Voorstel tot wijziging van het advies over BIS 2025-2029 van de Raad voor Cultuur: minder gewicht aan identiteit en meer aan professionele sectornormen

Schermafbeelding van titelpagina ‘Advies aanvraag- en beoordelingsproces BIS 2025-2028‘ van de Raad voor Cultuur, april 2023.

Het ‘Advies aanvraag- en beoordelingsproces BIS 2025-2028‘ (april 2023) van de Raad voor Cultuur heeft veel aandacht getrokken. Onder meer omdat de raad aan de staatssecretaris adviseert om de drie gedragscodes zwaarder mee te laten wegen in de volgende BIS-periode.

Kritiek uit rechtse hoek is dat dit leidt tot dwang (‘Sovjet-toer‘) die van invloed is op de inhoud. Het is door alle onduidelijkheden en de vraag welke delen van het advies de staatssecretaris overneemt vooralsnog onduidelijk of dit terechte kritiek is. 

Een misverstand van deze kritiek is trouwens dat het in het advies niet gaat om kunst, maar om kunstinstellingen met een culturele taak. Dus de opmerking ‘Kunst moest volgens deze strenge toezichthouder in dienst staan van het communisme‘ is misplaatst omdat het niet om kunst, maar om kunstinstellingen gaat.

Dat onderscheid tussen kunst en kunstinstellingen (= cultuur) is van belang omdat de laatsten het vehikel zijn voor de kunst. Ofwel, de raad spreekt de kunst niet direct aan. De raad of de staatssecretaris spreken wel de kunstinstellingen aan. Cultuur is verbinding met een maatschappelijke functie.

Het is altijd een risico dat zo’n advies te veel wil regelen en de instellingen te veel administratief werk en dwang oplegt die direct van invloed op de inhoud zijn. Om die kritiek voor te zijn zegt het advies op vele plekken dat het de administratieve druk voor de instelingen wil verminderen. Of dat werkelijk zo uit zal pakken is onduidelijk.

De raad neemt geen genoegen met het schetsen van een rode lijn, maar heeft 30 pagina’s nodig. De raad lijkt veel tot achter de komma te willen regelen. Het is aan de Tweede Kamer om te beoordelen of dat gewenst is en niet te ver gaat. 

Vraag is of de raad als adviesorgaan hiermee zelf beleid maakt en wellicht onbewust op de stoel van de staatssecretaris en de politiek gaat zitten. De raad verwijst opvallend genoeg herhaaldelijk naar de kaders die de staatssecretaris heeft aangegeven om te bewijzen dat het zelf geen beleid toevoegt. De herhaaldelijke verwijzingen maken alert of de raad niet te ver gaat en zichzelf ervan probeert te overtuigen dat het aan de goede kant van de streep blijft. 

Verontrustend aan het advies is dat in de gevallen dat met voorbeelden wordt verwezen naar de Code Diversiteit & Inclusie dat wordt gereduceerd tot ‘afkomst’. Dat is een containerbegrip, dat zowel etniciteit, sociaal-economische status als regionale oorsprong kan betekenen. De code is breed, maar wordt in dit advies niet breed geëxpliciteerd. Het blijft daarom onduidelijk welk zwaartepunt de raad aan de diverse aspecten van de code geeft.

Een criterium is ‘bedrijfsmatige gezondheid: personeel’ dat een van de zogenaamde 4 P’s is. Ze zijn: programma, publiek, partners en personeel. Over dat ‘partners’ kan men zich trouwens afvragen of het voor een instelling dezelfde zwaarte moet hebben als programma, publiek en personeel. 

In het advies is geen sprake van een criterium ‘bedrijfsmatige en professionele werkwijze’. Het wordt met een accent op bestuur en toezicht wel indirect benoemd in de Governance Code Cultuur. Maar dat gaat over deugdelijk bestuur en niet over werken volgens geldende sectornormen.

Het ontbreken van een criterium dat  verwijst naar het professioneel functioneren van een instelling volgens sectornormen is opvallend omdat dat de kern is van wat belangrijk is voor het opereren van een instelling. Het advies mist een hart door het ontbreken van een criterium over het professionalisme van een instelling.

Men zou in het advies een criterium verwachten dat stelt dat de instelling opereert volgens de normen van de sector waar het in opereert. Een voorwaarde voor een museum zou dan zijn dat het opereert volgens de geldende professionele museale normen. Een instelling die dat niet doet zou dan minder of geen aanspraak op overheidssubsidie maken. 

Nu wordt een instelling die niet volgens de geldende museale normen opereert, maar haar zaakjes wat identiteit en bereik betreft zo op het oog op orde heeft, geen strobreed in de weg gelegd. Dat geldt uiteraard in dezelfde mate voor andere sectoren en disciplines met hun specifieke normen. Dat het advies de praktijk van het georganiseerde veld niet zwaarder laat wegen is onevenwichtig.

Deze vermeende disharmonie zou in een volgende versie van dit advies hersteld moeten worden. Zodat aan de normen van de sector meer belang wordt toegekend en instellingen volgens de normen van hun ‘eigen‘ sector gewogen worden.

Dat verkleint de kans dat een kunstinstelling voornamelijk aan de hand van identiteit wordt beoordeeld, terwijl in de kern het professionalisme ontbreekt. Bij toetsing voor subsidieverlening zou het belangrijkste het zwaarste moeten wegen, dat lijkt nu niet het geval.

Het advies bevat voldoende aanzetten tot een goede beoordeling van kunstinstellingen. Twee correcties zijn gewenst. Minder gewicht geven aan identiteit en meer gewicht aan de professionele normen van de sector waar de kunstinstelling in opereert.

Jan Hoek pleit voor outsiders in het Stedelijk en meent de kwestie identiteitspolitiek ermee op te lossen

Antonio Ligabue, autoritratto con cavalletto (zelfportret met schildersezel).

I. Kunstenaar Jan Hoek houdt in het opinie-artikelOok ‘outsiders’ verdienen een plek in het Stedelijk‘ van 7 april 2023 in NRC een verdienstelijk pleidooi voor ‘outsiders‘ in het Stedelijk Museum. Ofwel kunstenaars met een beperking. Dat is actueel vanwege de claim van directeur Rein Wolfs om het museum ‘inclusiever‘ te maken. Dat gaat over identiteitspolitiek.

Dat outsiders een plek in musea verdienen is niks nieuws. Dat wordt al beweerd sinds Jean Dubuffet in 1947 en een hele reeks curatoren daarna een lans braken voor het tonen van outsiderkunst of art brut in een museale setting. Denk ook aan het werk van de in 1965 gestorven Italiaanse schilder Antonio Ligabue met een stichting die zich bezighoudt met de nalatenschap van zijn werk.

Hoek meent dat Wolfs in zijn opvatting van ‘inclusiviteit‘ niet breed genoeg kijkt, hoewel Wolfs in een openbaar gesprek in De Balie in februari 2023 volgens Hoek zei te gaan voor ‘algemene verbreding‘. Dat laatste is een voornemen en het eerste een constatering van wat Wolfs nu nalaat. Het verwijt van velen aan Wolfs is dat hij niet verder kijkt dan een zwart-wit tweedeling. Hoek hangt zijn verwijt aan Wolfs op aan het ontbreken van outsiderkunst in het Stedelijk.

Het lijkt er sterk op dat Hoek in het terecht constateren van de blinde vlek van Wolfs evenmin breed genoeg kijkt om het te smalle perspectief van Wolfs te duiden. Wolfs en Hoek gaan niet voor een integrale oplossing. Hoek laat in zijn opinie steken vallen. Ik beperk me tot de twee belangrijkste.

Schermafbeelding van deel artikelOok ‘outsiders’ verdienen een plek in het Stedelijk‘ van Jan Hoek in NRC, 7 april 2023.

II. Het eerste is dat Hoek het debat in NRC over het Stedelijk Museum onvolledig en niet correct samenvat. Hij doelt met de twee critici waarschijnlijk op Jan Christiaan Braun die het debat opende en Anna Tilroe, maar vergeet gemakshalve het stuk van zijn collega-kunstenaar Michael Tedja die de opinie van Kade-directeur Robbert Roos frontaal aanviel die zich met columnist en tentoonstellingsmaker Hans den Hartog Jager achter het beleid van Wolfs schaarde. Of het beleid dat Wolfs voor de gemeente Amsterdam uitvoert.

Hoeks constatering is onjuist dat Christiaan Braun, Tilroe en Tedja die ieder totaal verschillende accenten plaatsen menen dat het Stedelijk is veranderd in een Wokemuseum en dat er nu nooit meer goede kunst wordt getoond. Dat heeft Hoek verkeerd begrepen en vat hij onjuist samen.

Christiaan Braun vindt het ongewenst dat het Stedelijk bestuurlijk wordt beperkt door het Amsterdamse gemeentebestuur dat eisen stelt die van invloed zijn op het beleid. Tilroe meent dat Wolfs en zijn team hun lot in eigen handen moeten nemen en zelfbewuster moeten handelen. Tedja neemt als Nederlandse kunstenaar met Surinaamse roots afstand van dat zwart-wit denken waar Wolfs mee wordt geassocieerd. Hij wenst zich door Roos of Den Hartog Jager niet in een apart vakje te laten zetten.

Schermafbeelding van deel artikelOok ‘outsiders’ verdienen een plek in het Stedelijk‘ van Jan Hoek in NRC, 7 april 2023.

III. Het tweede is dat Hoek meent dat meer aandacht voor outsiderkunst de oplossing voor het probleem van identiteitspolitiek waar het Stedelijk en Wolfs mee worstelen dichterbij brengt. Dat is een misvatting en onderschatting van de vele raakvlakken en belangen van identiteitspolitiek.

Identiteitspolitiek in musea is een gelaagd en gepolitiseerd onderwerp dat door het tonen van outsiderkunst niet wordt opgelost. Verder zijn er nog veel meer achterstanden en verschillen die in musea weggewerkt moeten worden in het aankoop-, personeels- en programmeringsbeleid.

Ze worden expliciet genoemd in de Code Diversiteit & Inclusie (april 2021) die in de kunstsector worden toegepast. Afgelopen week liet voorzitter Kristel Baele van de Raad voor Cultuur in NRC weten dat vanaf 2025 de toepassing van deze en andere codes strikter en minder vrijblijvend zullen worden beoordeeld: ‘Alle soorten diversiteit, niet verengd tot kleur’.

Op p.6 worden de verschillen genoemd die weggewerkt moeten worden: De code is van origine gericht op culturele diversiteit. Daarnaast geeft de code ruimte aan meer vormen van verschil, zoals gender, beperking, seksuele oriëntatie, religie, sociaaleconomische status, opleidingsniveau en leeftijd‘.

Er zijn twee jaren verloren gegaan in de juiste toepassing van de Code Diversiteit & Inclusie. In 2022 besteedde ik in een commentaar aandacht aan het onvoldoende toezicht op de ‘brede toepassing’ ervan.

Met meer aandacht voor outsiderkunst zijn andere achterstanden nog niet gecorrigeerd. Hoewel er raakvlakken en dwarsverbanden tussen de verschillen zijn. Ik pleitte er in een commentaar van februari 2021 voor om social-economische status leidend te laten zijn in de Code:

Want het lijkt er sterk op dat hoogopgeleide kunstjournalisten en kunstbobo’s zich meer kunnen identificeren met buitenlandse, zwarte kunstenaars die doorgaans ook een goede opleiding hebben en uit de hogere middenklasse afkomstig zijn, dan met witte, Nederlandse kunstenaars met een sociaal-economische achterstandspositie, weinig netwerk en gebrekkige sociale vaardigheden. Het is de vraag of deze kunstjournalisten en kunstbobo’s hun eigen gebrekkige blik beseffen of dat ze die juist bewust in stand houden. Wat is trouwens kwalijker?

Les données de I’instant, September 8, 1977 Artwork by Jean Dubuffet © ADAGP, Paris and DACS, London 2017.

IV. Het debat over identiteitspolitiek in de kunstsector en bij het Stedelijk Museum in het bijzonder is niet makkelijk. Juist omdat betrokkenen bedoelingen en eisen verhullen en die anders zijn dan ze op het eerste gezicht lijken.

Nodig is een integrale aanpak waar Kristel Baele voor pleit. De analyse is er, nu de uitvoering en het toezicht erop nog. Als de overheid voldoende toezicht op de toepassing van de Code weet te organiseren, dan is dat een stevige stap richting betere representatie in de kunstsector. Deeloplossingen, zoals een pleidooi voor outsiderkunst zijn verdienstelijk, maar blijven hangen in de sfeer van ‘preken voor eigen parochie‘.

Het merkwaardige is dat de overheid al twee jaar geleden een goed raamwerk heeft neergezet om verschillen van culturele diversiteit te overbruggen. Overigens zonder voldoende middelen voor goed toezicht. Mede vanwege de afweging hoe dwang en zelfbeschikking samenhangen.

Door de kaping van de identiteitspolitiek en de dominantie van de zwart-wit tweedeling heeft dat tot vertraging geleid van een evenwichtige toepassing van de Code Diversiteit & Inclusie. Het heeft museumdirecties onzeker gemaakt en op het verkeerde been gezet. De episode Wolfs is daar een gevolg van. Hoewel men zich ook mag afvragen wat de eisen aan een museumdirectie zijn aangaande politieke antenne, soevereiniteit en intellectuele standvastigheid.

Nu lijken voorwaarden én politieke wil aanwezig om de valse start in april 2021 van de Code te corrigeren. Ofschoon de vraag is of de museumsector daar mentaal aan toe is. Als dit bij herhaling benadrukt wordt, dan moet brede emancipatie in de museumsector ooit opgaan in vrijmaking. Zodat door goede toepassing de Code overbodig wordt. En voegt de cynicus toe, ook ettelijke musea opgedoekt kunnen worden.

Waarom wijzigt eindredactie NRC achteraf kop bij artikel over Afrika Museum?

Schermafbeelding van deel artikel Met de collectie wordt ‘onzorgvuldig omgegaan: Wat gebeurt er straks met het Afrika Museum?‘ van 23 april 2022 in NRC met gewijzigde kop. In de browser staat ‘onenigheid-over-de-koers-bedreigt-afrika-museum‘.

Op 23 april 2022 plaatste ik het commentaarElementen voor een vervolg op een artikel in NRC over Afrika Museum‘ naar aanleiding van een artikel in NRC van die dag van Marit Willemsen over het Afrika Museum. Ik vond dat Marit Willemsen vele kansen had laten liggen en niet erg diep op dit onderwerp was ingegaan. In mijn commentaar beredeneerde ik wat zij ongenoemd had gelaten. Het commentaar sloot ik af met de volgende woorden:

Schermafbeelding van deel commentaarElementen voor een vervolg op een artikel in NRC over Afrika Museum‘ van George Knight, 23 april 2022.

Nu is de kop die op 23 april 2022 luidde ‘Onenigheid over de koers bedreigt Afrika Museum‘ veranderd in ‘Met de collectie wordt ‘onzorgvuldig omgegaan: Wat gebeurt er straks met het Afrika Museum?‘. De kop van de papieren versie van 25 april 2022 luidde weer anders: ‘Ruzie bedreigt het Afrika Museum‘.

De beslissende rol van de eindredactie van NRC valt op. Die doet meer dan het monteren van teksten, maar geeft daar ook kleuring aan. Die rol stopt blijkbaar niet op en kort voor 23 april 2022, maar gaat ook na publicatie in papier en online nog door.

Sleutelen achteraf aan koppen door eindredacties moet terughoudend gebeuren. Want de archieffunctie van een medium wordt erdoor verstoord. Wat was er volgens de eindredactie van NRC fout aan de eerste kop ‘Onenigheid over de koers bedreigt Afrika Museum‘? Is de hoofdredactie van NRC door een van de betrokkenen na publicatie van het artikel van Marit Willemsen aangesproken door een van de twee in het artikel genoemde betrokken organisaties en heeft die druk gezet om de kop te wijzigen? Het hoeft niet zo te zijn, maar de wijziging roept deze optie over zich af.

De wijziging van de kop roept de vraag op waarom er een nieuwe kop is gekomen. Werd achteraf de kop van 23 april 2022 niet goed bevonden door iemand die de eindredactie die de eerste kop maakte heeft teruggefloten? Het is moeilijk in te schatten omdat het niet bij het artikel met de nieuwe kop wordt gemeld. Zodat het lijkt alsof de tweede kop de oorspronkelijke kop was. Het melden van wijzigingen in een artikel is blijkbaar bij NRC geen gebruik. Bij veel Angelsaksische media is dat wel zo. Zij melden dit soort wijzigingen nauwgezet.

De tweede kop is dubbelzinnig en minder duidelijk dan de eerste kop. Verwarrender dus. Het woord ‘onzorgvuldig’ wordt tussen enkele aanhalingstekens geplaatst. Dat kan betekenen dat het om een citaat gaat. Maar het kan ook betekenen dat het om een gefingeerd citaat gaat. Van wie blijkt niet uit de kop.

Het lijkt er sterk op dat de eindredactie van NRC zelf behoefte heeft aan eindredactie. In elk geval legt de wijziging van de kop opnieuw de focus op de onenigheid tussen het NMVW en de Congregatie van de Heilige Geest over het Afrika Museum.

Schermafbeelding van deel artikel ”Onenigheid over de koers bedreigt Afrika Museum‘ in NRC, 23 april 2022. Met kop die achteraf door NRC is gewijzigd. Via commentaar van George Knight, 23 april 2022.

Elementen voor een vervolg op een artikel in NRC over Afrika Museum

NRC heeft geprobeerd om in een artikel over het Afrika Museum nuances aan te brengen en suggestieve opmerkingen achterwege te laten. Het geschil tussen het NMVW (Nationaal Museum van Wereldculturen) en de Congregatie van de Heilige Geest over het Afrika Museum in Berg en Dal ligt gevoelig. De Congregatie heeft de huurovereenkomst met het NMVW per 1 januari 2025 opgezegd. Tegen welke achtergrond speelt de controverse? Deze reactie probeert de basis voor een onderzoeksartikel te leggen dat oordeelt op basis van feiten en cruciale omstandigheden.

Schermafbeelding van deel artikelOnenigheid over de koers bedreigt Afrika Museum‘ van Marit Willemsen in NRC, 23 april 2022.

Moralisme

Het NMVW moraliseert. Dat is een prima verdedigingslinie om politiek en media op afstand te houden. Ze breken er niet doorheen of missen het besef dat dit een kwestie is. Gemoraliseer is een gevaar als het afleidt van het passende antwoord. Of liever gezegd van het stellen van de goede vragen. Daar gaat het artikel mank aan.

NRC-correspondent Oost-Nederland Marit Willemsen laat in haar artikelOnenigheid over de koers bedreigt Afrika Museum‘ van 23 april 2022 de woordvoerder van het NMVW praten en citeert geen antwoorden op scherpe vragen die ze hem stelt. Zodat men hieruit mag afleiden dat ze die vragen niet heeft gesteld.

Moralisme is niet waar het geschil over het Afrika Museum tussen het NMVW en de Congregatie over gaat. Het gaat over geld en macht.

Tussen de abstractie van mooie woorden die niet te verifiëren zijn en de macht van het geld dat zich grotendeels achter de ambtelijke en politieke schermen afspeelt kan een museum getoetst worden aan professionaliteit. Opvallend is dat beide partijen vinden dat het daar bij de ander aan schort. Kan het allebei waar zijn?

Gebrek aan professionalisme en strijd om geld

Het gebrek aan professionalisme van het NMVW dat in 2020 17,5 miljoen euro via regelingen van OCW ontving om een professionele museale organisatie op te bouwen zou door twee vragen die in het artikel onvoldoende aandacht krijgen bevraagd kunnen worden.

De eerste vraag is waarom het NMVW in het beleid mensen centraal stelt en objecten afwaardeert. Of attributen zoals toenmalig directeur Stijn Schoonderwoerd in 2019 zegt. Wat is de rol van de kunstobjecten in de collectie? Ze lopen het lot om tot een plaatje bij een praatje dat het NMVW wil verkondigen te verworden. Dat roept de vraag op waar de drie musea voor staan die samenwerken in de koepel NMVW en wat voor zelfbeeld degenen hebben die het beleid bepalen.

Zijn het kunstmusea die uitgaan van de objecten of eerder historiserende musea die aan de hand van de objecten een verhaal vertellen? Vanzelfsprekend is de keuze voor het laatste niet. Integendeel. Buitenlandse etnografische musea als het Duitse Hombuld Forum zetten de objecten centraal in hun presentatie. Dat hoeft per definitie ook weer niet, maar aanvaardt het evenmin als vanzelfsprekendheid dat objecten niet centraal worden gesteld.

De andere vraag die niet gesteld wordt is of het NMVW standaard volgens de geldende museale normen werkt. Dat zou een vanzelfsprekendheid moeten zijn voor musea die zijn aangesloten bij het Museumregister en de Museumvereniging. Daarbij komt dat het NMVW een budget van 24 miljoen euro heeft (2020). Zo’n bedrag brengt verplichtingen over de verantwoording van de werkwijze en de besteding met zich mee. Aanleiding voor twijfel voor de juiste besteding van het budget zijn herhaaldelijk optredende onregelmatigheden met klimatisering, brandveiligheid en slordige behandeling van objecten. Dat moet in kaart gebracht worden.

Identiteit

Willemsen praat direct met de Engelssprekende Jamaicaan Wayne Modest over Afrika en vertegenwoordiger Carel Verdonschot van de Congregatie mag daar op reageren. Het is de vraag of dat een evenwichtige journalistieke opstelling is. Daarbij komt dat het lijkt alsof van Modest vanwege zijn persoonlijke achtergrond wordt gedacht dat hij meer recht van spreken heeft. Maar heeft hij daarover meer te vertellen dan de paters van de Congregatie die betrokken zijn bij het Afrika Museum? Terwijl de laatsten daar gewoond en gewerkt hebben en het nog maar de vraag is of Modest ooit in Afrika is geweest.

Dat is het mechanisme van identiteit waardoor het artikel uit het lood komt te staan. Door die oppervlakkige laag vernis over identiteit weten tot nu toe alle artikelen over het NMVW niet tot de kern door te dringen. Ze graven niet dieper, maar blijven aan de oppervlakte van de vernislaag hangen. Dat proberen te bewerkstelligen is een defensieve strategie van het NMVW.

Identiteit die ons reduceert tot een enkel hokje is een belediging voor ons denken. ‘We zijn méér dan man, vrouw, wit, zwart, lesbisch of hetero‘, zegt Kwame Anthony Appiah. Journalisten die er stilzwijgend van uitgaan dat een enkel hokje veel, zo niet alles verklaart bezondigen zich aan lui denken.

Huidskleur is precair om te benoemen en behoort in positief noch in negatief opzicht een verschil te maken over de inhoud. Het NMVW zet het via het optreden van Modest bewust in als joker en verbindt het direct met uitspraken over kolonialisme of slavernij die daarmee geabsolveerd worden en niet meer open ter discussie kunnen worden gesteld.

Journalisten zijn terecht huiverig om daar verdere vragen over te stellen omdat ze dan raken aan de identiteit van de woordvoerder. Hun kompas wordt stuk gemaakt. De roze olifant in de kamer is in dit geval zwart. Wat niet wordt gezegd over het NMVW wordt zo interessanter dan wat wel wordt gezegd.

Pure overtuiging

Het artikel is interessant vanwege de impliciete claim van het NMVW op de meest pure overtuiging. Dat is als vanouds het voorrecht van religieuze organisaties als de paters van de Congregatie. Dat voorrecht betwist het NMVW door er haar eigen ietsistisch moralisme tegenover te zetten.

Zo ontstaat een onuitgesproken ideeënstrijd tussen de spiritualiteit van het NMVW die een combinatie is van marketing, zingeving, linksige politiek en claims op eigentijdsheid en moderniteit, en de traditionele godsdienst van de Congregatie die in eeuwen binnen marges is vastgelegd.

Deze claims en verschillen voeden het onbegrip tussen beide partijen. De vaagheid van het NMVW geeft deze organisatie manoeuvreerruimte en onduidelijkheid, terwijl de fixatie van de Congregatie traditie en voorspelbaarheid geeft.

Het is verre van verwonderlijk dat het NMVW beter bij de tijdgeest aansluit en vertegenwoordigers van de media zich daar beter mee kunnen identificeren. Zonder het volledig te hoeven begrijpen. Dit wordt versterkt doordat het NMVW door de gezochte vaagheid van overtuiging die brede marges opzoekt en zo bijna iedereen een mentale plaats biedt, terwijl het katholicisme van de paters strikter bepaald is en die manoeuvreerruimte mist.

Door sluimerende misbruikschandalen binnen de katholieke kerken hebben katholieke organisaties ook nog eens een slechte pers gekregen. Wat uiteraard niets met deze kwestie te maken heeft. Maar het bepaalt de beeldvorming. Van publiek en journalistiek.

Schermafbeelding van deel paragraaf ‘Missiepartners‘ van het NMVW op site Afrika Museum. Met tekst: ‘Mission first. Wij zijn een missiegedreven organisatie. Ons doel is te inspireren tot een open blik op de wereld en bij te dragen aan wereldburgerschap. In Nederland en ook elders in de wereld. Wij vertalen die missie door in al onze activiteiten, ook zakelijk. Onze partners delen die visie. Ook voor hen geldt: mission first. Dat betekent dat samenwerking meer zal opleveren dan geld alleen.

Slag in de media

Het NMVW profileert zich in de media met linksig identitair denken en ietsistisch moralisme waarvan journalisten in hun achterhoofd denken dat ze het met goed fatsoen niet tegen kunnen spreken. Omdat dat ongepast is en omdat de overtuiging van het NMVW zo vaag is dat het weinig om het lijf heeft. Daarmee heeft het NMVW de slag in de media al gewonnen.

Die slag houdt in dat het niet meer over de inhoud gaat. Dat het niet concreet en verifieerbaar wordt. Dat het museale professionalisme van het NMVW niet ter discussie wordt gesteld. Dat de rol van de kunstobjecten niet centraal staat. Wat het NMVW beweert blijft vaag en abstract. Wereldburgerschap, eigentijdsheid. diversiteit, dekolonisatie. Vul maar in, het claimt van alles en zegt niks. Geen journalist die voldoende doorvraagt.

Achter die vaagheid zit een bewuste strategie van het NMVW dat jaarlijks dus 17,5 miljoen euro overheidssubsidie ontvangt en dat veilig wil stellen. Binnen het ministerie van OCW heeft het NMVW niet onpartijdige medestanders die de openbaarheid en verantwoording uit de weg gaan, maar zich wel vanachter de schermen in de kwestie blijven mengen. Is het een wonder dat de Congregatie door OCW niet wordt aanvaard als serieuze gesprekspartner?

Vervolg: een duurzaam artikel

Het Afrika Museum van voor de fusie van 2014 werd in de jaren daarvoor positief beoordeeld door de Raad voor Cultuur en visitatierapporten. Is het omgekeerde waar dat de huidige bedrijfsvoering van het Afrika Museum door het NMVW aan kwaliteit heeft ingeboet? Dat zou nader onderzocht moeten worden. Waarom begrijpt Modest niet dat hij met de verwijzing naar de in 2007 ingerichte ‘duistere’ eerste verdieping feitelijk zijn eigen NMVW een brevet van onvermogen geeft?

Het artikel vraagt óf om een antwoord met detaillering door een deskundige met kennis van zaken over het reilen en zeilen van het NMVW én het Afrika Museum óf om een vervolg dat het perspectief van de Congregatie beter doet uitkomen dan deze poging van Marit Willemsen. Ook de rol van OCW kan in zo’n artikel nader uitgewerkt worden.

Wellicht kan de onderzoeksredactie van NRC helpen om door factcheck de feiten en claims op moraliteit van NMVW en Congregatie op een rijtje te zetten voor de basis van een duurzaam artikel dat zich niet laat leiden door oppervlakkigheden die afleiden van de zaak. Niet in het minst over geld en macht. Hard geld gaat voor slappe praatjes. De lezer verdient beter dan een impressie.

OCW wil geen aandacht voor eigen rol bij Afrika Museum en NMVW

Schermafbeelding van deel vacatureOnline Marketeer‘ van het NMVW op Jobs by Workable. Geplaatst op 1 april 2022.

I. Wat het belang van publiciteit en marketing is voor het NMVW (Nationaal Museum van Wereldculturen) valt uit een vacature voor een ‘Online Marketeer’ af te lezen.

In de vacature zegt het NMVW over zichzelf: ‘Momenteel zijn wij van de sector Publiek & Partners sterk aan het groeien binnen het team Digitale Communicatie & Online en zijn wij eraan toe om een nieuwe stap te zetten. Ben jij de nieuwe allround Online Marketeer die de handen uit de mouwen steekt om onze tentoonstellingen, evenementen en digitale content via onze verschillende online kanalen bekend te maken onder onze doelgroepen?‘.

Opvallend is de opmerking over ‘de emailmarketing van de vier musea‘. Tot nu toe deed het NMVW het in de publiciteit voorkomen dat het Wereldmuseum theoretisch een autonome rol had. Dat was in lijn met een motie van de Rotterdamse raad die voor samenwerking van het Wereldmuseum met het NMVW als voorwaarde een Rotterdamse signatuur van het Wereldmuseum eiste. Dat was gekoppeld aan de financiering. In 2016 beloofde het NMVW in een persbericht dat het Wereldmuseum ‘een zelfstandig Rotterdams museum‘ zou blijven. Hetzelfde geldt voor het Afrika Museum dat evenmin een eigen signatuur wordt gegund door het management van het NMVW. Maar dat was wel toegezegd.

II. De schijn van autonomie wordt door het NMVW in de vacature losgelaten en komt naar buiten. Dat is in strijd met genoemde Rotterdamse motie. De vacature benadrukt het belang van de centrale sturing vanuit het NMVW. Dat is er een teken van dat het management van het NMVW de autonomie van de vier musea niet belangrijk acht.

Dat raakt behalve aan de ondergeschikte rol van het Wereldmuseum ook aan die van het Afrika Museum. Verschil is dat het Wereldmuseum geen officiële fusiepartner is en het Afrika Museum wel. De vacature ondersteunt indirect de kritiek van de paters en broeders van de Congregatie dat het Afrika Museum binnen de koepel van het NMVW geen eigen rol kan spelen. In dit verband is het ook belangrijk om te vermelden dat de vier musea geen eigen directeur of locatiehoofd hebben die genoemde autonomie kan waarborgen.

Die autonomie bestaat alleen in een papieren werkelijkheid die het NMVW met actieve medewerking van de Directie Erfgoed en Kunsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in stand houdt. Het NMVW en OCW zijn mentaal verstrengeld.

III. In een commentaar van 13 februari 2022 formuleerde ik de bezwaren tegen het NMVW als volgt: ‘1) een inhoudelijke koers die bestaat uit weinig aandacht voor kunstobjecten en dominantie van ‘een maatschappelijke programmering‘; 2) populisme in de marketing en de programmering; 3) aanhaken bij politiek activisme om identiteit leidend te laten zijn in de marketing en programmering en 4) een achtergestelde positie en een flets profiel van het Wereldmuseum in de koepel het Nationaal Museum van Wereldculturen (NMvW).‘ Wat geldt voor het Wereldmuseum geldt ook voor het Afrika Museum.  

Het NMVW gebruikt in de eigen publiciteit en in interviews met de managers altijd mooie woorden waarvan het weet dat die politiek goed liggen bij ministerie, politiek en media en waarvan het ook weet dat ze abstract en niet toetsbaar zijn. Kortom, vrijblijvend.

Daar komt het NMVW nu al jaren mee weg. Critici binnen de organisatie worden gemaand om te zwijgen of worden eruit gewerkt. De doofpot blijft gesloten. Het gevaar voor het management van het NMVW is dat het overmoedig wordt. Daar lijkt deze vacature een teken van te zijn. Zijdelings.

IV. Media prikken niet door het laagje vernis van politiek correcte linksigheid met praatjes over wereldburgerschap en dekolonisatie van het NMVW én de verstrengeling van OCW en NMVW waarin de instandhouding van de jaarlijkse overheidssubsidie van meer dan 10 miljoen euro centraal staat én het gebrek aan museaal professionalisme van het NMVW.

Media gaan tot nu toe niet op zoek naar de werkelijke gang van zaken bij het NMVW. Media laten zich met een kluitje in het riet sturen.

V. Het Afrika Museum plukt daar nu de wrange vruchten van. Dat gaat zelfs zover dat de Directie Erfgoed en Kunsten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het Afrika Museum uitsluit van een open gesprek over subsidie en meent dat het het belang van het NMVW moet dienen, terwijl het notabene claimt dat het onpartijdig is. Wat de adviserende rol van de Raad voor Cultuur dan nog kan zijn is onduidelijk.

De komedie die het directoraat van OCW in dit dossier speelt is grotesk. Het wil de eigen rol uit de publiciteit houden. Die is sturend is en gaat verder dan het scheppen van voorwaarden voor musea uit de museumsector. Vandaar dit commentaar dat opteert voor transparantie over het NMVW en de rol van OCW in deze kwestie.

Vooruit Nederlandse media, laat je niet om de tuin leiden door het NMVW en de Directie Erfgoed en Kunsten van het Ministerie van OCW en ga uit op onderzoek. Vooruit woordvoerders cultuur in de Tweede Kamer, duik in dit dossier en stel vragen aan de bewindslieden van OCW.

Museum Het Valkhof en Museum Arnhem betrekken nieuwe publieksgroepen als klankbordgroep bij vier tentoonstellingen in project ‘Ontgrenzen’. Fundamenteel anders of handige marketing?

Daar is weer zo’n kop van een nieuwsmedium dat de lading van het artikel niet dekt. Er wordt in de kop iets gezegd dat in het artikel wordt weersproken. Heeft de eindredacteur die de kop heeft gemaakt het artikel niet gelezen of niet goed begrepen? Allebei is mogelijk.

De kop is onjuist. Ook iemand die geen verstand heeft van hoe een museum reilt en zeilt kan weten dat de kop niet klopt De kop veronachtzaamt de vakprofessional en vervangt dat door dom populisme. Wat volgt? ‘Publiek vormt voorhoede van Nederlands Elftal‘, ‘Publiek maakt eten in sterrenrestaurant‘ of ‘Publiek vervangt ministers in Vrijdagse ministerraad’?

In hoeverre De Gelderlander en beide musea publicitair onder een hoedje spelen om een wilt voetje te halen bij de regionale politiek en het binnenhalen van een miljoen overheidssubsidie te verantwoorden is de vraag. Het kan dat dit artikel dit experiment van beide musea meer beschadigt dan de eindredactie ervan beseft.

Beide musea laten het publiek niet zelf tentoonstellingen maken. Dat is uiteraard praktisch onmogelijk omdat het publiek de kennis, vaardigheid en het netwerk hiertoe mist. Dat is logisch omdat anders museummensen overbodig zouden zijn. Ofwel, het maken van tentoonstellingen gebeurt door museumprofessionals met ervaring. Ze hebben een vak dat niet zomaar door leken vervangen kan worden.

Het gaat erom dat twee musea, te weten Museum Het Valkhof in Nijmegen en Museum Arnhem samenwerken om nieuwe, moeilijk bereikbare publieksgroepen naar hun museum te trekken. Dat doen deze musea volgens eigen zeggen door ‘publieksgroepen te vragen de tentoonstelling mee in te richten‘. Het gaat om samenwerking met publieksgroepen terwijl de coördinatie zoals gebruikelijk bij het museum ligt. Wat er ‘fundamenteel‘ anders is aan zo’n vermeend nieuwe opzet is dan ook de vraag.

De betrokkenheid van de publieksgroepen bestaat eruit dat geselecteerde leden van achtereenvolgens vier verschillende publieksgroepen in vier tentoonstellingen als ‘public in residence‘ meedenken over de inhoud. Twee in Nijmegen, twee in Arnhem. Het heeft zelfs een projectnaam: ‘Ontgrenzen‘. De geselecteerde leden van de publieksgroepen leveren suggesties aan waarmee de medewerkers van de musea aan de slag gaan om een tentoonstelling te maken.

De Gelderlander voegt toe: ‘Voor dit plan hebben de musea subsidie gekregen van het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen, de zogeheten de BIS-gelden (Basis Infra Structuur). In totaal 1 miljoen euro, 250.000 voor elke tentoonstelling. De Raad voor Cultuur, die het plan beoordeelde, is enthousiast over de vernieuwende benadering van publiek die fundamenteel anders is.

Of dit plan werkelijk anders en vernieuwend is valt te bezien en moet geëvalueerd worden. Elke poging om publieksgroepen naar musea te trekken die tot nu toe het museum moeilijk weten te vinden is hoognodig en waardevol. Want musea zijn conservatieve bastions.

Maar het is onduidelijk of het betrekken van een geselecteerde publieksgroep de oplossing is. Nieuw is dat geenszins. Buitenstaanders zijn vaak al betrokken bij het maken van tentoonstellingen. Of als klankbordgroep, bruikleengever of experts. ‘Ontgrenzen‘ is een initiatief dat aan ‘de buitenkant’ blijft en de organisatie en werkwijze van het museum niet fundamenteel wijzigt. Zo beredeneerd kan het als een defensieve handelswijze van beide musea worden opgevat.

Hedwig Saam van Museum Het Valkhof houdt een slag om de arm: ‘Het is een toegepast onderzoek dat kan leiden tot een nieuwe aanpak in musea. Dat is wat wij hopen en waarom de Raad voor Cultuur ons steunt‘. Maar niets is zeker.

Persbericht ‘Beëindiging huurcontract van de Congregatie van de Heilige Geest met het Museum voor Wereldculturen’

In aanvulling op het commentaarAfrika Museum stapt per januari 2025 uit het NMvW en zou geen rijkssubsidie meer ontvangen. Hoe logisch is dat?‘ van 2 maart 2022 publiceer ik met toestemming van de Congregatie van de Heilige Geest een persbericht van deze organisatie van 1 maart 2022. De Congregatie legt uit wat de redenen waren om de huuroverkomst met het NMvW te beëindigen. Opvallend is dat de Congregatie de indruk heeft ‘niet serieus genomen te worden‘ door het ministerie van OCW. Voor de volledigheid, ik kreeg het persbericht pas onder ogen nadat ik het commentaar van 2 maart 2022 had geschreven.

Afrika Museum stapt per januari 2025 uit het NMvW en zou geen rijkssubsidie meer ontvangen. Hoe logisch is dat?

Schermafbeelding van deel artikelPaters nemen Afrika Museum weer in eigen hand na ruzie over de naam en over Afrikaans dorp‘ in de Gelderlander, 1 maart 2022.

Eigenaar van de grond, de panden en de collectie van het Afrika Museum in Berg en Dal zijn de rooms-katholieke paters en broeders van de Congregatie van de Heilige Geest, een internationale missiecongregatie. De Spiritijnen waren overal ter wereld actief en ook in Afrika. De Nederlandse tak richtte zich in het bijzonder op Tanganyika, het huidige Tanzania. Dat verklaart het ontstaan van de collectie van kunstobjecten uit Afrika. Dat namen de broeders en paters mee terug naar Nederland als ze op vakantie kwamen.

De Congregatie zegt volgens het bericht in de Gelderlander per 31 december 2024 het huurcontract op met het Nationaal Museum van Wereldculturen (NMvW). Reden die de paters daarvoor aangeven is dat ze hun Afrika Museum weer zelf willen gaan runnen. Een verschil van inzicht over de koers van het museum ligt aan de breuk ten grondslag. Maar er zijn veel meer redenen voor de breuk die in het artikel ongenoemd blijven. Daarover meer.

De Gelderlander heeft gesproken met lekenadviseur Carel Verdonschot die beseft dat de Congregatie ‘een fikse prijs’ voor de breuk moet betalen. Hij zegt dat ‘het ministerie’ heeft laten weten dat ‘er van hen geen subsidie meer komt‘. Dat het Afrika Museum van de Spiritijnen in 2014 werd gedwongen om te schuilen onder de koepel van het NMvW had een financiële reden. Dat was volgens Verdonschot toen een eis van het ministerie om voor rijkssubsidie in aanmerking te komen. Liefde tussen de Spiritijnen en de NMvW was er nooit.

De adviezen van de Raad voor Cultuur die afgelopen jaren zijn verschenen over het Afrika Museum zijn onevenwichtig en lijken naar een gewenste conclusie toe te werken die afhankelijk is van de politieke wind die er waait in de top van het ministerie van OCW. Zo is het Advies Afrika Museum (2013-2016) van 1 mei 2012, toen het museum nog niet toegetreden was tot het NMvW, positief over de collectie en ‘de heldere positionering’:

Schermafbeelding van deel advies Afrika Museum van 1 mei 2012 van de Raad voor Cultuur.

In een advies van de Raad voor Cultuur in een volgende subsidieronde van 1 mei 2016 nadat het Afrika Museum is opgenomen in het NMvW klinkt een ander geluid over het Afrika Museum.

Schermafbeelding van deel advies Nationaal Museum van Wereldculturen van 1 mei 2016 van de Raad voor Cultuur.

De eis dat het Afrika Museum een afspiegeling van het huidige Afrika moet zijn is oneigenlijk. Want geen enkel Nederlands museum is in de verste verte een afspiegeling van het verzamelgebied waar het zich op richt. Dit klinkt als een gelegenheidsargument dat er aan de haren bijgesleept wordt om het Afrika Museum in een politiek gewenste richting te sturen.

Marktdenken is dominant op het ministerie en het NMvW krijgt een subsidie van 10,145 miljoen euro omdat het universalisme en inspiratie tot wereldburgerschap in haar beleid centraal stelt. Daarbij wenst de politiek één loket om verschillende volkenkundige museum beleidsmatig aan te kunnen sturen. Verschil is dat door een andere politieke wind de waardering voor de collectie van het Afrika Museum in vier jaar tijd veranderd is in waardering voor een ideologisch gekleurd verhaal van het NMvW. De waardering voor het Afrika Museum is grotendeels afhankelijk van de politieke wind en is nauwelijks inhoudelijk of kunsthistorisch bepaald.

Waardering voor (de kunstobjecten in) de collectie van het Afrika Museum was in vier jaar tijd ineens veranderd in het tegendeel. Namelijk van het accent op kunstobjecten en hun verzamelgeschiedenis in een abstract politiek verhaal over universalisme, wereldburgerschap en allerlei vage begrippen waarvoor het management van het NMvW na influistering een willig oor vond bij de Raad voor Cultuur en het ministerie van OCW. En een subsidie van meer dan 10 miljoen euro.

De paradox is trouwens dat door protest van Afrikaans-Franse activisten van Bobiso Media Monde die in 2020 een beeld ontvoerden uit de collectie van het Afrika Museum en een Nederlandse opinieleider als de Ghanees-Nederlandse Akwasi de afgelopen jaren juist die beeldvorming van universalisme en wereldburgerschap van het NMvW vanuit de Afrikaanse gemeenschap werd bekritiseerd als ongeloofwaardig, onheus en vals. Ze haalden het NMvW dat zo graag een linksig imago uitstraalt links in. Zo zei Akwasi op het Erfgoedfestival in oktober 2020 dat het Afrika Museum niet inspireert en op de schop moet.

Het advies van de Raad voor Cultuur uit 2016 is niet zo afhankelijk als het lijkt als het zegt: ‘De kracht van het NMVW zit in het behoud van de drie merknamen. Het is van het belang de authenticiteit van de drie locaties te waarborgen‘. Precies daar is het NMvW de afgelopen jaren de mist ingegaan. Het pompt tentoonstellingen rond tussen de locaties waardoor de authenticiteit en de signatuur van de afzonderlijke musea niet worden behouden. Ze worden door inzet van het management van het NMvW op populisme en marketing inwisselbaar gemaakt. Een directeur of locatiehoofd is er niet en kan niet opkomen voor eigen authenticiteit. In het Afrika Museum was de afgelopen jaren onder meer de superkitsch van fotograaf Jimmy Nelson tot een tentoonstelling over carnaval in onder meer Venetië, Rio de Janeiro en Oost-Europa te zien. Organisatorisch en programmatisch heeft het NMvW het Afrika Museum laten verkommeren. Dat verklaart mede het besluit van de Spiritijnen.

Een en ander roept de vraag op waarom het Afrika Museum van de Spiritijnen als het per 1 januari 2025 weer zelfstandig wordt na de loskoppeling van het NMvW geen subsidie van het ministerie van OCW kan ontvangen. Dat kan ook anders dan via de BIS. Zo goed heeft het NMvW het Afrika Museum afgelopen jaren niet beheerd. Wellicht wel in de papieren werkelijkheid die het NMvW het ministerie van OCW voorspiegelt, maar niet in de museale werkelijkheid. Het is de beurt aan Berg en Dalse, Nijmeegse en Gelderse raadsleden en bestuurders om hier bij het ministerie vragen over te stellen.

Dat wil overigens evenmin zeggen dat het nieuwe Afrika Museum niet zal moeten veranderen om hetzelfde te blijven en het de oude koers van voor de fusie in het NMVW kan voortzetten. De Spiritijnen hebben nog ruim 2,5 jaar om zich te beraden op een nieuwe koers en het zoeken van samenwerking met partners. Een hernieuwde focus op kunstobjecten, de collectie, de verzamelgeschiedenis en authenticiteit biedt de kansen die het NMvW liet liggen. De randvoorwaarden blijven lastig, zoals ook het Missiemuseum in Steyl aantoont dat door de gemeente Venlo op het nippertje van sluiting werd gered.

Merkwaardig is dat een woordvoerder van het NMvW zegt om in de regio Nijmegen op zoek te gaan naar een alternatieve locatie. Als dat is bedoeld om het Afrika Museum publicitair, politiek en wat subsidie betreft de pas af te snijden, dan voelt dat als kinnesinne. Het lijkt vooral iets te zeggen over de echte opvatting van universalisme en wereldburgerschap van het NMvW. Waarom wil het NMvW het nieuwe Afrika Museum beconcurreren en zoekt het geen collegeale samenwerking?

NB: Zie hier het persbericht ‘Beëindiging huurcontract van de Congregatie van de Heilige Geest met het Museum voor Wereldculturen’ van de Congregatie van de Heilige Geest van 1 maart 2022.

WNL doet aan stemmingmakerij en slechte journalistiek door een verkeerd beeld te geven van de Code Diversiteit & Inclusie in de kunstsector. Het beticht overheid van sociale dwang

Journalistiek is soms om somber van te worden als het niveau door de bodem zakt. Je zou denken dat de opdracht van de journalistiek is om te informeren en niet om te desinformeren. Luidt immers niet het eerste aspect van de gedragscode voor journalisten, de Code van Bordeaux die de NVJ als voorbeeld beschouwt de eerbied voor de waarheid? Het publiek heeft recht op de waarheid. Maar in de praktijk blijft daar vaak niks van over. Het is een streven dat niet gehaald wordt.

Het gebazel van gasten in een radioprogramma van WNL toont aan hoe diep de journalistiek is gezonken. Presentator en gasten is het niet om de waarheid te doen, maar om wat anders. Wat dat is blijft in het midden, maar het lijkt erop dat het eerder slordigheid en gebrek aan inhoud is dan kwade wil. Ze corrigeren elkaar niet omdat ze geen kennis van zaken hebben over het onderwerp waar ze over praten en blijkbaar voor uitgenodigd zijn. Met als gevolg dat een gast de grootste onzin kan uitkramen zonder dat het wordt weerlegd. Het resultaat is desinformatie. De luisteraar wordt op het verkeerde been gezet.

Ik luister of kijk bijna nooit naar dit soort programma’s van de Nederlandse omroep. Talkshows op radio en televisie heb ik afgezworen omdat ze niet informeren, maar desinformeren. Vaak gaan ze over triviale zaken die niet relevant zijn. Het is op z’n best amusement in de vorm van journalistiek. Of journalistiek in de vorm van amusement. Op een enkele uitzending van Nieuwsuur of Buitenhof na.

Als het onderwerp me aan het hart gaat kijk ik achteraf terug. Dan zie je journalisten of deskundigen die weten waarover ze praten en ons feiten en inzicht in een specifieke kwestie geven. Dat is wat anders dan het vullen van de zendtijd met leeg geklets zoals WNL doet of het geven van rechtse meningen omdat het nu eenmaal bij het profiel van deze omroep past. Bij WNL kunnen de feiten uit de meningen volgen.

Hoe het anders kan en hoe in de hoeken van de Nederlandse journalistiek wordt geprobeerd om de standaard van de journalistiek hoog te houden bewijst het interview van Twan Huys met de Italiaanse onderzoeksjournalist en maffia-kenner Roberto Saviano in Buitenhof. Het kan gerust onthullend worden genoemd. In 11 minuten toont Saviano overtuigend aan hoe verrot Nederland is, hoe bewust disfunctioneel de Nederlandse politiek is en hoe dat vervolgens door de hele Nederlandse elite wordt genegeerd. Het merkwaardige is dat WNL hetzelfde wil aantonen, maar doorgaans blijft steken in vooroordelen en sjablonen en er dus niet in slaagt om te overtuigen.

Aanleiding is de uitweiding van Volkskrant-journalist Martin Sommer over diversiteit en inclusie in de kunsten. Hij beweert in zijn antwoord (vanaf 6′ 10”) dat de Raad voor Cultuur voor de kunstsector diversiteit en inclusivitiet als norm heeft gesteld. Dat is inderdaad zo, maar het zit anders in elkaar dan hij het voorstelt.

Er is een Advies van de Raad van juni 2020 voor de komende beleidsperiode 2021-2024 waarin het als kaders de toepassing van de codes voor governance, fair practice, diversiteit en inclusie hanteert. Hoe strikt die kaders zullen worden gehandhaafd is de vraag omdat ook in het verleden instellingen structureel subsidie kregen zonder zich volledig aan de code voor diversiteit en inclusie te houden. Ook bij een verkeerde opvatting door Sommer van deze code is het niet aantoonbaar dat instellingen die zich er niet aan houden geen subsidie krijgen zoals hij stellig beweert. Dat klopt niet omdat het in strijd met de praktijk is.

Sommer slaat de plank mis omdat hij niet weet wat de Code Diversiteit en Inclusie inhoudt. Hij associeert erover in clichés zonder kennis van zaken. Als politieke journalist maakt hij het politiek. Hij valt terug in zijn eigen niche omdat hij een ander perspectief niet (ver)kent. Sommer berijdt zijn stokpaardjes en vliegt uit de bocht.

Juist deze gedragscode is in een nieuwe versie verbreed om bezwaren tegen een te enge, politieke opvatting ervan tegen te gaan. Gezien het brede scala van deelnemende instellingen die betrokken was bij de formulering ervan is het ook logisch dat die verbreding de uitkomst is. In Nederland polderland wil iedereen die aan tafel meepraat immers de eigen doelstelling in het eindresultaat terugvinden. De Code Diversiteit en Inclusie is een compromis. Geen radicaal, maar een gematigd standpunt.

De Code Diversiteit & Inclusie in de culturele sector waarin de hele kunstsector samenwerkt heeft als normen gender, beperking, seksuele oriëntatie, religie, sociaaleconomische status, opleidingsniveau en leeftijd. Het zijn dus niet uitsluitend de actuele politieke identiteitsonderwerpen als huidskleur, etniciteit en sekse die alleenzaligmakend zijn zoals Sommer suggereert en zijn gasten en de moderator niet corrigeren. Niet alleen Sommer blijkt niet te weten wat de code inhoudt, zijn gasten weten het evenmin.

Dit radioprogramma is niet zozeer een belediging voor de intelligentie van de gasten en de programmakers, maar een belediging voor de intelligentie van de luisteraars. De pseudo-deskundigen gijzelen de ether en laten zich verleiden om uitspraken over onderwerpen te doen waar ze niets van afweten. Dat resulteert in gebazel.

Het werkt voor de publieke opinie averechts als een radioprogramma met journalistieke ambities er zo’n puinzooi van maakt. De onderwerpen identiteitspolitiek en cancelcultuur zijn te belangwekkend om ze voor een massamedium zo slordig en eenzijdig te behandelen. Bijkomend effect is dat de kunstsector en de kunstinstellingen worden weggezet als onzelfstandig en ondergeschikt aan politieke doeleinden, terwijl het juist dit radioprogramma is dat politiek bedrijft door de werking van de kunstsector verkeerd voor te stellen.

Er moet een masterplan komen voor de museumsector als geheel

Het is ernstig dat een op de vier musea in het voortbestaan bedreigd wordt. Maar misschien minder ernstig dan het lijkt.

Musea zijn (hoe kan het anders) een symptoom van de dolgedraaide consumptiemaatschappij geworden. Het is het afgelopen decennium hard gegaan met bezoekcijfers, marketing en popularisering. Net zoals de horeca, de reis- en evenementenbranche die niet organisch zijn gegroeid.

Dat heeft tot ongewenste effecten geleid. Die kunnen nu in het kielzog van COVID-19 gecorrigeerd worden. Het is een cliché, maar deze crisis biedt kansen om het museumbestand op te schonen. Door het kaf van het koren te scheiden. Sommige musea worden slecht geleid. Dat kan in een sector waar de lat laag ligt.

Daarbij lijkt er in Nederland een overschot aan musea te zijn. Zeg een surplus van 15%. Het moet niet als taboe ervaren worden om een museum te sluiten of daar zelfs maar een debat over te beginnen.

Hoofdzaak is wel dat de waardevolle en interessante musea worden gesteund en blijven bestaan. Het geld om musea te redden is beperkt zodat het niet besteed dient te worden aan musea die niet vitaal en essentieel zijn. Daarom moet er een keuze gemaakt worden waarbij de Nederlandse museumsector als integraal wordt beschouwd. Dat is echter lastig vanwege het regionale en lokale accent dat de afgelopen jaren door beleid van politieke partijen en commissies is versterkt.

Probleem voor de Museumvereniging is dat het geen voorkeur kan uitspreken omdat het als belangenbehartiger logischerwijze op moet komen voor de museumsector als geheel. Zodat het ook geen onderscheid kan maken tussen musea en aanbevelingen kan doen over het voortbestaan van incidente musea. Zo ontstaat een probleem van het probleem.

Wat is de instantie die objectief van een afstand kijkt welke musea wel of niet de moeite waard zijn om gered te worden en daar advies aan de overheden aan geeft? Is hier een rol voor de Raad voor Cultuur weggelegd?

Foto: Schermafbeelding van deel artikelEen op de vier musea in voortbestaan bedreigd’ van NOS, 23 juli 2020.