfout. Dit verweet ik Meer Democratie in een open brief van 18 augustus 2015: ‘In Meer Democratie  meende ik een nieuwe manier van democratie te hebben gevonden die onder meer de particratie en de Oerlemanse Eenpartijstaat probeert te corrigeren door het helpen verleggen van de grenzen van de politiek. Zodat burgers meer macht krijgen en de macht van de politieke partijen verminderd wordt. Ik meende dat Meer Democratie ver afstond van de partijpolitiek, maar ik vrees me vergist te hebben. Meer Democratie probeert nu zelfs m’n aandacht te vestigen op een politiek initiatief van GeenStijl dat haaks staat op het idee van democratie zoals ik dat voor me zie. En waarvan ik dacht dat Meer Democratie dat ook zo zag.

Meer Democratie trapte in de valkuil van het populisme, de roep om directe democratie en de vermomming van anti-politiek als politiek, zonder de gevolgen daarvan te overzien en de voor- en nadelen zorgvuldig af te wegen. Zoals Van Roessel formuleert over Dubbelboer: ‘Toen de Volkskrant hem vroeg of de initiatiefnemers van GeenPeil met hun referendum over het associatieverdrag met Oekraïne de democratie redden, zoals zijzelf beweren, zei hij de kreet weliswaar wat pathetisch te vinden, maar deze wel te onderschrijven. Referenda zetten aan tot gesprek, creëren volgens hem draagvlak. (..) Het is die achterliggende houding, schijt aan de politiek, die zorgen baart. En die komen boven op de zorgen over de gevolgen van een nee voor de invloed van de Russische president Poetin, op Oekraïne, de EU en het Midden-Oosten.

Hoe kan de kloof tussen de politiek en de burger dan wel overbrugd worden? Voorwaarde is om partijen en groeperingen die niet uitgaan van het algemeen belang en buiten de kaders van het parlement treden niet teveel macht te geven. De wetgeving en het politieke proces moeten zo ingericht worden dat dit onmogelijk is. Het is daarom merkwaardig dat de initiatiefnemers van de Referendumwet in de wetgeving niet hebben weten te voorkomen dat een referendum op oneigenlijke gronden gebruikt wordt, zoals nu bij het Oekraïne-referendum gebeurt door het initiatief van GeenPeil. De wetgevers zijn vergeten een noodrem in te bouwen.

De oplossing ligt niet in de richting van een herwaardering van de partijpolitiek, maar in een afwaardering ervan. De uitweg is de machtsdeling met de burger en het terugdringen van de macht van de politieke partijen die als nadeel hebben dat ze hun continuïteit dienen. Burgers zijn divers in verscheidenheid, hoogopgeleid en deskundig en staan wanneer ze serieus worden genomen niet haaks op het algemeen belang. Schoppen door GeenPeil tegen de politiek is hoe dan ook een schijnoplossing die de politiek ondermijnt en niet opwaardeert.

Foto: ‘Arizona. Grand Canyon, photographer suspended on climber’s rope’, 1908.

Kloof tussen elite en burger. Keuze tussen lamlendigheid en uitbuiting

Jac. de Nijs, Gemeenteraad bezoekt Artis. Wethouder De Wit en G.W. Keja bij olifant, 1968. Collectie: Nationaal Archief.

Dit schreef ik in 2015:

De kloof tussen elite en burger is een probleem waar de politieke partijen grotendeels voor verantwoordelijk zijn. Het werkt meerdere kanten op. De elite kan de burger niet duidelijk maken wat essentieel is (klimaat, Europa, vluchtelingen) en begrijpt de zorgen (zorg, ouderen, baan, woning) van de burger niet die niet eindeloos wil calculeren met zorgverzekeringen die onvergelijkbaar zijn of treinkaartjes die niet meer tegen de beste prijs centraal ingekocht kunnen worden.

Daarbij komt de digitalisering die tot een nieuwe tweedeling leidt. Burgers zijn nog tevreden, maar vrezen voor hun toekomst zoals uit een buurtonderzoek van NRC bleek.

Wat is het heetste hangijzer? Is dat het gebrek aan representativiteit bij de politieke partijen en het openbaar bestuur waar blanke, hoogopgeleide, welgestelde mannen van middelbare leeftijd het voor het zeggen hebben?

Veelzeggend is dat meer dan 20 jaar na zijn afscheid de ras-Amsterdammer Wim Keja beschouwd wordt als de laatste (of: enige) arbeider in de VVD. Bij de PvdA, CDA of GroenLinks is het niet anders, om over D66 nog maar te zwijgen. Hoewel SP en PVV anders suggereren zijn ook daar geen arbeiders meer te vinden in het kader. Dat leidt tot een systeemfout.

In de politiek wordt over het laagopgeleide deel van de bevolking gesproken, maar niet met of door die burgers. Partijen worden op dit tekort niet eens meer aangesproken.

Elite en burger matchen dus op twee manieren niet. De elite kan niet overtuigend en doelmatig aantonen wat de belangrijkste beleidsterreinen zijn. Zoals gezegd, klimaat, Europa en vluchtelingen. De politieke partijen kunnen zich door de achtergrond van de kaderleden niet meer emotioneel vereenzelvigen met een groot deel van de bevolking dat praktisch wordt losgelaten.

Niet in de steek gelaten omdat de verzorgingsstaat nog steeds goed van niveau is en het volledig wegsnijden ervan voor de partijen averechts zou uitpakken, maar op een psychologisch niveau losgelaten. SP en PVV werpen zich op om het ongenoegen te verwoorden, terwijl ze als politieke partij niet anders handelen dan andere partijen en evenmin de laagopgeleiden zelf opnemen.

Zo wordt de burger dubbel bedrogen: een onderwerp als Europa dat de middenpartijen door ontbrekende overtuiging niet over het voetlicht kunnen brengen wordt door radicale partijen onder het mom van het dichten van de kloof tussen elite en burger gebruikt om een eigen programmapunt over Europa te scoren. Waarbij het de vraag is wie zich naar wie richt: de onvrede van de burger naar de partij, of omgekeerd?

De burger wordt hoe dan ook gebruikt door de politieke partij om te scoren. Tweemaal over de hoofden van de burger heen: door lamlendigheid (middenpartijen) of door uitbuiting (SP en PVV). Het is lood om oud ijzer.

Open brief aan Meer Democratie. Waarom associëren jullie je met GeenStijl?

Meer

Beste Niesco Dubbelboer en Arjen Nijeboer,

Jullie mail treft me onaangenaam door strekking en argumentatie. Ik vind dat Meer Democratie zich voor de verkeerde zaak leent door aandacht te vestigen op een initiatief van onder meer weblog GeenStijl dat in een toelichting de oorlog tussen Oekraïne en de Russische Federatie reduceert tot een burgeroorlog en daar redenen voor ziet om het referendum te houden. Dat gaat samen met een negatieve houding jegens de EU.

GeenStijl -100% dochter van Telegraaf Media Groep- zegt over drie EU-associatiepartners Moldavië, Georgië en Oekraïne: ‘Als die landen verder uit Poetins invloedssfeer getrokken worden, krijgt de Europese Unie een open zenuw én open grenzen met oorlogsgebied.GeenStijl suggereert dat 1) Oekraïne behoort tot de invloedssfeer van de Russische Federatie; 2) Oekraïne in de Russische invloedssfeer moet blijven en 3) het vanuit Europees perspectief gewenst is dat Oekraïne tot de Russische invloedssfeer behoort. GeenStijl gooit internationale verdragen zoals de Helsinki Final Act 1975 over soevereiniteit het raam uit en levert landen over aan het land met de grootste wapens en de minste mensenrechten. Er valt trouwens heel wat af te dingen op de observatie dat Oekraïne en beide andere landen tot de Russische invloedssfeer behoren.

In Meer Democratie meende ik een nieuwe manier van democratie te hebben gevonden die onder meer de particratie en de Oerlemanse Eenpartijstaat probeert te corrigeren door het helpen verleggen van de grenzen van de politiek. Zodat burgers meer macht krijgen en de macht van de politieke partijen verminderd wordt. Ik meende dat Meer Democratie ver afstond van de partijpolitiek, maar ik vrees me vergist te hebben. Meer Democratie probeert nu zelfs m’n aandacht te vestigen op een politiek initiatief van GeenStijl dat haaks staat op het idee van democratie zoals ik dat voor me zie. En waarvan ik dacht dat Meer Democratie dat ook zo zag.

Jullie toevoeging ‘Meer Democratie heeft geen mening voor of tegen het verdrag met Oekraïne. Wij verwelkomen echter in principe elk referendum over elk onderwerp en stellen u graag van lopende referenduminitiatieven op de hoogte’ vind ik onwaarachtig. Jullie zijn geroutineerd genoeg om te weten dat geen enkele associatie neutraal is en zonder gevolgen blijft. Betekent dat ook dat ik voortaan over elke referendum dat ergens in de samenleving opborrelt een mailtje van Meer Democratie kan verwachten? En als dat niet zo is, wat maakte deze keer dan wel het verschil om me op dit referendum opmerkzaam te maken?

Jullie zullen onderhand wel begrepen hebben dat ik ontstemd ben en vind dat jullie een inschattingsfout hebben gemaakt door me deze mailing te sturen. Ik twijfel nu of ik definitief een streep door mijn steun aan Meer Democratie moet zetten, maar hoop dat jullie je fout inzien en met een uitleg komen dat dit eenmalig was en niet had moeten gebeuren. Die kans op inzicht geef ik jullie voordat ik me definitief afmeld.

Foto: Schermafbeelding van deel nieuwsbrief ‘Vandaag begint 2e fase handtekeningeninzameling referendum EU-Oekraïne’, 18 augustus 2015. Zie hier voor website van Meer Democratie.

Opnieuw: burgerinitiatief tegen partijpolitieke benoemingen

meer

Op 29 mei 2015 besteedde ik aandacht aan het burgerinitiatief ‘Meer Democratie’: Stop partijpolitieke benoemingen. Het poogt de macht van de partijpolitiek terug te dringen. Omdat dit onderwerp me uit het hart gegrepen was tekende ik het initiatief. In een nieuwsbrief dringen initiatiefnemers Niesco Dubbelboer en Arjen Nijeboer nu aan op publiciteit omdat de benodigde 40.000 handtekeningen nog niet zijn gehaald. Ze hebben het over ‘duizenden mensen’ die getekend hebben. Wie het burgerinitiatief wil steunen kan hier terecht.

Foto: Burgerinitiatief ‘Meer Democratie’: Stop partijpolitieke benoemingen – teken het burgerinitiatief.

Petitie van ‘Meer Democratie’: Stop partijpolitieke benoemingen

40_236998_stop-partijpolitieke-benoemingen-hier

Politieke partijen gijzelen het openbaar bestuur en ontlenen daar hun macht aan. Ze claimen publieke functies en menen daar zelfs recht op te hebben. Slechts 2,75% van de Nederlanders is lid van een politieke partij zodat het niet alleen een onrechtvaardig systeem is dat 97,25% buitensluit, maar ook een onverstandig systeem omdat het talenten van buiten de politiek negeert. Voor de BV Nederland dat economisch, politiek en mentaal stagneert is het een gemiste kans dat een potentieel van betrokken, en goed opgeleide en geïnformeerde burgers uitgesloten is van het openbaar bestuur. Juist omdat ze een frisse blik kunnen bieden.

demo

De beweging Meer Democratie dat min of meer een doorstart is van het ook naar democratische vernieuwing strevende Agora Europa startte op 27 mei het burgerinitiatief Stop Partijpolitieke Benoemingen met als doel om publieke functies voor iedereen open te stellen, niet alleen voor leden van politieke partijen. Tekenen hier.

In mei 2013 verwees dit blog naar politicoloog Nico Baakman naar wie Meer Democratie ook verwijst: ‘Ter onderbouwing verwijst Baakman naar artikel 1 van de Grondwet. Discriminatie wegens politiek gezindheid is niet toegestaan. In artikel 5,4 van de Algemene Wet Gelijke Behandeling wordt dit uitgewerkt. Een direct onderscheid vanwege politiek gezindheid wordt verboden, maar tegelijk geldt de volgende uitzondering: ‘Het eerste lid is niet van toepassing op eisen met betrekking tot de politieke gezindheid die in redelijkheid kunnen worden gesteld in verband met de vervulling van functies in bestuursorganen en adviesorganen.

wet

Ik vervolgde: ‘Ofwel, de wetgever vindt het redelijk dat er bijkomende eisen van politieke gezindheid voor de vervuling van functies in het openbaar bestuur worden gesteld. Omdat uitsluitend leden van een kartel van politieke partijen dit onder elkaar toetsten worden buitenstaanders voor publieke functies wettelijk en praktisch buiten de deur gehouden. Feit dat de omschrijving ‘in redelijkheid‘ niet is gedefinieerd, maakt het er nog extra partijdig op.’ Baakman zag het in 2010 somber in: ‘Als je om politieke criteria uit een functie in het openbaar bestuur geweerd bent, heb je juridisch geen poot om op te staan. Wil je serieus iets aan politieke benoemingen doen, dan zal dit wetsartikel op de schop moeten.Meer Democratie pakt Baakmans idee nu op.

Partijpolitieke benoemingen zijn nauwelijks uit te roeien omdat politieke partijen hun macht niet vrijwillig opgeven, de benoemingen in de wet verankerd zijn en niemand de wetgever (dus: de politieke partijen) kan dwingen een deel van hun macht op te geven. Tegen deze gelegitimeerde onrechtvaardigheid liepen velen binnen en buiten politieke partijen al te weer. Zo laakte J.W. Oerlemans in zijn befaamde artikel ‘Eenpartijstaat Nederland‘ uit 1990 de stand van de democratie, maar veranderde er in 25 jaar niets fundamenteels.

Twijfelachtig is of de petitie de schil van de macht ver genoeg afpelt. Macht draait niet om benoemingen in publieke functies en politieke partijen. Deze zijn instrumenten van de macht en worden door anderen aangestuurd. Ik schreef in 2010: ‘De macht achter de macht stuurt het systeem feilloos. Het is tot perfectie gevoerd, leidt af van de macht en focust op incidenten. Het meerpartijenstelsel kent geen ideologische strijd, de bevolking herkent zich niet in de politiek en de politicus wordt door het systeem ingekapseld. Burgers worden gevoed zich zorgen te maken over symptomen en zo de structuur te vergeten. De montage is onzichtbaar en de vicieuze cirkel immens.’ Toch kan het geen kwaad de petitie te tekenen om een begin te maken met machtsdeling die burgers een kans geeft. Maar naar verwachting levert het niet meer op dan gekrabbel in de marge. Bewustwording over het functioneren van het politieke bestel is mooi meegenomen.

Foto 1 en 2: Schermafbeelding van Meer Democratie / Stop partijpolitieke benoemingen: achtergrondinformatie, 29 mei 2015.

Foto 3: Schermafbeelding van Algemene wet gelijke behandeling, artikel 5.4.

Bernie Sanders stapt in race om president te worden. Echte hoop?

11205486_10153260404302908_2800591635437173445_n

De onafhankelijke en tegen de Democratische Partij aanleunende senator van Vermont Bernie Sanders maakte deze week bekend dat hij presidentskandidaat is voor de Democraten. Hij moet het opnemen tegen de gedoodverfde kandidaat Hillary Clinton. Sanders geeft velen hoop nu de progressieve Elizabeth Warren zich niet kandidaat stelt. En president Obama een teleurstelling voor progressieve politiek bleek te zijn. Sanders laat met verstand het hart spreken als hij opkomt voor de werkende klasse, zoals vorige week in de Senaat waar hij de Republikeinse voorstellen fileerde: ‘Republicans Want to Take America in the Wrong Direction’. Republikeinen gaan met het land aan de haal en leiden het de verkeerde kant op. Weg van de working class.

Sanders vecht voor het terugdringen van de rol van het grote geld in de Amerikaanse politiek. Die spottend ‘corporate politics’ genoemd wordt omdat bedrijven de politiek bepalen en politici opkopen. Zodat de burgers het nakijken hebben. En in het congres nog nauwelijks vertegenwoordigd zijn door beeldbepalende politici. Sanders is de uitzondering. Maar is hij kansrijker dan die andere eeuwige linkse kandidaat Eugene McCarthy?

Politici van het kaliber Sanders zijn om jaloers op te zijn. In 2013 vroeg ik me af waarom Nederland ze mist: ‘Hoe komt het dat ik in Nederland geen ‘progressieve‘ politici kan vinden? Want die zoek ik en vind ik niet. Als referentie voor de richting waarin ik zoek verwijs ik naar de Amerikaanse senator Elizabeth Warren. Dat soort ongebonden en eigenzinnige politici mis ik in Nederland. Vele politici zoals Ronald van Raak, Gerard Schouw of de teruggetreden Mariko Peters of Boris van der Ham verenigen volop kwaliteiten in zich, maar kan ik toch niet opvatten als ‘progressief‘. Zo wordt hun vrijzinnigheid aangevuld met een economisch wereldbeeld dat ik te behoudend (D66), te etatistisch (SP) of te naïef (GroenLinks) vind. Ik begrijp waarom deze politici zo zijn. Maar ik begrijp niet waarom er in Nederland geen progressieve partij is die progressieve politici voortbrengt.

Foto: Publiciteit van Bernie Sanders op Facebook.