Popularisering is niet per definitie verkeerd. Zo las ik als jongetje verhalen over historische figuren van Oom Wim (l’ Oncle Paul) in striptijdschrift Robbedoes. Mijn interesse in geschiedenis werd erdoor gewekt. In elk geval werd de verbeelding geprikkeld. Legendarisch zijn de Classics Illustrated. Bewerkingen in strips van literaire klassieken. In Nederland verschenen vanaf 1956 de Illustrated Classics.
Het idee is dat ‘hoger cultuurgoed’ via ‘lager cultuurgoed’ een publiek bereikt. Het uitgangspunt is dat de hogere cultuur naar beneden doorsijpelt en als effect heeft dat het publiek zich uiteindelijk wendt tot de originele bron. Lager cultuurgoed wordt voorgesteld als ‘instapmodel’ voor hoger cultuurgoed.
In het artikel ‘Waarom slaat immersieve kunst zo aan? ‘Op deze manier kunst ervaren gaat direct naar je hart’ van 23 maart 2024 in Het Parool neemt Lorianne van Gelder het op voor deze popularisering. Merkwaardig is echter dat ze het uitsluitend koppelt aan immersieve kunst.
Herinneren we ons het project uit 2022 in Almere om een museum van immersieve of onderdompelende kunst te realiseren? Het werd een mislukking. Veelzeggend was de uitleg van toenmalig manager Denise de Boer die het koppelde aan de ruimte die er in Almere wel was, maar elders in Nederland niet. Zo meende ze.
Interessant is dat De Boer erop wees dat er verschillende soorten immersieve kunst zijn: ‘Werken van Vincent van Gogh worden groot geprojecteerd. Je loopt dan echt door schilderijen heen. Toch is dat iets heel anders dan wat wij in Almere willen. Het werk van Van Gogh is natuurlijk nooit zo bedoeld. Bij ons wordt de ervaring echt gecreëerd door de kunstenaar.‘
Van Gelder legt bij geprojecteerde immersieve kunst het accent op de ervaring van de kijker of toeschouwer. Maar met de ‘beleving‘ van de bezoeker zijn vele musea de afgelopen jaren al aan de slag gegaan. Dat is niet iets van immersieve kunst alleen.
Van Gelder citeert Patrick Alders, directeur van Fabrique des Lumières die geprojecteerde immersieve kunst aanbiedt: ‘Mensen zeggen vaak: ‘Wat gaaf, dit wil ik wel in het echt zien.’ Op deze manier kunst ervaren gaat direct naar je hart. Dat maakt het toegankelijk. Een museum bezoeken kan heel hoogdrempelig voelen. En dan sta je daar en moet je het bordje ernaast lezen om het te begrijpen. Dan ben je vooral met je hoofd bezig.’
Het lijkt erop dat Alders een verkeerd beeld van de museumsector heeft. Hij maakt een parodie van wat er gebeurt in Nederlandse musea. Zijn hypotheses claimen veel en geven hem de ruimte om van alles te beweren. Van Gelder vraagt niet door. Het langlopende debat in de museumsector over wel of niet een tekstbordje bij een kunstwerk lijkt ook aan Alders voorbijgegaan te zijn.
Imersieve theaterervaringen ‘die de laatste jaren vaker in Amsterdam en omstreken te zien zijn‘ stelt Van Gelder voor als iets nieuws. Dat is onzin, immersief drama is zo oud als het theater zelf. Van Euripides tot Shakespeare, Dogtroep, Vis-à-Vis en Royal de Luxe. Waarom kwam Bertolt Brecht anders met zijn episch drama dat als opzet had om de illusie te doorbreken en de toeschouwer aan het denken te zetten? Ook ‘klein’ Kammerspiel van August Strindberg kan de toeschouwer onderdompelen. De klassieke Hollywood-film waar de constructie wordt verhuld is per definitie immersief.