Wereldmuseum na succesvolle publieksactie gered met behoud van ‘Rotterdams karakter’. Wat zegt dat over het kunstklimaat?

imageproxy-aspx

Gisteren nam de Rotterdamse gemeenteraad een motie aan van PvdD, SP, PvdA, NIDA, GroenLinks en D66 over het Wereldmuseum. Dat gebeurde binnen het kader van het Cultuurplan 2017-2020. Hiermee spreekt de raad zich uit voor een zelfstandige positie van het Wereldmuseum binnen de samenwerking met het Nationaal Museum voor Wereldculturen. Door toedoen van de vorige directeur Stanley Bremer was het museum door vercommercialisering in een negatieve spiraal terechtgekomen. Onder druk van raad en toenmalig wethouder Adriaan Visser (D66) trad Bremer in april 2015 terug. Met het aannemen van deze motie is de actie afgerond om het Wereldmuseum te redden als autonoom museum ‘met een Rotterdams karakter’. Als sluitstuk omarmt wethouder Pex Langenberg (D66) de motie. Zodat voor de komende vier jaar de financiering, het Rotterdams profiel, tentoonstellingsprogramma, beheer van de collectie en monitoring door de RRKC zijn gegarandeerd.

Sinds 2012 verschenen hier meer dan 30 stukken over het Wereldmuseum. Ze volgden de ontwikkelingen op de voet door onder meer de weergave van bronnen binnen het Wereldmuseum die zich op straffe van ontslag publiekelijk niet konden uiten. En gaven er commentaar op. Door de jaren heen verschoof het accent van de aandacht voor het ontzamelbeleid naar kritiek op de aanpak van Bremer en de afwachtende houding van de opeenvolgende Rotterdamse gemeentebesturen. Na enkele kleinere publieksacties (met onder andere Boris van Berkum) kreeg in de zomer van 2014 een grotere publieksactie smoel met kunstenaar Olphaert den Otter die zich grotendeels op Facebook afspeelde. In de politiek was het Ruud van der Velden (PvdD) die initiatief nam, maar ook anderen als Jos Verveen (D66), Sun van Dijk (SP), Co Engberts (PvdA) toonden zich betrokken.

Het waren echter betrokkenen uit museumsector, partijpolitiek en openbaar bestuur die achter de schermen het verschil maakten. Reden voor die krachtenbundeling kan niet los worden gezien van een verslechterend kunstklimaat. Teken daarvan was de bovenproportionele korting op de landelijke cultuurbegroting die door het afbraakbeleid van toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra (VVD) vanaf 2011 in gang werd gezet. Vooral Zijlstra’s minachting voor kunst en gepoch geen affiniteit met de kunstsector te hebben maakte velen die de kunst een warm hart toedroegen ziedend en machteloos. Het was patjepeeër Zijlstra tegenover een bovenlaag van kunstminnenden die zich aan de kant gezet voelden. Niet zozeer persoonlijk, maar eerder waar het de waarden betrof die ze belangrijk vonden. Het Wereldmuseum werd zo een streep in het zand die velen voor en achter de schermen konden trekken om de dikdoener Stanley Bremer en al die andere populisten die de kunst wilden uitverkopen een halt toe te roepen. Het cultuurbeleid is echter nog steeds niet gerepareerd zoals het voor Zijlstra was. Evenmin is het verder afgebroken. Het blijft halfslachtig hangen tussen hoop en vrees.

Een commentaar van december 2012 vatte die mentaliteit van de patjepeeërs en kunsthaters samen: ‘Het goede leven van wijnen, spijzen, gesprekken en ons soort mensen zet alle neuzen een kant op. Soms feestneuzen als er feest te vieren valt, soms wijsneuzen die het samen beter weten dan de professionals uit politiek of museumwereld. Weldenkende burgers zijn tevreden met zichzelf. En elkaar. Als individuen vinden ze elkaar in een groepsgevoel dat afkeer voor regelzucht uitstraalt. In het oprekken van de grenzen voelen ze zich weer de provo’s die ze nooit waren. Hun tweede jeugd neemt hen de kans niet af het alsnog te worden. In het schoppen tegen het establishment dat ze zelf vormen. Vanuit de luxe. Zo werkt kunst als glijmiddel.

Via emotie mobiliseert directeur Bremer steun voor zijn plan om de Afrikacollectie te verkopen. Zijn museum loopt uit de pas met de museumsector in het oprekken van de LAMO-richtlijn, en de gemeente Rotterdam doet hetzelfde door de deur voor de verkoop van topstukken open te zetten. Maar kritiek werkt niet, omdat dat daar aan dat gebouw aan de Maas alleen maar opgevat wordt als een bevestiging van het eigen gelijk.

Oprekken van grenzen is in lijn met de handel in Afrikaanse etnografica die is geconcentreerd in Brussel en Parijs. Deze handel met grote winstmarges vertoont de trekken van de Roomse kerk en de maffia. Uiterlijk vertoon, ex-communicatie, strenge hiërarchie, witwassen van valse objecten en omerta zijn de kenmerken. Verkoop van de Afrikacollectie speelt zich af in dit schemergebied waar handelaren zich opdringen omdat ze winst ruiken. Liefst via onderhandse verkoop. Raadgevers en clandestiene handelaren wisselen elkaar af. De directeur die kennis mist vaart blind op anderen. Hij zet de Afrikacollectie in de etalage om als een Robin Hood aan de Maas te nemen van de gemeenschap en te geven aan z’n medestanders.’

Dat het Wereldmuseum voor de poorten van de hel uit de handen van de praatjesmakers en de kunsthaters is gered heeft grote symbolische waarde. Maar het feit dat het kon slagen door de inzet van enkelen is ook wrang. Dit soort publieksacties komt immers door toevalligheden tot stand. Niet voor elke bedreigde culturele instelling die het waard is om gered te worden wordt zo’n actie op touw gezet. Als deze succesvolle actie een incident is, dan houdt dat nog lang geen structurele verbetering van het kunstklimaat in. De golf van rechts-populisme die delen van de politiek en bevolking overrompelt maakt somber. Overschatting ervan lijkt echter nog de grootste bedreiging van het democratisch proces. Vooral media en partijpolitiek moeten niet meegaan in projecties en angstdenken, maar gewoon de traditionele waarden beschermen. Daar is kunst er één van. De les van het Wereldmuseum is daarom uiteindelijk positief. Samenwerking van politici en burgers met een beroep op deskundigen en met mobilisatie van sociale en gevestigde media kan het verschil maken. QED.

Foto: BaHuana-Beeld uit de collectie van het Wereldmuseum, Beneden Congo.

Wereldmuseum maakt nieuwe start met AFRIKA 010. Geen doorstart zonder investering. Een terugblik

13124483_1022919657836380_2648610787077600993_n

 

Update 7 september 2016: Eind goed, al goed met het Wereldmuseum, dankzij de inspanningen van velen onder wie kunstenaar Olphaert Den Otter die een persoonlijk portret in de NRC krijgt. Hij is trouwens eerder intermediair dan klokkenluider. Het Rotterdamse gemeentebestuur gaat in een collegebrief van 6 september voorbij aan het advies van de RRKC dat door velen als onwerkbaar werd beoordeeld en pleit ervoor ‘alle museale functies te herstellen’ en stelt daarvoor ‘een bedrag van jaarlijks 5 miljoen euro maximaal’ beschikbaar. Hier de verdeling van de cultuurbegroting over de verschillende instellingen. De gemeenteraad moet er nog mee instemmen. Zoals uit een brief van directeur van het NMVW Stijn Schoonderwoerd blijkt volgt het gemeentebestuur de musea ingefluisterde constructie (‘Het gekozen model kan het best omschreven worden als een bestuurlijk organisatorische integratie zonder over te gaan tot een juridische fusie’).

Gisteren opende de tentoonstelling AFRIKA 010 in het Rotterdamse Wereldmuseum. Met een aparte website die gisteren de lucht in ging en de inhoud van de catalogus vol faits divers bevat die door Veenman+ wordt uitgegeven. De opening die met 600 bezoekers goed bezocht werd was op te vatten als een botsing tussen het oude en het nieuwe regime. De ontvangst was warm en genereus zodat de verwaaide bezoekers die gewoontegetrouw de weg naar de Willemskade weten te vinden niet verrast werden. Het overvolle programma met een lengte van meer dan 2 uur was het enige schoonheidsfoutje van de dag. AFRIKA 010 is uit eigen collectie samengesteld door curator Paul Faber. In vele opzichten een tentoonstelling met een geschiedenis.

In september 2011 besteedde ik voor het eerst aandacht aan het Wereldmuseum in een commentaar over het afstoten van The Schoolboys van Marlene Dumas door Museum Gouda dat de museumwereld onaangenaam verraste. De echte reden waarom dit schilderij geveild moest worden is nog steeds niet door directeur Gerard de Kleijn geopenbaard, zodat we het moeten doen met een rammelende uitleg. Zie hier de kern van de kritiek op het beleid dat tot verkoop leidde. Antwoorden op kamervragen wezen op de smalle marges van musea die wilden ontzamelen. Afstoffen van beleid leidde tot herbevestiging van richtlijnen en floot museumdirecteuren terug die over de rand gingen. De paradox van het antwoord van toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra op kamervragen van SP’er Jasper van Dijk over de collectie van het Wereldmuseum leek dat het haaks stond op de kaalslag in de kunst die het kabinet Rutte I van VVD en CDA met gedoogsteun van de PVV vanaf 2010 inzette.

Het was geen paradox, maar het doorschuiven van verantwoordelijkheid zonder voldoende financiering naar een bestuurlijk lager niveau zoals later ook de zorg overkwam. Zijlstra antwoordde in 2011: ‘Ik ga ervan uit dat gemeenten, provincies en rijksoverheidsorganen de musea die hun collecties beheren in staat stellen die codes na te leven en zelf die codes als kader hanteren bij het verlenen van volmachten om voorwerpen af te stoten. (..) De beoordeling van de vraag of een voorstel van het Wereldmuseum binnen deze codes past ligt bij de Gemeente Rotterdam.’  Dit leidde begin 2014 in Rotterdam tot opstellen van de Rotterdamse regels

In die vijandelijke omgeving van lokale musea, museumsector, kunstfondsen, kunstenaars, kunstliefhebbers en -verzamelaars, steun op lokaal niveau van D66 en linkse partijen en op landelijk niveau van een kabinet van VVD, CDA ‘dat op de centen paste’ onderschatte toenmalig directeur van het Wereldmuseum Stanley Bremer de oppositie en het monsterverbond tegen zijn plannen om delen van de collectie te verkopen om een reservefonds van tientallen miljoenen op te bouwen voor de exploitatie. Bremer staarde zich blind op z’n inner circle van Rotterdamse Leefbaar- en VVD-getrouwen die lak hadden aan regels. Zijn rol als Robin Hood aan de Maas om te nemen van de gemeenschap en te geven aan z’n medestanders bleek potsierlijk en ondeugdelijk.

Het Wereldmuseum is door de inspanning van velen die nooit in de openbaarheid traden voor de poorten van de hel weggesleept. In de openbaarheid waren het onder meer Boris van Berkum, Olphaert Den Otter, Sjors van Beek, raadslid Ruud van der Velden en ikzelf die de voorstanders trachtten te motiveren om in actie te komen. Die berichten motiveerden het personeel van het Wereldmuseum dat zich geschoffeerd voelde door Bremer. Ze klampten zich vast aan kritiek die op een omslag kon wijzen. Vooral voor de zomer van 2014 verliep dat moeizaam, maar daarna kreeg de actie wind in de zeilen. De burgerbeweging die kunstenaar Den Otter wist op te tuigen was een prachtig voorbeeld van activistische politiek door burgers. Het was ook een front en focus voor anderen om door te drukken en de cultuurbarbaren zoals die gesymboliseerd werden door museumdirecteuren als Gerard de Kleijn of Stanley Bremer terug te wijzen en op hun plek te zetten.

De geschiedschrijving van deze kwestie is nog niet rond zoals een artikel van Claudia Kammer in NRC ter gelegenheid van de opening van AFRIKA 010 verduidelijkt. Het had de misleidende titel ‘Spookverhalen bleken niet waar’ die over de collectie Sanders leek te gaan, terwijl dat nauwelijks uit de tekst bleek. Spookverhalen blijken wel degelijk waar, want dat alle stukken uit de gemeentelijke collectie er uiteindelijk nog zijn wil niet zeggen dat ze zonder het hierboven geschetste monsterverbond van opposanten tegen het ontzamelbeleid van directeur Bremer niet verkocht zouden zijn aan kunsthandelaren in Madrid, Brussel, Parijs of Londen.

13095739_1022919757836370_5920450050971882555_n

Hoe verder? Het Wereldmuseum is met AFRIKA 010 en interim-directeur Jan Willem Sieburgh de goede weg ingeslagen, maar de steun ervoor moet vastgehouden worden. In Nederland wordt kunst niet vanzelfsprekend gekoesterd. Dat moet elke keer weer bevochten worden. Ik omschreef een jaar geleden wat nodig is voor een levensvatbare doorstart: 1) politieke steun van de gemeente Rotterdam inclusief het herstel van het oude niveau van subsidie om tot een levensvatbaar bedrijfsmodel te komen; 2) heroriëntatie van het gebouw op tentoonstellingen en collectie (beheer, documentatie, ontsluiting), en afwaarderen van de niet-kerntaken (restaurant, banqueting) die trouwens toch verliesgevend waren; 3) herstel van de kerntaken van het museum door het opnieuw opbouwen van een wetenschappelijke staf en een tentoonstellingsafdeling die zo’n twee grote, vier middelgrote en zes kleinere presentaties per jaar maakt ; 4) herstel van het vertrouwen bij politiek, publiek, museumsector en collega-volkenkundige musea, bruikleengevers, vermogensfondsen en sponsoren.

Foto: Impressies van de opening van de tentoonstelling ‘AFRIKA 010‘ in het Wereldmuseum, 28 april 2016. Credits: Lydia van Oosten.

Rekenkamer pleit voor forse subsidie Wereldmuseum. Bremer weg

big_398

Vandaag verschijnt het rapport ‘Werelden van verschil‘ van de Rekenkamer Rotterdam dat op basis van een motie uit november 2014 van PvdD, PvdA, SP, GL en VVD werd opgesteld. Directeur Stanley Bremer heeft vandaag zijn bestuursfuncties neergelegd en blijft als extern adviseur verbonden aan het Wereldmuseum. Hoewel zijn aftreden onvermijdelijk was geworden doordat hij in en buiten de politiek alle steun verloren had, volgt dit niet direct uit dit rapport. Want dat gaat over het functioneren van de gemeente. Dat Bremer formeel nog verbonden kan blijven aan het Wereldmuseum heeft vooral te maken met de door de gemeente gemaakte fouten sinds de privatisering van 2006. Zo werkt dit rapport niet als een ontslagbrief voor de directeur, maar juist als het tegendeel. Hij kan ondanks alles formeel aanblijven. Zowel gemeente als Bremer maakten fouten.

Het rapport verwijt de gemeente vooral dat het ondanks verplichtingen onvoldoende toezicht uitoefende op de collectie. De omgang met de collectie en de dreigende verkoop van de Afrika-collectie was in de publieksactie en de aandacht media sinds zomer 2014 het hete hangijzer. Het persbericht zegt: ‘Pas als gevolg van diverse media-uitingen, de publieksactie Wereldmuseum en het defungeren van de Raad van Toezicht, is er bij het college sprake van toegenomen aandacht voor het Wereldmuseum.’ Dat kan op twee manieren uitgelegd worden. Als voorbeeld van onzorgvuldig bestuur van achtereenvolgende cultuurwethouders, de afdeling Culturele Zaken en het Rotterdamse college. Of als voorbeeld van de macht van de burgers die met hun deskundigheid, betrokkenheid en mobilisatie van hun netwerk instappen waar de politiek het laat afweten.

Wie een streep onder een dossier zet kan zich vaak nauwelijks het begin meer in herinnering halen. Wat te leren valt van de publieksactie Wereldmuseum is dat succes niet verzekerd is, maar wel binnen handbereik gebracht kan worden. Het succesvol uitdagen van de politiek kan eigenlijk alleen door medewerking van de politiek omdat het een gesloten wereld is die zich in vertrouwelijkheid sluit als buitenstaanders het proberen open te breken. Zelfs ondanks de verschillen tussen partijen die in de interne creditering die de partijpolitiek nu eenmaal kenmerkt niets te winnen hebben bij buitenstaanders, maar alles bij elkaar. Het is dan ook geen toeval dat het een nieuwe partij in de raad was (sinds maart 2014), de Partij voor de Dieren die zich aan de kant van de burgers kon zetten. Dit pleit voor het stemmen bij verkiezingen op kansrijke nieuwkomers.

Wat de kwestie Wereldmuseum leert is dat overheden de cultuur niet in de steek kunnen laten en zich niet rijk kunnen rekenen door te vertrouwen op handige jongens die zich cultureel ondernemer noemen, maar het tafelzilver naar de lommerd willen brengen omdat hun bedrijfsmodel niet klopt. Het rapport zegt in het voorwoord: ‘Het beheren van een omvangrijke kunstcollectie is normaal gesproken geen activiteit, die volledig commercieel kan worden uitgenut. Daar zijn vrijwel altijd ook publieke middelen voor nodig. Zo ook voor de exploitatie van het Wereldmuseum.’ Vertrouwen op de markt en overschatting van cultureel ondernemerschap is de essentie van wat er bij het Wereldmuseum is misgegaan. Het werkt in elk geval niet zoals gemeente en museumdirectie het de afgelopen 10 jaar in hun wensdromen voorstelden. Kunst kost geld. Zoals het openbaar vervoer, het ziekenhuis, het onderwijs, de lokale omroep, de riolering of de vuilnisophaaldienst.

Ik blijf als niet-Rotterdammer met liefde voor Rotterdam met een vraag zitten. Kon wat er met Bremer en het Wereldmuseum is gebeurd alleen in Rotterdam gebeuren? Of had het overal kunnen gebeuren? Het was het Rotterdamse, en geen ander college dat in november 2012 de ontzamelplannen van het Wereldmuseum billijkte. Ondanks de overtreding van de LAMO-richtlijn. Waarom liet het Rotterdamse college zich bewust op die glijdende schaal naar beneden meevoeren? Ik gaf in november 2012 antwoord op de vraag die vandaag door de Rekenkamer beantwoord is: ‘Dit type solitair opererende directeuren vertoont zonnekoninggedrag en krijgt onvoldoende repliek. Hun omgeving heeft er geen grip meer op. Zo luistert Stanley Bremer niet meer naar zijn vakbroeders uit de museumsector. Hij meent het beter te weten. Nu trekt-ie ogenschijnlijk het Rotterdamse college mee in zijn plannen. Voorbij ethische grenzen.’ De burgers zijn gewaarschuwd.

Foto: Beeld uit Oost-Afrika, Galerie Monbrison op Bruneaf 2014.

Het Wereldmuseum draait door. Een Rotterdams drama

wm

Het raadslid van Leefbaar Rotterdam Anton Molenaar stelde op 2 september 2008 raadsvragen over het Wereldmuseum. Toen al kwamen er plannen van dat museum naar buiten om een groot deel van de collectie te ontzamelen. In het antwoord verwees het college (met Ivo Opstelten) naar de directie en de Raad van Toezicht van het op 1 januari 2007 verzelfstandigde Wereldmuseum die hadden verzekerd dat ze dat volgens bestaande normen zouden doen en voegde toe: ‘Het opschonen van de collectie is ook een vorm van verzamelen en zal leiden tot een kleinere en beter beheersbare collectie van topstukken en zal niet leiden tot de opheffing maar tot een betere profilering en efficiëntie van het museum.’ Een verbazingwekkende passage die met terugwerkende kracht de urgentie miste wat er precies aan de hand was bij het Wereldmuseum.

In de jaren erna ging de kritiek op het ontzamelbeleid van het Wereldmuseum niet meer liggen. Vooral niet toen directeur Stanley Bremer in 2011 met het plan van een fonds kwam met maximaal 60 miljoen euro dat gevuld werd door de verkoop van de Afrika-collectie. Bezit van de gemeente. Het zou gemeentesubsidie overbodig maken en de afhankelijkheid van de gemeente verkleinen, zodat de directeur de vrije hand kreeg om te doen en laten wat hem schikte. Toenmalig wethouder Antoinette Laan nam weliswaar afstand van de plannen, maar was niet ondubbelzinnig in haar standpunt dat verkoop van (een deel van) de collectie om economische redenen principieel afkeurde. Raad en college bleven dubbel in hun reactie op de plannen van Bremer, ze hadden wel oren naar een museum dat het zonder subsidie zei te kunnen stellen. Museumsector, publiek en toenmalig staatssecretaris Zijlstra maakten duidelijk dat dit soort verkoop ontoelaatbaar was.

In 2012 tekende ik de tactiek van het Wereldmuseum dat de eigen organisatie inzet om steun op te bouwen: ‘Het goede leven van wijnen, spijzen, gesprekken en ons soort mensen zet alle neuzen een kant op. Soms feestneuzen als er feest te vieren valt, soms wijsneuzen die het samen beter weten dan de professionals uit politiek of museumwereld. Weldenkende burgers zijn tevreden met zichzelf. En elkaar. Als individuen vinden ze elkaar in een groepsgevoel dat afkeer voor regelzucht uitstraalt. In het oprekken van de grenzen voelen ze zich weer de provo’s die ze nooit waren. Hun tweede jeugd neemt hen de kans niet af het alsnog te worden. In het schoppen tegen het establishment dat ze zelf vormen. Vanuit de luxe. Zo werkt kunst als glijmiddel.

Nu is er voor de zoveelste keer kritiek op het beleid van het Wereldmuseum. De kar van de Publieksactie Wereldmuseum wordt getrokken door kunstenaar Olphaert den Otter. Die vanuit het niets zich half augustus met het Wereldmuseum ging bezighouden. Aangezwengeld door artikelen van onderzoeksjournalist Sjors van Beek die vanaf 13 augustus in De Groene verschenen. Topstukken in de ramsj, zo zei van Beek. De toon was gezet. Den Otter sprak twee keer in de commissie ZOCS van de Rotterdamse gemeenteraad waar de C voor Cultuur staat. Op 30 oktober (7 u 45’) en op 19 november (55’50’’). In de raad vroeg het raadslid namens de Partij voor de Dieren en kunsthandelaar Ruud van der Velden herhaaldelijk aandacht voor het onderwerp.

Op  de FB-pagina van Olphaert den Otter werd het een gezellige, anarchistische boel. Ik zag er een voorbeeld voor nieuwe politiek in. Terloops ontstond een gemeenschap van betrokken burgers die zich verenigden in hun verontwaardiging over directeur Stanley Bremer die naar hun idee te veel ruimte van het gemeentebestuur kreeg. Zodat het onbegrip zich ook richtte op de Rotterdamse lokale politiek die het de afgelopen zeven jaar allemaal had laten gebeuren. Den Otter riep uit op 16 augustus: ‘Het is totaal krankjorem, maar niemand lijkt op het idee te komen die man eruit te flikkeren! Hoe kan dat nou? HELP!’ Ja, Gemeente Rotterdam, waarom vertegenwoordigden jullie gedurende zeven jaren het algemeen belang zo slecht? Waar liet dat de burgers?

Nu lijkt er een doorbraak. In een brief aan de raad meldde B&W deze week de ‘ingrijpende beleidstrajecten die momenteel bij het Wereldmuseum lopen, voorlopig stil te leggen.’ De gemeente zet het Wereldmuseum verder onder druk door het initiatief om de leden van de Raad van Toezicht te benoemen, één of meer termijnen van de bevoorschotting niet te vervroegen waar het Wereldmuseum om had verzocht, de uitspraak van de toetsingscommissie-Laan die half december wordt verwacht en het instellen van een extern onderzoek naar de algehele bedrijfsvoering van het museum. Vraag is of de brief diep genoeg gaat. Ruud van der Velden is er ontevreden over, ziet vele vragen onbeantwoord en heeft met PvdA, SP en GL een spoeddebat aangevraagd.

Foto: Renovatie Wereldmuseum door Putter Partners.

Den Otter, Bremer, het Wereldmuseum en het smachten naar actie

10547967_688441167950899_2978307853566048566_o

De aaibaarheidsfactor van een otter is groot, zo stel ik me voor dat de overleden Rudy Kousbroek hierover zou zeggen. Een otter heeft een eerder glad-functionele dan poezige vacht. Kousbroek, die rationale romanticus die me door z’n boeken en artikelen hielp nadenken over wat is, en hoe het hoort. Voor de gelegenheid haal ik m’n op 29 augustus 1969 gekochte exemplaar van ‘de aaibaarheidsfactor‘ uit de kast. Een boekje van 45 jaar oud, wat zegt dat over mij? Met een fluwelen tekstuur die de vingers aanzet tot strijken, zoals Joseph Beuys de steppe verkende in z’n mythologie van het Goede. Kunstenaar Olphaert den Otter verdient deze week een aai.

Op Facebook begon Den Otter op 17 augustus een actie door vragen te zetten bij het reilen en zeilen van het Wereldmuseum. Aangezet door journalist Sjors van Beek die het in De Groene Amsterdammer optekende. Wat spookt directeur Stanley Bremer daar uit, wat leverde het voor Rotterdam op en welke opties blokkeerde een ruimdenkende man van de wereld die z’n Wereldmuseum en die behoudende museumsector zo ontgroeid zei te zijn? Waarom kwelde Bremer zich eigenlijk zo door niet buiten de tredmolen van zijn museum te treden? Hield het wereldmuseum nou Bremer gevangen, of Bremer het Wereldmuseum? Konden ze niet zonder elkaar?

Olphaert den Otter heeft z’n best gedaan en het straatlawaai zijn atelier binnengelaten. Zoals vele kunstenaars doen. David Bade, Jonas Staal, Daan Samson, Boris van Berkum. Ze verdienen een aai omdat ze zich inzetten. Vandaag is Den Otter geïnterviewd voor Radio 1. Nooit meer Slapen. Ook met Bremer, Sjarel Ex (directeur Boijmans) en wethouder Visser (Cultuur, Gemeente Rotterdam). Veel steun is betuigd, belangstelling is groot. De winst van deze week is naar m’n idee dat de kunstsector ernaar smacht om in beweging te komen. Stanley Bremer is niet meer dan de malloot van dienst. Kunstenaars en kunstliefhebbers zijn weer wel zo kieskeurig dat ze niet door iedereen wakkergekust willen worden. Het moet heerlijk aaibaar zijn. Den Otter was perfect.

Foto: Olphaert den Otter, World Stress Painting in het Centraal Museum. Via Facebook-pagina van Lydia van Oosten.

Publieksactie tegen directeur Bremer van Wereldmuseum

ven

Kunstenaar Olphaert den Otter die op dit moment in het Centraal Museum de prachtige presentatie World Stress Painting in een projectkamer heeft is op Facebook een actie tegen het Wereldmuseum begonnen. Dit naar aanleiding van een artikel van Sjors van Beek over dat museum en haar directeur Stanley Bremer in de Groene Amsterdammer. Op dit blog verschenen sinds 2011 diverse stukken over het ontzamelen door musea, met extra aandacht voor het MuseumgoudA en het Wereldmuseum die een bodem onder een artikel of actie leggen. In 2013 voerde een andere Rotterdamse kunstenaar Boris van Berkum actie tegen Bremers plannen.

Den Otter toonde eerst z’n verontwaardiging over het handelen van Bremer en toen zijn actiebereidheid  door hem een brief te sturen: ‘Met ontzetting heb ik het artikel in de Groene Amsterdammer gelezen over uw plannen met het Wereldmuseum. Ik volg de kwestie al jaren. Steeds lijkt het erop dat de verkoop van de collectie toch niet door zal gaan. Nu blijkt u uw plannen gewoon door te kunnen zetten. Ik teken daar uit de grond van mijn hart protest tegen aan. U heeft een financieel probleem – dat begrijp ik. Door de collectie te verkopen en de museumstaf te decimeren handelt u als een restauranthouder die zijn koks ontslaat en het keukengerei verkoopt om de zaak te redden. U houdt niets over. En erger nog: onze stad wordt een erfgoed ontnomen, waaraan anderhalve eeuw is gebouwd. In een ommezwaai is het weg.

De volgende logische stap is het benaderen van de Rotterdamse politiek, en dat deed Den Otter vandaag in een e-mail aan voorzitter Judith Bokhove van de commissie Zorg, Onderwijs, Cultuur en Sport (ZOCS). Hij schrijft onder meer: ‘In onze stad dreigt een historische vergissing te worden gemaakt. Lange tijd leek het erop dat de voorgenomen verkoop van grote delen van de collectie van het museum steeds kon worden voorkomen. Nu blijkt anders. Zolang er geen stuk verkocht is, is het mogelijk een drama af te wenden. Ik reken erop dat u [een] bijdraagt aan het voorkomen van een stap die onze stad wereldwijd te schande zou maken en haar bewoners zou beroven van de mogelijkheid om middels deze schitterende collectie etnografica zich te informeren over de vele culturen binnen de gemeente Rotterdam.

Den Otter vraagt niet om het ontslag van Bremer, maar suggereert dat wel. Probleem is dat Bremer door de gemeente en de museumwereld in 2013 is teruggefloten, maar geen consequenties uit de afwijzing van z’n beleid heeft getrokken. Hij blijft om onverklaarbare redenen zitten. De problemen met Bremer zijn tweeledig. Hij heeft het museum naar de marge gevoerd door de nevenactiviteiten (restaurant, evenementen) voorop te zetten en de museale taken (wetenschap, bestandsbeschrijving) uit te kleden. En hij heeft tegen alle regels en afspraken in geprobeerd delen van de collectie op de markt te brengen. Nu is door de gemeente Rotterdam de procedure aangescherpt die Bremer geen ruimte laat voor zijn eerdere plannen. Maar Bremer blokkeert tevens een nieuwe start voor het Wereldmuseum. Da’s triest voor Rotterdam, de bezoekers en ook voor Bremer die in het verleden blijft hangen en niet meer voor- of achteruit kan. De gemeente Rotterdam kan dat oplossen.

Foto: Venue.nl: Wereldmuseum.

Pleidooi voor flexmuseum met het FemArtMuseum als pionier

2010_10_23_Coverfoto-Gottweiblich

FemArtMuseum omschrijft zichzelf als een museum zonder muren. Het neemt initiatieven en brengt die onder bij bestaande musea. Het gaat om het promoten van kunst van, door en over vrouwen. Naar eigen zeggen is slechts vier procent van de kunstwerken die wereldwijd in vaste collecties van musea wordt gepresenteerd van vrouwelijke kunstenaars. Oprichtster Freda Dröes schetste bij Joke Hermsen de doelstellling: ‘het opwaarderen van de kunst door vrouwen gemaakt‘ en ‘de oprichting van een museum voor kunst in Amsterdam‘.

Dat extra muros idee is dus geen bewuste keuze, maar gevolg van het niet kunnen vinden van een eigen gebouw. In de jaren 2007-2011 ketsten plannen voor de realisatie van een museum in de Tolhuistuin en het voormalig GAK-gebouw af. Ruim voor de uitdunning van de basisinfrastructuur en de bezuinigingen in de cultuur. Nu musea met krimpende budgetten kampen, vaker hun toevlucht nemen tot tentoonstellingen uit eigen collectie en in het programma schrappen wordt dat extra muros concept een toegevoegde waarde. Waarom zou het FemArtMuseum zich opsluiten in een gebouw en energie steken in het veroveren van een plaats op de drukke museummarkt als het haar projecten bij bestaande musea onder kan brengen?

Dat onderbrengen zal echter een onzekerheid blijven en maakt afhankelijk van andere musea. Daarom is de keuze voor een eigen gebouw en organisatie begrijpelijk. Maar nieuwe tijden vragen nieuwe antwoorden. Politici begrijpen het onroerend goed aspect van musea doorgaans beter dan de bedrijfsvoering. Niet in het minst omdat dat eerste een eindpunt heeft en dat laatste niet. Het flexmuseum is het nieuwe antwoord dat uitgaat van de denkwijze van de politiek, krimpende budgetten, onderbrenging van kunsthistorische kennis in een Karel van Mander instituut, nieuwe ontwikkelingen en doelgroepen, en het snijden in overhead.

Dat flexmuseum kan een ruimte zijn die afwisselend of tegelijk door meerdere instellingen wordt gebruikt. Met langlopende afspraken om naar twee kanten voor continuïteit te zorgen. Zoals orkesten een concertzaal gebruiken of voetbalclubs een stadion. De oprichting is voorwaardenscheppend en dient bekostigd te worden door de overheid. Voorstelbaar is dat het uit vijf delen bestaat: een presentatiegebouw, een kantine, een depot, een kantoorgebouw en een digitaal platform. Zo zet het FemArtMuseum haar nadeel van ontbrekende eigen ruimte om in een voordeel door al profilerend voortrekker van een nieuw museumconcept te worden.

Een flexmuseum biedt ook een middenweg als antwoord in het debat tussen voor- en tegenstanders van de oprichting van een apart vrouwenmuseum. Onder de eersten lijken de meer geharnaste feministes van het eerste uur te vinden en onder de laatsten jongere vrouwen die tegen afzondering zijn. Directeur Ann Demeester (1975) van kunstencentrum De Appel is van deze laatste groep een representant. Uiteindelijk gaat het om het optimaliseren van de doelstelling en het verhogen van het bereik. Het apparaat is ondergeschikt.

Allerlei sluimerende initiatieven kunnen er hun plek vinden. Wie weet een tentoonstelling over slavernij waarmee Boris van Berkum bezig is. Of nieuwe presentaties van het onlangs gesloten Moluks Museum. Of presentaties van de ambachtelijke glas-, edelsmederij-, textiel- en keramiek ontwikkelinstellingen. Of presentaties van academies die nu in rommelige gebouwen vaak onopgemerkt blijven voor het grote publiek.

Intussen gaan deze week op initiatief van het FemArtMuseum drie tentoonstellingen open. Op vrouwendag 8 maart in het Bijbels Museum Divine Surprise!. Een overname van het Bibel + Orient Museum in het Zwitserse Freiburg met antieke objecten die het vrouwelijke in God verbeelden. Vorige week opende in het MKKA te Arnhem Female Power. En op 9 maart opent in het Allard Pierson MuseumWomen for all seasons‘. Pico bella.

Foto: Omslagfoto van de tentoonstelling Gott Weiblich, 2010.

Politiek en museumsector keren zich tegen plannen Wereldmuseum

Petities

Op petities.nl kan men zich uitspreken tegen de verkoop van de Afrikacollectie. De plannen van Stanley Bremer om de Afrikacollectie van de gemeente Rotterdam te vermarkten lijken in de raad onvoldoende politiek steun te krijgen. Deze collectie wordt beheerd door het Wereldmuseum waar Bremer directeur is. De commissie Jeugd, Onderwijs, Cultuur en Sport van de Rotterdamse raad praat aanstaande woensdag over het voorstel van het college om delen van de gemeentecollectie te verkopen. Volgens een bericht in De Volkskrant is er in de raad een meerderheid van PvdA, D66, GroenLinks en SP om de richtlijnen voor afstoting niet te verruimen. Wethouder Antoinette Laan had die mogelijkheid in november 2012 in een brief aangekondigd.

Behalve politieke tegenwind heeft Bremer met zijn plannen en zijn halsstarrige houding ook tegenwind gezaaid in de museum- en erfgoedsector. Zo spreekt de Vereniging Rembrandt zich op 14 januari in een nieuwbericht uit tegen de plannen van Bremer: ‘De Vereniging Rembrandt roept de gemeenteraad op een verstandig besluit te nemen inzake het voornemen van het Wereldmuseum Rotterdam, naar de richtlijn zoals in grote gemeenschappelijkheid overeengekomen.’ Ofwel, de Vereniging Rembrandt roept de Rotterdamse raad op om de voorstellen van wethouder Laan (VVD) niet te volgen. Het Rotterdamse raadslid voor D66 Jos Verveen zegt in een tweet de uitspraak van Bremer in de NRC van afgelopen weekend dat de verkoop van de Afrikacollectie van de gemeente Rotterdam ‘een moderne manier van museummanagement is‘ niet te volgen:

JosV

Foto 1: Schermafbeelding op 14 januari 2013 van petities.nl/Afrikacollectie.

Foto 2: Schermafbeelding van tweet D66-er Jos Verveen.