Electoraal poolen als middel om macht van partijpolitiek te verkleinen en van burger te vergroten

Heeft Geert Wilders de verruwing van de politiek op zijn geweten? Dankzij het voorbereidend breekwerk van Pim Fortuyn in 2001-2002. Nee, want het onderschat de continuïteit. Of de gemiste kansen daarop. Vanaf 1994 toen het eerste paarse kabinet aantrad hebben politieke partijen kansen op politieke hervormingen geblokkeerd. Ze zijn hoofdzakelijk bezig met positionering, onderlinge relatie en het eigen voortbestaan. In dat autisme geven de gevestigde partijen de partijpolitiek een slechte naam en een stempel van behoudzucht.

De populistische PVV voegde zich in dat politieke klimaat. Met een ruwe toon zocht het als nieuwkomer de grens van het betamelijk op. Maar dat gebeurde binnen de voorwaarden van een stagnerende politiek die zelf al de ramen had gesloten voor hervormingen. En de machtsdeling met en inspraak van de burger afwees. De zittende politiek blokkeerde zelfs kleinschalige experimenten. Zoals het burgemeestersreferendum.

Het succes van de PVV is het tekortschieten van de politiek. Moet men dat de PVV of de rest verwijten? Het is niet de tragiek dat nationalistisch-rechts nu cultureel de macht opeist, maar dat de middenpartijen geen plek wisten te vinden voor opvattingen zonder uitsluiting van anderen. Dan was ook het bestaansrecht van Wilders afgenomen. Critici van Wilders worden ongewild onderdeel van de polarisatie die ze zeggen te bestrijden. Daarom ligt de oplossing voor Wilders niet in de kritiek op hem, maar in de uitwerking van een alternatief.

Oplossing is een open politiek systeem dat de middenpartijen dient. Een systeem dat het accent verlegt van de partijpolitiek naar een burgerbeweging. Zodat de invloed van burgers op de partijen toeneemt en de macht van de partijen op de samenleving en het openbaar bestuur afneemt. De macht behoort bij de burgers te liggen, niet bij de 2% van de bevolking die partijlid is. Want deze dienen niet het algemeen belang, maar zijn in hun achterhoofd altijd bezig met positionering, electorale overwegingen, partijbelang en -continuïteit.

Het klinkt als een scherts, maar politiek is te belangrijk om aan politieke partijen over te laten. Door experimenten op lokaal niveau kunnen machtsdeling en inspraak vergroot worden. Experimenteer maar eens met een ‘dienstplicht’ in het openbaar bestuur. Of met een kiessysteem zoals het ‘electoraal poolen’. Kiezers gebruiken dan een partijenprogramma als bouwsteen, als handelswaar. Niet langer als een ultieme waarheid. Die achteraf toch nooit een waarheid is. En in steeds meer gevallen dat zelfs vooraf al niet meer is.

In 2010 kwam ik met het voorstel van ‘electoraal poolen’. Ik lanceerde het om het centrum te versterken, het belang van partijen te relativeren en de burger in de bestuurdersstoel te krijgen. Dat poolen komt erop neer dat kiezers met een gedeelde voorkeur elkaar vinden en samen als pakket stemmen. Ze nemen het initiatief van de partijpolitiek over dat niet langer als eindresultaat, maar als halffabricaat wordt beschouwd. Stel dat kiezer A twijfelt tussen D66 en PvdA, kiezer B tussen D66 en GroenLinks en kiezer C tussen GroenLinks en PvdA. In dit voorbeeld spreken ze dan samen af om 1 stem op zowel D66, PvdA als GroenLinks uit te brengen. Het voorbeeld kan uitgebreid worden over meer kiezers en in andere combinaties. Jongerenbeweging G500 probeerde in 2012 een oplossing van gesplitste stemmen uit en noemde het de stembreker. Omdat het te ingewikkeld was sloeg het niet aan. Het stond ook haaks op het idee van electoraal poolen dat de macht terug wil geven aan de burger zonder het te institutionaliseren in een pseudo-politieke partij of beweging als G500.

Doorgaans staan kiezers niet achter alle standpunten van een partij en zouden ze loyaliteit willen verdelen. Kiezers willen zich aan de dwang en het keurslijf van de partijpolitiek ontworstelen. Tegelijk beseffen ze dat partijpolitiek noodzakelijk is voor de samenhang en een rode lijn. Partijen presenteren hun gedachtegoed echter als totaalpakket. Als kiezers daarin een splitsing zouden kunnen aanbrengen biedt dat zicht op een hybride politiek stelsel waarin partijpolitiek bouwstenen biedt waarmee de burger gaat bouwen. De politicus wordt dan aannemer-uitvoerder en de burger architect-eigenaar van het politieke bestel. Vergeleken met nu is dat een verandering omdat de partijpolitiek zich als systeem-eigenaar gedraagt en dat materialiseert door functies in het openbaar bestuur zonder tussenkomst van de burger vastbesloten voor zichzelf op te eisen.

Bouwstenen kunnen standpunten zijn die het financieel eigenbelang dienen, het snelst renderen of het best bij iemands karakter passen. Het kan vanuit een moraal ook een hoger -rond een thema gerangschikt- belang inhouden door te streven naar een duurzame agenda, een veiligheidsagenda of een solidariteitsagenda die slechts gedeeltelijk uitgaat van het eigenbelang. Een positief effect is dat de lange termijn strategie daardoor belangrijker wordt dan partijprogramma’s met een horizon van maximaal vier jaar kunnen realiseren.

De tussenvorm van het electoraal poolen dat politieke partijen met hun in beton gegoten partijprogramma’s ongemoeid laat -maar toch aan hun almacht knabbelt- biedt voorlopig het meeste perspectief om het belang van de partijpolitiek te relativeren en de macht van de burger te vergroten zonder het politieke bestel hevig op te schudden. Wat politiek dus onhaalbaar is. Software van Liquid Feedback bevat al uitgewerkte toepassingen om minderheidsstandpunten in een technische omgeving van E Democracy (internet-democratie) te wegen. Ook voor die vernieuwingen heeft de burger de medewerking van de in zichzelf gekeerde partijpolitiek nodig.

Foto: Steenfabriek Evere (Brussel), ansichtkaart 1906.

Gabriël van den Brink hekelt secularisatie en prijst protestantisme. In NRC dat staat voor Verlichting en liberalisme. Logisch?

br

NRC gaf op 1 februari Gabriël van den Brink een volle pagina in de papieren krant voor zijn opinie-artikelExperts, toon eens wat meer zelfkritiek’. Het gaat over de relatie tussen wetenschap en maatschappij, en de waarheidsvinding in de wetenschap die door externe en interne bedreigingen onder druk staat. Bovenstaande alinea’s wijzen op een externe bedreiging en komen uit een iets anders vormgegeven digitale versie van 27 januari. Van den Brink wordt in de papieren versie ‘hoogleraar wijsbegeerte bij Centrum Ethos aan de Vrije Universiteit in Amsterdam‘ genoemd, maar zijn naam is niet terug te vinden in de lijst medewerkers. Volgens een toelichting van Centrum Ethos ‘onderzoekt [Gabriël van den Brink] de kloof tussen burger en politiek. Dat doet hij op basis van empirische maar ook filosofische methodes’. Waaruit bestaan die filosofische methodes?

De tweede alinea is merkwaardig omdat het meer overhoop haalt dan verklaart. De essentie ervan blijft onuitgesproken. Deels door ruimtegebrek, maar de vraag is of er ook een reden is dat Van den Brink dit liever ongenoemd laat. Met ‘de mentaliteit van het protestantisme in Noordwest-Europa’ refereert hij aan de rationaliteit van het Calvinisme zoals de baanbrekende socioloog Max Weber dat ruim een eeuw geleden benoemde. Van den Brink maakt reuzenstappen als hij twee zinnen later concludeert dat ‘het cultiveren van waarden als verantwoordelijkheid en redelijkheid sinds de secularisatie niet langer voor zich spreekt’. Dat is een verstrekkende conclusie die de secularisatie een dolk in de rug steekt. Zoals gezegd doet Van den Brink aan ‘hit and run’ en loopt zonder uitleg snel verder. Er komt nog een aap uit de mouw met de observatie dat ‘het ontstaan van een multiculturele samenleving een deugd als eerlijkheid nog meer onder druk zette’.

Van den Brinks artikel gaat over de waarheid en integriteit in de wetenschap, maar als in een Droste-effect toont hij in zijn bewijsvoering het omgekeerde aan van wat hij betoogt. Want hoe integer en waardevrij is hij in zijn betoog, en welke gedachtengoed sleept hij impliciet met zich mee? Waar is de conclusie op gebaseerd dat waarden als verantwoordelijkheid en redelijkheid sinds de secularisatie niet langer voor zichzelf spreken? Dit is een normatieve uitspraak die Van den Brink niet onderbouwt. Hij stelt de secularisatie – die het proces van ontkerkelijking en verwereldlijking omvat- via de toetssteen waarheidsvinding onder verdenking en maakt die ondergeschikt aan de mentaliteit van het calvinisme. Hij trekt dit door naar het multiculturalisme dat hij negatief beoordeelt vanwege de teloorgang van het protestantisme en de opgang van de secularisatie.

Gabriël van den Brink bezondigt zich in dit artikel aan gemakzuchtige journalistiek die haaks staat op de wetenschappelijkheid waar hij voor pleit. Wat hij zegt hoeft niet onwaar te zijn, maar hij lijkt vooral het verkeerde medium van het krantenartikel gekozen te hebben. Hij bedoelt het waarschijnlijk genuanceerder dan uit de aannames blijkt die erg kort door de bocht zijn en raadselachtig klinken. Die keuze valt Van den Brink echter wel te verwijten evenals de Redactie Opinie van NRC die het artikel geschikt achtte voor plaatsing. Het is ruimdenkend van een krant die Lux et Libertas als motto heeft dat het een artikel plaatst dat tegen de mentaliteit van de Verlichting -waar de secularisering een onlosmakelijk aspect van is- en het liberalisme ingaat. Van den Brink verklaart dat lachend in z’n vuistje waarschijnlijk omdat de NRC door de secularisatie aan verantwoordelijkheid en redelijkheid heeft verloren. Zo is het betoog rond van een wetenschappelijk onderzoeker die in de heimelijkheid het protestantisme vooropzet. Zonder dat we dit echt mogen weten.

Foto: Schermafbeelding van deel opinie-artikelExperts, toon eens wat meer zelfkritiek’ van Gabriël van den Brink in NRC, 27 januari 2017. (Geplaatste in papieren versie van NRC op 1 februari 2017).

Politieke partijen kunnen nu eenmaal niet voorbijgaan aan zichzelf. En staan zo per definitie haaks op het algemeen belang

fd

In de reacties op de troonrede die op Prinsjesdag door de koning werd uitgesproken klonk vooral kritiek van de oppositie. Het kabinet zou sprookjes vertellen (Wilders/PVV), een WC-Eend verhaal vertellen (Roemer/SP) of er een verkiezingstoespraak van maken (Krol/50Plus). De reacties van deze partijen waren al beschreven in persberichten voordat ze wisten wat er in de troonrede stond. Dus de vraag of het kabinet of deze oppositiepartijen het meest in een parallelle wereld leven is niet makkelijk te beantwoorden.

Hier wreekt zich opnieuw het tekort van de partijpolitiek. Vertegenwoordigers van politieke partijen zeggen het algemeen belang te dienen en pretenderen namens burgers te spreken, maar kunnen niet anders dan dat te wringen in het model van hun eigen politieke partij en idee van partijpolitiek. Zo verwordt een 19de eeuwse verworvenheid in de 21 ste eeuw tot hoofddoel van eigen voortbestaan. Alsof het bestaan van een politieke partij een doel op zichzelf is. Dat laatste loopt per definitie niet altijd gelijk op met het algemeen belang.

Vernieuwingen die passen bij de 21ste eeuw en aansluiten bij digitalisering, machtsdeling, opleidingsniveau van burgers en technische innovaties zoals liquid democracy worden door deze politieke partijen niet gezocht. Zelfs geblokkeerd, want je hoort ze er nooit over. Dat tekent het failliet van de partijpolitiek waarvan het de vraag is of de vertegenwoordigers ervan dat vol cynisme beseffen of uit blikvernauwing niet eens bespeuren. Ik vermoed het laatste. Burgers verliezen hun interesse voor deze partijpolitieke opvatting van de politiek.

Bovenstaand commentaar in het Friesch Dagblad zegt verbaasd te zijn over passages in de troonrede. Het zegt: ‘Veel burgers voelen onvrede met de rechtsstaat en de democratische processen. Die zorgen uiten zich in onder meer de sterke sympathie voor de partij van Wilders, in de systematische aanvallen op de instituties van de rechtsstaat door Wilders en anderen, en in een groeiende onverschilligheid voor alles wat met politiek en bestuur te maken heeft.’ Op mijn beurt ben ik verbaasd over deze passage in dit hoofdredactioneel. Wat probeert het Friesch Dagblad met de verwijzing naar ‘de sympathie voor de partij van Wilders’ nou te zeggen over de stand van de rechtsstaat en de democratische processen in Nederland? Nu lijkt het er sterk op dat de schrijver van het commentaar iets aanstipt, maar daar tegelijk halfslachtig afstand van neemt. In elk geval niet zuiver redeneert. Want het kan dat de sympathie voor de partij van Wilders wordt gevoed door een breed gevoel van ongenoegen bij een deel van de bevolking. Maar wat te maken zou hebben met de stand van de democratie en de rechtsstaat die los van dat ongenoegen bestaan maakt dit commentaar niet duidelijk.

Uit internationale vergelijkingen tussen landen over democratie, corruptie, welzijn, geluk, persvrijheid, burgerrechten of rechtsstaat blijkt dat Nederland hoog scoort. Het zit altijd in de kopgroep van landen die het vergeleken met andere landen uitmuntend doen. Uit een vergelijkend onderzoek uit 2015 van het World Justice Project tussen 102 landen over de rechtsstaat staat Nederland op plek 5, na 4 Noord-Europese landen.

Alles is relatief, niets is perfect. Maar ontkennen of relativeren dat Nederland een welvarend en aantrekkelijk land is met goede infrastructuur, goede voorzieningen en een sterke rechtsstaat grenst aan een gebrek aan realiteitszin, miskenning van de eigen situatie en zelfvernietiging. Het zou gewenst zijn als partijen als de SP, PVV en 50Plus eens goed naar zichzelf keken en de samenleving niet opzadelden met hun eigen chagrijn en partijpolitiek opportunisme. Media als het Friesch Dagblad die de macht moeten controleren zouden nog beter moeten weten. Gewenst zou zijn als politieke partijen vanuit de positieve kenmerken van Nederland aan een betere samenleving zouden werken. Zonder te ontaarden in zwartgalligheid. En vooral: met voorbijgaan aan zichzelf. Ze voegen met hun stemmingmakerij niets constructiefs toe dan de eigen overbodigheid.

Foto: Schermafbeelding van commentaar in het Friesch Dagblad, 21 september 2016.

VVD Doesburg zegt er te zijn voor iedereen die liberale idealen deelt. Maar deelt de VVD die idealen eigenlijk zelf nog wel?

Wat is politiek? Geen makkelijk te beantwoorden vraag volgens Doesburg TV. Maatschappijcritici die vinden dat we in een postpolitieke samenleving leven zullen er helemaal geen raad mee weten. De verslaggever praat met Martin Korporaal en Simon de Bruin van de plaatselijke VVD die het initiatief namen voor een politiek café eenmaal per kwartaal. Het gaat er volgens beide VVD’ers niet om om het VVD-gedachtegoed naar buiten te brengen. De VVD wil van alle burgers horen wat ze vinden. Luisteren naar de burgers, zo vatten deze VVD’ers hun manier van politiek bedrijven samen. Dat is eerder de essentie van politieke partijen dan van politiek. De partijpolitiek creëert het idee van een ter zake doend platform waar burgers over samenleving, tegenstellingen en machtsdeling kunnen spreken, terwijl dat platform zich buiten het bereik van de gewone burgers bevindt.

De afdeling VVD Doesburg zegt in een bericht een partij voor iedereen te zijn ‘die onze liberale idealen deelt’. Dat is een tegenstrijdige beperking. Maar het gaat verder: ‘De VVD moet een verzamelplaats worden voor alle liberaal denkenden in Nederland. Lid of niet-lid. Dat is de basis van de nieuwe plannen voor de toekomst van de VVD.’ Het is niet mis hoe dat gaat gebeuren: ‘Er komen flitscongressen, internetcommunities en de nadruk komt nog meer te liggen op sociale media. Iedere liberaal denkende is van harte welkom om mee te praten en mee te doen.’ Dat klinkt erg bijdetijds en het punt is onderhand wel duidelijk gemaakt: ‘Liberaal denkenden‘ mogen praten en VVD Doesburg luistert. Probleem is echter dat de VVD de liberale idealen alleen nog maar in economisch opzicht deelt. De kans bestaat dat velen liberale idealen delen die VVD’ers allang niet meer delen.

Petitie: ‘Het Oekraïne-referendum: dit was eens maar nooit meer’. Laat het volk voortaan voor zichzelf spreken. Maar kan dat wel?

or

In de toelichting beredeneren de initiatiefnemers van gelegenheidssite ditwaseensmaarnooitmeer dat het referendum als instrument van directe democratie waardevol is, maar dat het Oekraïne-referendum van 6 april 2016 tekort is geschoten: ‘Maar voor ditwaseensmaarnooitmeer.nl staat één ding als een paal boven water: zoals het Oekraïne-referendum is verlopen, zó willen we het nooit meer.’ Politieke marketing met simpele one-liners deed de complexiteit van het verdrag geen goed: ‘Dat leidde tot een bonte verzameling aan one-liners en uiterst simplistische stemadviezen. Zoals: Ben je tegen de EU, stem dan ‘nee’. Ben je tegen Poetin, stem dan ‘ja’. Wil je Oekraïense plofkip? Stem dan ‘ja’. Eerst de radarbeelden van de MH17!

De petitionisten hebben gelijk. Om het instrument referendum dat de kloof tussen burger en politiek kan helpen dichten hetzelfde te laten blijven moet het veranderen. Probleem is dat bij een referendum -waar ook nog eens grif subsidiegeld valt te verdienen- allerlei bemiddelaars zich namens ‘het volk’ opwerpen. Het wordt een industrie op zichzelf. Ze herkennen de paradox niet dat ze zich uitspreken tegen de representatieve democratie, terwijl ze zichzelf opwerpen als vertegenwoordiger van het volk tegen de politiek. Het verschil is niet principieel, maar functioneel. Het maakt niets uit of een politieke partij of maatschappelijke groepering namens het volk spreekt. Hoewel bemiddelaars altijd nodig zijn, moet bij een volgend referendum het volk meer namens zichzelf kunnen spreken. Daar dienen wijzigingen in de referendumwet op afgestemd te zijn. Lastig, omdat zo ook de macht van politieke partijen verminderd moet worden. Dat doet de politiek ongaarne.

Complicatie is de fragmentatie van de voor- en tegenstanders die namens het volk menen te spreken, maar hun eigen achtergrond, economische belangen, ambities en politieke kleur vooropzetten. Daarom verschillen ze aanmerkelijk. In de uitzending van de NOS op de avond van het referendum kwam een schisma aan het licht in het NEE-kamp, tussen Forum voor Democratie (Baudet) en Burgercomité EU (Van Dixhoorn, Van Houwelingen). Dan zijn er nog de partijen PVV en de SP die evenmin identiek denken. En wat te denken van de horizontale communisten, dierenactivisten en kritische maatschappijdenkers tegen inkomensongelijkheid, Monsanto of alles wat naar Westerse dominantie neigt. Voeg daarbij nog de populisten van De Telegraaf/ Geen Stijl over wie ditwaseensmaarnooitmeer zegt: ‘Nee, er niets op tegen dat een weblog of ander medium zich op een referendum stort. (..) ditwaseensmaarnooitweer.nl vindt echter dat het geen recht doet aan onze democratie en rechtstaat door het referendum als een ‘zomerdingetje’ in te zetten, gewoon, omdat het kan.’

Alleen al binnen het NEE-kamp bestaan zo op het eerste gezicht acht te onderscheiden facties met een specifieke focus, invalshoek en belang die menen namens het volk te spreken. Dan is er het JA-kamp met GroenLinks en de conservatieve Joshua Livestro, de tegenstanders van referenda VVD en CDA, de eurofiele D66’ers en solidaire PvdA’ers. En het bedrijfsleven met MKB en multinationals dat altijd en overal lobbyt, maar zich nu nauwelijks uitsprak in de campagne. Zeg, ook zo’n acht van elkaar te onderscheiden facties. Voeg daarbij de neutrale twijfelaars en metadenkers van Meer Democratie. Voor je het weet zijn er al snel zo’n kleine 20 politieke partijen en groeperingen die bij dit referendum zeggen namens het volk te spreken. Of dat te vertegenwoordigen. Nog los van de Rusland- en Oekraïne-sympathisanten. Zorg dan maar eens dat er een referendumvorm komt dat het mogelijk maakt dat het volk meer dan gisteren namens zichzelf kan spreken en minder gestuurd wordt door de belangen van anderen die niet per definitie de belangen van het volk zijn.

Foto: Schermafbeelding van petitie ‘Het Oekraïne-referendum: dit was eens maar nooit meer’. Tekenen kan hier.

Wat te doen als het referendum kloof tussen politiek en burger vergroot?

3a36037r

In 2005 ging ik stemmen, op 6 april ga ik ook naar het stem-lokaal, maar inmiddels weet ik niet meer of ik wel voorstander ben van referenda. In plaats van bij te dragen aan het overbruggen van de kloof tussen burgers en politici lijken ze die kloof juist te accentueren: het referendum als middel om te laten zien hoe diep het volk de politiek wantrouwt. Ik vrees dat een gloedvol betoog van een politicus voor een ja tegen het associatieverdrag daar geen verandering in kan brengen. Dat is argument versus emotie. Het verdiept het wantrouwen.’ Aldus Aukje van Roessel in een artikel voor De Groene dat grenzen van de democratie verkent.

Uiteindelijk probleem van een referendum is de introductie van oneigenlijke argumenten. Zo gaat het de initiatiefnemers van GeenPeil zoals ze zelf meermalen hebben aangegeven helemaal niet om de associatie-overeenkomst van de EU met Oekraïne, maar om de EU die ze een halt toe willen roepen. Partijen die in 2015 in de Tweede Kamer tegen de associatie stemden waren PVV, SP, GrBvK en Partij voor de Dieren. Deze rechts- en links-radicalen die in de Nederlandse politiek vertegenwoordigd zijn hebben hun eigen redenen om zich door een tegenstem tegen de associatie te positioneren. In politiek zijn alle middelen toegestaan, maar als dat leidt tot oneigenlijke argumenten dan verstoort dat zowel het politieke proces als het instrument referendum.

Net als Van Roessel zet ik vraagtekens bij de opstelling van Meer Democratie van Nescio Dubbelboer dat ooit zei te gaan voor de vernieuwing van het politieke bestel. Als voorstander van het referendum schaarde het zich achter het initiatief van Geen Peil voor een Oekraïne-referendum. Ik vond dat een inschattingsfout. Dit verweet ik Meer Democratie in een open brief van 18 augustus 2015: ‘In Meer Democratie  meende ik een nieuwe manier van democratie te hebben gevonden die onder meer de particratie en de Oerlemanse Eenpartijstaat probeert te corrigeren door het helpen verleggen van de grenzen van de politiek. Zodat burgers meer macht krijgen en de macht van de politieke partijen verminderd wordt. Ik meende dat Meer Democratie ver afstond van de partijpolitiek, maar ik vrees me vergist te hebben. Meer Democratie probeert nu zelfs m’n aandacht te vestigen op een politiek initiatief van GeenStijl dat haaks staat op het idee van democratie zoals ik dat voor me zie. En waarvan ik dacht dat Meer Democratie dat ook zo zag.

Meer Democratie trapte in de valkuil van het populisme, de roep om directe democratie en de vermomming van anti-politiek als politiek, zonder de gevolgen daarvan te overzien en de voor- en nadelen zorgvuldig af te wegen. Zoals Van Roessel formuleert over Dubbelboer: ‘Toen de Volkskrant hem vroeg of de initiatiefnemers van GeenPeil met hun referendum over het associatieverdrag met Oekraïne de democratie redden, zoals zijzelf beweren, zei hij de kreet weliswaar wat pathetisch te vinden, maar deze wel te onderschrijven. Referenda zetten aan tot gesprek, creëren volgens hem draagvlak. (..) Het is die achterliggende houding, schijt aan de politiek, die zorgen baart. En die komen boven op de zorgen over de gevolgen van een nee voor de invloed van de Russische president Poetin, op Oekraïne, de EU en het Midden-Oosten.

Hoe kan de kloof tussen de politiek en de burger dan wel overbrugd worden? Voorwaarde is om partijen en groeperingen die niet uitgaan van het algemeen belang en buiten de kaders van het parlement treden niet teveel macht te geven. De wetgeving en het politieke proces moeten zo ingericht worden dat dit onmogelijk is. Het is daarom merkwaardig dat de initiatiefnemers van de Referendumwet in de wetgeving niet hebben weten te voorkomen dat een referendum op oneigenlijke gronden gebruikt wordt, zoals nu bij het Oekraïne-referendum gebeurt door het initiatief van GeenPeil. De wetgevers zijn vergeten een noodrem in te bouwen.

De oplossing ligt niet in de richting van een herwaardering van de partijpolitiek, maar in een afwaardering ervan. De uitweg is de machtsdeling met de burger en het terugdringen van de macht van de politieke partijen die als nadeel hebben dat ze hun continuïteit dienen. Burgers zijn divers in verscheidenheid, hoogopgeleid en deskundig en staan wanneer ze serieus worden genomen niet haaks op het algemeen belang. Schoppen door GeenPeil tegen de politiek is hoe dan ook een schijnoplossing die de politiek ondermijnt en niet opwaardeert.

Foto: ‘Arizona. Grand Canyon, photographer suspended on climber’s rope’, 1908.

Communicatieadviseurs vluchten in praten over vluchtelingencrisis. Zonder inhoud

Een bericht van Cyril Rosman in het AD: ‘Een steen door de ruit van een Syrisch gezin, een uitgebrande politieauto, een kogelbrief op het gemeentehuis en een dood varken aan een boom. De grimmige toon van het asieldebat brengt communicatieadviseurs in heel Nederland in verwarring. Ze kwamen vrijdag samen. ‘Alle regels die we kennen, werken nu niet meer. Dit is anders.’’ Overheden zitten met de handen in het haar en weten niet meer wat ze moeten doen. Beducht voor mondige en boze burgers die zich miskend voelen.

Opvallend aan de bijeenkomst is dat het op het niveau van ‘communicatieadviseurs’ besproken wordt. Met de suggestie dat de vluchtelingencrisis een kwestie van geven van informatie is. Ofwel, het nogmaals uitleggen aan de burger hoe het zit. Met het idee dat als dat goed gebeurt het wel goed komt. Maar dat is niet het geval.

Die opvatting tekent waarom het om twee redenen zo ontspoort in de relatie van burger en overheid bij de vluchtelingencrisis. De overheid wil praten en niet luisteren, en communicatie kan de inhoud niet vervangen. De burger wil in de besluitvorming meepraten over de inhoud en de overheid vergadert erover wat het moet zeggen om de vorm optimaal ‘over te brengen’. Het zijn twee werelden die volkomen langs elkaar heen gaan.

Het ziet er niet best uit als communicatie (of voorlichting, marketing, reclame of hoe het in bestuursjargon heet) het enige is dat overheden op dit moment te bieden hebben. Wel logisch omdat er over de inhoud geen overstemming bestaat en communicatie dus overblijft. Zelfs de contouren van de vluchtelingencrisis staan niet vast. Communicatie is niets anders dan de verbinding tussen zender en ontvanger, en geen wondermiddel dat de inhoud kan vervangen. Of de suggestie kan geven dat het de inhoud kan vervangen. Deze communicatie bij gebrek aan inhoud is zinloos en roept alleen maar meer onwil bij burgers op. Het is ontluisterend voor hun situatie dat overheden het denken te kunnen redden door met elkaar te vluchten voor de werkelijkheid.

Kloof tussen elite en burger. Keuze tussen lamlendigheid en uitbuiting

Jac. de Nijs, Gemeenteraad bezoekt Artis. Wethouder De Wit en G.W. Keja bij olifant, 1968. Collectie: Nationaal Archief.

Dit schreef ik in 2015:

De kloof tussen elite en burger is een probleem waar de politieke partijen grotendeels voor verantwoordelijk zijn. Het werkt meerdere kanten op. De elite kan de burger niet duidelijk maken wat essentieel is (klimaat, Europa, vluchtelingen) en begrijpt de zorgen (zorg, ouderen, baan, woning) van de burger niet die niet eindeloos wil calculeren met zorgverzekeringen die onvergelijkbaar zijn of treinkaartjes die niet meer tegen de beste prijs centraal ingekocht kunnen worden.

Daarbij komt de digitalisering die tot een nieuwe tweedeling leidt. Burgers zijn nog tevreden, maar vrezen voor hun toekomst zoals uit een buurtonderzoek van NRC bleek.

Wat is het heetste hangijzer? Is dat het gebrek aan representativiteit bij de politieke partijen en het openbaar bestuur waar blanke, hoogopgeleide, welgestelde mannen van middelbare leeftijd het voor het zeggen hebben?

Veelzeggend is dat meer dan 20 jaar na zijn afscheid de ras-Amsterdammer Wim Keja beschouwd wordt als de laatste (of: enige) arbeider in de VVD. Bij de PvdA, CDA of GroenLinks is het niet anders, om over D66 nog maar te zwijgen. Hoewel SP en PVV anders suggereren zijn ook daar geen arbeiders meer te vinden in het kader. Dat leidt tot een systeemfout.

In de politiek wordt over het laagopgeleide deel van de bevolking gesproken, maar niet met of door die burgers. Partijen worden op dit tekort niet eens meer aangesproken.

Elite en burger matchen dus op twee manieren niet. De elite kan niet overtuigend en doelmatig aantonen wat de belangrijkste beleidsterreinen zijn. Zoals gezegd, klimaat, Europa en vluchtelingen. De politieke partijen kunnen zich door de achtergrond van de kaderleden niet meer emotioneel vereenzelvigen met een groot deel van de bevolking dat praktisch wordt losgelaten.

Niet in de steek gelaten omdat de verzorgingsstaat nog steeds goed van niveau is en het volledig wegsnijden ervan voor de partijen averechts zou uitpakken, maar op een psychologisch niveau losgelaten. SP en PVV werpen zich op om het ongenoegen te verwoorden, terwijl ze als politieke partij niet anders handelen dan andere partijen en evenmin de laagopgeleiden zelf opnemen.

Zo wordt de burger dubbel bedrogen: een onderwerp als Europa dat de middenpartijen door ontbrekende overtuiging niet over het voetlicht kunnen brengen wordt door radicale partijen onder het mom van het dichten van de kloof tussen elite en burger gebruikt om een eigen programmapunt over Europa te scoren. Waarbij het de vraag is wie zich naar wie richt: de onvrede van de burger naar de partij, of omgekeerd?

De burger wordt hoe dan ook gebruikt door de politieke partij om te scoren. Tweemaal over de hoofden van de burger heen: door lamlendigheid (middenpartijen) of door uitbuiting (SP en PVV). Het is lood om oud ijzer.

Onzorgvuldig bestuur van gemeente Hengelo in de zaak Beernink

RTV Oost geeft een overzichtelijk verslag over het handelen van de gemeente Hengelo in de zaak Beernink. Het gaat over een bestemmingsplan waarmee het gesjoemeld zou hebben. De Utrechtse advocaat Bernard Tomlow is scherp en duidelijk: ‘de Beerninks zijn ongelofelijk genaaid door de gemeente Hengelo‘. De gang van zaken duidt op een gesloten en angstige bestuurscultuur op het stadskantoor in Hengelo. Burgemeester Sander Schelberg (VVD) en de commissievoorzitter blijken niet bereid een interview voor de regionale omroep te geven. Het college wordt gevormd door SP, D66, CDA en PvdA. Volgens Tomlow roept het onzorgvuldig bestuur van het gemeentebestuur het wantrouwen van de burger op. Je kunt het niet meer flikken in 2015. Of toch wel in Hengelo? Commissaris van de koning Ank Bijleveld (CDA) heeft geweigerd om te bemiddelen.

George van Houts is kritisch op Het Financieele Dagblad. Over geldschepping

Theatermaker, politiek activist en initiatiefnemer van het burgerinitiatief Ons Geld George van Houts wil een publiek debat over de geldschepping door banken. Hij vraagt zich af of dit nog wel bij deze tijd past. Waarom zou de overheid of een door de overheid de geldschapping niet coördineren? In een hoorzitting op 14 oktober in de Tweede Kamer was hij een van de insprekers. Waarom wordt geldschepping uitbesteed aan commerciële banken die ook nog eens het verwijt treft dat ze door hun hoogmoedigheid en risicovol gedrag de economie in gevaar brengen en sinds de kredietcrisis van 2007 hun gedrag niet fundamenteel hebben veranderd?

George van Houts is kritisch op de opstelling van gevestigde kranten zoals NRC en Het Parool, maar richt zijn pijlen vooral op het Het Financieele Dagblad (FD) dat gericht is op economie en bedrijfsleven. De winst van FD Mediagroep dat zichzelf afficheert als ‘Partner van ondernemend Nederland’ waarvan het FD onderdeel is bedroeg in 2014 64 miljoen euro. Eigenaar is HAL Investments met 98,25% van de aandelen. Een Nederlandse investeringsmaatschappij van de Rotterdamse familie Van der Vorm. Van Houts meent dat gevestigde media de belangen van de banken dienen en daarom een open debat over de geldschepping uit de weg gaan of zelfs torpederen. Een logische conclusie voor wie ziet hoe eigenaren van deze media zijn verbonden met banken.