Misverstanden en ergernissen over de film J’accuse met regisseur Roman Polanski

Het is een debat waarover de meningen rigoureus verdeeld zijn. Wat te doen met het werk van een controversiële kunstenaar? Gisteren vond de uitreiking plaats van de Franse filmprijzen, de Césars. De film ‘J’accuse’ met regisseur Roman Polanski was genomineerd in 12 categorieën. Daar ontstond zoveel oppositie tegen dat het bestuur van de Césars is afgetreden. Polanski liet vanwege de verwachte protesten verstek gaan op de ceremonie. De film verzilverde er twee, voor beste regisseur en voor beste script. In tegenstelling tot een schilder of schrijver die in hun eentje opereren is film het product van een industrie op het raakvlak van commercie en kunst. Zoals gezegd is een grote publieksfilm een product waar honderden mensen aan meewerken. Het is daarom merkwaardig en wellicht typisch Frans om een film te reduceren tot de regisseur. In realiteit bestaat de auteursfilm niet die in jaren 1950 als antwoord op de oude cinéma de papa ontstond. Kan de regisseur van de film gescheiden worden tot een anonieme Alan Smithee? Kan de kunstenaar van de man gescheiden worden? Hoe dient een goed kunstwerk waar een slecht mens aan heeft meegewerkt te worden gewaardeerd? Hoe dan ook lijkt een debat tussen beide kampen onmogelijk. Dat is jammer, maar tekent de tijdsgeest. De verliezer is de Franse filmindustrie. Dat is spijtig voor een industrie die het van dit soort publiciteit moet hebben, maar waar de aandacht voor de demonstranten nu de meeste aandacht krijgt.

Bij de foto ‘Exposition l’Art belge au Grand Palais’ van Martine Franck (1982)

Ik kom er niet echt uit. Is dit nou een goede of een slechte foto? Of allebei tegelijk? Is het beeldrijm, de spiegeling van de jongere vrouw op het schilderij met de oudere vrouw voor het schilderij een vondst of is het te bedacht? Waarbij de vrouw van het schilderij als het ware naar de lezeres van het bijschrijft kijkt. Het verschil wordt benadrukt doordat de ene vrouw naakt is en de andere dik ingepakt. Het betreft een schilderij uit 1942 van de Belgische schilder Paul Delvaux en het hangt op de tentoonstelling ‘Belgische kunst’ in het Grand Palais te Parijs. De datum waarop de foto van de Belgische fotografe Martine Franck verworven is door het Musée d’Art moderne de Paris is 1982. De symboliek ligt er dik op. En die wordt nog eens verdubbeld.

Foto: Martine Franck, ‘Exposition l’Art belge au Grand Palais’, 1982. Collectie: Musée d’Art moderne de Paris.

Perfecte storm tegen Circuit Zandvoort in petitie ‘Stop strandroute (via zeehonden rustplaats) Noordwijk, Zandvoort voor Formule 1’

Er kondigt zich een perfecte storm en een publicitaire ramp aan voor het Circuit Zandvoort. Reken maar na. Er is een sjoemelende derderangsprins met een hoog operettegehalte die eigenaar van het circuit is. Hij roept de lachlust op. Er zijn de Formule 1 teams van Red Bull, AlphaTauri en Mercedes die onder voorwaarden over het strand mogen rijden van hun hotel in Noordwijk tot het circuit. Daarbij rijden ze door het natuurgebied Noordvoort dat in mei 2019 werd geopend en zich zo profileert: ‘Met het project Noordvoort herstellen we de dynamiek en natuurwaarden in de zeereep en zorgen we voor meer rust op het strand‘. Het lijkt er sterk op dat in Zandvoort de economische belangen groter zijn dan de principes of beleidsplannen. ‘Het grote geld van de GP regeert duidelijk weer’, zegt Koen Zonneveld in De Telegraaf. En er is het protest van omwonenden en milieuorganisaties die Noordwijk en Zandvoort zullen blijven confronteren met hun dubbelzinnigheid. Lokale bewoners hebben blokkades aangekondigd. Niet alleen wat de rit door een natuurgebied, maar ook wat de werkzaamheden en het functioneren van het circuit in Zandvoort betreft. Onderstaande reacties op de site RN365 (‘grootste racefamilie van Nederland’) spreken boekdelen. De leiding van het Circuit en het college van Zandvoort hebben onderschat dat ze de toch al aanzienlijke tegenstand hebben aangewakkerd en het draagvlak dreigen te verspelen. Komt het door naïviteit en een slechte voorbereiding, komt het door een dynamiek van Formule 1 teams die de lokale krachten wegblazen of komt het door overmoed van een coalitie van openbaar bestuur en lokale zakelijke belangen die op sleeptouw is genomen door een operetteprins?

Foto 1: Schermafbeelding van deel petitie ‘Stop strandroute (via zeehonden rustplaats) Noordwijk, Zandvoort voor Formule 1’ op Petities.nl. Tekenen kan hier.

Foto 2: Schermafbeelding van reacties bij artikelFormule 1-teams mogen toch via omstreden strandroute naar Circuit Zandvoort’ op RN365, 26 februari 2020.

Heldere stem van Sanders én enthousiasme van zijn achterban zijn onvoldoende om het in een vuile strijd van Trump te winnen


Update 8 april 2020: Bernie Sanders heeft aangekondigd zijn campagne op te schorten en dus uit de race te stappen om Democratische uitdager van president Donald Trump te worden. Aldus een bericht in Politico. 

Mijn reactie op de FB-pagina van NRC op het artikelSanders geeft verlangen naar verandering de helderste stem’ van 24 februari 2020 van Merijn Oudenampsen, Sinan Çankaya en Paul Mepschen:

Het is een wetmatigheid dat in een nominatiestrijd de koploper met de meeste gedelegeerden door de concurrenten aangevallen wordt. Daarom moet er onderscheiden worden tussen de normale, te verwachten aanvallen op Sanders die direct uit het verloop van de nominatiestrijd volgen en de meer ideologische aanvallen. De auteurs laten het maken van dat onderscheid na.

Het is trouwens nog maar helemaal de vraag of Sanders voorverkiezing op voorverkiezing wint. De suggestie van de auteurs is dat hij buiten zijn natuurlijke achterban veel enthousiasme oproept en kan bogen op veel steun. Werkelijk? In Iowa was het Pete Buttigieg die de meeste gedelegeerden (niet de meeste stemmen) achter zich kreeg. In New Hampshire en Nevada won Sanders wel. Maar de omvang van die winst is betrekkelijk. In Nevada gingen van de 691.922 geregistreerde Democraten (stand januari 2020) er in de slotronde van de caucus 101.543 stemmen. Dat is bijna 15%. Daarvan stemde iets meer dan de helft niet op Sanders. Zodat zo’n 93% van de geregistreerde Democraten in Nevada niet op Sanders stemde. In 2016 haalde Sanders onder andere omstandigheden en in een ander deelnemersveld een hoger percentage dan in 2020. Ofwel, Sanders’ resultaten tot nu toe wijzen niet ondubbelzinnig op veel steun, maar vooral op een positieve spin. Waarbij de paradox is dat zowel de conservatieve als de progressieve media om verschillende redenen het belang van Sanders overschatten.

Dus laten we voorzichtig zijn met de interpretatie van de resultaten tot nu toe en daar geen hosanna-verhaal pro-Sanders op bouwen. We weten op dit moment gewoonweg nog niet of Sanders een goede kandidaat is die voldoende aantrekkingskracht heeft om president Trump in de zogenaamde purple states (Pennsylvania, Michigan, Wisconsin, Florida) te verslaan. Dat Sanders het goed doet in blauwe staten als Vermont, Massachusetts, Oregon, New York of California is voor het Electoral College van geen belang omdat daar het verschil met de Republikeinen niet wordt gemaakt.

Laten we kijken wat we wel weten. Sanders’ zwakte is zijn radicalisme. Hij profileert zich nog steeds als ‘socialist’, terwijl hij zich in interviews en toespraken soms, maar niet altijd verklaart als ‘democratisch socialist’. Volstond hij maar door te verwijzen naar de Deense verzorgingsstaat. Maar zo rechtlijnig en gedisciplineerd is hij niet. Dat geeft op z’n minst een gemengd beeld af wat hem kwetsbaar maakt voor aanvallen van Trump en de rechtse pro-Trump media.

Bevat de Sanders Campagne wel voldoende wereldwijsheid? Want hoe slim is het voor een kandidaat om in de VS dat sinds Emma Goldman in de jaren 1910 geen socialistische traditie heeft gekend als personal branding het etiket ‘socialist’ te blijven gebruiken? Want dat doet Sanders tot nou toe. Dat gaat dus niet om Sanders’ beleid, maar om de marketing van zijn beleid. Dat kent tot nu toe onnodige zwakheden. Wellicht dat de stroomlijning daarin nog tijdig verandering brengt. Maar zeker is dat niet. De auteurs wijzen terecht op de inhoud van Sanders’ beleid en de ongelijkheid in de VS, maar laten de presentatie ervan buiten beschouwing. En in de beeldvorming wordt de strijd om de twijfelende kiezers beslist.

Sanders recente uitglijer om de bestrijding van het analfabetisme in het Cuba van Fidel Castro als verworvenheid te presenteren is opnieuw van een ongelukkige wereldvreemdheid. Het is van een zelfde domheid als te verwijzen naar de treinen die Mussolini op tijd liet rijden en de Autobahnen die Hitler liet aanleggen. Het is een historisch feit, maar het getuigt van een gemankeerd politiek gevoel om dat in een campagne naar voren te brengen. Terwijl Sanders notabene weet dat hem dat kwetsbaar maakt. Het roept vragen op over Sanders politieke handigheid en gogme. Zo’n opmerking over Castro is ook electoraal onhandig omdat het de Democratische Latino-kiezers in Zuid-Florida tegen het hoofd stoot. De Democraten moeten hoogstwaarschijnlijk Florida winnen om Trump te kunnen verslaan.

De verwijzing van de drie auteurs naar Hillary Clinton als centrumkandidaat is ongelukkig. Want de suggestie is dat zij in 2016 verloor omdat zij een centrumkandidaat was. Maar dat is nog maar helemaal de vraag. Het gaat voorbij aan andere factoren in de campagne van 2016. Zoals de interventie die zonder precedent was van toenmalig FBI-directeur James Comey die op een persconferentie naar buiten bracht dat Clinton onderzocht werd. Terwijl het onderzoek tegen Trump door de FBI niet naar buiten werd gebracht. Daarnaast was Hillary Clinton een arrogante politicus die een slechte campagne voerde met een uitstraling dat zij recht had op het presidentschap. Dat werkte niet. Verder waren er de ontelbare onregelmatigheden die nog niet eens volledig in kaart zijn gebracht. Zoals honderden miljoenen dollars aan Saoedisch en Golfstaten-geld dat illegaal naar de campagnekas van Trump stroomde en de inmenging van de Russische Federatie via hacks en sociale media die eveneens onrechtmatig was. De Republikeinse partij blokkeerde in de herfst van 2016 bij monde van de meerderheidsleider in de Senaat Mitch McConnell een onderzoek naar de buitenlandse inmenging door de federale overheid. Zodat de toenmalige regering Obama geblokkeerd werd om te handelen. Desondanks kreeg Clinton zo’n drie miljoen meer stemmen dan Trump. Maar dat zijn overbodige stemmen waar nu ook deels het enthousiasme voor Sanders op wordt gebaseerd.

Mogelijk wint Bernie Sanders de Democratische nominatie en kan hij Trump verslaan, de meerderheid in het Huis vasthouden en die in de Senaat veroveren. Want zonder dat laatste zal hij hoe dan ook vleugellam zijn. De drie auteurs hebben het grooste gelijk van de wereld dat de ongelijkheid in de VS te groot is geworden en dat de rijken en vermogenden via hun greep op de politiek hun eigenbelang veiligstellen. Dat is onaanvaardbaar en onhoudbaar. Daarom moet de Amerikaanse politiek hervormd waren. Voor het belang van de burgers, het land en de sociale vrede. Trouwens te beginnen met het herroepen van de Citizens United-uitspraak van het Hooggerechtshof die het grote geld in de politiek introduceerde.

Maar de drie auteurs maken een vreemde sprong als ze uit het gelijk dat Sanders heeft concluderen dat hij ook gelijk zal krijgen. Want daar zijn heel andere kwaliteiten voor nodig in een campagne die naar verwachting vuiler en gemener zal zijn dan in 2016. En nog meer buitenlandse inmenging zal kennen dan vier jaar geleden. Enthousiasme en een heldere, rechtvaardige stem zijn onvoldoende om het te winnen van een opgehitste achterban en een liegende, bedriegende, valse stem die met de modernste technische analyse en middelen onder de aandacht wordt gebracht. Je zou bijna denken dat de wereldvreemdheid die Sanders tot nu toe vertoont is overgeslagen naar drie auteurs in Nederland. Wat je noemt multiculturalisme.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelSanders geeft verlangen naar verandering de helderste stem’ van Merijn Oudenampsen, Sinan Çankaya en Paul Mepschen in NRC, 24 februari 2020.

Sanders doet er verstandig aan de bourgeoisie niet te epateren door zich socialist te noemen. Want hij is een sociaal-democraat

Econoom Paul Krugman heeft kritiek op de Democratische presidentskandidaat Bernie Sanders. Niet vanwege zijn beleidsprogramma, maar vanwege zijn marketing of de branding van zijn persoon. Sanders noemt zich socialist en soms, maar niet altijd laat hij dat voorafgaan door het adjectief democratisch. Krugman meent dat Sanders hiermee een fout maakt en hij Trump en de Republikeinse partij onnodig munitie geeft. Zoals Paul Krugman zegt, de term socialist roept eerder de associatie met Venezuela of Stalin op, dan met Denemarken.

In een gesprek voor Democracy Now! gaat Krugman in gesprek met econoom Richard Wolff. Krugman is mede uitgenodigd vanwege zijn artikelBernie Sanders Isn’t a socialist; But he plays one on TV. That’s a problem’ in de New York Times van 13 februari 2020. Het is een gesprek tussen doven. Wolff laat niet goed tot zich doordringen wat Krugman zegt en grossiert in historische vergezichten. Krugman is het niet vanwege het beleid met Sanders oneens, maar vanwege de marketing van dat beleid. In het debat waagt Krugman zit er niet aan om het verschil tussen een socialist, een democratisch socialist en een sociaal-democraat uit te leggen. Dat komt mede omdat Wolff claimt dat het socialisme een brede beweging is die lastig af te bakenen is. Voor de praktische politiek waar dat soort nuancering en onderscheid niet gehoord wordt is dat niet zinvol.

Ik ben het eens met Krugman en vindt het onverklaarbaar dat Sanders’ campagneteam de term ‘socialist’ blijft hanteren in de marketing van Sanders persoon. Krugman geeft in zijn artikel de volgende verklaring: ‘Dus waarom noemt Sanders zichzelf een socialist? Ik zou zeggen dat het vooral om personal branding gaat, met een vleugje vreugde over het shockeren van de bourgeoisie. En deze zelfgenoegzaamheid deed geen kwaad zolang hij maar een senator uit een zeer liberale staat was.’ Ik zie ook  een andere verklaring, namelijk de dynamiek en machtsverhouding binnen de campagne en het aanspreken van de meest actieve achterban, de links-radicalen of zeer progressieven. Daarnaast blijft Sanders ondersteund en gevoed worden door links-alternatieve media die hem ondubbelzinnig een socialist noemen. Of ze daarmee dezelfde blauwdruk van de VS voor ogen hebben als Sanders en zijn campagenteam valt te bezien. Zo blijft de onzekerheid in stand.

Nu Sanders afstevent op de Democratische nominatie, hoewel die nog niet zeker is, maar hij in elk geval de koploper is, lijkt de tijd gekomen om afscheid van de verwarrende term socialist te nemen. Het merkwaardige is dat Sanders de term socialist blijft gebruiken, terwijl hij notabene als referentiepunt de Scandinavische sociaal-democratie heeft. En zeker niet Venezuela, Nicaragua of de Sovjet-Unie van Stalin. Maar dat misverstand houdt hij op dit moment wel in de wereld. Nogmaals, dat is onbegrijpelijk, onnodig en schadelijk.

Bij een artikel op RawStory schreef ik op 23 februari 2020 een reactie. Ik had Krugmans artikel toen nog niet gelezen: ‘That is why the Sanders campaign team would be wise to avoid the term ‘socialism’ and use the term ‘social democracy’ because of the association. In Europe, that difference is clear to every citizen, but it is possible that the US, due to a different history and relative isolation from the rest of the world, does not fully understand what the terms mean and what emotional value they represent. It is striking that this difference was also not picked up by the author of the article.’ We zullen zien hoe Sanders’ personal branding evolueert.

Foto 1: Schermafbeelding van deel opinie-artikel van Paul Krugman ‘Bernie Sanders Isn’t a Socialist; But he plays one on TV. That’s a problem’ in de New York Times, 13 februari 2020.

Foto 2: Schermafbeelding van deel artikelSen. Bernie Sanders to explain his democratic socialist views’ in USA Today, 18 november 2015.

Max von Kreyfelt heeft het mis. Niet de media, maar Assange is veranderd

Update 20 april 2022: Uitlevering van Julian Assange aan de VS is een stap dichterbij gekomen na de beslissing van de rechter die het ultieme besluit over uitlevering in handen van Binnenlandse Zaken legt. De zaak is daarom niet langer een juridische, maar wordt een politieke kwestie. Dat is niet in het voordeel van Assange.

Mijn reactie bij de videoDon’t extradite Julian Assange – demonstratie Amsterdam’ op Café Weltschmerz:

Max von Kreyfelt laat zich kennen als complotdenker. Hij is neerbuigend naar de gevestigde media als hij meent dat de jongeren hun geschiedenis niet kennen en zich laten sturen door Brussel. Hij laat in het midden of hij hier de EU of het Mediahuis mee bedoelt. De laatste heeft overigens het hoofdkantoor in Antwerpen.

De geïnterviewde gaat voorbij aan het feit dat Assange is veranderd en zich tot een meeloper van het Kremlin heeft ontwikkeld. Dat verklaart de desinteresse van de media. En wees nou eerlijk, om wat voor nieuwsfeit gaat het hier nou eigenlijk? Er lopen wat Piraten die sinds het Oekraïne-referendum in rechts vaarwater terecht zijn gekomen en in de media geen smoel en geloofwaardigheid meer hebben.

Van de Robin Hood die tegen het establishment vocht is Assange in de loop der jaren geëvolueerd tot een pion van het Kremlin. In tegenstelling tot iemand als Edward Snowden die in elk geval besefte dat hij in de media zijn onafhankelijkheid van de Russen moest blijven benadrukken. Die schijn hield Assange niet eens op.

De som is dan snel gemaakt. President Trump die Assange in het zadel heeft geholpen heeft de media tot vijand van het volk verklaard. Is het een wonder dat de gevestigde Nederlandse media daar niet echt warm voor lopen? Het is inderdaad wel opvallend dat de alternatieve media het ook af lieten weten.

Wat is er sinds 2012 veranderd? Het lijkt erop dat Assange is geradicaliseerd. Wie hem hartstochtelijk verdedigen zijn daar een aanwijzing voor: complotdenker Alex Jones van Infowars, Sean Hannity van Fox News, UKIP-voorman en Brexiteer Nigel Farage en de Russische propagandazender RT. Dat is niet een gezelschap dat zweert bij democratie en rechtsstaat, maar juist het standpunt ondersteunt dat ‘media de vijand van de staat’ zijn. Dat roept de vraag op of Assange zelf wel een journalist is zoals hij claimt.

Over Assange bestaat sinds midden 2013 de controverse of hij een agent van Russische inlichtingendiensten is. Op zijn minst bestaat de verdenking dat hij er nauw mee heeft samengewerkt in de presidentscampagne van 2016 die Trump het presidentschap bracht. Roger Stone was de tussenpersoon tussen het Kremlin en Trumps campagneteam.

De vraag is hoe Assange beoordeeld moet worden. Is hij een journalist, een politiek activist of een ingelijfde medewerker van een ‘buitenlandse’ inlichtingendienst? John Schindler wees er in 2013 in een analyse op dat WikiLeaks via Israel Shamir waarschijnlijk geïnfiltreerd was door de Russische inlichtendienst.

Dat verklaarde de opstelling van Wikileaks in de campagne van 2016 die volledig in lijn was met de opstelling van het Kremlin. De ‘progressieve’ Assange kwalificeerde tijdens de campagne de Democratische Hillary Clinton als kwalijker dan de Republikeinse Donald Trump. Daarmee probeerde Assange progressieve Democratische, pro-Bernie Sanders kiezers te ontmoedigen om te gaan stemmen. Achteraf kan dat alleen maar begrepen worden in de georkestreerde campagne om verschillende doelgroepen in de richting van Trump te laten bewegen.

Dus? Verdient Assange juridische bescherming of heeft hij door vanaf 2013/2014 samen te spannen met het Kremlin zijn rechten verspeeld? Hoe dan ook is hij afgelopen 7 jaar door zijn activistische opstelling en handelswijze terechtgekomen in het kruisvuur tussen Kremlin en Witte Huis. Als hij in een kerker in Virginia verdwijnt, dan kan op zijn minst worden gezegd dat hij door zijn pro-Kremlin opstelling de Amerikanen alle munitie heeft gegeven om hem in handen te krijgen.

Assange verdient het om berecht te worden voor zijn daden, maar een eerlijk proces zit er vermoedelijk niet in. Wie hoog spel speelt en verliest, heeft blijkbaar dat recht verspeeld. Dat is de harde praktijk van de strijd tussen landen. Wie niet oppast wordt daarin vermalen. En Assange heeft niet goed opgepast. De Nederlandse media zullen daar verslag van doen. Als er iets te melden valt dat meer is dan een verregende, troosteloze gebeurtenis op het Museumplein.

Bernie Sanders wint Nevada in race die verder gevorderd is dan het lijkt

MSNBC’s host Chris Matthews maakt een opmerkelijke vergelijking als hij de Franse premier Paul Reynaud citeert die op 15 mei 1940 tegen de Britse premier Winston Churchill zei dat het over was toen de Duitse troepen door de Franse verdediging bij Sedan waren gebroken. Terwijl Frankrijk een indrukwekkend leger had en zo op het oog nog lang niet verslagen leek. Reynaud die strijdbaar was vroeg de Britten om ondersteuning.

Matthews maakt deze vergelijking om de opgang van Bernie Sanders te verduidelijken. Uiteraard is de gelijkenis van Sanders met de Duitse invasie van Frankrijk in 1940 ongelukkig. Het is geen neutrale associatie, hoewel het de vraag is of hij het kwaadaardig bedoelt. Maar Matthews heeft gelijk in zijn observatie dat terwijl op het oog de Democratische nominatie nog niet beslist lijkt, dat in werkelijkheid wel eens degelijk het geval zou kunnen zijn. Hij sluit hiermee aan bij een opinie-artikel van 21 februari 2020 van Tim Miller voor het conservatieve The Bulwark dat zegt dat de race verder gevorderd is dan het lijkt (les 1) en dat de verdeling in progressieve en gematigde ‘paden’ (lanes) een verzinsel is (les 2) omdat kiezers makkelijk van lane wisselen.

In 2016 was ik een aanhanger van Sanders omdat ik in hem, zijn achterban en programma meer hart en energie zag dan in de gedoodverfde Hillary Rodham Clinton die uiteindelijk smadelijk van Trump verloor. In 2020 is de belangrijkste opdracht voor de Democraten om president Trump te verslaan. De reden is duidelijk: Trump zorgt voor onrust, chaos, verdeeldheid en corruptie, en beschadigt het aanzien en de nationale veiligheid van de VS, de westerse alliantie en is tot een marionet van de Russische president Poetin gemaakt.

Elke Democraat die de essentiële paarse staten (waar de blauwe Democraten en de rode Republikeinen min of meer in evenwicht zijn) wint, wordt de volgende president. Als blijkt dat Bernie Sanders de Democratische kandidaat is die meeste kans heeft om die paarse staten te winnen, dan hoop ik dat hij de uitdager van Trump wordt. Als dat toch Joe Biden of een andere kandidaat is, dan hoop ik dat die de uitdager wordt.

Hoe dan ook is Bernie Sanders met een indrukwekkende race bezig en blijkt dat hij een beweging ‘on the ground‘ heeft die goed georganiseerd, gedisciplineerd en enthousiast is. Hoopgevend voor Sanders is dat de demografische gegevens over Nevada aangeven dat hij bij alle kiezersgroepen hoog scoort. Sanders treedt buiten de doelgroepen die doorgaans met hem worden geassocieerd, zoals studenten, jeugdigen en progressieve of zeer progressieve kiezers. Voor het establishment van de Democratische partij is de opgang van Sanders lastig te verteren. Als Sanders het momentum volhoudt en op Super Tuesday 3 maart in staten als Texas, California en Noord Carolina goed scoort, dan is hij niet meer te stoppen. Omdat in vele staten al gestemd kan worden (early voting) wordt het effect van een winnende Sanders op dit moment al versterkt.

Omdat kandidaten in de voorverkiezingen radicaliseren om hun opponenten af te troeven, valt van Sanders te verwachten dat als hij op de Democratische conventie in Milwaukee in juli 2020 genomineerd wordt, hij daarna richting centrum beweegt. Al is het maar om de partij te verenigen en zoveel mogelijk Democratische en Onafhankelijke kiezers achter zich te krijgen. Hoewel dit bij Trump niet is gebeurd en ik daarover in een commentaar van 17 november 2016 al twijfels had toen Willem Post met de observatie kwam dat Trump zou normaliseren en als president zijn bizarre gedrag dat hij tijdens de campagne vertoonde achter zich zou laten.

Het valt te bezien hoe Sanders reageert op een mogelijke nominatie. Want er zijn gelijkenissen tussen de bewegingen van Trump en Sanders met hun eigen, krachtige dynamiek. Hoe dan ook moet voor de verbreding van zijn draagvlak het misverstand de wereld uit dat Sanders een ‘socialist’ zou zijn, terwijl hij een ‘sociaal-democraat Europese snit’ is die binnen de contouren van het kapitalisme blijft. Hervorming kapitalisme: ja, afschaffing ervan: nee. Het is essentieel dat Sanders’ campagneteam zijn radicale aanhangers tot de orde roept die met hun pleidooi voor socialisme en agitatie tegen het kapitalisme Trump wind in de zeilen geven.

Trumps claim dat Amerikaanse filmindustrie terug moet naar het oude Hollywood is onmogelijk

President Trump vraagt zich op een bijeenkomst af of het goed was om de Zuid-Koreaanse film ‘Parasite’ van Bong Joon-ho de Academy Award voor beste film te geven. Het is altijd weer de vraag of het goed is om een film een prijs te geven. Het wordt er ingewikkeld op als Trump dat verbindt met de handelsrelatie van de VS met Zuid-Korea. Trumps vraag gaat ook voorbij aan de historie van de Awards en de internationalisering van de filmindustrie. Het oude Hollywood van ‘Gone With the Wind‘ (1939) bestaat niet meer. Amortisatie van films vraagt om risicospreiding, zodat financiering, productie en marketing van publieksfilms een internationale aangelegenheid is geworden. Zelfs een Amerikaanse film is daarom allang niet meer zuiver Amerikaans.

Velen vielen Trump bij zoals Michael Loftus op Fox News in het programma van Tucker Carlson. Loftus schept verwarring dat alleen ‘Amerikaanse’ films de Academy Award voor beste film zouden moeten winnen of hebben gewonnen. Dat is onjuist. Denk aan de Franse film ’The Artist’ in 2011, de Britse film ‘The King’s Speech’ in 2010 en nog een reeks andere buitenlandse films die ooit de Award voor beste film wonnen, zoals ‘Slumdog Millionaire‘ (VK), ‘Crash‘ (VK, Canada), ‘The Last Emperor‘ (VK, Italië) tot en met ‘Hamlet‘ (VK), ‘Lawrence of Arabia’ (VK), ‘Tom Jones‘ (VK), ‘A Man for All Seasons’ (VK), ‘Oliver!’ (VK) en ‘Ghandi‘ (VK, India).

De geschiedenis van Hollywood en de Amerikaanse filmindustrie kent een wetmatigheid, namelijk dat het altijd de beste internationale talenten aan zich wist te binden. Zoals nu de techbedrijven van Silicon Valley bij internationale universiteiten talenten wegkopen of start-ups opkopen. Door buitenlandse, niet-Amerikaanse talenten kon Hollywood groeien. Dat begon al met een joodse producent als Louis B. Mayer die in Wit-Rusland werd geboren, regisseurs als Billy Wilder, Fred Zinnemann, Otto Preminger, Erich von Stroheim, Alfred Hitchcock of Paul Verhoeven en acteurs als Charles Chaplin, Audrey Hepburn, Cary Grant of Ryan Gosling.

Trump bedoelt het uiteraard anders. Hij heeft niet per definitie iets tegen buitenlands, als het maar Engelstalig en wit is, en aansluit bij de Amerikaanse cultuur. Dat doet ‘Parasite’ niet. Dat fluistert Trump zijn publiek in zonder te zeggen dat hij het racistisch bedoelt. De Award voor ‘Parasite‘ betekent daarnaast nog iets anders. Namelijk dat de culturele hegemonie van de VS onder Trump minder dominant is dan voorheen. En dat de filmindustrie diverser en minder wit is geworden en andere accenten legt. Overigens zijn de Academy Awards prijzen van de Amerikaanse filmindustrie die niet overschat moeten worden omdat ze door allerlei factoren zoals de opkomst van Azië en de teloorgang van de Amerikaanse maakindustrie aan belang hebben ingeboet.

KOZP monitort carnaval op racisme en culturele toe-eigening

De NOS citeert in een bericht een anonieme woordvoerder van Kick Out Zwarte Piet (KOZP): ‘Met Kick Out Zwarte Piet zijn we altijd met name bezig geweest met racistische uitingen rond Sinterklaas. Maar met carnaval zien we eigenlijk elk jaar hetzelfde’. De woordvoerder bedoelt vermoedelijk het nevenschikkende ‘en’. KOZP verbreedt het werkterrein van Sinterklaas naar carnaval. Opvallend is de verwijzing van de woordvoerder naar ‘culturele toe-eigening’ dat als ongewenst wordt voorgesteld. Die verwijzing geeft aan dat KOZP haar interesse voor carnaval direct verbindt met haar belangstelling voor identiteitspolitiek. Het is onduidelijk wat de woordvoeder van KOZP hier precies probeert te beweren. Het blijft wat halfslachtig hangen.

De term ‘culturele toe-eigening‘ -in het Engels ‘cultural appropriation’– gaat volgens genoemd lemma van Wikipedia over ‘de overname of het gebruik van elementen van een bepaalde cultuur door een andere cultuur’. Een neutrale term is het niet, want ‘toe-eigening’ of ‘appropriation‘ bevat de noties ontfutselen, wegnemen of inpikken. Daarom valt te bezien of het voor een open debat niet een onbruikbare term is die het gesprek over de overname van culturele of sociale kenmerken door een andere groep (acculturatie) bij voorbaar politiseert, dichttimmert en een bepaalde richting opstuurt. De term ‘toe-eigening’ suggereert dat machtsverhoudingen tussen groepen de natuurlijke overname van elementen van de ene in de andere cultuur onmogelijk maakt.

Dit gaat over identiteitspolitiek, ofwel over de vraag wie een specifiek in etniciteit gegrond verhaal mag ‘vertellen’. In het geval van carnaval lijkt KOZP kritiek te hebben op het feit dat iemand zich verkleedt als een ander. KOZP is vaag en daarover niet helder, maar het lijkt erop dat het vindt dat alleen een Japanse geisha in een geishapak mag lopen, een Afro-Nederlander met een afropruik en een indiaan met een indianentooi. KOZP houdt blijkbaar niet van verkleedpartijen en acteren, dus ‘het doen alsof’. In de realiteit van KOZP liggen identiteiten onwrikbaar vast. De realiteit van KOZP reduceert mensen tot één identiteit waaraan ze niet kunnen ontsnappen. KOZP bouwt muren in de samenleving die mensen in hun apartheid niet mogen overschrijden.

De term suggereert dat culturele toe-eigening een overtreding is en daarom ontoelaatbaar. Dat is echter nog maar de vraag. Mag een wit iemand uitsluitend een wit verhaal vertellen of mag een wit iemand een zwart verhaal vertellen? En mag omgekeerd een zwart iemand een wit verhaal vertellen? Sommige gemeenschappen claimen dat ‘hun’ verhaal ‘hun’ eigendom is en dat een ander van een andere groep daar vanaf moet blijven. Dat gaat tot en met het eigen ontstaan en de voorouderverering aan toe. Dat is een kortzichtig standpunt.

Culturele toe-eigening die op scherp wordt gezet door een radicale minderheid is hypocrisie, dwingelandij en paradoxaal genoeg ook emancipatie van die minderheid. Het is een manier om machtsverhoudingen en culturele hegemonie te doorbreken. Daarom moet er een zeker begrip voor opgebracht worden. Maar als onverdraagzaamheid van een meerderheid wordt beantwoord met onverdraagzaamheid van een minderheid, dan is dat geen verbetering. KOZP geeft aarzelende aanzetten, maar geen duidelijkheid over wat het wil.

De woordvoerder van KOZP overdrijft door identiteit rechtstreeks te verbinden met carnaval. Notabene het feest van de omkering, het rollenspel en het voor drie dagen uit de werkelijkheid treden. KOZP gaat de fout in als het carnavalvierders het recht van expressie probeert te ontzeggen. Simpelweg omdat ze een identiteit aannemen die ze zich volgens KOZP niet mogen toe-eigenen. KOZP baseert zich op een wankele basis.

Culturele identiteit kan nooit met reden exclusief geclaimd worden door een bepaalde groep. Zoals een zwarte, gele, groene of rode Nederlander zich uit mag spreken over carnaval, zo mag een witte Nederlander zich verkleden, vermommen of identificeren als een zwarte, gele, groene of rode Nederlander. Het neemt bizarre vormen aan als KOZP zich opstelt als fatsoenspolitie of een kliklijn opent om overtredingen van identiteit te signaleren. Iedereen heeft het recht om tijdens carnaval te spelen met, te commentariëren en te variëren op kleur, gender, religie, etniciteit of wat dan ook. Dat vervaagt juist de grenzen tussen identiteiten en dat is exact waar KOZP voor pleit. Het lijkt er dan ook sterk op dat KOZP niet echt begrijpt wat carnaval is.

Foto 1: Deel van artikelKick Out Zwarte Piet let op racistische outfits met carnaval’ op NOS, 21 februari 2020.

Foto 2: J.P.M. Waterloo, Carnaval van Aruba, Oranjestad 1965.

Foto 3: Bericht op FB-pagina ‘Carnaval Racisme Monitor’ van KOZP Den Bosch.

Reactie op de kritiek op een recensie die gematigd kritisch is. Wat onttrekken de identiteitspolitiek en cultuuroorlog aan het oog?

Mijn reactie op de kritiek van ‘Andrea van der Wulp’ op Saltmines op een recensie van Floris van den Berg op TPO over de bundel Diversiteit, Identiteit en de Culture Wars die in 2019 onder redactie van Paul Cliteur verscheen:

Ja, inderdaad, wat veel tekst om iets simpels te zeggen. Maar het kost inderdaad kennis en vaardigheid om het kort te houden.

De kritiek op de toon van Floris van den Berg is onterecht. De auteur ontgaat het onderscheid tussen zakelijke, inhoudelijke kritiek en het optuigen van identiteitspolitiek en de zogenaamde cultuuroorlog. Het is een legitieme en verdedigbare positie van Van den Berg om te pleiten voor zakelijke kritiek en daar Cliteur en anderen zelfs krediet voor te geven, maar de stap verder richting identiteitspolitiek en cultuuroorlog af te wijzen.

Het gaat erom dat het eerste, namelijk de zakelijke kritiek is bedoeld om achterstelling van minderheden aan de orde te stellen met de bedoeling daarin verbetering te brengen, terwijl de identiteitspolitiek of cultuuroorlog een ander doel heeft. De verwarring die bij de auteur is ontstaan kan erin gelegen zijn dat ze deels gelijk oplopen, maar toch op iets anders mikken.

De rechtse en linkse politiek stellen zich pas oprecht op als ze doen wat ze zeggen te doen, namelijk het zich inspannen voor de rechten van minderheden en het tegengaan van ongelijkheid. Als ze dat alleen met de mond belijden zonder het serieus te bedoelen en het vooral bedoeld is om de opponent te vloeren, het politieke debat te agenderen en zo politiek marketing te bedrijven, dan schiet de bekommernis de oprechtheid voorbij.

De waarschuwing voor links is daarbij overigens dat het tegenover het simplisme van rechts niet het eigen simplisme moet zetten. Jammergenoeg gebeurt dat wel en dat is de valkuil voor links. Het moet de obsessie van rechts voor sociaal-culturele onderwerpen als identiteit en nationalisme, die ook deels een slimme misleiding is om het niet over macht, eigendom en belastingdruk te hebben, beantwoorden met sociaal-economische onderwerpen inclusief de achterstelling van minderheden.

Kortom, de positie van Van den Berg is zo gek nog niet. Zijn inschatting van de kritiek op identiteitspolitiek is zinvol en gerechtvaardigd, maar die kritiek schiet zijn doel voorbij en wordt er onwaarachtig op, overtrokken lijkt de beste kwalificatie, als het als instrument wordt gebruikt in de cultuuroorlog zonder de bedoeling te hebben werkelijk iets aan de rechten van minderheden te veranderen of maatschappelijke ongelijkheid te verminderen.

Foto: Deel van de recensie van Floris van den Berg van de bundelDiversiteit, identiteit en de ‘culture wars’’. Auteur: Paul Cliteur, Perry Pierik, 2019. Uitgeverij Aspekt.