Artikel over immersieve kunst in Het Parool mist diepte, nuance en scherpte. Een onderdompeling in misverstanden

Schermafbeelding van deel artikelWaarom slaat immersieve kunst zo aan? ‘Op deze manier kunst ervaren gaat direct naar je hart’‘ Van Lorianne van Gelder in Het Parool, 23 maart 2024.

Popularisering is niet per definitie verkeerd. Zo las ik als jongetje verhalen over historische figuren van Oom Wim (l’ Oncle Paul) in striptijdschrift Robbedoes. Mijn interesse in geschiedenis werd erdoor gewekt. In elk geval werd de verbeelding geprikkeld. Legendarisch zijn de Classics Illustrated. Bewerkingen in strips van literaire klassieken. In Nederland verschenen vanaf 1956 de Illustrated Classics.

Het idee is dat ‘hoger cultuurgoed’ via ‘lager cultuurgoed’ een publiek bereikt. Het uitgangspunt is dat de hogere cultuur naar beneden doorsijpelt en als effect heeft dat het publiek zich uiteindelijk wendt tot de originele bron. Lager cultuurgoed wordt voorgesteld als ‘instapmodel’ voor hoger cultuurgoed.

In het artikel ‘Waarom slaat immersieve kunst zo aan? ‘Op deze manier kunst ervaren gaat direct naar je hart’ van 23 maart 2024 in Het Parool neemt Lorianne van Gelder het op voor deze popularisering. Merkwaardig is echter dat ze het uitsluitend koppelt aan immersieve kunst.

Herinneren we ons het project uit 2022 in Almere om een museum van immersieve of onderdompelende kunst te realiseren? Het werd een mislukking. Veelzeggend was de uitleg van toenmalig manager Denise de Boer die het koppelde aan de ruimte die er in Almere wel was, maar elders in Nederland niet. Zo meende ze.

Interessant is dat De Boer erop wees dat er verschillende soorten immersieve kunst zijn: ‘Werken van Vincent van Gogh worden groot geprojecteerd. Je loopt dan echt door schilderijen heen. Toch is dat iets heel anders dan wat wij in Almere willen. Het werk van Van Gogh is natuurlijk nooit zo bedoeld. Bij ons wordt de ervaring echt gecreëerd door de kunstenaar.

In haar artikel gaat Van Gelder eenzijdig uit van de gepopulariseerde versie van immersieve kunst. Ofwel, projecties van klassieke schilderijen. Maar grote werken van Anselm Kiefer of Mark Rothko, of Guernica van Pablo Picasso zijn ook immersieve kunst die gecreëerd is door de kunstenaar zelf.

Van Gelder legt bij geprojecteerde immersieve kunst het accent op de ervaring van de kijker of toeschouwer. Maar met de ‘beleving‘ van de bezoeker zijn vele musea de afgelopen jaren al aan de slag gegaan. Dat is niet iets van immersieve kunst alleen.

Van Gelder citeert Patrick Alders, directeur van Fabrique des Lumières die geprojecteerde immersieve kunst aanbiedt: ‘Mensen zeggen vaak: ‘Wat gaaf, dit wil ik wel in het echt zien.’ Op deze manier kunst ervaren gaat direct naar je hart. Dat maakt het toegankelijk. Een museum bezoeken kan heel hoogdrempelig voelen. En dan sta je daar en moet je het bordje ernaast lezen om het te begrijpen. Dan ben je vooral met je hoofd bezig.’

Het lijkt erop dat Alders een verkeerd beeld van de museumsector heeft. Hij maakt een parodie van wat er gebeurt in Nederlandse musea. Zijn hypotheses claimen veel en geven hem de ruimte om van alles te beweren. Van Gelder vraagt niet door. Het langlopende debat in de museumsector over wel of niet een tekstbordje bij een kunstwerk lijkt ook aan Alders voorbijgegaan te zijn.

Imersieve theaterervaringen ‘die de laatste jaren vaker in Amsterdam en omstreken te zien zijn‘ stelt Van Gelder voor als iets nieuws. Dat is onzin, immersief drama is zo oud als het theater zelf. Van Euripides tot Shakespeare, Dogtroep, Vis-à-Vis en Royal de Luxe. Waarom kwam Bertolt Brecht anders met zijn episch drama dat als opzet had om de illusie te doorbreken en de toeschouwer aan het denken te zetten? Ook ‘klein’ Kammerspiel van August Strindberg kan de toeschouwer onderdompelen. De klassieke Hollywood-film waar de constructie wordt verhuld is per definitie immersief.

Popularisering in de kunst kan werken. De uitleg van Van Gelder over immersieve kunst is onvolledig, kort door de bocht en gekleurd. Haar artikel roept de vraag of ze voldoende tijd heeft genomen om het onderwerp immersieve kunst goed uit te werken. Het lijkt erop dat ze de lezer van Het Parool onderdompelt in een infomercial voor Fabrique des Lumières.

Gepruts bij kunstbeurs ‘[re]Discoveries’ van coach Manuela Klerkx

Schermafbeelding van post van Manuela Klerkx van 25 februari 2024 op Instagram.

Kunst is een verdienmodel. En kunstenaars zijn soms een halffabricaat om winst te maken. Kijk naar de organisatie van de EuropArtFair. Over de rug van kunstenaars organiseert de Stichting Kunstweek van Raoul Locht kunstbeurzen om kunstenaars hoge instaptoeslagen te vragen en zo winst te maken. Zie mijn commentaar van juli 2022. Of exposities in de buitenmarge van de Biënnale van Venetië met kunstenaars die duizenden euro’s voor wat vierkante meters betalen.

Over commerciële kunstbeurzen kan men nog zeggen dat ze zijn wat ze zijn. Hoewel ze dat met veel marketing proberen te verhullen. Wie er als kunstenaar instapt kan echter weten wat de uitgangspunten zijn.

Schermafbeelding van deel artikel ‘[re]Discoveries in Amsterdam’ op uitzinnig.nl, datum onbekend.

Dat was anders bij de recente kunstbeurs [re]Discoveries die op 9 en 10 maart 2024 plaatsvond in Loods 6 in Amsterdam. Een commerciële ruimte die men kan huren. Het werd georganiseerd door Manuela Klerkx die coach van de professionele en niet-professionele exposanten is. Of was. Want kunstenaars die gecoacht worden door de organisator zijn afhankelijk van de coach. Als daar vervolgens commerciële tarieven om deel te kunnen nemen en een percentage bij verkoop bijkomen, dan wordt het een verdienmodel dat een ethische grens overgaat.

In de media is geen enkel kritisch geluid terug te vinden over het uitgangspunt van [re]Discoveries en de afhankelijkheid van de deelnemers van coach Manuela Klerkx.

Het is nog merkwaardiger. De media-aandacht was positief. Deze kunstbeurs wist het tot de uitzending van 7 maart 2024 van Met het Oog op Morgen te schoppen (na 50’10”). Bij de introductie van de presentatrice gaat het gelijk al fout als ze zegt: ‘In Amsterdam opent morgen een kunstbeurs die draait om kunst van mensen die pas op latere leeftijd kunst zijn gaan maken. Mensen die al een hele carrière achter de rug hadden en het roer omgooiden‘.

Dat kan de redactie niet anders dan door organisatrice/coach Manuela Klerkx ingefluisterd zijn. Maar niet alle deelnemers voldoen aan dit profiel. Sommige deelnemers hebben een lange carrière als professionele kunstenaars zonder overgestapt te zijn vanuit een ander beroep. Ze worden in de marketing van Klerkx zoals die doordringt tot Het Oog genadeloos in een frame gewrongen dat haar als coach uitkomt.

Dit is des te schrijnender omdat de publieke omroep karig aandacht besteedt aan beeldende kunst vanwege de kunst. Als het gebeurt, dan gaat het niet om de kunst, maar om een bijzaak. Zoals in dit geval mensen die vanwege een crisis als hobbyist in de kunsten verzeild zijn geraakt. In het item van Het Oog wordt Manuela Klerkx niet genoemd, het uitgangspunt van [re]Discoveries niet toegelicht en wordt evenmin gezegd dat Klerkx coach van de exposanten is en daar dubbel geld aan verdient.

Gedachte bij de foto ‘Art opening’, 1950-1959

Walter Silver, Art opening, 1950-1959. Collectie: Walter Silver photographs.

Op de opening van een tentoonstelling in een galerie zal altijd iemand op enig moment er verloren bij staan. Niet bijstaan, want dat suggereert gezelschap.

De man in de hoek is wellicht de kunstenaar. Hij doet in de verte denken aan toneelschrijver Arthur Miller, maar hij ziet er te shabby uit. Dus hij is het niet. Fotograaf Silver neemt hem op de korrel en de man kijkt terug.

Het gekantelde beeld roept het idee op dat de orde is verstoord. De man leunt naar links alsof hij op een schip zijn evenwicht bewaart. Met de handen in zijn zakken. De Amerikaanse manier van doen die toen in Europa niet kon.

Hoe dan ook hebben bezoekers aandacht voor elkaar. Zoals altijd. Welke werken we zien is door Silver niet genoteerd. Doet het ertoe? De foto gaat om de man die er verloren bij staat. Ach, niks aan de hand.

Veel foto’s van Walter Silver uit die tijd geven een impressie van openingen in galeries in New York City. Aardig om in te grasduinen.

Gedachte bij foto ‘Afbeelding van de toekenning van de B.J. Kerkhofprijs aan de (afwezige) kunstenaar Jop Goldenbeld in het gebouw van het genootschap Kunstliefde (Nobelstraat 12a) te Utrecht’ (1982)

M. Kooren, Afbeelding van de toekenning van de B.J. Kerkhofprijs aan de (afwezige) kunstenaar Jop Goldenbeld in het gebouw van het genootschap Kunstliefde (Nobelstraat 12a) te Utrecht, met van links naar rechts de juryleden prof. dr. E.K.J. Reznicek (hoogleraar Kunsthistorisch Instituut, Universiteit Utrecht), E. Hendriksen (voorzitter Adviescommissie Beeldende Kunsten te Ede), mevr. dr. L.M.J.K. Brozek-Dolezal (conservator Centraal Museum, met het bij de prijs behorende wisselpalet) en ir. K. van der Gaast (voorzitter van het Genootschap Kunstliefde). Op de voorgrond de marmersculptuur “Paar” van de hand van Goldenbeld, 1982. Collectie: Het Utrechts Archief.

Deze foto raakt me om verschillende redenen. Niet alleen omdat ik conservator Libuse Brozek kende. Ze heette in toenmalig Tsjecho-Slowakije Brozkova omdat ze met ‘Brozek’ getrouwd was, maar in Nederland mocht ze zich zo niet noemen. In 1968 kwam ze tijdens de Praagse lente naar Nederland. Bij het Centraal Museum trad ze een jaar later in dienst en werd uiteindelijk conservator Moderne kunst. In 1991 overleed ze onverwachts. Een schok voor velen.

Libuse erkende in een vroeg stadium de kwaliteit van toenmalige jonge kunstenaars als Marlene Dumas. Bij aankopen was haar verzuchting vaak: ‘die kunstenaar heeft het zo moeilijk‘. Kortom, de menselijke maat.

De foto is genomen in de ruimte van Genootschap Kunstliefde aan de Nobelstraat 12 te Utrecht. Dit genootschap staat sinds enkele jaren financieel onder druk vanwege de machinaties van het Boellaardfonds. Dat was een fonds dat als doelstelling had om Kunstliefde te financieren.

Het Boellaard-bestuur dacht daar anders over, het bestuur van Kunstliefde lette niet op en eenzijdig en zonder overleg met het bestuur van Kunstliefde wijzigde het Boellaardfonds de doelstelling waardoor het op afstand van Kunstliefde kwam te staan. En de huur van het pand werd verhoogd en de geldstroom stroomde niet vanzelfsprekend meer naar Kunstliefde.

Intussen is het pand Nobelstraat door het Boellaardfonds verkocht dat nu kunstfonds probeert te spelen. Een en ander leidde tot rechtszaken, maar het toenmalige Kunstliefde-bestuur beet niet door.

In 1982 was alles nog pais en vree. Het is de combinatie van de oude witte mannen met hun mannelijke blik en die ene vrouw die het licht lijkt te vangen en uit het kader staart die van deze persfoto iets bijzonders maakt. Het staren van Libuse is niet makkelijk te duiden.

Het is opmerkelijk voor een persfoto dat een jury wordt vereeuwigd en de beeldhouwer aan wie de prijs wordt uitgereikt buiten beeld blijft. Wel is de marmersculptuur ‘Paar’ van Job Goldenbeld te zien. Een standaard persfoto die vragen oproept over de dynamiek van wat we zien.

ND geeft vrouw een podium die Asjerabeeldjes vertrapte op tentoonstelling in Doornburgh

Schermafbeelding van deel interviewHarriët (81) vertrapte de Asjerabeeldjes in het Bijbels Museum. ‘Hopelijk komt het tot een rechtszaak’ van Koos van Noppen in het ND, 29 september 2023.

Het viel te verwachten dat het Nederlands Dagblad (ND) een interview met de 81-jarige vrouw zou publiceren die in Buitenplaats Doornburgh in Maarssen op de expositie Exodus Asjerabeeldjes (‘de Godin Asjera’) van de kunstenares Marieke Ploeg vertrapte. Of er op een andere manier op zou terugkomen. De groepstentoonstelling werd samengesteld in samenwerking met het Bijbels Museum.

Dat viel te verwachten omdat in een artikel van Marije van Beek van 24 september 2023 in Trouw werd verwezen naar het Nederlands Dagblad: ‘(..) er was wel een wanklank te horen geweest in de kolommen van het Nederlands Dagblad. Columniste Reina Wiskerke bestempelde het kunstwerk daarin een week eerder als ‘geflikflooi met afgoderij die de God van de Bijbel niet kan verdragen’.

Het gaat om een botsing tussen bevindelijk en gematigd protestantisme waarbij het ND in de verdediging was gedrongen. Dit interview moest dat schoonwassen. Vraag is of die missie geslaagd is.

Het was volgens zeggen van een redactioneel van ND trouwens de betreffende 81-jarige vrouw Harriët Tom die het ND benaderde. Ze wilde erover vertellen. Het redactioneel van Nico de Fijter vraagt zich af of het ND een podium moet geven aan deze vrouw om ‘een zeer kwalijke actie goed te praten‘ Het ND zegt dat je deze vraag met ‘ja’ zou kunnen beantwoorden. Maar ‘toch‘ besloot het ND om het interview de ruimte te geven. Dus ondanks het besef van het ND dat het om ‘een zeer kwalijke actie‘ gaat die het met het interview goedpraat, geeft het de vrouw een podium.

De uitleg van het ND voor plaatsing van het interview met Harriët Tom is warrig. De argumentatie van De Fijter is zwak. Het wordt pas duidelijk wat er precies speelt door de volgende vraag in het interview:

Vraag in het interview met Harriët Tom in artikel ‘Harriët (81) vertrapte de Asjerabeeldjes in het Bijbels Museum. ‘Hopelijk komt het tot een rechtszaak’ in het ND, 29 september 2023.

Het is mogelijk dat de column van Reina Wiskerke in het ND Harriët Tom toch heeft beïnvloed om vast te houden aan haar voornemen. Weliswaar betekent ‘je plan trekken‘ zoiets als ‘het zelf uitzoeken, zonder je veel van anderen aan te trekken‘, zodat de formulering niet toevallig gekozen lijkt om het ND te pardonneren, maar dat wil niet zeggen dat dat voornemen van Tom niet versterkt is door de column van Wiskerke.

Wat Harriët Tom heeft gedaan is ‘zeer kwalijk‘. Haar daad om de Asjerabeeldjes te vertrappen probeert ze te verantwoorden: ‘De crux is voor mij dat het Bijbels Museum de Asjera-expositie heeft gefaciliteerd. Ik beschuldig het Bíjbels Museum van het propageren van valse informatie. Het is misleiding.

Dat kan allemaal kloppen in een gesloten orthodox-protestant wereldbeeld, maar de stap om vervolgens de beeldjes kapot te maken, kan Tom niet uitleggen. Tom zegt: ‘Nee, dit moest fysiek. Woorden alleen waren hier niet genoeg‘.

Tom meet zich een oordeel over het werk van Marieke Ploeg aan als ze zegt dat de beeldjes ‘geen blijvende waarde‘ hebben en: ‘ik heb geen wereldberoemde kunst beschadigd, geen Jan Steen of zo‘. Dat doet er niet toe. Hiermee maakt Tom haar daad alleen maar erger. Ze heeft niet alleen sterke religieuze, maar ook artistieke oordelen die resulteren in geweld. Wat Tom zegt is een vrijbrief om kunst te beschadigen die niet wereldberoemd is. Dat is gekkenpraat.

Volgens Tom heeft het Bijbels Museum een grens overschreden: ‘als het Bijbels Museum afgodsbeeldjes aan bezoekers meegeeft, overschrijdt het een grens‘. Welke grens maakt Tom niet duidelijk. Dat Tom met geweld reageert op een tentoonstelling waar Asjerabeeldjes worden getoond valt alleen te verklaren uit haar religieuze focus. Ze heeft zich bekrompen opgesteld tegenover een culturele uiting die ze niet begrijpt omdat die niet in haar wereldbeeld past.

Directeur Carolien Croon van het Bijbels Museum geeft bij het interview de volgende reactie: ‘Het wordt ingewikkeld als je Godsbeeld zo vaststaat, dat het niet door een andere visie mag worden bevraagd. Dat is verdrietig, zeker in een samenleving met een grote culturele en religieuze diversiteit. Tolerantie en mensenliefde zijn daarin essentieel.

Kunst kan helpen om onszelf te onderzoeken. Zoals vaker bij onze tentoonstellingen was ook bij deze expositie een scala aan visies op religie en spiritualiteit vertegenwoordigd. In de ontmoetingen met bezoekers – onder wie predikanten, pastors en kerkelijk werkers – merkten we dat zij het waardeerden om bevraagd te worden op hun Godsbeeld.‘ 

Het is goed dat het ND dit interview heeft geplaatst. Er was eigenbelang mee gemoeid omdat het ND door een column van Wiskerke ervan werd beschuldigd de eigen achterban opgejut te hebben. Het ND grijpt het interview aan om dat te recht te zetten. Toms uitleg is niet waterdicht of de column haar toch niet beïnvloed heeft. Zij maakt haar beweegredenen om de Asjerabeeldjes te vertrappen niet inzichtelijk. Harriët Tom is het voorbeeld van iemand die in een gesloten religieus wereldbeeld tot daden overgaat. Anderen in dezelfde kring doen dat niet. Waarom zij wel, beantwoordt het interview niet. Dat is eerder een vraag voor een gedragswetenschapper.

Moet Nederland eraan geloven? Wat brengt de christelijke school voor de kunsten I AM?

Schermafbeelding van iam-creativeschool.eu. De andere schermafbeeldingen hebben dezelfde bron.

Graag besteed ik aandacht aan een school in oprichting voor jongvolwassenen ‘die hun relatie met God willen verdiepen‘. De school heeft een samenwerkingsverband met De Bazuin familiekerk in Nieuwegein, waar tevens de school is gevestigd. De Bazuin is onderdeel van de Volle Evangelie Gemeenten Nederland. Doel van deze kerk is de verkondiging van het evangelie van Jezus Christus.

Het gaat om onderwijs in beeldende kunst, theater en dans dat als motto heeft: ‘Verdiep je geloof en ontwikkel je creatieve talent!‘ De ambitie is groot: ‘Bij I AM leren studenten niet alleen creatieve vaardigheden en performen, maar ook om te dienen met hun kunstvorm in sociaal maatschappelijke projecten‘.

Het wordt een opleiding van 1 jaar die als ‘tussenjaar‘ wordt aangekondigd. Het kan volgens I AM een opstapje zijn voor een kunstacademie, maar ook voor de ‘eigen geloofs- en talentontwikkeling‘. Er zijn geen toelatingseisen voor de vakken beeldende kunst en theater, voor dans wordt ‘enige leservaring‘gevraagd. 

Het is de opzet van I AM (Intuitive Arts Movement) om in het schooljaar 2025 met een ‘fulltime‘ opleiding te beginnen. Of dat lukt is onduidelijk. In de tussentijd worden er masterclasses en online cursussen gegeven. Op dit moment zijn er vijf docenten.

Van woensdag tot en met zondag zal er les worden gegeven. Op woensdag wordt er ‘bijbelonderwijs gegeven, wat de basis is voor onze creativiteit‘. 

De informatie is verwarrend. Is de school gevestigd in Amsterdam of Nieuwegein? Waarom wordt er € 200 korting geven op het lesgeld van € 4700 (exclusief € 60 inschrijfgeld en € 299 kosten projectweek) als de school mogelijk pas in het schooljaar 2025 van start gaat? Omdat I AM niet geaccrediteerd is, kunnen studenten geen studiefinanciering aanvragen. Wat domineert in het lesprogramma? De verdieping van het christelijk geloof of de ontwikkeling van het creatieve talent? Het lijkt er sterk op dat het geloof vooropstaat.

Een indruk wat de ‘christelijke school voor de kunsten‘ kan worden in het schooljaar 2025 is de omschrijving van een vijfdaagse online cursus ‘ARTIST WITH A MISSION‘ die najaar 2023 gegeven wordt. Dat gaat om beeldende kunst. Er worden tips gegeven over de beroepspraktijk van een kunstenaar tot ‘profetisch creëren‘. Dat wordt omschreven als ‘leren samenwerken met de Heilige Geest in het creëren van kunst‘. In de laatste les wordt gekeken of ‘God een unieke missie voor jouw kunstenaarschap heeft‘.

Er worden zware geloofseisen gesteld aan studenten van 17 tot 30 jaar. Loodzwaar. Het lijkt de opzet van de school om ze ideologisch te vormen. Vraag is of de kunsten op deze opleiding meer zijn dan een middel om dat christelijke geloof te versterken. Dat valt te betwijfelen. Is de betekenis van kunst voor de geloofsontwikkeling meer dan een katalysator die onveranderlijk in het proces is?

De toekomst van de school in oprichting valt moeilijk in te schatten. Als er in 2025 gastdocenten instromen en de opleiding werkelijk van start gaat, dan kunnen er andere accenten gelegd worden. Ook afhankelijk van wat de markt vraagt en kandidaat-studenten zoeken. Er moeten nog vele hordes genomen worden om de ‘fulltime‘ school te realiseren.

Reden voor het oprichten van deze school is gelegen in een droom van Jennifer Baker. Ze zegt dat het begon ‘met een beeld dat God‘ haar gaf. Iets vergelijkbaars overkwam Carla Veldhuis die zegt dat ‘God haar duidelijk [maakte] dat er genoeg kennis en ervaring was om een school op te zetten‘. De beweringen van Jennifer en Carla kunnen niet onafhankelijk op echtheid worden gecontroleerd.

Richard Bell: ‘Don’t Eat Cake. Eat the Rich’ (2020)

Richard Bell, Red Dye(t), 2020, acrylic on linen, 180 x 240 cm. Courtesy of the artist and Milani Gallery, Brisbane. Photo: Christo Crocker.

Soms denk je het te begrijpen. Maar begrijp je het niet. Of toch wel? Dit schilderij van de Aboriginal-Australische kunstenaar Richard Bell raadt aan geen taart te eten, maar rijken.

Dat lijkt een verwijzing naar de Franse koningin Marie-Antoinette die ooit gezegd zou hebben dat als er geen brood is het volk brioche moet eten. Zoals vaker met dit soort uitspraken heeft Marie-Antoinette dat nooit gezegd, maar is het aan haar toegeschreven. Dan is de uitspraak al een eigen leven gaan leiden.

Richard Bell zegt om geen taart, maar rijken te eten. Hoe hij dat bedoelt is onduidelijk. Waarschijnlijk niet letterlijk, maar figuurlijk. Dan spreekt hij spreekt in beeldspraak om het bezit van de rijken tot zich te nemen. Zeker is dat niet. Kannibalisme bestaat, dus het is begrijpelijk dat het ook zijn weerslag in de bedeelde kunst vindt. Met vette rode verf die stroomt als bloed.

Goya vatte het eten van mensen in een van zijn donkere schilderijen letterlijk op. Hoewel het de verbeelding van een mythe is. Hij laat Saturnus zijn zoon verslinden. Alles valt uit- of in te beelden. In droom, fantasie, politiek statement of hersenschim.

Francisco de Goya. Saturno devorando a su hijo, 1819–1823. Collectie: Museo del Prado, Madrid.

Gedachte bij foto ‘Modern art stirs row at Academy’ (1947)

Paul England, Burning Bush, 1947. Tentoongesteld op de 142nd Annual Oil Exhibition 1947 in Philadelphia, Pennsylvania. Credits: The Pennsylvania Academy of the Fine Arts’ Dorothy and Kenneth Woodcock Archives.

De geschiedenis van de PAFA (Pennsylvania Academy of the Fine Arts) maakt de titel van onderstaande foto begrijpelijk. De jaarlijkse tentoonstellingen begonnen in 1811 en kwamen in 1969 tot een einde. De kunstenaars werden door een jury beoordeeld of uitgenodigd. Vanaf 1885 werd uitsluitend Amerikaans werk geaccepteerd. Het was een verkooptentoonstelling.

De titel van de onderste foto is: ‘Modern art stirs row at Academy‘. Ofwel, het schilderij Burning Bush van Paul England, een abstract van de modernistische school, zorgt voor tumult op de 142ste Jaarlijkse Tentoonstelling van Olieverven 1947 in Philadelphia.

Geen mooie foto met een toeschouwer die kunststudente zou zijn. Het was de machtige Porter F. Cope die in 1947 al 77 was en in 1950 op 81-jarige leeftijd zou sterven die England de voet dwars probeerde te zetten. Zo suggereert de beschrijving bij de onderste foto.

De jaarlijkse tentoonstelling had een conservatief karakter: ‘the stated intention of the Academy to make its annuals representative of the art produced across the entire country, not just the east coast avant garde‘, zegt de geschiedenis.

Was het daarom dat het werk van Paul England in 1947 voor tumult zorgde? Hij was immers positief beoordeeld of uitgenodigd door de jury waarin Porter F Cope een belangrijke stem had. Kwam hij met een werk dat afweek van zijn eerdere werk en meer de kant van de avant garde uitging? Dat weten we niet. Englands werk STILL LIFE WITH PLANT uit 1957 is behoorlijk middle of the road.

I’m not Gary

Dit stukje verscheen eerder op George Knight Kort op 23 juni 2012.

De Canadese kunstenaar Stan Douglas maakt de verwarring simpel in zijn short I’m not Gary. Maar schept bij kijkers verwarring. Een afgerond Monodrama met begin, midden en eind. De zwarte man is niet inwisselbaar. Wat verwachten kijkers te zien? 

Een verschil met het voor CBS-televisie geproduceerde ‘Survivor: Guatamala‘. Verwarring in het programma is het onderwerp. Het verwijst niet naar de buitenwereld.

Stan Douglas, still uit ‘Monodramas, 1991: I’m Not Gary | © Stan Douglas.

Treffender kan het verschil tussen beeldende kunst en beeldcultuur, tussen binnenkant en buitenkant, tussen concentratie en verstrooiing, tussen cinema en televisie niet worden geschetst. Invulling en opvulling.

Guillaume Bijlland in Hongarije (1966)

Hongarije, Boedapest XII. Bierstraat 18, Árpád Szakasits Gemeenschapshuis van Hongaarse optische werken. Bizományi Áruház Váltat (BÁV) kunstveilingtentoonstelling, 1966. Collectie: Fortepan.

In 2019 had de Belgische kunstenaar Guillaume Bijl een presentatie in Galerie Mieke van Schaijk in Den Bosch. Met de ‘Sorry-installatie‘ die aan een verzamelaar werd verkocht. Op de finissage had Alex de Vries een interessant en vermakelijk gesprek met de kunstenaar. Bijl stelde zich inschikkelijk op.

Het werk van Guillaume Bijl zag ik voor het eerst in het Centraal Museum in 1989 op de openingstentoonstelling ‘Groeten uit Utrecht‘ van de toen kersverse directeur Sjarel Ex. In het hele museum vonden interventies plaats. In musea kwam toen de praktijk op om hedendaagse samen met oude kunst te presenteren. Later werd dat een maniertje.

De interventie van Bijl was minimaal en doelmatig. Met een witte badjas aan een haakje, een houten krukje en een bordje ‘Sauna’ toverde hij de met houten latten gelambriseerde koffiekamer om tot sauna. Of een deel ervan. Tien jaar later sneuvelde de koffiekamer in de zoveelste verbouwing van het Centraal Museum. Bijl keek trouwens op z’n neus toen hij in een Utrechts restaurant geen frites kreeg, maar het moest doen met gratin dauphinois. Zo hard kan de werkelijkheid zijn.

Toen ik de bovenste foto zag was mijn eerste gedachte: Guillaume Bijl. Zo worden kunstliefhebbers geconditioneerd. Maar hij is het niet. Het is een Hongaarse verkooptentoonstelling uit 1966.

Toch lijkt veel op Bijl als je erop gaat letten. Zoals Cruyff zei: ‘je ziet het pas als je het door hebt‘. Dat door hebben wil zeggen dat de wereld Bijlland is. Dat is een troost en geruststelling. Veilig ingekaderd.

Bijl is niet de eerste kunstenaar die het domein van de kunst oprekt tot diep in de realiteit. Zover dat de argeloze passant niet weet dat er een grens loopt. Dat vernieuwt de blik op de wereld indien men het beseft en laat niks gebeuren als men het niet beseft. Dat bestaat naast elkaar. Zonder twijfel bestaat Bijlland. Zoals vele parallelle werelden in hogere en lagere sferen. Al is het in de verbeelding van de kunstenaar en degenen die het zien. Of willen zien.

Anteprima 4. Guillaume Bijl, 1992. Collectie: Museum Castello di Rivoli.