Femke Lakerveld van Vrij Links pleit voor vrije kunst

Schermafbeelding van X van Femke Lakerveld, 23 maart 2024. Het gaat om het krantenartikel ‘‘Onvrije kunst is eigenlijk helemaal geen kunst” in het Dagblad van het Noorden van 23 maart 2024.

Een prachtig pleidooi voor vrije kunst en tegen onvrije kunst van actrice Femke Lakerveld. Ze ging in gesprek met Joep van Ruiten van het DvhN ter gelegenheid van een bijeenkomst in het Groningse Der Aa-Theater Groningen op 23 maart 2024. In het kader van het project Unchain My Art dat mede door Kunstraad Groningen wordt ondersteund en waar Lakerveld een inleiding op dit onderwerp gaf.

Lakerveld is voorzitter van Vrij Links dat sinds 2018 bestaat. Het combineert progressieve en vrijzinnige waarden met een onafhankelijke blik. Een van de oprichters Eddy Terstall die kortstondig PvdA-kamerlid was wil dat links zich hervindt. Of opnieuw uitvindt. Vrij Links staat in een Nederlandse traditie van de sociaal-democratie, De Vrije Gedachte en de Vrijzinnig-Democratische Bond.

Zie mijn commentaarTerstall over links‘ uit 2010 waar de kernpunten van Vrij Links al te vinden waren. Over persoonlijke vrijheid, het vrije woord, het vrije debat, secularisme, kansengelijkheid, identiteitspolitiek en universele waarden die de sociaal-democratie op de spaarbrander heeft gezet.

Uit het interview is de volgende passage inzichtelijk om te begrijpen waar het Vrij Links om te doen is, namelijk het terugveroveren van de kunsten op de politiek: ‘Meestal zijn het beleidsmakers die bepalen wat de voorwaarden zijn waaronder iets wordt gemaakt of getoond. Maar wat vinden kunstenaars belangrijk? Welke eisen stellen zij aan wat ze maken?

Joep van Ruiten tekent op over wat Femke Lakerveld in Groningen zal zeggen: ‘Ze zal spreken over de neiging in de culturele sector om conformiteit en ideologie boven authentieke creativiteit en autonomie te stellen‘. Waarbij het de vraag is in hoeverre autonomie in de kunst bestaat. Zelfbeschikking lijkt een beter woord om dat streven naar het maken van kunst zonder inmenging ‘van boven‘ te omschrijven.

Lakerveld zegt dat onvrije kunst ‘ook helemaal geen kunst‘ is. ‘Dat is propaganda, of hooguit een verdienmodel‘, zeg ze. Of kan men toevoegen, als kunst door externe partijen voor het eigen karretje wordt gespannen, dan houdt kunst op om kunst te zijn. Zo beredeneerd is ‘onvrije kunst‘ een stijlfiguur, een oxymoron van twee woorden die elkaar tegenspreken. Onvrije kunst bestaat niet omdat het geen kunst meer is.

Lakerveld ziet dat de laatste decennia de betutteling in de kunsten toenemen. Ze zegt: ‘Wat nu gebeurt is dat niet-kunstenaars het doel bepalen en zeggen ‘zo is het goed’‘.

Lakerveld heeft bedenkingen bij de code voor diversiteit en inclusie. Ze zegt: ‘Diversiteit in de kunsten moet niet gaan om achtergrond en afkomst, maar om diversiteit van perspectief en ideeën. Dát houdt de kunst relevant’.

Ik ben het deels met haar eens. In bijna de hele kunstsector wordt door museumdirecteuren en artistieke leiders de Code Diversiteit & Inclusie te beperkt opgevat en gereduceerd tot etniciteit/kleur en gender. Maar de Code is breder. Lakerveld heeft gelijk dat de Code een instrument van beleidsmakers is geworden om kunstenaars in te perken. Dat is ongewenst. Daarnaast is in de praktijk de Code vaak een papieren werkelijkheid waar voornemens worden afgevinkt, enkel omdat de overheid dat eist.

Vrij Links en Femke Lakerveld komen op voor persoonlijke vrijheid. Ook van de kunstenaar. In een politieke werkelijkheid waar bestaansrecht en ondersteuning van de kunsten onder vuur liggen is het pleidooi van Lakerveld een aangenaam geluid. Het ageert weliswaar tegen de krachten die de kunst willen knechten, maar probeert vooral op te komen voor de kracht van de kunst en die opnieuw op te waarderen. Ook voor kunstenaars die de moed aan het verliezen zijn.

Vrij Links stijgt uit boven het politieke gekissebis en neemt afstand van moralisme van links en marktdenken van rechts. De gedachte dat de kunst over zichzelf kan beschikken zonder een bijwagen van iets te hoeven zijn is een uniek geluid dat uitsluitend bij Vrij Links onvermengd klinkt.

PS. De verwijzing naar de inleiding ‘Hoe vrij zijn de kunsten?’ van Femke Lakerveld die ze op 23 maart 2024 in Groningen hield is op 5 april 2024 toegevoegd toen zij de tekst van de inleiding op de site van Vrij Links publiceerde.

Rutger Bregman: Kritiek op Wim Pijbes die namens de rijke familie Van der Vorm voor een ton kunst verwerft in Parijs, maar beter granaten voor Oekraïne koopt

Dit interview met Rutger Bregman in Buitenhof van 25 februari 2024 is interessant vanwege de volgende uitspraak (na 9’15”). Het roept gemengde gevoelens op:

Ik las deze week of dit weekend in de Volkskrant een heel verslag van Wim Pijbes, van het Rijksmuseum was hij natuurlijk directeur. Nu is hij voor een hele rijke familie Van der Vorm uit Rotterdam op een of andere Parijse kunstbeurs wat dingen aan het kopen. Oh ja, van een ton koop ik nog even dat. En ik dacht echt van, in het licht van deze tijden, je moet granaten kopen voor Oekraïne.’ Hij vervolgt: ‘Ik zou echt pleiten voor een morele revolutie onder de elites van Nederland.’

Dat verslag waar Bregman naar verwijst is een interview (achter betaalmuur) van 23 februari 2024 in de Volkskrant waar interviewer John Schoorl Pijbes op prachtige wijze in het zwaard van zijn eigen ijdelheid laat lopen. Op Facebook noemde ik dat een wim-wim situatie. Hoe dan ook wint ijdelheid het van Pijbes.

Nu kan men met goede argumenten beredeneren dat Pijbes en die filantropische stichtingen van de familie Van der Vorm het Rotterdamse kunstbeleid schade berokkenen. Want het Rotterdamse college wordt erdoor in de war gebracht en verliest aan zelfvertrouwen en ambitie. Met als gevolg op dit moment een chaotisch museumbeleid met onder meer stadsmuseum Museum Rotterdam dat geen locatie meer heeft. Wellicht hoopt het op geld van Van der Vorm, maar eigenlijk zou dat geld van de gemeente Rotterdam moeten komen. Maar de gemeente past.

De aanbeveling van Bregman om granaten voor Oekraïne te kopen in plaats van kunst op een modieuze kunstbeurs doet denken aan schaakkampioen Hein Donner. Hij won in 1967 het belangrijke toernooi van Venetië voor de Armeense-Sovjet wereldkampioen Tigran Petrosjan en schonk een prijs van een gouden gondel met 24 briljanten aan het Medisch Comité Vietnam en voegde er naar eigen zeggen aan toe dat het er desnoods een machinegeweer voor de Vietcong voor kon kopen. Dat was dus tijdens de Vietnam-oorlog. Donner verloor erdoor zijn schaakrubriek bij Elsevier en het kostte hem handenvol geld, zo beweerde hij later.

Wat Brugman doet is hetzelfde wat klimaatactivisten doen die in musea soep gooien tegen het veiligheidsglas van iconische schilderijen. Met als enig doel om ermee de publiciteit te halen. Maar het is lui van hem en klimaatactivisten om musea aan te vallen die toch al van alle kanten onder druk staan. Door teruglopende overheidssteun, de kritiek op de mannelijke westerse canon en het diversiteits-activisme dat op hoge toon achterstellingen aankaart en musea uit evenwicht brengt.

Het is makkelijk scoren door de ijdele Pijbes aan te vallen die er prat op gaat deel van een internationaal opererende culturele elite te zijn en die in Rotterdam geld van zijn bazen uitdeelt. En hem af te beelden als representant van een elite die elk moralisme kwijt is. Wat hij wel degelijk is. De filantropische stichtingen van Van der Vorm ondersteunen overigens ook maatschappelijke doelen.

Wim Pijbes die zich gedraagt als een opschepper en dikdoener verdient kritiek, maar de kunstsector niet. De top waar Bregman naar verwijst is niet de werkelijkheid van Nederlandse kunstenaars en musea. Bregman noemt de uitzondering van de niet zo frisse filantropische stichtingen van Van der Vorm met Pijbes en tracht dat te verbinden aan de hele sector. Dat is onterecht. Bregman moet oppassen niet te makkelijk te willen scoren ten koste van museum- en kunstsector zoals klimaatactivisten doen.

Blijft over Bregmans aanbeveling om granaten voor Oekraïne te kopen. Dat is geen verkeerd idee om de nationale veiligheid van Europese landen veilig te stellen vanwege Russische agressie. Het voorbeeld Donner leert dat dat niet zonder risico is. Oprichting van een Nederlands Fonds Wapens voor Oekraïne is welkom, zodat iedereen die dat wil geld voor wapens voor Oekraïne kan doneren. Maar laat de kunst er buiten.

Persbericht Mondriaan Fonds over Biënnale-inzending verwoordt gedachtenwereld van Renzo Martens/CATPC, maar mist context

Het Mondriaan Fonds is verantwoordelijk voor de Nederlandse inzending naar de Biënnale van Venetië. Op 20 april 2024 opent de 60ste editie. De Nederlandse inzending is kunstenaar Renzo Martens die in Nederland vertegenwoordigd wordt door Galerie Fons Welters. Curator is Hicham Khalidi die directeur is van de Jan van Eyck Academie in Maastricht.

In een persbericht van 12 februari 2024 geeft het Mondriaan Fonds een toelichting op de inzending die Martens zegt samen met het Congolese activistische collectief CATPC (Cercle d’Art des Travailleurs de Plantation Congolaise) samen te stellen. De inzending zal ‘tegelijk’ in Venetië en het Congolese Lusanga te zien zijn. Hoe dat logisch in elkaar zit is onduidelijk.

Schermafbeelding van deel persbericht ‘Het Virginia Museum of Fine Arts (VMFA) akkoord met tijdelijke bruikleenaanvraag van kunstenaarscollectief CATPC‘ van het Mondriaan Fonds, 12 februari 2024.

In de titel spreekt het persbericht over een ‘tijdelijke bruikleenaanvraag‘ van een sculptuur van het Virginia Museum of Fine Arts in Virginia. Of bruikleen. Doorgaans zijn bruiklenen tijdelijk. Als het gaat om een niet-tijdelijke bruikleen dan wordt gesproken van een langdurige bruikleen. Omgekeerd hoeft niet gespecificeerd te worden dat een bruikleen tijdelijk is. Het persbericht spreekt ook abusievelijk over ‘Maximiliaan Balot‘.

Renzo Martens opereert op het raakvlak van anti-koloniale politiek, ecologie, economie en kunst. Hij zet zijn persoon in om doelen te verwezenlijken. Daarvoor krijgt hij lof omdat hij de functie van kunst oprekt, maar ook kritiek. Kunstenaarscollectief KIRIC verweet Martens in een YouTube-video uit 2017 een messiascomplex.

In de inzending van CATPC en Martens staat een bruikleen van het Virginia Museum of Fine Arts in Virginia centraal. Het is opvallend dat een kunstenaar en activistisch collectief een bruikleen van een museum krijgen. De bruikleen is het beeld ‘Balot (1931) dat een voorstelling is van de toenmalige Belgische ambtenaar Maximilien Balot die in 1931 tijdens de Pende-opstand werd onthoofd. Het beeld zou spirituele kracht hebben.

Het museum in Richmond weigerde in 2021 Martens/ CATPC de bruikleen. Op zijn website zegt Martens: ‘Loan requests by CATPC have thus far been futile‘. Van die weigering maakten Martens en het collectief een apart NFT-project dat was opgezet om zonder auteurs- of beeldrecht buiten bestaande museale normen aan restitutie te doen.

De opbrengst werd besteed aan het terugkopen van land in de Congolese regio Lusanga. Een oude Unilever-plantage. Dit digitale NFT-project was controversieel omdat het zonder overleg met het Virginia Museum of Fine Arts tot stand kwam. Het kwam volgens critici neer op het terugroven door Martens en CATPC van roofkunst.

Schermafbeelding van BALOT NFT; A radical new model turns the NFT into a tool for decolonization op de website van Renzo Martens.

In tweede instantie is de bruikleen toegekend. Het is onduidelijk waarom de bruikleen nu wel is toegekend aan Martens. Mogelijk heeft het Mondriaan Fonds het Virginia Museum of Fine Arts door eigen inzet en verwijzing naar de Biënnale over de streep getrokken. Of beseft het Virginia Museum dat in de drie jaar sinds 2021 het debat over dit onderwerp is gekanteld en het nu de bruikleen niet kan weigeren.

In het persbericht laat het Mondriaan Fonds de eerder geweigerde bruikleen door het Virginia Museum of Fine Arts en de controverse over het auteurs- en beeldrecht van het NFT-project van Martens/ CAPTC ongenoemd.


Het is begrijpelijk dat de Nederlandse inzending een project is dat anti-kolonialisme, ecologie, de Congolese basis, kunstenaar Renzo Martens en het perspectief op een meer rechtvaardige wereld met minder ongelijkheid verenigt.

Onbegrijpelijk is echter in welke bewoordingen het Mondriaan Fonds dat naar buiten brengt. In een culturele nabootsing van Martens activistische jargon identificeert het Mondriaan Fonds zich niet alleen met de inzending, maar ook met de gedachten die daaraan ten grondslag liggen. Het roept de vraag op wie de bouwstenen voor het persbericht heeft aangeleverd en hoe kritisch en volledig het Mondriaan Fonds ze heeft samengesteld. Is in het persbericht Martens/CAPTC aan het woord of het Mondriaan Fonds?

De identificatie van het Mondriaan Fonds met het project van Martens/ CATPC gaat ver. De fundamentele vraag is of een opdrachtgever zover moet gaan in de vereenzelviging met de kunstenaar of dat het door objectieve informatie te geven meer afstand tot de gedachtenwereld van Martens moet bewaren en ook kritiek op zijn opereren moet delen. Nu lijken de gedachtenwerelden van Martens en Mondriaan Fonds samen te vallen.

Wankele opinie van Bas van Putten over kunst: goede uitgangspunten en ondermaatse argumentatie

Schermafbeelding van deel opinieLaat kunst weer een onnavolgbare utopische koers varen‘ van Bas van Putten in NRC, 19 januari 2024.

Interessante opinie van Bas van Putten in NRC over kunst en overheidssubsidie. Zijn bedoeling lijkt goed. Maar het is een opinie met veel rafelrandjes en onnauwkeurigheden. Van Putten is ook autojournalist met een wekelijkse rubriek in NRC.

Jammergenoeg wordt zijn opinie ontsierd en er incidenteel onbegrijpelijk door doordat Van Putten de begrippen kunst en cultuur door elkaar haalt. Hij verwijst met beide begrippen naar hetzelfde, terwijl de begrippen niet inwisselbaar zijn.

Zo zegt hij: ‘De maatschappelijke impact van cultuur is nihil‘. Dat is aantoonbare onzin. Cultuur vormt de maatschappij. Cultuur is het cement ervan. Voor kunst geldt dat niet.

Laat de maatschappelijke impact van kunst nihil zijn. En nihil blijven. Laat kunst ongrijpbaar blijven voor beleidsmakers, bestuurders en CEO’s. Hoe ongrijpbaarder en onbelangrijker kunst door de politieke en economische elite gevonden wordt, hoe minder de vertegenwoordigers ervan de neiging zullen hebben om kunst in te perken en voor hun karretje te spannen.

Van Putten heeft gelijk dat de Code Diversiteit & Inclusie in de kunstsector problemen oplevert. Vraag is of hij daar de goede argumenten voor aandraagt. Daar lijkt het niet op.

Het lijkt er sterk op dat de Code in het veld van kunstprofessionals en beleidsmakers bewust eenzijdig wordt aangepast aan de waan van de dag. Zeg maar de man/vrouw- en vooral de zwart/wit verschillen. Dat valt de Code niet te verwijten. Wel degenen die uit onwetendheid, politieke correctheid of angst de Code verkeerd toepassen.

De Code is veel breder dan Van Putten meent. Het gaat ook om sociale achtergrond, beperking, opleidingsniveau en leeftijd die in de kunstsector tot verschillen leidt die de Code wil repareren. Daar is niks mis mee.

Er moet dus onderscheiden worden tussen de Code die allerlei verschillen wil wegwerken en een eenzijdige interpretatie van de Code die ingezet wordt voor politieke doeleinden. Op dat laatste heeft Van Putten terecht kritiek.

Sommige overheden en kunstinstellingen interpreteren de Code eenzijdig. Deels doen ze dat bewust omdat ze er een makkelijke kans in zien om hun politieke doeleinden te realiseren. Deels doen ze dat vanwege onwetendheid en beeldvorming waar ze van denken dat die aan hen iets oplegt.

Van Putten laat zich kennen door de radicaal-rechtse ondernemer Elon Musk in bescherming te nemen. De verwijzing naar Musk detoneert in zijn verslag. De verwijzing geeft aan wie hij als voorbeeld ziet. Dat zegt vooral iets over Van Putten zelf.

Daarbij mist Van Putten het idee dat een goede ondernemer per definitie nog geen goede burger, laat staan stem in de publieke opinie is. Het kan zijn dat Musk met Tesla prachtige electrische auto’s maakt en zijn Starlink-satellieten een succes zijn, maar er is ook een andere Musk die racistische, anti-semitische en ultra rechtse standpunten inneemt.

Het is zeker zo dat niet zozeer de kunst, maar de kunstinstellingen de laatste jaren teveel onder de directe invloed van de politiek zijn geraakt. De nuancering tussen kunst en kunstinstellingen mist Van Putten. Kunst is kunst. Kunstinstellingen zijn cultuur met als product kunst.

Het is kort door de bocht van Van Putten om de politiek die kunst wil annexeren eenzijdig te verbinden aan de sociaaldemocratie en oud-staatssecretaris Rick van der Ploeg. Het is het begin van de opgelegde normen in de kunstsector door overheden, maar niet het einde ervan.

Van Putten heeft gelijk dat de invloed van de politiek op de kunst is doorgeschoten. Kunst die onderhorig is aan de politiek houdt op kunst te zijn. Dan wordt kunst een circusdier dat op bevel kunstjes uitvoert en daar als beloning een lekker hapje voor krijgt. Dat proces heet domesticatie. Tam zijn.

Kunst moet los komen van politiek en maatschappij. Maar experiment en talentontwikkeling kunnen niet zonder ondersteuning van overheden. Daar is de afgelopen 15 jaar teveel op bezuinigd. Alleen dan kan kunst zichzelf worden. Laat kunst aanrommelen, aankloten en schuren. Laat kunst de omgekeerde wereld zijn als de hofnar naast de troon van de koning.

Kunst hoeft niet per se utopisch te zijn. Kunst mag alle richtingen van het politieke spectrum representeren. Die keuze kenmerkt vrijheid. Kunst heeft geen maatschappelijk belang en politici moeten ophouden om kunstinstellingen in dat frame te willen opsluiten en kunst eenzijdig als cultuur te beschouwen.

Dat tam maken van kunst maakt het tandeloos. Laat de kunstsector zo ingericht zijn dat een kunstenaar straffeloos de hand kan bijten die het voedt. Kunstenaars zijn door de neoliberale politiek van de afgelopen 15 jaar van hun eigenheid én zelfvertrouwen beroofd. Dwarse kunstenaars moeten opstaan om opinies à la Bas van Putten van meedogenloos commentaar te voorzien. Dat is de hersenschim voor de volgende beleidsperiode.

Waar staat sociaal-democraat Aboutaleb voor? Hij twijfelt nog steeds niet aan samenwerking met stichtingen Van der Vorm

Schermafbeelding van deel artikel Aboutaleb blijft achter Van der Vorm staan‘ van Peter Groenendijk in het AD, 19 september 2023.

De Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb heeft in Nederland een goede pers. Dat begrijp ik niet. Hij schurkt naar mijn idee te vaak tegen de verkeerde personen aan. Dat is niet zoals een democraat zich moet opstellen.

Het lijkt alsof Aboutaleb zich laat verblinden door autoritaire machten en niet meer de goede afweging weet te maken. Dat roept vragen op over zijn persoonlijkheid.

Zoals het Gergiev Festival met Poetin-vriend Gergiev dat in Rotterdam een schuilplek voor het establishment was en te lang in stand bleef nadat de houdbaarheidsdatum van Gergiev in het Westen allang verlopen was. Aboutaleb bleef die relatie met Gergiev verdedigen ook toen die onhoudbaar was geworden. Dat roept vragen op over zijn politieke antenne. Verlies kan maar beter snel genomen worden.

Nu worstelt Rotterdam met de greep naar de macht in de Rotterdamse kunstsector door de filantropische stichtingen van de familie van der Vorm en kunstpaus/ sinterklaas Wim Pijbes die als een Mefisto bestuurders probeert te verleiden en miljoenen uitdeelt alsof het pepernoten zijn. Maar daarbij wel zijn voorwaarden stelt. Aboutaleb staat nog steeds achter de samenwerking. De kritiek op de samenwerking van gemeente met Van der Vorm klinkt publiekelijk al sinds 2020

Deze filantropische stichtingen ontwijken belasting en staan wat moraal betreft in een kwaad daglicht. Het is een Amerikaans systeem dat niet in Nederland past. Hier worden met geld geen bestuursfuncties gekocht bij musea of kunstinstellingen. In een opinie-artikel in NRC zegt Caroline Lapidaire ‘Stop de veramerikanisering van de cultuursector‘. Dat moet Aboutaleb in zijn oor knopen.

PvdA’er Aboutaleb trapt er maar al te graag in. Maar het is het college van Leefbaar, VVD, D66 en DENK dat beslist. Dat geeft ruimte aan de stichtingen van Van der Vorm om in Rotterdam te opereren en een zo dikke vinger in de pap te hebben dat het op een schaduwmacht lijkt.

Raadslid Ruud van der Velden (PvdD) probeert Aboutaleb via raadsvragen te bewegen om de samenwerking met Pijbes en de filantropische stichtingen van Van der Vorm te beëindigen.

Dat is niet alleen een debat op links, maar ook de fundamentele vraag waar links voor staat. De sociaal-democraat Aboutaleb laat zich om economische redenen in met stichtingen met een twijfelachtige reputatie. Het is oud links (PvdA) dat verankerd is in de Rotterdamse structuren tegenover nieuw links (PvdD) dat een nieuwe start wil maken met een nieuwe moraal.

Jan Hoek pleit voor outsiders in het Stedelijk en meent de kwestie identiteitspolitiek ermee op te lossen

Antonio Ligabue, autoritratto con cavalletto (zelfportret met schildersezel).

I. Kunstenaar Jan Hoek houdt in het opinie-artikelOok ‘outsiders’ verdienen een plek in het Stedelijk‘ van 7 april 2023 in NRC een verdienstelijk pleidooi voor ‘outsiders‘ in het Stedelijk Museum. Ofwel kunstenaars met een beperking. Dat is actueel vanwege de claim van directeur Rein Wolfs om het museum ‘inclusiever‘ te maken. Dat gaat over identiteitspolitiek.

Dat outsiders een plek in musea verdienen is niks nieuws. Dat wordt al beweerd sinds Jean Dubuffet in 1947 en een hele reeks curatoren daarna een lans braken voor het tonen van outsiderkunst of art brut in een museale setting. Denk ook aan het werk van de in 1965 gestorven Italiaanse schilder Antonio Ligabue met een stichting die zich bezighoudt met de nalatenschap van zijn werk.

Hoek meent dat Wolfs in zijn opvatting van ‘inclusiviteit‘ niet breed genoeg kijkt, hoewel Wolfs in een openbaar gesprek in De Balie in februari 2023 volgens Hoek zei te gaan voor ‘algemene verbreding‘. Dat laatste is een voornemen en het eerste een constatering van wat Wolfs nu nalaat. Het verwijt van velen aan Wolfs is dat hij niet verder kijkt dan een zwart-wit tweedeling. Hoek hangt zijn verwijt aan Wolfs op aan het ontbreken van outsiderkunst in het Stedelijk.

Het lijkt er sterk op dat Hoek in het terecht constateren van de blinde vlek van Wolfs evenmin breed genoeg kijkt om het te smalle perspectief van Wolfs te duiden. Wolfs en Hoek gaan niet voor een integrale oplossing. Hoek laat in zijn opinie steken vallen. Ik beperk me tot de twee belangrijkste.

Schermafbeelding van deel artikelOok ‘outsiders’ verdienen een plek in het Stedelijk‘ van Jan Hoek in NRC, 7 april 2023.

II. Het eerste is dat Hoek het debat in NRC over het Stedelijk Museum onvolledig en niet correct samenvat. Hij doelt met de twee critici waarschijnlijk op Jan Christiaan Braun die het debat opende en Anna Tilroe, maar vergeet gemakshalve het stuk van zijn collega-kunstenaar Michael Tedja die de opinie van Kade-directeur Robbert Roos frontaal aanviel die zich met columnist en tentoonstellingsmaker Hans den Hartog Jager achter het beleid van Wolfs schaarde. Of het beleid dat Wolfs voor de gemeente Amsterdam uitvoert.

Hoeks constatering is onjuist dat Christiaan Braun, Tilroe en Tedja die ieder totaal verschillende accenten plaatsen menen dat het Stedelijk is veranderd in een Wokemuseum en dat er nu nooit meer goede kunst wordt getoond. Dat heeft Hoek verkeerd begrepen en vat hij onjuist samen.

Christiaan Braun vindt het ongewenst dat het Stedelijk bestuurlijk wordt beperkt door het Amsterdamse gemeentebestuur dat eisen stelt die van invloed zijn op het beleid. Tilroe meent dat Wolfs en zijn team hun lot in eigen handen moeten nemen en zelfbewuster moeten handelen. Tedja neemt als Nederlandse kunstenaar met Surinaamse roots afstand van dat zwart-wit denken waar Wolfs mee wordt geassocieerd. Hij wenst zich door Roos of Den Hartog Jager niet in een apart vakje te laten zetten.

Schermafbeelding van deel artikelOok ‘outsiders’ verdienen een plek in het Stedelijk‘ van Jan Hoek in NRC, 7 april 2023.

III. Het tweede is dat Hoek meent dat meer aandacht voor outsiderkunst de oplossing voor het probleem van identiteitspolitiek waar het Stedelijk en Wolfs mee worstelen dichterbij brengt. Dat is een misvatting en onderschatting van de vele raakvlakken en belangen van identiteitspolitiek.

Identiteitspolitiek in musea is een gelaagd en gepolitiseerd onderwerp dat door het tonen van outsiderkunst niet wordt opgelost. Verder zijn er nog veel meer achterstanden en verschillen die in musea weggewerkt moeten worden in het aankoop-, personeels- en programmeringsbeleid.

Ze worden expliciet genoemd in de Code Diversiteit & Inclusie (april 2021) die in de kunstsector worden toegepast. Afgelopen week liet voorzitter Kristel Baele van de Raad voor Cultuur in NRC weten dat vanaf 2025 de toepassing van deze en andere codes strikter en minder vrijblijvend zullen worden beoordeeld: ‘Alle soorten diversiteit, niet verengd tot kleur’.

Op p.6 worden de verschillen genoemd die weggewerkt moeten worden: De code is van origine gericht op culturele diversiteit. Daarnaast geeft de code ruimte aan meer vormen van verschil, zoals gender, beperking, seksuele oriëntatie, religie, sociaaleconomische status, opleidingsniveau en leeftijd‘.

Er zijn twee jaren verloren gegaan in de juiste toepassing van de Code Diversiteit & Inclusie. In 2022 besteedde ik in een commentaar aandacht aan het onvoldoende toezicht op de ‘brede toepassing’ ervan.

Met meer aandacht voor outsiderkunst zijn andere achterstanden nog niet gecorrigeerd. Hoewel er raakvlakken en dwarsverbanden tussen de verschillen zijn. Ik pleitte er in een commentaar van februari 2021 voor om social-economische status leidend te laten zijn in de Code:

Want het lijkt er sterk op dat hoogopgeleide kunstjournalisten en kunstbobo’s zich meer kunnen identificeren met buitenlandse, zwarte kunstenaars die doorgaans ook een goede opleiding hebben en uit de hogere middenklasse afkomstig zijn, dan met witte, Nederlandse kunstenaars met een sociaal-economische achterstandspositie, weinig netwerk en gebrekkige sociale vaardigheden. Het is de vraag of deze kunstjournalisten en kunstbobo’s hun eigen gebrekkige blik beseffen of dat ze die juist bewust in stand houden. Wat is trouwens kwalijker?

Les données de I’instant, September 8, 1977 Artwork by Jean Dubuffet © ADAGP, Paris and DACS, London 2017.

IV. Het debat over identiteitspolitiek in de kunstsector en bij het Stedelijk Museum in het bijzonder is niet makkelijk. Juist omdat betrokkenen bedoelingen en eisen verhullen en die anders zijn dan ze op het eerste gezicht lijken.

Nodig is een integrale aanpak waar Kristel Baele voor pleit. De analyse is er, nu de uitvoering en het toezicht erop nog. Als de overheid voldoende toezicht op de toepassing van de Code weet te organiseren, dan is dat een stevige stap richting betere representatie in de kunstsector. Deeloplossingen, zoals een pleidooi voor outsiderkunst zijn verdienstelijk, maar blijven hangen in de sfeer van ‘preken voor eigen parochie‘.

Het merkwaardige is dat de overheid al twee jaar geleden een goed raamwerk heeft neergezet om verschillen van culturele diversiteit te overbruggen. Overigens zonder voldoende middelen voor goed toezicht. Mede vanwege de afweging hoe dwang en zelfbeschikking samenhangen.

Door de kaping van de identiteitspolitiek en de dominantie van de zwart-wit tweedeling heeft dat tot vertraging geleid van een evenwichtige toepassing van de Code Diversiteit & Inclusie. Het heeft museumdirecties onzeker gemaakt en op het verkeerde been gezet. De episode Wolfs is daar een gevolg van. Hoewel men zich ook mag afvragen wat de eisen aan een museumdirectie zijn aangaande politieke antenne, soevereiniteit en intellectuele standvastigheid.

Nu lijken voorwaarden én politieke wil aanwezig om de valse start in april 2021 van de Code te corrigeren. Ofschoon de vraag is of de museumsector daar mentaal aan toe is. Als dit bij herhaling benadrukt wordt, dan moet brede emancipatie in de museumsector ooit opgaan in vrijmaking. Zodat door goede toepassing de Code overbodig wordt. En voegt de cynicus toe, ook ettelijke musea opgedoekt kunnen worden.

Ik ga naar ArtOnPaper en wat neem ik mee?

Abrecht Genin, Himmelsleiter, 1999, ets op handgemaakt Japans papier, 50 x 60 cm. Op de website van ArtOnPaperAmsterdam 2023 bij Galerie Horst Dietrich.

I. Gisteren was ik op de opening van de kunstbeurs ArtOnPaperAmsterdam in de gashouder van de Westergas. Een opvallend rond gebouw met een hoge koepel. Een interessante beurs met 50 binnenlandse en buitenlandse galerieën die werken op papier en werken van papier tonen.

Slechts een kritische kanttekening voor de opbouw van de beurs. De selectie was door de inzet van externe curatoren beter dan op vergelijkbare beurzen als de KunstRAI, maar organisatie ONK had de routing onoverzichtelijk gemaakt. Dat kwam vooral door de buitenste ring en de doorgang in het midden die breed uitwaaierde. Wellicht kan ONK behalve de selectie volgende keer ook de routing uitbesteden. Dat komt de kwaliteit zeker ten goede.

Zo’n opening is een kwestie van kijken en praten. Het is een geïsoleerde wereld. Naast de gashouder was in het Westerpark de kermis in volle gang. Daar waren na onregelmatigheden op de Osdorp kermis in oktober 2022 meer veiligheidsmaatregelen getroffen met bewaking, detectiepoortjes en hoge hekken dan op de beurs. Je zou het omgekeerde verwachten.

Corinne von Lebusa, Ich hänge hier nur rum, 2019, tekening, waterverf, lak op karton, ingelijst, 40 x 30 cm. Op de website van ArtOnPaperAmsterdam 2023 bij Galerie Jarmuschek + Partner.

II. Twee gescheiden werelden naast elkaar die elkaar niet raken. Dat is in een notendop het knelpunt van de kunst- en museumsector. Deze sectoren vinden niet alleen onvoldoende aansluiting bij de samenleving, maar bewegen in de richting van een eigen parallelle wereld.

Nu moet men dat tegelijk relativeren want niets kan én hoeft een volledige representatie van de samenleving te zijn. Ook een kunstbeurs niet. De een gaat naar een kerkdienst, de ander naar een voetbalwedstrijd, miljonairsfair, popconcert of kermis, maar niemand doet dat allemaal.

Er is een verschil tussen een private kunstbeurs en met publiek geld gefinancierde niet-particuliere musea. De laatsten hebben een publieke taak, eerstgenoemde niet. Maar ze hangen samen door overlappingen. De publieke opinie die op afstand staat, kan dat vaak niet onderscheiden.

Carien Vugts, Untitled (Witte kwikstaart), 2023, papier, potlood en kleurpotlood, 39,5 x 45 x 1,5 cm. Op de website van ArtOnPaperAmsterdam 2023 bij Galerie Sanaa.

III. De redenen voor de Alleingang van de museumsector zijn talrijk. Het debat over diversiteit is te eenzijdig op etniciteit gericht en bereikt het omgekeerde van wat het beoogt. Hoewel het de vraag is of musea zich echt willen openen of ze slechts lippendienst bewijzen aan een politiek die dat halfslachtig eist. Vervolgens gaan musea halfslachtig aan de slag. Net kosmetisch genoeg om de politiek te behagen, maar niet voldoende genoeg om zich werkelijk te openen voor de samenleving.

Zo wordt door musea niet gezien dat het verschil in sociaaleconomische status aan de basis ligt van de segregatie, die niet alleen niet overbrugd wordt, maar door musea in stand wordt gehouden. Dat zou wat het aspect van (re)presentatie van musea betreft pleiten voor sluiting van alle musea. Hun collecties kunnen dan losgekoppeld worden om centraal bewaard te worden. Sluiting is wellicht een radicaal antwoord, maar wel een logische uitkomst van een problematiek die onoplosbaar lijkt.

Het recente rapport Eigentijdse Ongelijkheid van het SCP constateert een verschil in cultureel kapitaal tussen sociale klassen. Deze structurele ongelijkheid is hardnekkig en heeft grote gevolgen. De oplossing begint in het onderwijs, maar lijkt op dit moment dood te lopen in een gesloten museumsector.

Het is het misverstand om dat te kwalificeren als ‘wit bastion‘. Dat is een schijnconclusie. Daar gaat het niet om. Het gaat vooral om het gebrekkige sociale en culturele kapitaal van mensen aan de onderkant van de samenleving. Mensen met een sociaaleconomische én dientengevolge sociaalculturele achterstand.

Himmelsbach, Paper Monument Portret nr. 46 ed. 1_5, 2022, Hahnemühle-papier en inkt, 70 x 50 cm. Op de website van ArtOnPaperAmsterdam 2023 bij Galerie Helder.

IV. Dat zijn dus de soort gesprekken en overwegingen die op zo’n kunstbeurs circuleren. Dat is een combinatie van zelfverloochening, benaderingswijze, ideologie, wensdenken, hoop op een egalitaire samenleving en opereren in een reservaat. Er wordt volop nagedacht voorbij de handel van het moment of de kick om een mooi kunstwerk te zien. Dat is het stilstaan bij het stilstaan van de kunst- en vooral de museumsector.

Is autonomie in de kunst mogelijk? De kwesties Rein Wolfs en Roald Dahl

Picasso en Matisse als voorbeelden van oriëntalisme in de collectiepresentatie 1880 – 1950 in het Stedelijk Museum Amsterdam. Foto Gert Jan van Rooij.

Aan het begrip autonomie in de kunst moest ik denken bij twee voorbeelden die de laatste tijd in de publiciteit kwamen.

Dat betreft directeur Rein Wolfs van het Stedelijk Museum die door de gemeente Amsterdam politieke doelstellingen over inclusie krijgt opgelegd die direct van invloed zijn op het personeels-, tentoonstellings-, en verzamelbeleid. Precies op die terreinen waar een museumdirecteur zich kan profileren wordt hij tot een marionet van de politiek gemaakt. Uit de publiciteit blijkt dat Wolfs in verwarring is over zijn rol en beseft dat hij de autonomie mist door de dwang van de gemeente.

Dat staat in schril contrast tot vorige museumdirecteuren van het Stedelijk die als sterke mannen bekend stonden en hun eigen weg konden gaan. (‘Sterke mannen‘ zal door scherpslijpers per definitie als politiek incorrect worden afgeserveerd). Terwijl notabene het museum toen formeel nog niet verzelfstandigd was, maar een gemeentedienst was. Of Wolfs hoon of mededogen verdient zal de tijd leren.

Een andere kwestie is de kwestie Roald Dahl en de autonomie van literatuur en andere kunstuitingen. Dat is geen nieuw, maar een zich steeds herhalend debat. Hoewel nu de beweegredenen voor verandering niet meer vanuit de kunst zelf lijken te komen, maar vanuit externe redenen, zoals commercie en opgelegde doelen over inclusie.

Ik herinner me als student Theaterwetenschappen van zo’n 40 jaar geleden dat studenten en docenten felle debatten voerden over de autonomie van toneelteksten. In hoeverre is een toneeltekst heilig of mag een regisseur of dramaturg schrappen, wijzigen en actualiseren?

Dat is minder een zwart-wit tegenstelling dan het lijkt. Want er bestaat overeenstemming over dat toneelteksten aangepast kunnen worden. Sommige zijn onspeelbaar door de lengte, de taal of de ons vreemde gedachtenwereld. En een buitenlandse toneeltekst is door de vertaling toch al niet meer een zuivere brontekst.

Er bestond toen wel consensus over de voorwaarde dat een aanpassing in het verlengde van de geest van de toneeltekst wordt aangebracht. Hoe breed die marge ook is.

Denk aan de verfilming van Shakespeare’s Richard III dat naar een fascistisch Engeland anno 1930 wordt verplaatst. Dat ligt niet alleen in het directe verlengde van de originele toneeltekst, maar versterkt deze door de thematiek ‘machtsuitoefening’ en ‘corruptie’ te accentueren en zo een hedendaags publiek via een omweg meer begrip over de oorspronkelijk toneeltekst te geven. Dat is de functie van kunst. Juist daar is het bij de tamelijk botte aanpassingen van het werk van Dahl ontspoord. De geest van zijn boeken is erdoor aangetast.

Is het streven naar autonomie op allerlei terreinen de correctie van een doorgeschoten ontwikkeling richting doelmatigheid en rationalisatie waarin alles met elkaar is verknoopt en dat bij nader inzien als naïef kan worden omschreven? Hoe heeft dat zijn weerslag op de kunsten?

Hoe kan kunst terugvechten en autonoom zijn in een complexe wereld vol deelbelangen waarin marketing, politiek en publiciteit de boventoon voeren? Dat zijn actuele gesprekspunten in een nog niet afgerond debat waar velen zich een mening over vormen.

Kris Callens meent dat argumenten van overheid niet deugen om kunstsector te sluiten. Wat valt de museumsector te verwijten?

Schermafbeelding van deel artikelDirecteur Fries Museum furieus over het wéér dicht blijven: “Onbetrouwbare overheid” van Omrop Fryslân, 15 januari 2022.

Vele kunstenaars, kunstliefhebbers en museumprofessionals hebben zich afgelopen week afgevraagd waarom musea en theaters vooralsnog tot 25 januari 2022 dicht moeten blijven. De kunstsector voelt zich niet gehoord en ontsteekt langzaam in woede. Slijterijen, kapsalons, bordelen, IKEA’s, modewinkels, kerken en sportscholen mogen van de overheid open, maar de musea niet.

Maar het protest van de kunstsector is machteloos. Dat komt mede omdat musea geen essentiële diensten zijn zoals het transport, de nutsvoorzieningen of de zorg waarvan sluiting of afschaling direct grote maatschappelijke gevolgen heeft. De kunstsector kan geen vuist maken door te dreigen met een staking. Het zal de politiek en het brede publiek worst wezen. In Nederland hebben de kunsten een ondergeschikte positie. Ze worden getolereerd. Niet meer dan dat.

In Nederland is mede door de laatdunkendheid van de politiek het beeld gevormd dat de kunstsector een luxe is. Maar de paradox is dat luxe winkels waar luxe goederen kunnen gekocht die overbodig zijn voor de essentiële behoeften van de overheid open mogen zijn, maat de musea niet. Zelfs in de eigen logica meet de overheid met twee maten.

Hoe dan ook valt volgens de directeur van het Fries Museum Kris Callens de sluiting van de kunstsector niet uit te leggen. Als Vlaming weet hij hoe het anders kan. In België en Duitsland zijn de musea open. Maar in Nederland mag de kunstsector samen met de horeca achter aansluiten in de rij.

De kritiek op de kunstsector is dat die zwak opereert. Dat is terechte kritiek, maar zoals gezegd heeft de sector geen middel om de politiek onder druk te zetten. De kunstsector heeft nu eenmaal slechte kaarten en ook als die goed uitgespeeld worden, dan vallen er nog geen slagen te maken.

Misschien is het verwijt dat de musea en de Museumvereniging te maken valt dat het niet tijdig en creatief heeft ingespeeld op de bezwaren van de overheid over verplaatsingen van museumbezoekers die over regio’s heen de besmetting zouden verspreiden. Of dat bezwaar nou klopt of niet. Waarom hebben de Museumvereniging en de grotere musea eind december 2021 geen scenario’s onderzocht en op dit bezwaar geanticipeerd? Zo’n scenario zou eruit kunnen bestaan dat musea tijdelijk alleen bezoekers uit eigen stad of regio zouden mogen ontvangen. Dat had dit bezwaar weggenomen en het voor de overheid lastig gemaakt om de musea volledige sluiting op te leggen.

De lobby van musea voor opening is machteloos en de omgang van de overheid met musea is ondermaats. Er is door musea succesvol gelobbyd voor schadeloosstelling wegens derving van inkomsten, maar het veiligstellen van de eigen bedrijfsvoering had niet de essentie van de opstelling moeten zijn. Mede omdat allerlei zzp’ers in de kunstsector achter het financiële net vissen. Zij krijgen de rekening gepresenteerd van het overheidsbeleid. En indirect van de opstelling van de museumsector.

Het is goed dat individuele museumdirecteuren als Kris Callens zich uitspreken, maar het is te laat, te eenzijdig en te weinig. De sluiting van de museumsector is niet alleen een gevolg van de minachting van de politiek voor de kunst, maar ook een teken van de onbeholpenheid en machteloosheid van een museumsector die met zichzelf worstelt en verkeerde prioriteiten stelt.

Britse theatermaker Kumar pleit ook voor benoemingen op sleutelposities van mensen met ‘lage’ sociaaleconomische status. Het ontbreken van dat pleidooi is de blinde vlek van de Nederlandse kunst

Schermafbeelding van deel artikelAppoint people of colour to senior theatre roles, British Asian artistic director says; Pravesh Kumar says more diverse voices are needed to bring about creative change‘ in The Guardian, 8 januari 2022.

Interessante ontwikkeling in de Britse toneelwereld. Niet het feit dat de Brits-Aziatische theatermaker Pravesh Kumar pleit voor meer benoemingen op sleutelposities van mensen met een Aziatische achtergrond is bijzonder, maar dat hij in een adem ook pleit voor de benoeming van meer mensen met een ‘lagere’ sociaaleconomische status (‘arbeidersklasse’) is dat wel.

Dat is een slimme opstelling van Kumar omdat het diversiteit breder opvat dan doorgaans gebeurt. Zo worden de verschillen gender en huidskleur gerelativeerd die op dit moment politiek de meeste aandacht krijgen en het meest succesvol zijn en probeert Kumar het activisme van deze twee goed in de markt liggende verschillen aan te vullen met zijn pleidooi voor een bredere vertegenwoordiging.

Hij ziet het risico van politieke bewegingen die tijdelijk de wind mee hebben, maar voorziet dat dit niet duurzaam is. Dat wil hij voor zijn door een bredere basis onder de kunst te leggen met een bredere vertegenwoordiging die de structuur van de kunst en het draagvlak ervoor versterkt.

Kumar hoopt hiermee de vertegenwoordiging in de Britse toneelwereld evenwichtiger te maken, wat de stabiliteit voor de toekomst in zijn ogen verhoogt. Zijn overweging is dat mensen in de kunst uiteraard met hun eigen stem en met hun eigen visie problemen binnen hun eigen gemeenschap aan de orde kunnen stellen, maar dat hiermee het draagvlak voor de kunst van de toekomst niet op een hoger peil gebracht wordt.

In vele Europese landen staat de steun voor de kunst onder druk. Het links-radicale activisme kan de positie van de doelgroepen huidskleur en gender binnen de kunst versterken, maar verzwakt sectoraal het draagvlak van de kunst als geheel.

Niet alleen de rechtse politiek neemt om deze reden afstand van de kunst die hierdoor als ‘linkse hobby’ kan worden voorgesteld, maar ook de meer traditionele delen van de linkse politiek laten het afweten omdat ze zich niet volledig willen associëren met sociaal-culturele onderwerpen om het verwijt voor te zijn de sociaal-economische onderwerpen in te wisselen en in de uitverkoop te doen.

Kumar benoemt het in dit artikel in The Guardian niet, maar zijn bezwaren schemeren er wel doorheen. Het gevaar is dat er een nieuw elitarisme ontstaat volgens die nieuwe breuklijnen van gender en kleur als er op sleutelpositie geen mensen met een ‘lage’ sociaaleconomische status en ‘laag’ opleidingsniveau worden benoemd. Want die laatst groepen worden in de programmering dan onvoldoende bediend en haken af, zo is de redenering.

De politiek die daarop reflecteert heeft ermee een excuus én een reden in handen om de steun voor de kunst te verminderen. Als de kunstsector verstandig is loopt het daarop vooruit en probeert het niet eenzijdig te handelen volgens wat een links-radicale voorhoede van studenten, kunstenaars en kunstprofessionals haar influistert, maar redeneert het vanuit de lange termijn van de kunstsector die alleen kan overleven met breed maatschappelijk draagvlak en diverse creatieve impulsen.

Anders gezegd, om te overleven en overheidssubsidie te blijven ontvangen moet de kunstsector echt divers en inclusief zijn door alle achterstandsgroepen een betere vertegenwoordiging in de kunst te geven. Zodat pas werkelijk een brede diversiteit ontstaat die verder gaat dan de mode van vandaag. Dat hoeft niet door de rechtse politiek en de traditioneel linkse politiek direct een stem in de kunstsector te geven, maar wel door de mensen die deze politiek zegt te vertegenwoordigen beter tot hun recht te laten komen in de kunst via een bredere en meer diverse programmering.

Het is wachten op een uitspraak van een opinieleider in de Nederlandse kunst die pleit voor betere vertegenwoordiging in de kunsten van mensen die door hun sociaaleconomische status en opleidingsniveau niet aan de bak komen, niet gehoord worden en hun zaak in de publieke opinie niet kunnen bepleiten. Straks is de achterstand van mensen van kleur en vrouwen gedeeltelijk weggewerkt, maar is de achterstand van mensen met een ‘lage’ sociaaleconomische status en een ‘laag’ opleidingsniveau verder toegenomen. Het door kunstbobo’s niet zien van die verschillen is de blinde vlek van de Nederlandse kunst.