Het gedoe met Joost Klein die door de EBU en Eurovision op het strafbankje is gezet en wellicht niet mag optreden in de finale van het Eurovisiesongfestival in Malmö legt de kwetsbaarheid bloot van de besluitvorming bij incidenten waar deelnemers bij betrokken zijn. Het toont amateuristisch. Dat verklaart mogelijk waarom het zolang duurt voordat EBU en Eurovision duidelijkheid geven over de kwestie.
Hoe verhouden de interne regels van de EBU en Eurovision zich met de Zweedse aanklager die een klacht over Klein in behandeling kan nemen? Of in het algemeen tot de nationale rechtspraak van de EBU-landen? Hoe is de procedure? Daarover communiceren EBU en Eurovision niet. Zo voeden ze onduidelijkheid.
De zogenaamde onschuldpresumptie zegt dat iedereen die verdacht wordt van een strafbaar feit onschuldig is tot het tegendeel is bewezen. Dat zou ook moeten gelden voor de regelgeving van private organisaties als EBU en Eurovision.
De EBU en Eurovision lijken juridisch niet op hun taak voorbereid. Of ze hadden met openbaarmaking van de motivatie en onder verwijzing naar de voor Kleins overtreding relevante artikel(en) in het reglement hem moeten uitsluiten van deelname aan de finale of ze hadden moeten zwijgen. Ze deden het een noch het ander.
Nu zaaien EBU en Eurovision onduidelijkheid en lijkt hun handelen op een rechtsdwaling. Als er hoe dan ook al juridische handvaten zijn om de kwestie Klein passend aan te pakken. Het kan ook dat die handvaten aanwezig zijn, maar de verantwoordelijke bestuurders van EBU en Eurovision de juridische kennis en ervaring missen om die naar behoren toe te passen.
Complicatie is dat Klein publiekelijk duidelijk maakt dat hij zich stoorde aan de organisatie. Het is denkbaar dat deze kritische houding hem werd terugbetaald door de organisatie toen zich een incident aandiende waarbij hij betrokken was. In elk geval is de aanleiding aanwezig om hem te straffen. Een reconstructie zal duidelijk moeten maken wat de argumentatie van de verantwoordelijke bestuurders was en of ze met de kennis van toen juist gehandeld hebben.
Het beeld van de gang van zaken aangaande Joost Klein getuigt van amateurisme, onduidelijkheid en een gebrekkige besluitvorming en wellicht problematische regelgeving bij EBU en Eurovision. De organisatie heeft door haar handelen niet alleen Joost Klein, maar ook zichzelf beschadigd.