GroenLinks laveert kleinmoedig weg na de beschuldiging van antisemitisme vanwege een resolutie over de BDS-beweging

Soms stem ik bij verkiezingen op GroenLinks. Uitsluitend vanwege het klimaatdebat. Dat ben ik op 20 maart ook weer van plan bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten. Maar het is om twee redenen telkens weer een overwinning op mezelf om me ertoe te dwingen GroenLinks te steunen. In de kern bevat de partij veel anti-democratische, links-radicale elementen en tendenzen waar ik liever afstand van zou willen houden. En de marketing van partijleider Jesse Klaver is wel erg flinterdun en opgeklopt om geloofwaardig te zijn. Maar de spoeling in de Nederlandse politiek is erg dun. Het is bij het bepalen van een stem voor politieke partijen de keuze tussen slecht en nog slechter. Dan maar voor slecht gekozen. GroenLinks dus. Van harte gaat het niet.

Neem bovenstaande verklaring van oud-fractievoorzitter Bram van Ojik over de zogenaamde BDS-beweging. Daar stijgt een weeë geur uit op. Hier is over die beweging meer te lezen in een artikel van Nathan Thrall. De verklaring is tot stand gekomen na druk van rechtse organisaties, zoals Christenen voor Israel dat vandaag een demonstratie hield voor het hoofdkantoor van GroenLinks in Utrecht. Aanleiding was de steun voor een resolutie door GroenLinks over de BDS-beweging op het partijcongres van 16 februari. Zoals een demonstratie een recht is, is de steun van een politieke partij voor de BDS-beweging (die in feite gaat om het opkomen voor de rechten van Palestijnen) ook een recht. Uiteraard denkt het rechtse Christenen voor Israel hierover anders dan het linkse GroenLinks. Maar dat is begrijpelijk vanwege de andere uitgangspunten en politieke filosofie van de betrokkenen. Politieke standpunten verschillen nu eenmaal, want anders zijn het geen standpunten.

De verklaring is beneden de maat en ermee verloochent de partij zichzelf. Wat te denken van de zin: ‘We verzetten ons tegen het verbieden en strafbaarstellen van standpunten, los van de vraag of we het met die standpunten al of niet eens zijn’. Dat is onhandig en onnodig. GroenLinks is een deelnemer aan het politieke debat, geen ondersteuner ervan. GroenLinks is een politieke partij met standpunten, geen organisatie die de rechtsstaat bewaakt. In de media riep de verklaring dan ook terecht de reactie op dat GroenLinks door de bocht was gegaan. En wat te denken van de zin: ‘De motie is niet bedoeld als steun aan de doelen van BDS’? Hè? Maar de GroenLinks Europarlementariër Judith Sargentini schrijft in een tweet van 16 februari dat de BDS-beweging ‘een geoorloofd middel is om de Palestijnen in hun strijd voor rechtvaardigheid te helpen’. Dus GroenLinks steunt volgens GroenLinks tegelijk wel en niet de Palestijnen in hun strijd voor rechtvaardigheid.

GroenLinks heeft zwakke knieën. De beschuldiging van antisemitisme uit rechtse hoek lijkt een open zenuw te raken. Heeft de partij iets te verbergen? Wie ervan overtuigd is geen antisemiet te zijn en er niet naar handelt, hoeft daar in een verklaring toch niet op te reageren? Of dat komt door de links-radicalen in de partij die wel degelijk anti-democratische of antisemitische denkbeelden hebben is de vraag. Mogelijk is GroenLinks bang voor wat Labour overkomt dat door een debat over antisemitisme wordt verscheurd waar de partijleiding halfslachtig op reageert. De reactie op de beschuldiging van antisemitisme legt GroenLinks’ zwakte bloot.

Het reageert niet met een uitleg die zegt dat het vanwege het beleid over buitenlandse politiek een politiek standpunt inneemt dat daarmee in overeenstemming is, maar laat zich verleiden tot een nietszeggende verklaring die de resolutie over de BDS-beweging op het partijcongres afzweert. Het is de framing van rechts om kritiek op Israel te reduceren tot antisemitisme. Maar het is nogal wat als links er stilzwijgend in meegaat. De partij kan beter de antidemocraten in de eigen partij er nou eens definitief uitgooien, dan dat het zwicht voor de rare beschuldiging van antisemitisme en de suggestie dat de resolutie controversieel zou zijn. En ik had het al zo moeilijk om mezelf te dwingen GroenLinks te stemmen. Daar komt dit nog eens bovenop.

Foto 1: Schermafbeelding van verklaringBDS (Boycott, Divestment, Sanctions)’ van GroenLinks, 8 maart 2019

Foto 2: Tweet van Judith Sargentini, 16 februari 2019.

GroenLinks, de partij van heimwee en verlangen

Een song uit de Broadway-musical ‘One Touch of Venus’ uit 1943 uitgevoerd door componist Kurt Weill. Een song uit het Tin Pan Alley repertoire dat zijn weg als standard vond naar de jazz. De strijd tegen de nazi’s nadert zijn hoogtepunt en Broadway zingt over liefde. Waarbij het door het vette Duitse accent van Weill niet zoveel uitmaakt of hij ‘love’ of ‘low’ zingt. Op GeorgeKnightKort besteedde ik er 5 jaar geleden aandacht aan.

Waarom deze song hier geplaatst? Het doet me aan GroenLinks denken. In 2011 verklaarde ik in een commentaar mijn haat-liefde verhouding tot die partij. En ik denk er nog precies hetzelfde over: ‘Mijn eerste politieke liefde was de PSP. Pacifisten als Bertrand Russell en PSP-er Fred van der Spek opereerden in de marge, maar wisten hun bevlogenheid in een logisch betoog te vangen. Aangevuld met vrijdenkers als Anton Constandse en Laurens ten Cate die verder gingen dan zwart-wit denken, is dat nog steeds wat ik in de hedendaagse politiek mis: onafhankelijkheid, originaliteit en vrijdenken. (..) Ik ben dus sympathisant van elementen binnen GroenLinks. Relicten van vrijdenken en pacifisme zijn wellicht schaars, maar elders binnen de Nederlandse politiek helemaal afwezig. Waarbij het wrange is dat Van der Spek in 1985 afhaakte en tegen het ontstaan van een fusiepartij was. Ik denk dat de geschiedenis hem gelijk heeft gegeven. De PSP had autonoom moeten blijven. Omdat GroenLinks ook talloze anti-democraten en zwart-wit denkers omvat zal ik er niet makkelijk op stemmen. Zo’n blinde sympathisant kan ik nou ook weer niet zijn.

Sinds 2011 is er veel water onder de brug gestroomd. De onderhandelaars van GroenLinks konden in de formatie niet leven met de oplossing voor de vluchtelingenproblematiek in Noord-Afrika. Daarom haakten ze af. Waarbij het mijn vraag is welke rol de anti-democraten en zwart-wit denkers deze keer hebben gespeeld.

Het leven is kort en de kunst lang. Daarom kunnen we naar Kurt Weill achter zijn piano luisteren. De kansen zijn beperkt. In het leven, maar ook in de politiek. Dat maakt weemoedig. Voor we het beseffen is het voorbij. GroenLinks is de partij van het verlangen en het gemis. De partij van de romantiek van Slauerhoff die tegelijk hier en elders wil zijn. Niet alleen onder de Haagse kaasstolp, maar ook op zee of in de velden waar het graan ruist. De partij die ontkent dat in de politiek vuile handen en een schoon geweten samengaan. De partij die wetenschap verwart met praktische politiek. Hoe langer het inlossen van het verlangen wordt uitgesteld, hoe hoger de verwachting. En hoe abstracter het wereldbeeld. GroenLinks, de partij van heimwee en verlangen.

I feel wherever I go that tomorrow is near, tomorrow is here and always too soon
Time is so old and love so brief
Love is pure gold and time a thief
We’re late, darling, we’re late
The curtain descends, everything ends too soon, too soon
I wait, darling, I wait
Will you speak low to me, speak love to me and soon

Ondraaglijke lichtheid van Thierry Baudet over het partijkartel

 

De aanname van Thierry Baudet dat er een partijkartel is dat het met en onder elkaar wel regelt klopt niet met de actuele gang van zaken. Als er werkelijk zo’n kartel bestond, dan hadden de politieke partijen elkaar al lang gevonden in de informatiebesprekingen. Maar dat is tot nu toe niet gebeurd omdat de partijen te veel van elkaar verschillen. Ze hebben blijkbaar allen iets anders voor ogen. In de publiciteit vallen ze elkaar af.

Dus het is van tweeën een. Of er is een partijkartel -of een Eenpartijstaat zoals J.W. Oerlemans dat in 1990 verwoordde- dat het politieke systeem van Nederland kenmerkt en onder meer de samenwerking tussen de grootste politieke partijen omvat dat werkelijke democratische controle op het bestuur onmogelijk maakt. Of er is geen partijkartel. Het gebrek aan voortgang en de irritaties tussen partijen lijken op het laatste te wijzen. Het toont het omgekeerde aan van wat Baudet beweert. Hoewel het kan dat hij zijn argumenten onvoldoende doordacht heeft en presenteert en er wel degelijk een partijkartel bestaat, maar hij dat niet weet aan te tonen.

Partijen weten elkaar op dit moment niet te vinden en werken voor en achter de schermen niet samen. Hoewel er unknown unknowns kunnen zijn waar ook Baudet geen weet van heeft. Hij kan ze hoe dan ook niet in zijn betoog insluiten. Zijn impressies overtuigen niet. Partijen missen dat overstijgende, gemeenschappelijke belang dat Baudet hun toedeelt. Ze rijden elkaar in de wielen en proberen hun partijbelang te dienen.

Partijkartel? Wie weet bestaat dat door informele samenwerking tussen de grotere politieke partijen. Mogelijk met andere betrokkenen zoals het Koninklijk Huis en het bedrijfsleven. Onderzoek dat, breng het naar buiten en klaag het aan. Maar dan moet het uitgebreid, specifiek en overtuigend benoemd worden. Dat doet Baudet niet. Hij kiest met de haperende informatie het verkeerde voorbeeld om het bestaan van een partijkartel hard te maken. Dat geeft te denken over zijn politiek vernuft en tactisch inzicht in de praktische politiek.

Dat is jammer doordat  Baudet hiermee dit belangwekkende aspect van het partijkartel of de Eenpartijstaat voor partijpolitieke doeleinden inzet en het geen bredere werking weet te geven. Hij besmet het onderwerp als onderzoeksobject er zelfs mee. De paradox is dat deze partijpolitieke manoeuvres Baudet via een omweg tot lid van de gevestigde politiek maken waarvan hij zegt geen deel te zijn en het zelfs te bestrijden. Baudets optreden en grof geschut geeft ons eerder minder dan meer zicht op het bestaan van een partijkartel.

Politieke partijen kunnen nu eenmaal niet voorbijgaan aan zichzelf. En staan zo per definitie haaks op het algemeen belang

fd

In de reacties op de troonrede die op Prinsjesdag door de koning werd uitgesproken klonk vooral kritiek van de oppositie. Het kabinet zou sprookjes vertellen (Wilders/PVV), een WC-Eend verhaal vertellen (Roemer/SP) of er een verkiezingstoespraak van maken (Krol/50Plus). De reacties van deze partijen waren al beschreven in persberichten voordat ze wisten wat er in de troonrede stond. Dus de vraag of het kabinet of deze oppositiepartijen het meest in een parallelle wereld leven is niet makkelijk te beantwoorden.

Hier wreekt zich opnieuw het tekort van de partijpolitiek. Vertegenwoordigers van politieke partijen zeggen het algemeen belang te dienen en pretenderen namens burgers te spreken, maar kunnen niet anders dan dat te wringen in het model van hun eigen politieke partij en idee van partijpolitiek. Zo verwordt een 19de eeuwse verworvenheid in de 21 ste eeuw tot hoofddoel van eigen voortbestaan. Alsof het bestaan van een politieke partij een doel op zichzelf is. Dat laatste loopt per definitie niet altijd gelijk op met het algemeen belang.

Vernieuwingen die passen bij de 21ste eeuw en aansluiten bij digitalisering, machtsdeling, opleidingsniveau van burgers en technische innovaties zoals liquid democracy worden door deze politieke partijen niet gezocht. Zelfs geblokkeerd, want je hoort ze er nooit over. Dat tekent het failliet van de partijpolitiek waarvan het de vraag is of de vertegenwoordigers ervan dat vol cynisme beseffen of uit blikvernauwing niet eens bespeuren. Ik vermoed het laatste. Burgers verliezen hun interesse voor deze partijpolitieke opvatting van de politiek.

Bovenstaand commentaar in het Friesch Dagblad zegt verbaasd te zijn over passages in de troonrede. Het zegt: ‘Veel burgers voelen onvrede met de rechtsstaat en de democratische processen. Die zorgen uiten zich in onder meer de sterke sympathie voor de partij van Wilders, in de systematische aanvallen op de instituties van de rechtsstaat door Wilders en anderen, en in een groeiende onverschilligheid voor alles wat met politiek en bestuur te maken heeft.’ Op mijn beurt ben ik verbaasd over deze passage in dit hoofdredactioneel. Wat probeert het Friesch Dagblad met de verwijzing naar ‘de sympathie voor de partij van Wilders’ nou te zeggen over de stand van de rechtsstaat en de democratische processen in Nederland? Nu lijkt het er sterk op dat de schrijver van het commentaar iets aanstipt, maar daar tegelijk halfslachtig afstand van neemt. In elk geval niet zuiver redeneert. Want het kan dat de sympathie voor de partij van Wilders wordt gevoed door een breed gevoel van ongenoegen bij een deel van de bevolking. Maar wat te maken zou hebben met de stand van de democratie en de rechtsstaat die los van dat ongenoegen bestaan maakt dit commentaar niet duidelijk.

Uit internationale vergelijkingen tussen landen over democratie, corruptie, welzijn, geluk, persvrijheid, burgerrechten of rechtsstaat blijkt dat Nederland hoog scoort. Het zit altijd in de kopgroep van landen die het vergeleken met andere landen uitmuntend doen. Uit een vergelijkend onderzoek uit 2015 van het World Justice Project tussen 102 landen over de rechtsstaat staat Nederland op plek 5, na 4 Noord-Europese landen.

Alles is relatief, niets is perfect. Maar ontkennen of relativeren dat Nederland een welvarend en aantrekkelijk land is met goede infrastructuur, goede voorzieningen en een sterke rechtsstaat grenst aan een gebrek aan realiteitszin, miskenning van de eigen situatie en zelfvernietiging. Het zou gewenst zijn als partijen als de SP, PVV en 50Plus eens goed naar zichzelf keken en de samenleving niet opzadelden met hun eigen chagrijn en partijpolitiek opportunisme. Media als het Friesch Dagblad die de macht moeten controleren zouden nog beter moeten weten. Gewenst zou zijn als politieke partijen vanuit de positieve kenmerken van Nederland aan een betere samenleving zouden werken. Zonder te ontaarden in zwartgalligheid. En vooral: met voorbijgaan aan zichzelf. Ze voegen met hun stemmingmakerij niets constructiefs toe dan de eigen overbodigheid.

Foto: Schermafbeelding van commentaar in het Friesch Dagblad, 21 september 2016.

Initiatiefnemers Oekraïne-referendum vallen door de mand. Het gaat om centen, marketing en profilering. Niet om democratie

resolve-2

Het referendum lijkt nergens op. Zoals Luuk Koelman gisteren schreef in een artikel dat niet door de censuur kwam van de Telegraaf Media Groep: ‘Dit referendum gaat niet over Oekraïne. Het gaat zelfs niet over Europa of de EU. Het is simpelweg één grote PR-stunt om de marktwaarde van GeenStijl op te krikken. Red de democratie? Nee, red GeenStijl. En het is ze gelukt. TMG heeft het weblog weer in de armen gesloten. Knap gedaan. Het kost dan wel 40 miljoen euro gemeenschapsgeld, maar hé, een kniesoor die daarop let.

Op 11 november 2015 reageerde ik op een artikel van Geen Stijl in dezelfde bewoordingen: ‘Want GeenStijl moet als poot van TMG (De Telegraaf) constant aan de weg blijven timmeren om zich commercieel waar te maken. Net winstgevend of zelfs net verliesgevend -daarover verschillen de verklaringen van TMG- moet GS de vlucht naar voren nemen om zichzelf waar te maken. Ten koste van alles wat zich voordoet. Thierry Baudet probeert zich te profileren als conservatieve denker. Beide grepen het referendum aan ter eigen profilering. Daar is niets mis mee, maar het is jammer dat GeenStijl en Baudet dat niet gewoon toe willen geven en met ingewikkelde verhalen over democratie, invloedssferen en Rusland hun ware bedoelingen verhullen. Echte mannen zijn oprecht en komen eerlijk voor hun motivatie uit.’  Dit waren geen echte mannen, maar namaak.

Een organisatie als Meer Democratie doorzag de opzet onvoldoende en gaf de oproep tot een referendum legitimiteit door met andere organisaties die welwillend stonden tegenover directe democratie aan te haken bij dit marketingconcept van Geen Stijl, Baudet, de SP en andere initiatiefnemers van het eerste uur. In een open brief aan Meer Democratie waarin ik me afvroeg waarom het zich met Geen Stijl wilde associëren stelde ik aan de orde dat het naar mijn idee om oneigenlijke redenen dit initiatief steunde: ‘Meer Democratie probeert nu zelfs m’n aandacht te vestigen op een politiek initiatief van GeenStijl dat haaks staat op het idee van democratie zoals ik dat voor me zie. En waarvan ik dacht dat Meer Democratie dat ook zo zag.’

Kortom, het commercieel belang van een Telegraaf-dochter heeft ons dit referendum ingerommeld. En tel daarbij op het partijbelang van de fervente tegenstander SP die zich heerlijk ruim een half jaar met Harry van Bommel kon profileren als anti-kapitalistisch en de persoonlijke profilering als zelfverklaard ‘intellectueel’ van Thierry Baudet met rechts-extremistische contacten en je begrijpt welke oneigenlijke redenen hier spelen. Democratie als marketing, als middel om het eigen ‘product’ te verkopen. Een wassen neus op de democratie.

Foto: ‘Feestartikelen. Klant kiest feestneus aan de toonbank van een winkel voor feestartikelen/schertsartikelen, Nederland 1929.

Wat te doen als het referendum kloof tussen politiek en burger vergroot?

3a36037r

In 2005 ging ik stemmen, op 6 april ga ik ook naar het stem-lokaal, maar inmiddels weet ik niet meer of ik wel voorstander ben van referenda. In plaats van bij te dragen aan het overbruggen van de kloof tussen burgers en politici lijken ze die kloof juist te accentueren: het referendum als middel om te laten zien hoe diep het volk de politiek wantrouwt. Ik vrees dat een gloedvol betoog van een politicus voor een ja tegen het associatieverdrag daar geen verandering in kan brengen. Dat is argument versus emotie. Het verdiept het wantrouwen.’ Aldus Aukje van Roessel in een artikel voor De Groene dat grenzen van de democratie verkent.

Uiteindelijk probleem van een referendum is de introductie van oneigenlijke argumenten. Zo gaat het de initiatiefnemers van GeenPeil zoals ze zelf meermalen hebben aangegeven helemaal niet om de associatie-overeenkomst van de EU met Oekraïne, maar om de EU die ze een halt toe willen roepen. Partijen die in 2015 in de Tweede Kamer tegen de associatie stemden waren PVV, SP, GrBvK en Partij voor de Dieren. Deze rechts- en links-radicalen die in de Nederlandse politiek vertegenwoordigd zijn hebben hun eigen redenen om zich door een tegenstem tegen de associatie te positioneren. In politiek zijn alle middelen toegestaan, maar als dat leidt tot oneigenlijke argumenten dan verstoort dat zowel het politieke proces als het instrument referendum.

Net als Van Roessel zet ik vraagtekens bij de opstelling van Meer Democratie van Nescio Dubbelboer dat ooit zei te gaan voor de vernieuwing van het politieke bestel. Als voorstander van het referendum schaarde het zich achter het initiatief van Geen Peil voor een Oekraïne-referendum. Ik vond dat een inschattingsfout. Dit verweet ik Meer Democratie in een open brief van 18 augustus 2015: ‘In Meer Democratie  meende ik een nieuwe manier van democratie te hebben gevonden die onder meer de particratie en de Oerlemanse Eenpartijstaat probeert te corrigeren door het helpen verleggen van de grenzen van de politiek. Zodat burgers meer macht krijgen en de macht van de politieke partijen verminderd wordt. Ik meende dat Meer Democratie ver afstond van de partijpolitiek, maar ik vrees me vergist te hebben. Meer Democratie probeert nu zelfs m’n aandacht te vestigen op een politiek initiatief van GeenStijl dat haaks staat op het idee van democratie zoals ik dat voor me zie. En waarvan ik dacht dat Meer Democratie dat ook zo zag.

Meer Democratie trapte in de valkuil van het populisme, de roep om directe democratie en de vermomming van anti-politiek als politiek, zonder de gevolgen daarvan te overzien en de voor- en nadelen zorgvuldig af te wegen. Zoals Van Roessel formuleert over Dubbelboer: ‘Toen de Volkskrant hem vroeg of de initiatiefnemers van GeenPeil met hun referendum over het associatieverdrag met Oekraïne de democratie redden, zoals zijzelf beweren, zei hij de kreet weliswaar wat pathetisch te vinden, maar deze wel te onderschrijven. Referenda zetten aan tot gesprek, creëren volgens hem draagvlak. (..) Het is die achterliggende houding, schijt aan de politiek, die zorgen baart. En die komen boven op de zorgen over de gevolgen van een nee voor de invloed van de Russische president Poetin, op Oekraïne, de EU en het Midden-Oosten.

Hoe kan de kloof tussen de politiek en de burger dan wel overbrugd worden? Voorwaarde is om partijen en groeperingen die niet uitgaan van het algemeen belang en buiten de kaders van het parlement treden niet teveel macht te geven. De wetgeving en het politieke proces moeten zo ingericht worden dat dit onmogelijk is. Het is daarom merkwaardig dat de initiatiefnemers van de Referendumwet in de wetgeving niet hebben weten te voorkomen dat een referendum op oneigenlijke gronden gebruikt wordt, zoals nu bij het Oekraïne-referendum gebeurt door het initiatief van GeenPeil. De wetgevers zijn vergeten een noodrem in te bouwen.

De oplossing ligt niet in de richting van een herwaardering van de partijpolitiek, maar in een afwaardering ervan. De uitweg is de machtsdeling met de burger en het terugdringen van de macht van de politieke partijen die als nadeel hebben dat ze hun continuïteit dienen. Burgers zijn divers in verscheidenheid, hoogopgeleid en deskundig en staan wanneer ze serieus worden genomen niet haaks op het algemeen belang. Schoppen door GeenPeil tegen de politiek is hoe dan ook een schijnoplossing die de politiek ondermijnt en niet opwaardeert.

Foto: ‘Arizona. Grand Canyon, photographer suspended on climber’s rope’, 1908.

TYT: Bernie Sanders wordt niet gesteund door progressieve media

Cenk Uygur vraagt zich af over er in de VS progressieve (‘liberal’) media bestaan. Dit naar aanleiding van de bejegening in de campagne van de progressieve Democratische kandidaat voor het presidentschap Bernie Sanders. Cenks antwoord is ontkennend. Zelfs de als progressief bekend staande Washington Post is naar zijn idee niet progressief, maar zou in de zak van het bedrijfsleven zitten. Omdat Sanders zegt het bedrijfsleven aan te pakken als hij president wordt, laten de progressieve media Sanders vallen. Republikeinse kandidaten Donald Trump en Ted Cruz worden door die progressieve media minder als bedreiging gezien dan Sanders die aan politieke structuren wil morrelen. Bij de campagne in 2012 was het de Republikeinse outsider en  libertariër Ron Paul die gif voor de media was. Evenals Sanders nu had Paul relatief veel steun onder jongeren.

Het is een misverstand dat de gevestigde media links zijn, want ze zijn rechts. Ook in Nederland, waar NRC, Volkskrant en Trouw eerder tegen de zittende macht aanschurken dan die kritisch volgen. Dat is er de laatste jaren nog erger op geworden omdat de redacties ondergeschikt zijn gemaakt aan het nieuwsbedrijf. Ondanks redactiestatuten en plechtige woorden over onafhankelijke journalistiek. Dat laatste bestaat niet echt in een commercieel bedrijf. Ook goedwillende redacties die goede journalistiek willen bedrijven hebben steeds minder te zeggen in hun eigen medium. Nog onlangs kwam dat tot uiting in een botsing tussen de redactie van de NRC en het bedrijf NRC Media die het nieuwsbedrijf commercieel uitbaat over een artikel in een commerciële bijlage over de Krim door Munda de la Marre. De NRC-Ombudsman ontkende trouwens in een commentaar dat er vermenging bestaat van redactie en commercie, maar leek daarbij toch weg te kijken voor de macht van het bedrijfsleven die verder gaat dan de garantie van de journalistieke onafhankelijkheid.

VVD: haarolie of politieke partij. In reclame is bedrog ingebakken

Het Indiase VVD Haarolie belooft uitstekende resultaten. Is het anders dan de Nederlandse politieke partij VVD die van zichzelf zegt ‘Houdt Koers’? En vervolgens ‘Geen steun voor Griekenland’ omzet in ’Steun voor Griekenland’. Is dat het idee van koers houden volgens de VVD? Om de haren uit je hoofd te trekken. Niet dat Griekenland trouwens die steun niet verdient, maar de VVD verdient zeker niet de prijs van geloofwaardige politiek. Ach, politieke partijen, wie gelooft ze nog op hun woord? Ze beloven met grote woorden het een, maar doen het ander. Is reclame voor VVD Haarolie nou grotere onzin dan voor de VVD Politieke Partij? Nee?

Open brief aan Meer Democratie. Waarom associëren jullie je met GeenStijl?

Meer

Beste Niesco Dubbelboer en Arjen Nijeboer,

Jullie mail treft me onaangenaam door strekking en argumentatie. Ik vind dat Meer Democratie zich voor de verkeerde zaak leent door aandacht te vestigen op een initiatief van onder meer weblog GeenStijl dat in een toelichting de oorlog tussen Oekraïne en de Russische Federatie reduceert tot een burgeroorlog en daar redenen voor ziet om het referendum te houden. Dat gaat samen met een negatieve houding jegens de EU.

GeenStijl -100% dochter van Telegraaf Media Groep- zegt over drie EU-associatiepartners Moldavië, Georgië en Oekraïne: ‘Als die landen verder uit Poetins invloedssfeer getrokken worden, krijgt de Europese Unie een open zenuw én open grenzen met oorlogsgebied.GeenStijl suggereert dat 1) Oekraïne behoort tot de invloedssfeer van de Russische Federatie; 2) Oekraïne in de Russische invloedssfeer moet blijven en 3) het vanuit Europees perspectief gewenst is dat Oekraïne tot de Russische invloedssfeer behoort. GeenStijl gooit internationale verdragen zoals de Helsinki Final Act 1975 over soevereiniteit het raam uit en levert landen over aan het land met de grootste wapens en de minste mensenrechten. Er valt trouwens heel wat af te dingen op de observatie dat Oekraïne en beide andere landen tot de Russische invloedssfeer behoren.

In Meer Democratie meende ik een nieuwe manier van democratie te hebben gevonden die onder meer de particratie en de Oerlemanse Eenpartijstaat probeert te corrigeren door het helpen verleggen van de grenzen van de politiek. Zodat burgers meer macht krijgen en de macht van de politieke partijen verminderd wordt. Ik meende dat Meer Democratie ver afstond van de partijpolitiek, maar ik vrees me vergist te hebben. Meer Democratie probeert nu zelfs m’n aandacht te vestigen op een politiek initiatief van GeenStijl dat haaks staat op het idee van democratie zoals ik dat voor me zie. En waarvan ik dacht dat Meer Democratie dat ook zo zag.

Jullie toevoeging ‘Meer Democratie heeft geen mening voor of tegen het verdrag met Oekraïne. Wij verwelkomen echter in principe elk referendum over elk onderwerp en stellen u graag van lopende referenduminitiatieven op de hoogte’ vind ik onwaarachtig. Jullie zijn geroutineerd genoeg om te weten dat geen enkele associatie neutraal is en zonder gevolgen blijft. Betekent dat ook dat ik voortaan over elke referendum dat ergens in de samenleving opborrelt een mailtje van Meer Democratie kan verwachten? En als dat niet zo is, wat maakte deze keer dan wel het verschil om me op dit referendum opmerkzaam te maken?

Jullie zullen onderhand wel begrepen hebben dat ik ontstemd ben en vind dat jullie een inschattingsfout hebben gemaakt door me deze mailing te sturen. Ik twijfel nu of ik definitief een streep door mijn steun aan Meer Democratie moet zetten, maar hoop dat jullie je fout inzien en met een uitleg komen dat dit eenmalig was en niet had moeten gebeuren. Die kans op inzicht geef ik jullie voordat ik me definitief afmeld.

Foto: Schermafbeelding van deel nieuwsbrief ‘Vandaag begint 2e fase handtekeningeninzameling referendum EU-Oekraïne’, 18 augustus 2015. Zie hier voor website van Meer Democratie.

Opnieuw: burgerinitiatief tegen partijpolitieke benoemingen

meer

Op 29 mei 2015 besteedde ik aandacht aan het burgerinitiatief ‘Meer Democratie’: Stop partijpolitieke benoemingen. Het poogt de macht van de partijpolitiek terug te dringen. Omdat dit onderwerp me uit het hart gegrepen was tekende ik het initiatief. In een nieuwsbrief dringen initiatiefnemers Niesco Dubbelboer en Arjen Nijeboer nu aan op publiciteit omdat de benodigde 40.000 handtekeningen nog niet zijn gehaald. Ze hebben het over ‘duizenden mensen’ die getekend hebben. Wie het burgerinitiatief wil steunen kan hier terecht.

Foto: Burgerinitiatief ‘Meer Democratie’: Stop partijpolitieke benoemingen – teken het burgerinitiatief.