MuseumgoudA verkoopt eigen identiteit

Directeur Gerard de Kleijn van museumgoudA zegt in een persbericht dat-ie een topstuk in Londen gaat verkopen: The Schoolboys uit 1987 van Marlene Dumas. Hij rekent op een opbrengst van 800.000 euro. De kans bestaat dat een iconisch werk uit Nederlands museaal bezit in buitenlandse handen komt.

Er zijn vier overwegende bezwaren tegen de verkoop door museumgoudA van een topstuk. Die zijn van inhoudelijke, procedurele, aankooptechnische en politieke aard.

Inhoudelijk. Gerard de Kleijn zegt dat het werk van Dumas niet meer in de kerncollectie past. Dat klopt binnen zijn logica. Maar hij vergeet te melden dat museumgoudA onder directeur Josine de Bruyn Kops (1977-1987) alleen kunst van vrouwen kocht, waaronder The Schoolboys dat als gevolg van dit beleid in 1988 werd verworven. Tevens kreeg het toenmalige Catharina Gasthuis in 1976 de opdracht van de Goudse gemeenteraad om hedendaagse kunst te verzamelen.

In zijn nota Tussen Hemel en Aarde wisselt Gerard de Kleijn de traditie van het verzamelen van vrouwenkunst en hedendaagse kunst in voor het verzamelen van religieuze kunst, keramiek, kleipijpen en werk van de Haagse school. Ofwel, De Kleijn verandert spelregels om vervolgens te beweren dat de oude logica niet meer geldt. Zie hier voor een kritische analyse van het beleid van De Kleijn.

Procedureel. In 1987 werd Nederland opgeschrikt toen de gemeente Hilversum een Mondriaan wilde afstoten. Onder aanvoering van het Stedelijk Museum sprak museaal Nederland er schande van. In 2005 gebeurde hetzelfde toen directeur Karel Schampers van het Haarlemse Frans Hals Museum twee werken wilde afstoten. In beide gevallen ging de verkoop niet door. De museumwereld was wakker geschud.

Sinds die tijd is afstoting van museumstukken een hot topic. Het Centraal Museum maakte er in 2006 tentoonstelling en veiling tegelijk van: Uit het depot. Een project om de grenzen aan de afstoting van museumobjecten te proeven.

Op basis van de Museale Gedragscode van de Nederlandse Museumvereniging (NMV) heeft het Instituut Collectie Nederland een Leidraad voor het Afstoten van Museale Objecten (LAMO) opgesteld: Deze LAMO is overgenomen door de NMV, waarmee het de standaardprocedure is geworden welke een museum in principe dient te volgen bij het afstoten van een object. Een van de eisen die de Museale Gedragscode aan een professioneel museum stelt is dat het onderzoekt of voor het af te stoten object een andere museale bestemming gevonden kan worden. 

Het zou logisch zijn als museumgoudA The Schoolboys van Marlene Dumas aan andere Nederlandse musea had aangeboden en daarover in gesprek was geweest met de NMV. Maar het persbericht zegt er niets over. Vraag is of museumgoudA zich professioneel en collegiaal opstelt jegens andere musea of dat De Kleijn zijn eigen gang gaat zonder standaardprocedures van de gedragscode te volgen.

Aankoop. Enkele jaren gelden ontstond ophef vanwege de voorgenomen verkoop door BAT van de Peter Stuyvesant Collectie die Alexander Orlow met adviseurs had opgebouwd. Naast de culturele barbarij om een bijzondere bedrijfscollectie te verkopen ging het om de gunstige voorwaarden waaronder de werken waren aangekocht. Galeristen gaven kortingen vanwege het achterliggende idealisme van Orlow. Niet in de verwachting dat de werken op een veiling ooit tegen marktprijzen verhandeld zouden worden.

Hetzelfde geldt voor The Schoolboys van Marleen Dumas. Gereconstrueerd moet worden onder welke voorwaarden het in 1988 verworven is door het Catharina Gasthuis. Dit geeft uitsluitsel over het feit onder welke voorwaarden het nu verkocht kan worden. Dat geldt moreel voor de relatie galerie/museum en juridisch voor de relatie museum/overheid. Het is niet onaannemelijk dat de aankoop deels geoormerkt is door aankoopgelden van het toenmalige Ministerie van WVC.

Politiek. De culturele sector staat onder druk. De verwachting is dat staatssecretaris Zijlstra hard gaat bezuinigingen op cultuur. Velen zijn het erover eens dat de bezuinigingen eerder worden ingegeven door gebrekkig inzicht in het functioneren van de sector dan door rationele overwegingen. Kinderen worden met het badwater weggegooid. Aangebrachte schade is vele malen groter dan de opbrengst van bezuinigingen. Naast het gederfde economisch nut door bezuinigingen op cultuur waar Joop van den Ende op wijst.

MuseumgoudA gaat mee in de logica van de staatssecretaris en geeft in een lastige tijd het verkeerde signaal. Namelijk dat kunst misbaar en verhandelbaar is. Da’s een misvatting. MuseumgoudA kiest eieren voor haar geld in plaats van zich met collega-musea sterk te maken voor een krachtige museumsector.

Conclusie.  De voorgenomen verkoop door museumgoudA van The Schoolboys van Marlene Dumas ligt complexer dan de directeur van museumgoudA voorstelt. Er zijn talloze vragen van inhoudelijke, procedurele, aankooptechnische en politieke aard die eerst beantwoord dienen te worden voordat verkoop werkelijk aan de orde is. Het verdwijnen van een topwerk als The Schoolboys uit Nederlands kunstbezit is een verlies voor de Collectie Nederland.

MuseumgoudA heeft als geprivatiseerde culturele instelling weliswaar een eigen verantwoordelijkheid, maar laadt een verdenking van gemakzucht op zich. Het verkoopt tafelzilver zonder eigen initiatieven te ontplooien en zich als volwassen deelnemer te voegen in de Nederlandse museumsector. Dat geeft te denken over inzicht, inschattingsvermogen en manoeuvreerruimte van directeur De Kleijn.

Foto: The Schoolboys van Marlene Dumas, 1987

Glazen plafond in het publieke debat

Met ongenoegen bekijk ik al jaren het publieke debat in Nederland. Wat me niet bevalt wist ik niet precies, maar dat het me niet bevalt weet ik wel. Ik zie geen frisheid, sprankeling en heerlijke dwarsheid. Het is voorspelbaar en defensief. Sinds kort weet ik het. Het zijn kruimels verzuiling die ons door identificatie en groepsvorming de toegang tot de moderne tijd ontzeggen.

Burgemeester Bloomberg van New York verwoordde het vorig jaar zoals geen openbaar bestuurder van Nederland. Hij zegt dat iedereen moet kunnen zeggen wat-ie wil, zonder dat anderen het daarmee eens zijn. Da’s vrijheid van meningsuiting die betekenis krijgt als een opponent ruimhartig aan het woord gelaten wordt.

Zet dat tegenover de politieke, journalistieke en sociale bovenlaag van Nederland die lippendienst bewijst aan de meningsuiting. Het zegt voor te zijn, maar stelt vervolgens zoveel voorwaarden van fatsoen, moraal, religieuze pacificatie, sociale vrede en economisch belang dat een grondrecht betekenisloos wordt. Niet de bekommernis om fatsoen, maar het valse beroep erop valt op.
           


Beperkingen aan de meningsuiting bestaan. Dat betreft aanzetten tot geweld en discriminatie van personen of een groep. Het gaat over een grens als de aangesprokene niet als gelijkwaardige deelnemer kan antwoorden. Na fysieke beschadiging of geestelijke vernedering is dat onmogelijk. Ofwel, beledigen mag, maar het bestaan en de motivatie van anderen in twijfel trekken is ontoelaatbaar.

Waar maak ik me druk over? Het gaat niet om de schijnheiligheid van degenen die vanuit de coulissen hun eigenbelang verdedigen. Of om een weemakende moraliteit van kleinburgerlijke snit. Of om religie die in het publieke debat extra politieke en juridische bescherming geniet. Of om de koninklijke drijfjacht in de bossen.

Het gaat om de democratische orde. Wat inhoudt dat we elkaar binnen spelregels accepteren. Dat is niet onderhandelbaar. Maar democratie is niet voor bange mensen. Het oneigenlijk gebruik van spelegels met het beroep op fatsoen bouwt een vangnet in dat een fuik wordt.

Burgemeester Bloomberg begrijpt beter dan onze spraakmakende gemeente dat een debat noodzakelijk is voor de weerbaarheid van de democratie. Anders vervallen we in autoriteit die vrijheid inperkt. Het oneigenlijke beroep op fatsoen, moraal en beschaving leidt tot zelfcensuur. Tot zwijgen dat haaks staat op het idee van een open, levenskrachtige samenleving.

Het polderland moet in de moderniteit treden. Het glazen plafond van moralisme en beschaving, religiositeit, politieke consensus, sociale vrede en economisch eigenbelang perkte het publieke debat decennialang in omdat het gelijk liep met belangen die doorgaans verborgen bleven.  

Opzet is om de ander weer recht in de ogen te kijken. Ook bij zakelijke onenigheid. Zonder tussenkomst van woordvoerders die verwoorden en verwarren. Die zelfs onze identificatie voor hun rekening willen nemen. Pas als we onszelf zijn kunnen we coalities smeden.

Het is onze burgerplicht om de roep om openheid te concretiseren. Door meer gebruikers van het vrije woord kan het glazen plafond doorbroken worden. Da’s een langlopend project. Het begint met het besef om zonder moralisme vrij te denken. De valse schijn moet aan diggelen. 

Met dank aan Johanna Nouri voor haar commentaar. 

Foto: Coney Island, Brooklyn, New York

Rechterlijk tekort

Het vonnis van een rechter moet navolgbaar zijn en kwaliteit bieden. Men mag gerust aannemen dat Nederlandse rechters de toets van kritiek kunnen doorstaan. Zeker in een gevoelige zaak als de zaak Wilders waar het hele land over de schouders meekijkt. Onder wie rechtsgeleerden.

Rechter Jan Moors heeft van vele kanten kritiek ontmoet voor zijn losse taalgebruik. Zijn stap naar de mediacratie is een faux pas. Van partijdigheid kan-ie niet verdacht worden, maar van de schijn van partijdigheid wel. In een onoverzichtelijk proces met vele betrokkenen, invalshoeken en belangen is dat ruis.

Elke rechter heeft de marge om de ene of de andere kant op te gaan. In het geval van de meningsuiting van een volksvertegenwoordiger zal zich dat toespitsten op de interpretatie van de zaak Daniel Féret. De Belgische volksvertegenwoordiger die met een nipte meerderheid van 4 tegen 3 door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens werd veroordeeld.

Door een miniem accentverschil kunnen de rechters in de zaak Wilders kiezen voor zowel de argumenten van de meerderheid als de minderheid. Wat maakt het verschil? Het is onmogelijk om het laatste gat te dichten. Rechtspreken blijft mensenwerk.  

Foto: Beyond a Reasonable Doubt van Fritz Lang, 1956

God uit een machine

Met sommige vragen hebben gelovigen niets. Zoals wie God of de goden heeft gemaakt. Da’s vanuit godsdiensten gezien begrijpelijk. Zoals bij elke cultuuruiting is schijn het wezen van religie. Vorm is het wezen van het geloof.

Het theater kent het instrument deus ex machina. Uit het ongerijmde valt de oplossing uit de lucht. Letterlijk God uit een machine. Toeschouwers zijn verrast en worden zo overdonderd dat ze vergeten op de logica van de ontwikkeling te letten. Zo gaat het met religie ook. Met de vraag naar de logica eindigt immers de mythe van de schepping. Idealiter blijft het tussen de coulissen verborgen. Zo zwijgt de gelovige over het ontstaan. Zwijgen is de kern van religie.

Soms worden vragen geëxporteerd. Agnosten en atheïsten worden tegen hun zin in de sfeer van religie getrokken. De strategie van de verschroeide aarde. Da’s een brute manier van missiewerk.

Gelovigen gedijen het best op de koninklijke zetel met het perfecte zicht. Van projecties en dubbele bodems raken ze in de war. Ze verliezen hun argeloosheid als ze als toeschouwer aan beide kanten van het toneel moeten zitten. Om te controleren of personages er aan de achterkant wel of niet afstappen.

Twijfel is een rol die de gelovige niet past. Want schaduwen en schimmen laten niet meer los als ze eenmaal toegelaten zijn. Meerduidigheid leidt af. In eenduidigheid is het geloof sterker. Oogkleppen maken het geloof sterk.

Religie kent maar een nadeel. Namelijk dat het zich niet tot religie beperkt. Zelfs ruimdenkende gelovigen verhouden zich tot andersdenkenden. Ze integreren andersdenkenden in hun systeem. Zelfs goedbedoeld. Beter zou het zijn als ze andersdenkenden welwillende sympathie gaven. Of koele emotie.

Mensen die niets met religie hebben zien zichzelf niet als niet-gelovigen. Da’s zo’n 15% van de bevolking. Gelovigen in hun plaats wel. Ze trekken andersdenkenden naar zich toe. Niet-gelovigen gaan niet mee in de belevingswereld van gelovigen. Als ze dat doen, worden ze een gelovige met een minteken ervoor.

Niet-gelovigen voelen evenmin behoefte om zich af te zetten tegen het geloof. Het is geen onderwerp. Ze gunnen gelovigen hun Spielerei zelfs in het publieke domein. Totdat religie namens gelovigen een politieke of juridische positie claimt. Dan betreden ze het domein van de niet-gelovigen. Religieuze expansie roept een antwoord op.

Gelovigen gaan nog verder door iedereen als gelovige te zien. Vanuit hun optiek bestaan er geen niet-gelovigen. Deze gelijkschakeling verklaart niets, ontkent nieuwe vragen, vermijdt tegenstellingen en vertraagt de vraag naar de eigenschappen van religie. Afleiding is de opzet. Oogkleppen doen opnieuw het werk.

Doorgronden van religie is de zin van het ontstaan begrijpen. De aanname is dat religie een cultuuruiting is. Vervolgens kan iedereen op zoek naar bewijzen voor of tegen. Niemand heeft tot nu toe aannemelijk kunnen maken dat religies anders zijn dan een cultuuruiting. Gelovigen missen goede argumenten en blokkeren het debat hierover.

Voor- en tegenstanders van religie lijden aan bijziendheid. Religie beschouwt haar plek in de pluriformiteit als degradatie. Wat het historisch is. Gewenst is dat religie zich verzoent met haar gelijke plek tussen de anderen. Dan kan er rust komen.

Religie is minder exclusief dan het lijkt. Religie heeft niet het alleenrecht op moraliteit, da’s een onjuiste claim. Toch moet het religie gegund worden als verkoopargument. Veel anders heeft het niet. Het idee dat religie dient om macht over anderen uit te oefenen is evenmin exclusief. Evenals de uitsluiting van concurrenten, rivalen en vijanden.

Foto: Buster Keaton in The General (1927)

Politiek moet dynamischer

Politieke leiders ontmoedigen. Naast bezwaren tegen betutteling, ontbrekende hervormingen en bestuurlijke vernieuwing, inperking van burgerrechten, simpel denken over de islam en het reveil van religie en de stagnatie van het politieke systeem. Er is geen enkele partijleider die bovenstaande vragen bij elkaar brengt in een programma. Politiek heeft geen ambitie behalve het eigen voortbestaan.

Grote gedachten of visie vertroebelen de focus. Nodig zijn kleine stappen, compassie, machtsdeling en burgerrechten, pluriformiteit, terugdringen van de economie als maat voor alle dingen en modernisering. Onder het perspectief van dynamische identiteit. Niet de wereld, een blauwdruk of een geïdealiseerd verleden van Nederland kan de referentie zijn. Wel de dynamiek en toekomst.

De weg leidt tussen nationalisme en internationalisme, tussen rechts en links populisme, tussen stigmatiseren en wegkijken. Dat betekent een keuze voor rechtsstatelijkheid, openbaarheid van bestuur, strikte toepassing van het gelijkheidsbeginsel, de scheiding van kerk en staat en een open publiek debat waarin burgers met hun religies, levensovertuigingen en nihilismen zich vrij en ongedwongen kunnen uiten.

Het baart zorgen dat betrokken burgers elkaar zo slecht verstaan en vinden. Deze verdeeldheid geeft conservatieven die in de huid van progressieven, liberalen of religieuzen kruipen veel ruimte. Burgers staan dichter bij elkaar dan de linkse of rechtse politiek suggereert. Politiek is weliswaar nodig om de macht te verdelen, maar wordt te serieus genomen. Het mag geen doel in zichzelf zijn, zoals nu.

Sentiment dat vanzelfsprekendheden niet als vanzelfsprekend ziet is gevaarlijk omdat het de bijl aan het gelijkheidsbeginsel zet. Billijken van uitzonderingen, uitsluitingen, beperkingen en verboden is niet de oplossing om elkaar te vinden. Het past ook niet bij het karakter van Nederland. De oplossing is openheid, vrijheid en een eerlijk en scherp debat dat resulteert in een dynamisch evenwicht.

Foto: Man with a Movie Camera, Dziga Vertov, 1929

Nederlandse islam, waarheen?

De islam kent in Nederland vele verschijningsvormen. Van liberaal-gezinde tot conservatieve en ondemocratische vormen. Van vormen die zich vernieuwingsgezind opstellen valt verandering naar een specifiek Nederlandse variant te verwachten. Hoe men verder over de islam denkt, daar is verandering het meest waarschijnlijk.

Dan begint onze rol. Gelovigen moeten het zelf uitmaken, maar buitenstaanders kunnen ten minste zorgen dat vernieuwingsgezinden niet op achterstand gezet worden door overheid en politiek. Wat afgelopen decennia gebeurde en nog steeds voortduurt.

Indirect kunnen we ook moslims helpen die geen belijdend moslim meer zijn en zich willen verenigen met de Nederlandse rechtsstaat. Namelijk door de positie van honderdduizenden seculiere en uitgetreden culturele moslims te helpen versterken. Nu is het publieke debat zwaar vertekend en worden degenen die afstand genomen hebben van de islam nog steeds ingedeeld bij de islam. Dat toont Nederland religieuzer dan het is. 

Wij kunnen helpen door de overheid op haar plicht te wijzen om uitgetreden moslims te beschermen. Of minderheden binnen de islam als homosexuelen en vrouwen eindelijk hun grondrecht te gunnen dat iedereen binnen de rechtsstaat toekomt. De overheid kan inbreken in de autonomie van religie om individuen te bevrijden maar laat dat na.  

Zo ontstaat onderscheid en blijkt één islam niet te bestaan. Er zijn moslims die geen moslim zijn en moslims die kritisch zijn en zich willen verenigen met de Nederlandse rechtsstaat. Deze groeperingen zullen het zelf van binnenuit moeten doen. Daar wordt de echte strijd tussen behoudzucht en vernieuwing gevoerd.

Ik hoop voor Nederland op een doorbraak. Hopelijk ontstaan er kansen voor hervormingsgezinde moslims om zich te uiten. Evenals voor uitgetreden moslims om zich te onttrekken aan de dwang van conservatieve moslims, en allerlei linkse en rechtse politici. 

Aansturen op rechtsstatelijkheid is een positie uit sterkte. Moslims die hier zijn horen hier thuis. Maar als allen of enkelen op herhaaldelijk vragen geen duidelijkheid geven over hun bereidheid om zich ondubbelzinnig ondergeschikt te verklaren aan de rechtsstaat, dan pas wil ik meegaan in een idee dat een en ander onverenigbaar is. Eerder niet. Vraag is waarom de vraag niet wordt gesteld. 

Foto: Tiberias, Palestina. Zicht op de al-Omari moskee vanaf het noorden. Circa 1930.

Politieke kleinhandel

Een herschikking van de Nederlandse politiek lijkt me wel wat. Dat kan van alles zijn. Links-liberalen, realistische sociaal-democraten, islamdemocraten, jubelende christen-democraten, groene conservatieven of volbloed socialisten. Maar politiek vergaat het zoals artikelen in de supermarkt. Een gevestigd product valt niet makkelijk te verdringen. Ofwel, een nieuwe partij moet iets nieuws bieden en aantrekkelijk zijn. 

Is vast te stellen welke plekken op de schappen nog vrij zijn? De strijd tussen partijen verloopt op dit moment weliswaar langs klassieke links-rechts lijnen, maar wordt in de selectie van onderwerpen sociaal-cultureel (integratie, immigratie, duurzaamheid) en in de selectiemethode pragmatisch gevoed. Ideologie en sociaal-economie staan buitenspel. Herman Wijffels gaf daar in september 2010 een treffende analyse van.

Vanwege de meerderheid van de coalitie plus gedoogpartners dreigen voor de verkiezingen van de Eerste Kamer VVD’ers op de SGP te stemmen. Daartoe bestaat geen politiek-filosofische rechtvaardiging. Liberalen zijn voor een kleine overheid en staatkundigen voor een theocratie. Ideologie wijkt zodanig voor pragmatiek dat het ongeloofwaardig wordt. Opmerkelijk is dat sociaal-cultureel VVD en SGP elkaar naderen.

Zo is een samengaan van Christen Unie en D66 onlogisch als men uitgaat van de sociaal-culturele as. Enkele jaren geleden noemde men dat trouwens nog de immateriële aspecten. Nu lijkt het immateriële steeds meer te materialiseren. Een ontwikkeling die haaks staat op het belang van kernwaarden. D66 die weliswaar als egel nadert tot een partij die zich baseert op de bijbel tekent de de-ideologisering van de politiek.

Partijen verliezen geloofwaardigheid door hun fixatie op de macht en veronachtzaming van sociaal-economie en ideologie. Door herschikking kan die tendens gekeerd worden. Voorwaarde is dat partijen in langere termijnen gaan denken. Er is ruimte voor elke partij die men kan bedenken. Probleem is dat de huidige de markt afschermen en er te weinig kiezers zijn die beseffen welke slechte producten ze aangesmeerd krijgen.

Foto: Tulip Town Market, Grove Center, Oak Ridge, Tennessee, VS, 1945. James Edward Westcott

Verkiezing Eerste Kamer moet simpeler

Morgen wordt de Eerste Kamer gekozen. Men zou verwachten dat ieder van de 566 statenleden op de eigen partij stemt, maar da’s niet zo. Allerlei afspraken tussen partijen worden gemaakt om als blok zo sterk mogelijk voor de dag te komen. Zeg maar, regeringspartijen tegenover oppositie.

Het hangt erom of VVD en CDA met de gedoogpartners PVV en SGP een meerderheid van 38 zetels halen. Da’s van belang om wetsvoorstellen van het kabinet te laten passeren in de Eerste Kamer. Hoewel bijvoorbeeld D66 zegt een zakelijke oppositie te zullen voeren, trekt die afhankelijkheid van de oppositie Rutte en Verhagen niet aan.

De Eerste Kamer wordt door velen als overbodig beschouwd. Zeker als de dreigende politisering doorzet en het inlevert op de sfeer van reflectie wat haar grootste verdienste is. Toetsing van wetten zonder opgejaagd te worden is haar kracht. Als het overdoet waarmee de Tweede Kamer al bezig is wordt het minder onmisbaar. De Eerste Kamer is een door en door politieke kamer.

De procedure die leidt tot de samenstelling van de Eerste Kamer is niet van deze tijd. Het beloont bizarre afspraken en tegenstrijdigheden. Stemmen waarmee partijen niets meer kunnen doen worden doorgegeven aan bevriende partijen. Dit accentueert de blokvorming. Coalitie en oppositie rekenen zich suf over allerlei opties. De verkiezing voor de Eerste Kamer past  in de sfeer van een wedkantoor als Ladbrokes.

De aanloop naar de verkiezing van de Eerste Kamer toont dat partijen niet het beste in mensen naar boven halen. Het machtsspel zuigt energie weg die beter gestoken had kunnen worden in de opbouw van Nederland. Politici en amateur-politici geven de toch al onder vuur liggende politiek een nog slechtere naam door met zichzelf bezig te zijn. Om dat te voorkomen moeten de verkiezingen versimpeld worden.

Foto: Binnenhof, Den Haag, 1913

Hot Times in Hot Music: Django Reinhardt

Soms lopen muziek en beeld niet gelijk op. Willem Mengelberg, Karl Elmendorff, Paul Robeson of Django Reinhardt lopen al 70 jaar uit de pas. Ze vielen ooit buiten de orde en zijn lastig inpasbaar. Als vloek van spannende tijden. Hebben kunstenaars een streepje voor? Ze spreken zich immers eerder uit dan anderen. Da’s de keerzijde van straatlawaai. 

Leven in Parijs tijdens de Tweede Wereldoorlog leek niet slecht, maar was het wel. Propaganda van André Zucca oogt bedrieglijk. Tussen publiek van Duitse officieren en Vichy-aanhangers bevond zich de goede Duitser Oberlieutenant Dietrich Schulz-Köhn die ook klem zat in een oorlog. Hij overtrad de logica en beschermde Manouche gitarist Django Reinhardt. Voldoende om te overleven voor iemand uit een vervolgde bevolkingsgroep?

Want Django ging verder. Zijn onbetrouwbaarheid als muzikant werd aangewakkerd door hogere gages. Zodat de andere leden van zijn working band het nakijken hadden. Maar daarin is-ie niet bijzonder. Velen volgden het geld. Is dat duister of opportuun? Wat had een Manouche tijdens de bezetting voor keuze? Het gerucht gaat dat Django naar Zwitserland probeerde te vluchten, maar niet werd toegelaten.

Het beeld van een begenadigd en bijzonder gitarist oogt aantrekkelijker dan waarheid. Ook nog eens verkleurd door de verwarring van duistere tijden. Muziek neemt het verhaal over en verdringt de vertolker. Om achterblijvers te beschermen. Tijd heelt de wonden van de tijd. Buitennissigheid wordt gekortwiekt en alsnog ingepast. Met wat wringen kan het blijkbaar toch. Django was de enige Europese jazzmusicus van allure. Zo.

Verrader, profiteur, iemand met heimwee, rasmuzikant of een angsthaas? Duistere tijden leveren toch niet noodgedwongen duistere mensen op? In ordelijke tijden roepen voorbije jaren vragen op waarbij het hachje er nooit bij inschiet. Da’s onze luxe blik. Maar het gebroken beeld ontsteelt muziek van de ziel aan de duivel. Die ongeduldig op de drempel wacht. Dit contrast geeft diepte aan schoonheid. Dat stopt de verklaring.

Foto: Parijs tijdens de Duitse bezetting, door André Zucca

Wellinks onvolledigheid geeft Wilders ruimte

Update 4 juli 2015: De Volkskrant is verbaasd over zichzelf en vraagt het af: ‘Waarom Geert Wilders gelijk heeft over de euro.’ Met de constatering: ‘Hij beweert ook dat Nederland en Duitsland beter af zullen zijn als ze de gulden en de D-mark weer invoeren. Beide beweringen zijn waar. Maar omdat ze worden verkondigd door een populist dan wel rechts-extremist, worden Wilders’ opinies door het zogenaamd weldenkende deel van de bevolking haast gedachteloos als onzin afgedaan.’ Wilders op zijn beurt vangt het in een tweet

Geert Wilders roept op geen geld meer te geven aan Griekenland en dit land uit de euro te gooien. President van De Nederlandse Bank Nout Wellink noemt Wilders om deze uitspraak een valse profeet op economisch gebied. Wie heeft gelijk? Het lijkt eerder een politiek dan een financieel-economisch verschil van mening.

Wellink beweert dat het gevaarlijk is om te zeggen dat we Griekenland moeten laten vallen. Europa is een werelddeel waar alle economieën, financiële instellingen en markten met elkaar zijn vervlochten. En dat de redding van Griekenland een veredeld eigenbelang is. Daar is geen woord aan gelogen en daarom slaat Wilders de plank mis. Maar zegt Wellink genoeg?

Iedereen weet dat Griekenland gered moet worden vanwege de uitstaande schulden van Duitse en Franse banken. Als het niet gebeurt dan dreigt een kettingreactie omdat banken omvallen en weer andere in hun val meeslepen. Da’s een doemscenario dat voorkomen moet worden. Maar ten koste van wat? Waar ligt de grens? Daar doelt Wilders op.

Wellink concentreert zich op het technische deel van het verhaal. Evenals andere bankbestuurders. Hij benadrukt de solidariteit en de vermenging van de economieën, maar vergeet te zeggen dat burgers de rekening moeten betalen voor wat banken fout hebben gedaan. Mede door onvoldoende controle van en ingrijpen door bankpresidenten zoals hij.

Het zou Wellink sieren als-ie voortaan openheid van zaken gaf. Dat begrijpen burgers beter dan de logica van een banksector die zichzelf hoge bonussen blijft geven, maatregelen als Basel III probeert af te zwakken en steunmaatregelen voor landen als Griekenland. Het verhaal is dat de banksector nog steeds een puinhoop is en landen mee kan trekken. In die situatie zijn we terechtgekomen. Wellink kan maar beter volledig zijn.

Foto: Acropolis in Athene, Griekenland, 2010