Museum Het Valkhof en Museum Arnhem betrekken nieuwe publieksgroepen als klankbordgroep bij vier tentoonstellingen in project ‘Ontgrenzen’. Fundamenteel anders of handige marketing?

Daar is weer zo’n kop van een nieuwsmedium dat de lading van het artikel niet dekt. Er wordt in de kop iets gezegd dat in het artikel wordt weersproken. Heeft de eindredacteur die de kop heeft gemaakt het artikel niet gelezen of niet goed begrepen? Allebei is mogelijk.

De kop is onjuist. Ook iemand die geen verstand heeft van hoe een museum reilt en zeilt kan weten dat de kop niet klopt De kop veronachtzaamt de vakprofessional en vervangt dat door dom populisme. Wat volgt? ‘Publiek vormt voorhoede van Nederlands Elftal‘, ‘Publiek maakt eten in sterrenrestaurant‘ of ‘Publiek vervangt ministers in Vrijdagse ministerraad’?

In hoeverre De Gelderlander en beide musea publicitair onder een hoedje spelen om een wilt voetje te halen bij de regionale politiek en het binnenhalen van een miljoen overheidssubsidie te verantwoorden is de vraag. Het kan dat dit artikel dit experiment van beide musea meer beschadigt dan de eindredactie ervan beseft.

Beide musea laten het publiek niet zelf tentoonstellingen maken. Dat is uiteraard praktisch onmogelijk omdat het publiek de kennis, vaardigheid en het netwerk hiertoe mist. Dat is logisch omdat anders museummensen overbodig zouden zijn. Ofwel, het maken van tentoonstellingen gebeurt door museumprofessionals met ervaring. Ze hebben een vak dat niet zomaar door leken vervangen kan worden.

Het gaat erom dat twee musea, te weten Museum Het Valkhof in Nijmegen en Museum Arnhem samenwerken om nieuwe, moeilijk bereikbare publieksgroepen naar hun museum te trekken. Dat doen deze musea volgens eigen zeggen door ‘publieksgroepen te vragen de tentoonstelling mee in te richten‘. Het gaat om samenwerking met publieksgroepen terwijl de coördinatie zoals gebruikelijk bij het museum ligt. Wat er ‘fundamenteel‘ anders is aan zo’n vermeend nieuwe opzet is dan ook de vraag.

De betrokkenheid van de publieksgroepen bestaat eruit dat geselecteerde leden van achtereenvolgens vier verschillende publieksgroepen in vier tentoonstellingen als ‘public in residence‘ meedenken over de inhoud. Twee in Nijmegen, twee in Arnhem. Het heeft zelfs een projectnaam: ‘Ontgrenzen‘. De geselecteerde leden van de publieksgroepen leveren suggesties aan waarmee de medewerkers van de musea aan de slag gaan om een tentoonstelling te maken.

De Gelderlander voegt toe: ‘Voor dit plan hebben de musea subsidie gekregen van het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen, de zogeheten de BIS-gelden (Basis Infra Structuur). In totaal 1 miljoen euro, 250.000 voor elke tentoonstelling. De Raad voor Cultuur, die het plan beoordeelde, is enthousiast over de vernieuwende benadering van publiek die fundamenteel anders is.

Of dit plan werkelijk anders en vernieuwend is valt te bezien en moet geëvalueerd worden. Elke poging om publieksgroepen naar musea te trekken die tot nu toe het museum moeilijk weten te vinden is hoognodig en waardevol. Want musea zijn conservatieve bastions.

Maar het is onduidelijk of het betrekken van een geselecteerde publieksgroep de oplossing is. Nieuw is dat geenszins. Buitenstaanders zijn vaak al betrokken bij het maken van tentoonstellingen. Of als klankbordgroep, bruikleengever of experts. ‘Ontgrenzen‘ is een initiatief dat aan ‘de buitenkant’ blijft en de organisatie en werkwijze van het museum niet fundamenteel wijzigt. Zo beredeneerd kan het als een defensieve handelswijze van beide musea worden opgevat.

Hedwig Saam van Museum Het Valkhof houdt een slag om de arm: ‘Het is een toegepast onderzoek dat kan leiden tot een nieuwe aanpak in musea. Dat is wat wij hopen en waarom de Raad voor Cultuur ons steunt‘. Maar niets is zeker.

Nogmaals het Afrika Museum en het disfunctioneren van het NMvW

Huize Ooster Meerwijk (uit 1932): een tehuis voor alleenstaande heren, gerund door de fam. Mulder; vanaf begin jaren 50 Huis van de Paters van de Congregatie van de Heilige Geest , waar vanaf 1954 Afrikaanse voorwerpen werden tentoongesteld (het begin van het Afrika Museum), 1925. Reproductie van een ansichtkaart. Collectie: Fotocollectie Regionaal Archief Nijmegen.

Update 5 september 2022: Het NMvW is de Liberace van de Nederlandse museumsector. Het wordt in de eigen sector niet serieus genomen, maar bij media, politiek, ministerie en in de publieke opinie wel. Het NMvW heeft een goede politieke lobby en veel medewerkers publiciteit. Door politieke dwarsverbanden erbij te halen die niks met de museale praktijk te maken hebben probeert het MNvW de eigen professionele museale gebreken te verhullen.

Het lijkt er sterk op dat die lobby succesvol is geweest bij de leiding van het geschiedenisprogramma Andere Tijden en regisseur Paul Ruigrok. Op z’n best kun je zeggen dat de uitzending die op 5 september 2022 werd uitgezonden op NPO2 onevenwichtig was. Op z’n slechts kun je zeggen dat die uitzending een politiek doel had: het uit de wind houden van het NMVW. Hoe dan ook was de uitzending onbegrijpelijk over het Afrika Museum omdat de basale informatie niet werd gegeven.

Journalistiek handelde Andere Tijden bedenkelijk omdat broeders met verstand van zaken over het Afrika Museum, zoals adviseur Carel Verdonschot de eindmontage niet hebben gehaald. Terwijl er uitgebreid met hen is gesproken. Een missionaris die van toeten noch blazen wist over de recente ontwikkelingen van het museum en de controverse met de NMvW maakte Andere Tijden tot een soort woordvoerder hierover. Is dat nou zorgvuldige journalistiek die beide partijen eerlijk aan het woord laat?

Het is jammer dat Andere Tijden met deze uitzending op twee stoelen tegelijk wilde gaan zitten, maar uiteindelijk tussen twee stoelen met een klap op de grond belandde. De verhalen van de oud-missionarissen waren ontroerend en oprecht. Dat had de enige focus van dit programma moeten zijn. Waarom werd het Afrika Museum er bijgehaald terwijl dat afgeraffeld moest worden en de informatie die tot uitleg en begrip had kunnen leiden in de montage was gesneuveld? Gemiste kans, Andere Tijden.

Gisteren 17 maart 2022 vroeg een journalist van de regionale pers in Gelderland wat mijn relatie was met het Afrika Museum. Hij zocht contact met me naar aanleiding van mijn commentaarAfrika Museum stapt per januari 2025 uit het NMvW en zou geen rijkssubsidie meer ontvangen. Hoe logisch is dat?‘ van 2 maart 2022 over het Afrika museum waarin ik kritisch was op het NMvW (Nationaal Museum van Wereldculturen). Ik antwoordde hem per e-mail het volgende:

Met het Afrika Museum heb ik geen relatie. Ik heb nooit met een huidig of voormalig betrokkene of medewerker direct contact gehad. 

Het Afrika Museum is tot 1 januari 2025 fusiepartner van het NMvW. Op deze koepel van volkenkundige musea heb ik kritiek. 

Dat ontstond toen ik me vanaf 2012 inzette voor het Wereldmuseum in Rotterdam toen directeur Stanley Bremer daar de scepter zwaaide. Ik had toen contact met medewerkers, museummensen en politici over de in mijn ogen ongewenste koers van dit museum. Ik werkte met andere burgers samen in enkele publieksacties om dit onderwerp hoog op de agenda te plaatsen. Dat was uiteindelijk succesvol. Die stukken over het Wereldmuseum zijn op mijn blog na te lezen. 

In 2017 werd het Wereldmuseum een ’samenwerkingspartner’ van het NMvW. Dat was een politiek haalbare oplossing die voor dit museum om allerlei redenen niet ideaal bleek te zijn. Stuitend was in mijn ogen het gebrek aan professionalisme van het NMvW en het niet werken volgens de geldende museale normen op het gebied van beheer en brandveiligheid. De stukken met kritiek op het NMvW zijn op mijn blog na te lezen. 

Het verbazingwekkende was naar mijn idee dat binnen de museumsector dat gebrek aan professionalisme van het NMvW bekend was en breed gedeeld werd, maar toch niet doordrong tot de publieke opinie. Integendeel, het management van het NMvW bleef mooie sier maken in de media en de politiek. Ook de media beten niet door, begrepen niet waar het NMvW voor stond of lieten zich misleiden door het politieke sausje dat het management naar buiten bracht. Ik kon er niet anders in zien dan een Potemkin-façade van een slecht geleid museum dat politiek de wind mee had, maar achter de schermen slecht presteerde.

Dat uitte zich in het Wereldmuseum in een afhankelijkheid van het NMvW zoals niet was afgesproken. Dat ging in tegen de beloften van Rotterdamse raad en college om het Wereldmuseum een Rotterdamse signatuur te laten behouden. Maar op de fractievoorzitter van de plaatselijke PvdD na was er geen enkele Rotterdamse bestuurder die het NMvW en het Rotterdamse college aan deze afspraak wilde houden. 

Een waterscheiding was ‘POWERMASK’ (2017-18) dat voorlopig de laatste tentoonstelling oude stijl in het Wereldmuseum was waarin de kunstobjecten centraal stonden voordat het NMvW met populisme, behaagzucht en politiek gewenste geluiden dit museum overnam. Dus tegen de afspraken over de Rotterdamse signatuur in. Zie: 

Deze uitweiding verklaart hoe ik uiteindelijk bij het Afrika Museum uitkwam. Eerder vanuit het directief opereren van het NMvW, dan vanuit het Afrika Museum zelf. Ik herkende in het persbericht van de Spiritijnen en Carel Verdonschot wat ik wist over het Wereldmuseum en over de populistische weg die naar mijn idee het NMvW was ingeslagen. 

Het gaat in deze e-mail te ver om te specificeren waarom ik zo kritisch ben op het vorige en huidige management van het NMvW. Maar ik neem aan dat ik u in een  rode lijn heb duidelijk gemaakt wat mijn grieven zijn tegen het management van het NMvW. Het valt in de blogposts daarover na te lezen. 

Leiden foto’s van katholieke feesten in Nijmegen achteraf tot schaamte (1927-1932)?

Foto Grijpink, Praalwagen Missie-week met de tekst : “Katholiciteit: gaat en onderwijst alle volkeren”, 1927. Collectie: Fotocollectie Regionaal Archief Nijmegen.

Wat herkennen we bijna 100 jaar later van bovenstaande foto uit 1927? Hoe kunnen we erkennen wat we nauwelijks herkennen? Wat is ‘Katholiciteit‘ behalve een onhandig afgebroken titel van een tekst op een praalwagen? Wat is er zinvol aan de pretentie om andere volkeren te onderwijzen? Zaten ze er in 1927 op te wachten? De afwijzing was blijkbaar nog niet doorgedrongen tot katholiek Nijmegen.

Propaganda, zal de kijker van nu schouderophalend denken. Zo dacht men toen. Men wist niet beter. Als men beter wist, dan deed men alsof men niet beter wist. Zoiets?

Het is geen toeval dat deze foto is opgenomen in het Regionaal Archief Nijmegen. De katholieke zuil trad toen zelfverzekerd naar buiten. Zoals andere zuilen dat ook deden. Met vlaggen, vaandels, optochten, processies en andere blijken die gemeenschapszin, onderlinge verbondenheid en sterkte moesten uitstralen. In dit geval met een praalwagen tijdens een interdiocesane missieweek die van 22 tot 29 mei 1927 plaatsvond.

Vijf jaar later werd het er in katholiek Nijmegen nog malliger op. Het Maria Congres van 1932 wordt gevierd op congresterrein De Wedren. De feestelijkheden worden opgehangen aan een beeldje van Maria dat volgens overlevering ‘in 1592 gered [was] uit de brandstapel op de Grote Markt en daarom ook wel de “zwarte Madonna” [werd] genoemd’. Een beeldje als MacGuffin dat de boel in gang zet.

Op 5, 6 en 7 augustus stond de hele stad in het teken van het Maria Congres. De Wedren was ingericht als congresterrein. Op zondag trok, vanaf villa Belvoir, de plechtige Maria Omdracht door de stad, waarin naast kerkelijke en wereldlijke hoogwaardigheidsbekleders ook talloze katholieke organisaties en muziekkorpsen meeliepen: de groep “het rode ras”, 1932. Collectie: Fotocollectie Regionaal Archief Nijmegen.

Ook het rode ras was in 1932 op dit katholieke feest aanwezig. Zo te zien met attributen uit de speelgoed- of carnavalwinkel. Dat niveau. Een lid van dit rode ras draagt een moderne bril anno 1932.

Allemaal niet echt natuurlijk, maar lekker doen alsof men een ander is in de huid van een ander zorgt voor de lol. Of noem het religieuze educatie. Tegenwoordig wordt dat culturele toe-eigening genoemd. Daar wordt felle strijd over gevoerd. Maar in 1932 was dat nog niet zo ver. Het echte rode volk wachtte immers op onderwijs van de katholieke zuil? Toch?

Een ding mag je die katholieke zuil van toen nageven, in verkleedpartijen, projecties en omkeringen van de waarheid was die niet te evenaren. Het zorgde voor spektakel. Dat dat verkeerde pracht en praal was leiden we nu af uit zulke foto’s. De schaamte voorbij.

Persbericht ‘Beëindiging huurcontract van de Congregatie van de Heilige Geest met het Museum voor Wereldculturen’

In aanvulling op het commentaarAfrika Museum stapt per januari 2025 uit het NMvW en zou geen rijkssubsidie meer ontvangen. Hoe logisch is dat?‘ van 2 maart 2022 publiceer ik met toestemming van de Congregatie van de Heilige Geest een persbericht van deze organisatie van 1 maart 2022. De Congregatie legt uit wat de redenen waren om de huuroverkomst met het NMvW te beëindigen. Opvallend is dat de Congregatie de indruk heeft ‘niet serieus genomen te worden‘ door het ministerie van OCW. Voor de volledigheid, ik kreeg het persbericht pas onder ogen nadat ik het commentaar van 2 maart 2022 had geschreven.

Afrika Museum stapt per januari 2025 uit het NMvW en zou geen rijkssubsidie meer ontvangen. Hoe logisch is dat?

Schermafbeelding van deel artikelPaters nemen Afrika Museum weer in eigen hand na ruzie over de naam en over Afrikaans dorp‘ in de Gelderlander, 1 maart 2022.

Eigenaar van de grond, de panden en de collectie van het Afrika Museum in Berg en Dal zijn de rooms-katholieke paters en broeders van de Congregatie van de Heilige Geest, een internationale missiecongregatie. De Spiritijnen waren overal ter wereld actief en ook in Afrika. De Nederlandse tak richtte zich in het bijzonder op Tanganyika, het huidige Tanzania. Dat verklaart het ontstaan van de collectie van kunstobjecten uit Afrika. Dat namen de broeders en paters mee terug naar Nederland als ze op vakantie kwamen.

De Congregatie zegt volgens het bericht in de Gelderlander per 31 december 2024 het huurcontract op met het Nationaal Museum van Wereldculturen (NMvW). Reden die de paters daarvoor aangeven is dat ze hun Afrika Museum weer zelf willen gaan runnen. Een verschil van inzicht over de koers van het museum ligt aan de breuk ten grondslag. Maar er zijn veel meer redenen voor de breuk die in het artikel ongenoemd blijven. Daarover meer.

De Gelderlander heeft gesproken met lekenadviseur Carel Verdonschot die beseft dat de Congregatie ‘een fikse prijs’ voor de breuk moet betalen. Hij zegt dat ‘het ministerie’ heeft laten weten dat ‘er van hen geen subsidie meer komt‘. Dat het Afrika Museum van de Spiritijnen in 2014 werd gedwongen om te schuilen onder de koepel van het NMvW had een financiële reden. Dat was volgens Verdonschot toen een eis van het ministerie om voor rijkssubsidie in aanmerking te komen. Liefde tussen de Spiritijnen en de NMvW was er nooit.

De adviezen van de Raad voor Cultuur die afgelopen jaren zijn verschenen over het Afrika Museum zijn onevenwichtig en lijken naar een gewenste conclusie toe te werken die afhankelijk is van de politieke wind die er waait in de top van het ministerie van OCW. Zo is het Advies Afrika Museum (2013-2016) van 1 mei 2012, toen het museum nog niet toegetreden was tot het NMvW, positief over de collectie en ‘de heldere positionering’:

Schermafbeelding van deel advies Afrika Museum van 1 mei 2012 van de Raad voor Cultuur.

In een advies van de Raad voor Cultuur in een volgende subsidieronde van 1 mei 2016 nadat het Afrika Museum is opgenomen in het NMvW klinkt een ander geluid over het Afrika Museum.

Schermafbeelding van deel advies Nationaal Museum van Wereldculturen van 1 mei 2016 van de Raad voor Cultuur.

De eis dat het Afrika Museum een afspiegeling van het huidige Afrika moet zijn is oneigenlijk. Want geen enkel Nederlands museum is in de verste verte een afspiegeling van het verzamelgebied waar het zich op richt. Dit klinkt als een gelegenheidsargument dat er aan de haren bijgesleept wordt om het Afrika Museum in een politiek gewenste richting te sturen.

Marktdenken is dominant op het ministerie en het NMvW krijgt een subsidie van 10,145 miljoen euro omdat het universalisme en inspiratie tot wereldburgerschap in haar beleid centraal stelt. Daarbij wenst de politiek één loket om verschillende volkenkundige museum beleidsmatig aan te kunnen sturen. Verschil is dat door een andere politieke wind de waardering voor de collectie van het Afrika Museum in vier jaar tijd veranderd is in waardering voor een ideologisch gekleurd verhaal van het NMvW. De waardering voor het Afrika Museum is grotendeels afhankelijk van de politieke wind en is nauwelijks inhoudelijk of kunsthistorisch bepaald.

Waardering voor (de kunstobjecten in) de collectie van het Afrika Museum was in vier jaar tijd ineens veranderd in het tegendeel. Namelijk van het accent op kunstobjecten en hun verzamelgeschiedenis in een abstract politiek verhaal over universalisme, wereldburgerschap en allerlei vage begrippen waarvoor het management van het NMvW na influistering een willig oor vond bij de Raad voor Cultuur en het ministerie van OCW. En een subsidie van meer dan 10 miljoen euro.

De paradox is trouwens dat door protest van Afrikaans-Franse activisten van Bobiso Media Monde die in 2020 een beeld ontvoerden uit de collectie van het Afrika Museum en een Nederlandse opinieleider als de Ghanees-Nederlandse Akwasi de afgelopen jaren juist die beeldvorming van universalisme en wereldburgerschap van het NMvW vanuit de Afrikaanse gemeenschap werd bekritiseerd als ongeloofwaardig, onheus en vals. Ze haalden het NMvW dat zo graag een linksig imago uitstraalt links in. Zo zei Akwasi op het Erfgoedfestival in oktober 2020 dat het Afrika Museum niet inspireert en op de schop moet.

Het advies van de Raad voor Cultuur uit 2016 is niet zo afhankelijk als het lijkt als het zegt: ‘De kracht van het NMVW zit in het behoud van de drie merknamen. Het is van het belang de authenticiteit van de drie locaties te waarborgen‘. Precies daar is het NMvW de afgelopen jaren de mist ingegaan. Het pompt tentoonstellingen rond tussen de locaties waardoor de authenticiteit en de signatuur van de afzonderlijke musea niet worden behouden. Ze worden door inzet van het management van het NMvW op populisme en marketing inwisselbaar gemaakt. Een directeur of locatiehoofd is er niet en kan niet opkomen voor eigen authenticiteit. In het Afrika Museum was de afgelopen jaren onder meer de superkitsch van fotograaf Jimmy Nelson tot een tentoonstelling over carnaval in onder meer Venetië, Rio de Janeiro en Oost-Europa te zien. Organisatorisch en programmatisch heeft het NMvW het Afrika Museum laten verkommeren. Dat verklaart mede het besluit van de Spiritijnen.

Een en ander roept de vraag op waarom het Afrika Museum van de Spiritijnen als het per 1 januari 2025 weer zelfstandig wordt na de loskoppeling van het NMvW geen subsidie van het ministerie van OCW kan ontvangen. Dat kan ook anders dan via de BIS. Zo goed heeft het NMvW het Afrika Museum afgelopen jaren niet beheerd. Wellicht wel in de papieren werkelijkheid die het NMvW het ministerie van OCW voorspiegelt, maar niet in de museale werkelijkheid. Het is de beurt aan Berg en Dalse, Nijmeegse en Gelderse raadsleden en bestuurders om hier bij het ministerie vragen over te stellen.

Dat wil overigens evenmin zeggen dat het nieuwe Afrika Museum niet zal moeten veranderen om hetzelfde te blijven en het de oude koers van voor de fusie in het NMVW kan voortzetten. De Spiritijnen hebben nog ruim 2,5 jaar om zich te beraden op een nieuwe koers en het zoeken van samenwerking met partners. Een hernieuwde focus op kunstobjecten, de collectie, de verzamelgeschiedenis en authenticiteit biedt de kansen die het NMvW liet liggen. De randvoorwaarden blijven lastig, zoals ook het Missiemuseum in Steyl aantoont dat door de gemeente Venlo op het nippertje van sluiting werd gered.

Merkwaardig is dat een woordvoerder van het NMvW zegt om in de regio Nijmegen op zoek te gaan naar een alternatieve locatie. Als dat is bedoeld om het Afrika Museum publicitair, politiek en wat subsidie betreft de pas af te snijden, dan voelt dat als kinnesinne. Het lijkt vooral iets te zeggen over de echte opvatting van universalisme en wereldburgerschap van het NMvW. Waarom wil het NMvW het nieuwe Afrika Museum beconcurreren en zoekt het geen collegeale samenwerking?

NB: Zie hier het persbericht ‘Beëindiging huurcontract van de Congregatie van de Heilige Geest met het Museum voor Wereldculturen’ van de Congregatie van de Heilige Geest van 1 maart 2022.

D66 Utrecht blijft pleiten voor meer concessies voor de horeca. In de partij der blinden is éénoog Koning

Schermafbeelding van deel artikel ‘Wethouder doet geen toezeggingen over permanente uitgebreide terrassen in Utrecht‘ in de DUIC, 3 september 2021.

Ik woon in Utrecht net buiten de binnenstad en stemde in een ver verleden op het D66 van Hans van Mierlo. Ik voel me onaangenaam aangesproken door D66’er Maarten Koning die zich profileert door steeds maar weer te pleitten voor tegemoetkomende maatregelen voor de horeca. Wat voor D66 denkt hij in hemelsnaam te vertegenwoordigen? Dat is niet het D66 waar ik ooit op stemde, maar een VVD-light.

Voor de volledigheid, afgelopen jaren had ik enkele malen overleg met Ellen Bijsterbosch over een cultureel onderwerp waarbij ik haar leerde kennen als een inhoudelijk, integer en verstandig raadslid met kennis van zaken die probeerde het algemeen belang van de stad te dienen en uiteenlopende betrokkenen met elkaar te verbinden. Bij D66-raadslid Maarten Koning zie ik het omgekeerde. Hij dient vooral zijn eigen marketing en laat zich kennen als de verlengde arm van de lokale horeca.

Hieronder mijn reactie op de DUIC bij een artikel over het pleidooi van Koning om tijdelijke terrasuitbreidingen in de stad permanent te maken. D66-wethouder Klaas Verschuure reageerde vooralsnog terughoudend op Konings verzoek, maar de vrees bestaat dat dit een pose is en Koning straks zijn zin krijgt van zijn partijgenoot.

Omdat ik Konings pro-horeca pleidooi als een teken zie van de verwording van een partij die ten koste van zichzelf het politieke bestel wilde opschudden, maar nu is verworden tot een lobbypartij die deelbelangen dient en de eigen continuïteit vooropzet, besteed ik er aandacht aan. Maarten Koning is als lokale politicus op zich onbeduidend, maar waar hij binnen zijn partij voor staat zie ik als afschrikwekkend waarschuwingsteken van een ooit welgemeende partij:

Oude tijden van Hans van Mierlo en kroegtijger en horeca-ondernemer Hans Gruijters herleven. D66 profileert zich met horeca. Dat is weer eens wat anders dan kunst, onderwijs of zorg. Het accent dat D66 op de horeca legt is geen toeval. De partij is ontstaan in het café en heeft meer dan 50 jaar later blijkbaar die band niet verloochend. Horeca is in het DNA van D66 ingebakken. D66 is weer terug waar het in 1966 begon.

Maarten Koning wilde om economische redenen van de binnenstad van Utrecht tijdelijk ‘één groot terras’ maken. Nu dat gelukt is gaat hij een stapje verder en wil die maatregelen permanent maken. Bestuurlijk is dat niet netjes, maar dat kan deze Utrechtse D66-er niet deren. Hij gaat populistisch voor meer terrassen. 

Een vluchtige zoektocht op internet laat zien dat D66’ers in diverse steden (Gennep, Amstelveen, Voorburg, Lingewaard, Leiden) zich profileren met hun pleidooi voor meer ruimte voor de horeca. Dit is geen toeval. Ook voormalig D66-kamerlid Kees Verhoeven pleitte eerder dit jaar in de publiciteit voor meer ruimte voor de horeca.

D66 mag natuurlijk zelf kiezen waar het zich sterk voor wil maken. Maar het is veelzeggend dat het het zich wil profileren met een pleidooi voor een sterke horeca. Blijkbaar meent D66 hiermee electoraal en publicitair te kunnen scoren. Horeca is een speerpunt voor het huidige D66. Het tekent de ambitie, de intellectuele diepte en de dorst naar meer van het huidige D66. 

Als waar Koning voor pleit past binnen het nieuwe leiderschap waar D66-leider Sigrid Kaag naar verwijst en dat ze door haar gedrag en opstelling in de formatie al binnen een maand eigenhandig om zeep hielp, dan weten we weer wat D66 is. Een partij die goed is in communicatie, marketing en populisme, maar slecht in inhoud. 

Tekenend voor de richting van D66 is dat D66-raadslid Ellen Bijsterbosch die wel voor de inhoud ging in juni 2021 de race om het Utrechtse lijsttrekkerschap verloor van Maarten Koning die zich welbewust in de kijker speelt met zijn populisme en zijn permanente campagne om in de aandacht te blijven met populaire voorstellen. Waarvan zijn pleidooi voor het permanent maken van terrasvergunningen het dramatische dieptepunt is. Bijsterbosch kondigde later aan het voor gezien te houden als vertegenwoordiger van D66 in de Utrechtse raad. In de partij van de blinden is éénoog Koning. 

Hoe moeten we de zinsnede ‘Identiteit is zeker in het linkse Nijmegen een vies woord’ opvatten?

Museum Het Valkhof is voorlopig gered met een bijdrage van de gemeente Nijmegen van 16 miljoen euro. Op termijn vloeit dat bedrag terug naar de gemeente, zo is het idee. Mede door achterstallig onderhoud gaat het dit museum al jarenlang slecht. Afhankelijk van geldschieters is het een probleemgeval geworden dat onderwerp van onderzoek, interim management en grootste plannen is. Conservatoren werden wegbezuinigd zodat het de vraag is wat de kunsthistorische kurk nog is waar dit museum op kan drijven.

Er wordt nu van alles beweerd, geclaimd en geschetst over de toekomst van dit museum. De Gelderse journalist René Arendsen zegt in een column voor Omroep Gelderland onder meer het volgende. Het heeft slechts zijdelings met het onderwerp te maken, maar mijn oog bleef er aan haken.

Arendsen breekt een lans voor de kunst en meent dat links in Nijmegen niks met identiteit heeft. Nu ken ik links in Nijmegen niet, maar links buiten Nijmegen heeft alles met identiteit te maken. Links buiten Nijmegen is identiteit. Het wordt zelfs als reden gegeven waarom links de steun van de witte ‘arbeiders’ verloren heeft omdat het de sociaal-economische onderwerpen, zeg de klassenstrijd die voltooi zou zijn, ingewisseld heeft voor het opkomen voor de emancipatie van vrouwen, homoseksuelen, migranten en welke minderheid dan ook en het bestrijden van het onrecht dat deze groepen zouden ervaren. Behalve de ‘arbeiders’.

Maar is dat dezelfde identiteit die Arendsen bedoelt? Wat bedoelt Arendsen als hij zegt dat identiteit in het linkse Nijmegen een vies woord is? Is het niet net andersom? Namelijk dat links in Nijmegen zoals elders sinds de jaren 1990 te veel is opgekomen voor een abstract idee van identiteit en daarom de gewone brood-en-boter onderwerpen heeft verwaarloosd inclusief de doelgroepen die belang hadden bij de aandacht ervoor? En spreekt hij zichzelf niet tegen omdat regionale identiteitspolitiek in Nijmegen springlevend is?

Het kan zijn dat Arendsen bedoelt dat links in Nijmegen niks heeft met kunst, erfgoed en culturele identiteit en hij stilzwijgend veronderstelt dat wij eten dat links alles heeft met de identiteitspolitiek van de sociale identiteit van bepaalde groepen, maar dat is een loze bewering omdat dit voor de hele politiek van Nederland geldt.

Geen enkele politieke partij in Nederland maakt zich op een vanzelfsprekende, oprechte en niet hijgerige manier hard voor kunst en benadrukt dat de Nederlandse taal, kunst, cultuur, wetenschap en geschiedenis onlosmakelijk samenhangen en het verdienen om bevorderd, gesteund en onderhouden te worden. Zelfs nationalistische partijen doen dit niet, hoewel het omgekeerde het geval lijkt als ze praten over Wilhelmus, Gouden Eeuw, VOC-mentaliteit of de joods-christelijke cultuur. Maar dat is beeldvorming en politieke marketing die niet door beleid wordt gevolgd.

Symbolische incidenten als de oprichting van een Nationaal Historisch Museum die door onder meer de SP werd geïnitieerd en steeds mislukten door interne verdeeldheid benadrukken het ontbreken van visie van de partijpolitiek op de nationale identiteit van Nederland. Alleen als men ermee kan scoren door het binnenhalen van een locatie voor zo’n museum wordt het belangrijk geacht. Of als partijen het kunnen invoegen in hun programma, bijvoorbeeld door het onderscheid met niet-Nederlandse elementen ermee te vergroten.

Het erin opgesloten idee dat nationale identiteit van Nederland met geschiedenis, taal, kunst en wetenschap telt en essentieel is en het verdient om vanuit de eigen verdiensten bevorderd te worden ontbreekt bij zowel de linkse als rechtse politiek. Identiteit wordt door de politiek altijd voor het eigen karretje gespannen. Omdat identiteit die identiteit is zich juist daar per definitie aan onttrekt is dat een zinloze en uitzichtloze poging tot inlijving. Waarschijnlijk bedoelt Arendsen het ook zo, maar hij zegt het anders.

Foto 1: Kabinetsfoto G. Korfmacher Nijmegen.

Foto 2: Schermafbeelding van deel columnMuseum Het Valkhof moet durven kiezen het mooiste verhaal van Nederland te vertellen’ van René Arendsen op Omroep Gelderland, 3 maart 2021.

Heeft Nederland ruggengraat om te strijden tegen alcoholisme?

Dit journaal-item van de Franse publieke omroep ORTF uit 1972 stemt tot nadenken over hoeveel ruimte de Nederlandse lokale politiek nu aan de horeca geeft. Het gaat erover dat er te veel bistro’s zijn. Dat zou de strijd tegen het alcoholisme bemoeilijken. Een nieuw prefectureel decreet beoogt, zo stelt de reportage, om de afstand tussen cafés in Parijs te beperken met een minimale afstand van 75 meter. Wie Paris kent weet dat dat nooit doorgevoerd is. Sinds 1955 kent Frankrijk wel de wet Débré die zegt dat er geen bistro’s kunnen worden gevestigd in de buurt van scholen, stadions, ziekenhuizen, kerken, begraafplaatsen en gevangenissen.

Wie in Nederland afgelopen maanden de plannen langs heeft zien komen van gemeenteraden die over elkaar heen buitelden in hun onderhorige bereidheid om de horeca die door COVID-19 in economische problemen is gekomen tegemoet te komen met grote terrassen, beseft hoe economische argumenten het hebben gewonnen van argumenten over volksgezondheid. Dat op zich is nog niet eens zo verwonderlijk in een samenleving die steeds sterker is gericht op behoeftenbevrediging en genotzucht. Dit journaal-item uit 1972 doet beseffen dat in het recente debat over horeca en de uitbreiding van terrassen in binnensteden dat aspect van alcoholisme en volksgezondheid volledig ontbrak. Dat is verwonderlijk. Vooral omdat Nederland met COVID-19 een stevige gezondheidscrisis voor de kiezen kreeg en blijkbaar de economisch gevolgen ervan wegberedeneert door een ander aspect dat de volksgezondheid bedreigt ongeclausuleerd alle ruimte te geven: alcoholisme.

Wat zegt het over de ambitie en intellectuele diepte van D66 dat het zich profileert met een pleidooi voor meer ruimte voor horeca?

Mijn reactie bij de videoMeer ruimte voor Haarlemse horeca terrassen’ van D66 Haarlem van 9 mei 2020:

Oude tijden van Hans van Mierlo en kroegtijger en horeca-ondernemer Hans Gruijters herleven als D66 zich wil profileren met horeca. Dat is weer eens wat anders dan kunst, onderwijs of zorg. Het accent dat D66 op de horeca legt is geen toeval. De partij is ontstaan in het café en heeft meer dan 50 jaar later blijkbaar die band niet verloochend. D66 is weer terug waar het in 1966 begon.

Ook in Utrecht pleitte onlangs een raadslid van D66 voor meer ruimte aan de horeca. Maarten Koning wil om economische redenen van de binnenstad van Utrecht tijdelijk ‘één groot terras’ maken. Alsof er geen andere afwegingen over volksgezondheid, rechten van de binnenstadsbewoners en andere economische activiteiten zijn. In Nijmegen was het D66-raadslid Toon van Gent die pleitte voor een soepele omgang met de regels en voorschriften over buitenterrassen. Een vluchtige zoektocht op internet laat zien dat D66’ers in diverse steden (Gennep, Amstelveen, Voorburg, Lingewaard, Leiden) zich profileren met hun pleidooi voor meer ruimte voor de horeca. Dit is geen toeval. Hier kan niet anders dan een centrale regie vanuit D66 achter zitten. D66-kamerlid Kees Verhoeven pleitte afgelopen week in de publiciteit voor meer ruimte voor de horeca.

D66 mag natuurlijk zelf kiezen waar het zich sterk voor wil maken. Maar het is veelzeggend dat het het zich wil profileren met een pleidooi voor een sterke horeca. Blijkbaar meent D66 hiermee electoraal en publicitair te kunnen scoren. Horeca is een speerpunt voor het huidige D66. Het tekent de ambitie en de intellectuele diepte van het huidige D66.

Omdat D66-minister Van Engelshoven een teleurstelling is voor de kunstsector en een afknapper voor de kunstliefhebbers die op D66 stemden, kan deze politieke manoeuvre van D66 opgevat worden als voorsorteren op een nieuwe functie in het volgende kabinet. D66 claimt nu al het ministerschap voor Horeca. Dan kan het bier weer rijkelijk stromen zoals het dat in 1966 deed.

Eerste editie van Democratiefestival lijkt nog op zoek naar identiteit

Gisteren en vandaag is de eerste editie van het Democratiefestival op het stadseiland Veur Lent bij Nijmegen. Gratis te bezoeken, kosten 1 miljoen euro. Minister Kajsa Ollongren zegt de inspiratie ervoor uit Zweden te hebben gekregen waar het een groot succes schijnt te zijn. Voorspelbaar is dat radicaal-links en radicaal-rechts een Democratiefestival afwijzen en het kleineren. Ze zien het als een te duur feestje voor ambtenaren en wethouders. Wie weet. Toch is het niet zo gek om de Democratie te vieren. Hoe incrowd, dikdoenerig, van bovenaf geregisseerd en overlopend van goede bedoelingen die eerste editie ook is. Want democratie is niet vanzelfsprekend. Democratie is de moeite waard om weerbaar gemaakt te worden en te verdedigen. Precies tegen die populisten aan de flanken die de democratie willen afschaffen. Aanloopproblemen worden in de evaluatie hopelijk objectief beoordeeld. Interessant is om te weten wat de organisatie onder democratie verstaat en waar het in de programmering de accenten legt. Het debatje in de video over ‘de multiculturele samenleving’ geeft aan dat er nog veel te verbeteren valt. Platgetreden paden over democratie bewandelen en naïviteit kunnen niet de bedoeling zijn. Instrumenten aanreiken om weerbaarder te worden lijken zinvoller.