Mode van het Zwitserse Hanro. Tussen modern feminisme en conventionele mannelijkheid in de jaren 1930

Stehendes Männer-Model in Herrenoberbekleidung mit Fernglas. Australië, jaren 1930. Collectie: Museum Baselland.

Wat we hier zien is duidelijk, maar de aanleiding voor de foto is dat niet. Gaat het om de verrekijker, de man of wat anders? Is dit het beeld van mannelijkheid uit de jaren 1930?

Wie de vraag stelt stuit op een interessante geschiedenis van het Zwitserse bedrijf Hanro (Handschin und Ronus) dat vanwege tariefmuren noodgedwongen internationaliseerde, zich specialiseerde in tricot en achteraf door anderen wordt geprofileerd als feministisch. Hanro is in 1991 overgenomen door het Oostenrijkse bedrijf Huber Holding.

De beschrijving van de foto die is opgenomen in de collectie van Museum Baselland door een schenking van 20.000 documenten en objecten van de Firma Hanro aan het kanton Basel-Landschaft zegt (vertaald): ‘Staande mannelijk model in herenbovenkleding met verrekijker. Het model draagt ​​een gebreide trui met geometrisch patroon en een geplooide broek. Waarschijnlijk een product van de Australische Hanro-tak aangezien de foto gemaakt is door een fotograaf in Melbourne.’

Geschiedenis van Hanro volgens Huber. ‘DISCOVERY OF MODERN FEMININITY. Madeleine Handschin, granddaughter of the company founder, creates a world first: ultralight bra tops as invisible underwear. Sporty leisurewear also finds a place in the HANRO collection with her beach and swimwear‘.

Was dat feminisme een tweede golf van Reform-kleding na 1900-1920 of een doorstart die in de jaren 1930 door nieuw textiel de vrouw bevrijdde?

Of zo’n bewering klopt is niet zozeer van belang, maar het is een interessante claim die achteraf culturele betekenis wil toevoegen aan een firma die het tijdens haar moeizaam bestaan uitsluitend om overleven te doen was. Daartoe zelfs uitweek van Zwitserland naar Australië.

Hoe het moderne feminisme van Hanro van de jaren 1930 zich verhoudt tot de man met verrekijker in gebreide trui met geometrisch patroon is niet op voorhand duidelijk. Marketing wijst soms vele kanten op. Daar is geen verrekijker voor nodig om te zien.

Madeleine Handschin was ontwerpster van Hanro en dochter van toenmalig directeur Carl Handschin. Na het Australische avontuur in Bendigo van 1926 tot 1933 kreeg zij samen met haar broer Eric die ingenieur in het bedrijf was opdracht van het tweede hoofd van het bedrijf Charles A. Ronus: productie van gebreide bovenkleding. Dat leidde tot technische innovatie en nieuwe vormgeving.

Het bijschrift bij onderstaande foto zegt onder meer over het vormvast breiwerk Wevenit (vertaald): ‘Madeleine gebruikt het ook om strandmode te ontwerpen: lange, knielange en zeer korte broeken, gecombineerd met zogenaamde pull-pyjama’s (korte, backless tops). De strandmode met een perfecte snit en fashionable chic verkoopt onder andere zeer goed aan de trendy Franse Rivièra.’ Maar toen gooide oorlog vanaf 1939 roet in het eten. Opnieuw.

Madeleine Kriesemer-Handschin an der Arbeit im Designatelier von Hanro, 1934. Collectie: Museum Baselland.

Bestuur van Bij1 wil evenwicht tussen soorten zichtbare diversiteit

Per tweet geeft Bij1 een liverslag van de ALV die in het teken staat van het royement van de nummer twee op de kieslijst: Quincy Gario. Dat er onrust was over zijn positie was afgelopen week via Trouw gelekt. Uit het verslag valt op te maken dat voor dit lek niet het bestuur, maar iemand uit de omgeving van Gario verantwoordelijk is.

Het bestuur die zichzelf als betrokkene zag vond het niet verstandig om de klachten over Gario zelf te onderzoeken en besteedde dat onderzoek uit aan advocatenkantoor Van Overbeek de Meyer. Volgens het bestuur was er in Nederland geen meer divers bureau te vinden die dit onderzoek kon uitvoeren. Het rapport concludeerde over Gario:

Het bestuur zegt dat het onjuist is dat het bestuur Gario geen kans gaf om zijn verhaal te doen. Het is andersom, Gario ging niet in op de uitnodiging van het bestuur om zijn verhaal te doen. Daarna heeft het bestuur op 10 juli aan hem laten weten dat het had besloten om zijn lidmaatschap op te zeggen. Toen hij door het bestuur nogmaals werd uitgenodigd voor een gesprek ging Gario daar niet op in.

Het bestuur zegt prioriteit te hebben willen geven aan degenen binnen de partij die hadden geklaagd over Gario. Het bestuur gaf prioriteit aan het beschermen van de veiligheid, privacy en rechten van deze 16 ‘signaalindieners’. Er blijkt volgens het bestuur door 16 uiteenlopende individuen over Gario geklaagd te zijn.

Wat is hier nou eigenlijk aan de hand? Er lijkt een strijd om diversiteit binnen Bij1 te zijn ontstaan. Want er bestaan verschillende soorten diversiteit waarvan de vertegenwoordigers binnen organisaties claimen dat die van hen het belangrijkste is. Ofwel, hun diversiteit is het waar het om moet draaien en andere diversiteiten zouden daar ondergeschikt aan moeten zijn.

Soorten diversiteit zijn: huidskleur, gender, beperking, seksuele oriëntatie, religie, sociaaleconomische status, opleidingsniveau en leeftijd. Omdat de zichtbare kenmerken van diversiteit een duidelijk middel tot profilering zijn, duwen die in het publieke debat de onzichtbare kenmerken naar de marge.

De realiteit is dat opdrachtgevers, maar ook politieke partijen die zich willen profileren als voorstander van diversiteit eerder zullen kiezen voor een zichtbaar kenmerk omdat dit een signaal naar de buitenwereld afgeeft dat de instelling serieus werk maakt van diversiteit. Ook lijken activisten zich politiek beter langs de lijnen van zichtbare diversiteit te hebben georganiseerd en weten ze de instellingen politiek onder druk te zetten. Die laten zich maar al te graag onder druk zetten omdat ze worstelen met het onderwerp diversiteit en zelf niet goed weten wat ze ermee moeten. Het gevolg is dat instellingen nauwelijks aandacht besteden aan de onzichtbare kenmerken van diversiteit, zoals sociaaleconomische status en opleidingsniveau.

Voor Bij1 lijkt te gelden dat er al vanaf het begin spanning was tussen de feministische en zwarte vleugel. Die tweedeling is niet absoluut, maar relatief. Want er zijn binnen Bij1 veel zwarte vrouwen. De concurrentie gaat erom welke soort diversiteit het zwaarste dient te wegen. Quincy Gario komt in de berichtgeving met zijn ‘mannelijke dominantie’ duidelijk naar voren als een representant van de zwarte vleugel die niks met de feministische vleugel heeft.

Het bestuur lijkt voor een evenwichtige mix tussen de verschillende soorten zichtbare diversiteit te kiezen. In die mix was niet langer plaats voor Gario. Naast het feit dat hij geen teamspeler is, geen politicus als de nummer 2 van een politieke partij. maar een activist.

Het lijkt binnen Bij1 de Franse revolutie. Het eet de eigen kinderen op. Het oproer in Bij1 geeft aan hoe complex het kan zijn om verschillende vleugels binnen een radicale partij te verenigen. Het gaat bij velen in deze partij blijkbaar eerder om het profileren van de eigen zichtbare diversiteit, dan om het uitdragen van de juiste politieke overtuiging en het realiseren van beleid. Partijleider Sylvana Simons heeft zich de laatste tijd succesvol geprofileerd als links-radicale politicus en beseft met het bestuur dat politiek vakmanschap een voorwaarde is die de strijd om de identiteit omvat.

Op de bres voor ex-moslims. Islamofobie kan tot hervorming van islam leiden en emancipatie en bevrijding van moslims

Schermafbeelding van deel artikelHelpen sommige vormen van islamofobie ons juist vooruit?’ op Bladna.nl, 19 maart 2021.

Een harde conclusie in een artikel over islamfobie in Nederland in Bladna.nl, een nieuwswebsite voor Marokkanen in Nederland en België die nauw verbonden is aan de Marokkaanse nieuwsorganisatie Bladi.net die internationaal georiënteerd is. Aanleiding is de situatie van de Turks-Nederlandse ex-moslim Lale Gül die bedreigingen kreeg uit islamitische hoek vanwege uitspraken in haar boek.

Moslims zitten in Nederland gevangen tussen een rechts dat liever de islam en moslims basht en ex-moslims ook niet helpt, en een links dat deze ex-moslims ook niet helpt omdat zij wil opkomen voor de islam en voor moslims en daardoor de problematiek van ex-moslims moet negeren. Misschien kan het luisteren naar stemmen als die van Lale Gül ons er juist aan herinneren dat er nog een hele wereld te winnen is.

Wellicht is het makkelijk voor een Marokkaans-Nederlandse site om vrijuit over een Turks-Nederlandse kwestie te spreken. De term islamofobie wordt genuanceerder en positiever opgevat dan doorgaans in de publieke opinie gebeurt. Bladna citeert Lale Gül: “Ik beschouw mezelf als islamofoob, in die zin dat ik angstig ben voor de uitdijende invloed van de islam hier“. Het voegt daar aan toe: ‘Dit is een gevolg van allerlei zaken om haar heen, zoals de onderdrukking in islamitische landen en de mislukte pogingen om de islam te moderniseren.’

Het is de oude klacht dat links wegkijkt voor de problemen van ex-moslims. Links neemt het op voor de vaak conservatieve islam en laat de doorgaans linkse en vrijzinnige ex-moslims in de steek. Beredeneerd vanuit links valt dat niet te begrijpen. In Nederland ageren alleen enkele niches binnen links hiertegen. Ze nemen het als enigen structureel op voor ex-moslims of ‘culturele moslims’ die mentaal allang hun religie de rug hebben toegekeerd, maar daar uit angst voor de islamitische gemeenschap niet publiekelijk voor uit durven komen. Deze niches bestaan onder meer uit ex-PvdA’er Eddy Terstall en het ‘seculiere’ Vrij Links dat de oude universele waarden waarop de sociaal-democratie was gebaseerd in ere wil herstellen en feministes die voornamelijk voor de vrijheid van vrouwelijke ex-moslims opkomen die het dubbel zo moeilijk hebben.

Ehsan Jami met T-shirt, 200

Een gevolg van dat stigmatiseren door rechts en wegkijken van links is dat er geen inhoudelijk debat is over de islam, de ex-moslims en de vrije keuze om uit de islam te treden. Een gevolg daar weer van is dat er in Nederland geen goed beeld bestaat van de islamitische gemeenschap en het aantal moslims. Ook de media doen niet hun best om dit beeld te nuanceren. Met als gevolg dat het radicaal-rechts in de kaart speelt en de ex-moslims en progressieve moslims in de steek laat. Volgens het CBS verklaarde in 2019 zo’n 5% van de bevolking islamitisch te zijn. Dat zijn omgerekend 875.000 mensen (boven de 15 jaar).

Dit getal ligt waarschijnlijk veel lager. Schattingen van het aantal belijdende moslims komen lager uit, op zo’n 350.000 mensen. Dat zou inhouden dat in Nederland niet 5%, maar 2% van de bevolking islamitisch is. De ‘vernederlandsing’ of afvalligheid of secularisatie bij de tweede generatie van mensen uit een islamitische cultuur wordt geschat op 15%, maar is waarschijnlijk hoger. Maar in de beeldvorming dringt het niet door.

Een bizarre kongsi van radicaal-rechtse partijen (ooit de LPF, PVV, FvD), linkse partijen die vanuit slachtofferdenken jarenlang aanschurkten tegen de goed georganiseerde conservatieve islam (vooral PvdA), christelijke partijen die een parodie maken van het secularisme en de gevolgen van de ontkerkelijking proberen te neutraliseren, de werkgevers die rust en overzicht wilden en makkelijk te bereiken aanspreekpunten die onder druk konden worden gezet en de islamitische organisaties die zich hebben weten te institutionaliseren en verzuilen met bewuste medewerking van de gevestigde politiek is er de reden voor dat in Nederland het besef onvoldoende doorgebroken is dat dat niet alle moslims in Nederland hetzelfde zijn en zelfs niet eens altijd de islam aanhangen. De wereldvreemdheid over de islam is in Nederland groot.

Die lagere schatting zou vrijzinnige moslims én ex-moslims adem geven en ze niet op een hoop vegen met de orthodoxe en radicale moslims die gaan voor herzuiling en apartheid, en alles bij het oude willen laten. De conservatieve en activistische moslims onderdrukken de vrijzinnigen in eigen kring. Dat is iets van alle religies, maar het verschil is dat zowel links als rechts Nederland de ex-moslims en de progressieve moslims buiten incidenten als Ehsan Jami of Lale Gül niet ziet staan en akelig in de steek laat. Nu al decennia lang.

Mannelijke blik verbreedt en versmalt zich tot multiculturele museumblik. Is de nieuwe preutsheid het nieuwe progressief?

Filmtheoreticus Laura Mulvey introduceerde in een essay uit 1975 in het Britse Screen 16/3 het begrip de mannelijke blik in de film. The male gaze. Hiermee doelde ze niet alleen op de blik van de mannelijke toeschouwer op de vrouwen die in het filmverhaal in beeld worden gebracht als ‘to-be-looked-at’, maar ook op de blik binnen de film van de man op de vrouw. Onder invloed van het feminisme en met verwijzing naar denkers als Roland Barthes, Louis Althusser en Michel Foucault vond in die jaren 1970 een grote recycling plaats van ideeën uit het Franse cultuurgoed die via tijdschriften als Screen de Angelsaksische (universitaire) wereld bereikten. Zo waaide de sfeer van de Parijse opstand van 1968 ietwat vertraagd toch nog over water richting Verenigd Koninkrijk, Canada en de VS. De rest is geschiedschrijving.

De mannelijke blik is niet onschuldig, maar dat wil nou ook weer niet zeggen dat die blik schuldig is. Hoe dan ook is de blik tijdgebonden. Wat ooit kon, kan nu in veel gevallen niet meer. Het wordt als vrouwonvriendelijk of seksistisch beschouwd. Bovenstaande foto uit 1960 van de Franse fotograaf Marc Riboud toont twee vrouwen die beschut tegen de noordenwind op een Nederlands strand van de zon genieten. De titel is: ‘A l’abri du vent du nord sur la plage, Hollande’. Zo’n foto kan 60 jaar later in 2020 nog gemaakt worden. Het verschil lijkt dat de mannelijke fotograaf uit 2020 beseft wat een fotograaf uit 1960 niet wist, namelijk dat hij met zo’n foto een grens overgaat. Maar eigenlijk nog meer, dat de ‘mojo’, de magische charme ontbreekt. Het heeft in 2020 geen meerwaarde meer voor een fotograaf om deze foto te maken. De betovering is weg.

De mannelijk blik is een gepolitiseerd onderwerp. Dat bleek niet alleen in de jaren 1970 in de filmtheorie door de opkomst van het feminisme en feministische filmtheoretici als Mulvey, Annette Kuhn of Judith Mayne, maar dat blijkt nog steeds. Sinds enige jaren is het door de opkomst van de MeToo-beweging weer geactualiseerd. Het is een complex onderwerp vol gevoeligheden en kans op ontsporingen. Zeker als er teruggekeken wordt op het verleden met de ogen van nu. Het gaat om macht. In een cultuur waar het beeld dominant is en oude beelden circuleren die de hedendaagse cultuur dragen dwingt het beeld macht af. Of niet als een beeld wordt opgevat als het tegenovergestelde, namelijk de afbeelding van iemand in een afhankelijke en mindere positie.

Afgelopen zondag was er het interview van directeur Emilie Gordenker van het Van Gogh Museum in het televisieprogramma Buitenhof waarin ze naar aanleiding van de aankoop van een naakt van Edgar Degas pleitte voor het toelaten van allerlei ‘blikken’ in het museum. Ik noemde haar opmerkingen in een commentaar ongelukkig: ‘Je krijgt meerdere blikken op zo’n kunstwerk door de reacties van meerdere mensen met meerdere achtergronden, zegt ze in andere bewoordingen. Ze meent dat we daar allemaal beter van worden. Dat betwijfel ik en volgens mij gaat ze daar de fout in. Een reactionaire, betuttelende, moralistische blik valt moeilijk als positief te zien. Want waar laat dat de voorbeeldfunctie van een museum? Zo laat het museum zich onnodig vermaatschappelijken en in de verdediging drukken. Uiteraard moeten musea rekening houden met de achtergrond van de bezoekers, maar zonder te wijken voor radicale activisten en fatsoensrakkers die hun perspectief van identiteit ofwel moraal aan het museum willen opleggen’.

NRC wijdt aan Gordenkers opmerkingen een twistgesprek over de vraag of musea zich aan moeten passen aan gevoeligheden van het publiek. Léon Hanssen vindt van wel en zegt in gesprek met museumdirecteur Andreas Blühm die de bezoeker zelf wil laten oordelen het volgende: ‘Wie het standpunt van een ander voor zedig uitmaakt, claimt dat hij vrijgevochten is. Maar ik laat me niet op de mouw spelden dat ik een zedenmeester ben! En mocht ik het woord als een geuzenterm aanvaarden, dan alleen omdat ik geloof dat dit zogenaamd ‘zedige’ of ‘preutse’ juist het nieuwe progressieve is. En trouwens: ik pleit allerminst voor het uitbannen van naakt of Degas, ik pleit voor een grotere diversiteit aan perspectieven en debat.’ Wat bedoelt Hanssen met de opmerking dat dit zogenaamd zedige of preutse het nieuwe progressieve is? Meent hij dat ironisch of serieus?

Als het zogenaamd zedige of preutse de nieuwe vooruitstrevendheid is, dan valt erover het ergste te vrezen. Het politiek correcte denken van Hanssen haalt de preutsheid van de orthodoxe religie rechts in. Hij laat zich kennen als cultureel conservatief dat hij van de weeromstuit het nieuwe progressieve noemt. De verwarring die hij creëert is ongelukkig. Opmerkelijk in het twistgesprek is dat Blühm Hanssen hier niet frontaal op aanvalt. De visie van twee witte mannen op de mannelijke en vrouwelijke museumblik geeft aan hoe het onderwerp van de mannelijke blik zich in 45 jaar heeft verbreed en nieuwe gevoeligheden en taboes oppakt.

Foto 1: Marc Riboud, ‘A l’abri du vent du nord sur la plage, Hollande’ (‘Beschut tegen de noordenwind op het strand, Holland’), 1960. Collectie: Musée d’Art moderne de Paris.

Foto 2: Schermafbeelding van deel artikelMusea moeten zich wel/niet aanpassen aan gevoeligheden van het publiek’ in NRC, 14 februari 2020. Een twistgesprek onder leiding van

Ruud Koopmans meent dat in Nederland de kritiek op de radicale islam vooral door links ontkend wordt

Het is een oude constatering, islamkritiek moet, maar mag niet in Nederland. Het islamdebat is geamputeerd en gesaboteerd. Socioloog Ruud Koopmans ziet in gesprek met WNL de radicale islam als probleem. Er heerst volgens hem bij linkse en gematigd-rechtse politieke partijen een taboe om kritiek te uiten. Bijvoorbeeld wat de positie en bejegening van vrouwen of homoseksuelen binnen de islam betreft die niet te rijmen valt met de rechtsstaat. Toch blijft het behalve bij radicaal-rechts stil en klinkt er nauwelijks kritiek op de radicale islam.

Vooral door de halfslachtige opstelling van links die valt samen te vatten als wegkijken en goedpraten. Terwijl enkele decennia daarvoor kritiek van links op het christendom op dezelfde aspecten wel overbodig klonk. Dat verschil is opvallend en niet logisch. Zodat islamkritiek nog meer met radicaal-rechts wordt geassocieerd en nog meer een taboe wordt. Met als gevolg dat het gedrag van links er alleen nog maar extra krampachtig op wordt. Het ontkennen van de waarheid over de islam door links is een destructieve daad. Gelukkig zijn er uitzonderingen op dat goedpraten van de onderdrukking door de radicale islam, zoals Koopmans, maar ook ex-PvdA’er Eddy Terstall. Die laffe houding van de PvdA kondigde al voor 2010 de leegloop van de partij aan.

Het islamitisch fundamentalisme kan het best bestreden worden met fundamentele kritiek. Maar in Nederland gebeurt het niet of te aarzelend. De verklaring is duidelijk, moslims worden als slachtoffer beschouwd en moeten in bescherming genomen worden omdat ze zielig zouden zijn. Hoewel het volgens Koopmans juist de islamregimes zijn die slachtoffers maken. Niet in het minst de goedwillende moslims die onder het islamitisch radicalisme lijden. Het wegkijken van bedrijfsleven en voltallige Nederlandse politiek voor landen als Qatar of Saoedi-Arabië die hun islamitisch fundamentalisme naar Nederland mogen exporteren is een ander taboe.

Zes aanklachten tegen Tariq Ramadan wegens grensoverschrijdend seksueel gedrag leiden nog niet tot afronding van zijn rechtszaak

De zaak van seksueel geweld tegen vrouwen waar de Zwitsers-Egyptische islamoloog en cultfiguur Tariq Ramadan zich schuldig aan zou hebben gemaakt is in Nederland naar de achtergrond verdwenen. In 2007 genoot Ramadan in Nederland een zeker bekendheid toen hij in Rotterdam aan de slag ging als hoogleraar en ‘bruggenbouwer’ in dienst van de gemeente. Vanaf het begin was hij een controversiële figuur met voor- en tegenstanders. Hij werd in 2009 de laan uitgestuurd. Maar in Frankrijk en Zwitserland haalt hij nog steeds de voorpagina’s. Aangejaagd door het MeToo-debat dat sinds oktober 2017 aan kracht gewonnen heeft.

Ramadan werd in februari 2018 in detentie genomen na de aanklacht twee vrouwen verkracht te hebben. De ene is de feministe Henda Ayari (zie hier) die in oktober 2017 Ramadan aanklaagde, de ander noemt zich ‘Christelle’. Ramadan ontkent verkrachting, maar geeft via zijn advocaat toe seksueel contact met de twee vrouwen te hebben gehad. Maar dat zou volgens Ramadan met hun instemming (‘relation consentie’) zijn gebeurd. In november 2018 werd Ramadan onder voorwaarden vrijgelaten wegens zijn slechte gezondheid (multiple sclerose), maar hij mag van de autoriteiten Frankrijk niet verlaten, moet zich wekelijks melden en zijn paspoort is ingenomen. Hij heeft een boeten van 300.000 euro betaald. Inmiddels zijn er door zes vrouwen aanklachten wegens seksueel geweld of verkrachting tegen Ramadan ingediend.

De affaire Ramadan is omgeven door complottheorieën die veel ruis geven. De Israëlische inlichtingendienst Mossad zou er een rol in hebben gespeeld. Vele islamitische aanhangers van Ramadan kunnen het blijkbaar niet verteren dat hun boegbeeld van zijn voetstuk is gestoten. Zij nemen het nog steeds voor hem op en verspreiden geruchten over een joods complot. De Franse president Emmanuel Macron zou het brein zijn om alle opposanten in het gevang te gooien, zoals onderstaande still van een YouTube-video aangeeft. De eerste aanklager Henda Ayari die haar hoofddoek afdeed en zich afwendde van het salafisme neemt stelling tegen het islamisme dat ze met het nazisme gelijkstelt, wat haar weer bedreigingen uit islamistische hoek oplevert.

De waarheid over Tariq Ramadan is alledaagser, simpeler en minder vergezocht. Hij gedroeg zich als rokkenjager met vele romantische affaires en heeft in bepaalde gevallen beestachtig, grensoverschrijdend gedrag jegens vrouwen vertoond waarvoor hij jaren later de rekening gepresenteerd krijgt. Aangejaagd door het omgeslagen denken over grensoverschrijdend gedrag dat niet langer getolereerd wordt heeft hem dat in de verdediging gedrongen. Kritiek waarom hij de aanklacht aanvankelijk niet thuis mocht afwachten lijkt terecht. Hij staat niet alleen als ontmaskerde heteroman. Honderden machtige mannen als Harvey Weinstein, Charlie Rose, Mark Halperin, Kevin Spacey, Louis C.K., Al Franken, James Levine, Daniele Gatti, Jappe Claes of Job Gosschalk hebben hun positie verloren wegens grensoverschrijdend seksueel gedrag. Het is te hopen dat Tariq Ramadan tot zelfinzicht komt, de vrouwen zijn verontschuldigingen aanbiedt en zich terugtrekt uit het publieke leven. Anders moeten de aanklachten tegen hem in een rechtszaak in Frankrijk behandeld worden. Het is de hoogste tijd om nu eindelijk eens een streep onder de onzalige kwestie Tariq Ramadan te zetten.

Foto: Still uit YouTube-videoACTE 36 GILETS JAUNES TARIQ RAMADAN PIEGE PAR MACRON ? HENDA AYARI MENT MEDIAPART’ op kanaal Le Croissant de lumière.

Ondervertegenwoordiging van vrouwen is zwakte van Baudets FvD

Er is een opvallende, maar niet toevallige gelijkenis in het electoraat van centrumrechtse en radicaal-rechtse partijen. Vrouwen stemmen er minder op dan mannen, en jongeren minder dan ouderen. Uit een artikel in NRC van 21 maart 2019 blijkt dat mannen 64% van de achterban van FvD uitmaken, tegenover 36% vrouwen. Bij de PVV is de verhouding iets minder scherp, met 58% mannen en 42% vrouwen. De VVD voegt zich in dit rijtje met een oververtegenwoordiging van mannen (60%) en een ondervertegnwoordiging van vrouwen (40%). In Nederland, maar ook in het VK maken vrouwen 51% van het electoraat uit. De kiezers op radicaal-rechtse partijen zijn ook relatief oud. De grootste groep FvD’ers is ouder dan 65: 31%.

Op zoek naar een verklaring verwijst NRC uit een onderzoek uit 2017 van Eelco Harteveld die politiek gedrag onderzoekt aan de afdeling politicologie van de Universiteit van Amsterdam. NRC: ‘Baudet sluit aan bij de cultuurstrijd tegen feminisme, politiek links en immigranten, zoals je die voorheen alleen bij de alt-right in de Verenigde Staten zag.’ Daar past ook het Putinverstehen bij, ofwel ontzag voor de macho, zo meent Harteveld.

In een artikel voor The Conversation concludeert hoogleraar politicologie Rosie Campbell dat de Brexit Party van Arron Banks en Nigel Farage die in de recente verkiezingen voor het Europees Parlement 29 zetels won overwegend door mannen gesteund wordt. Uit een kiezersonderzoek van YouGov van mei 2019 gaf 26% van de mannelijke respondenten aan op deze partij te stemmen, tegenover 18% vrouwen. Dat is een verhouding van 59% mannen tegenover 41% vrouwen. Campbell meent dat de ondervertegenwoordiging van vrouwen een handicap is voor the Brexit Party om door te breken. Een verklaring voor de betrekkelijk geringe populariteit onder vrouwelijke kiezers is tweeërlei. Het heeft te maken met de steun onder vrouwen voor voorzienigen zoals gezondheidszorg en de opstelling van de Brexit Party om die af te breken door te pleiten voor lagere openbare uitgaven en belastingverlagingen. Het  heeft ook te maken met racistische vooroordelen. Het feit dat dat partijleider Farage op een kameraadschappelijke wijze dicht aanschuurt tegen politici als Trump, Salvini of Marine Le Pen helpt er voor vrouwen niet aan mee om de Brexit Party als ‘inclusief’ en ‘gastvrij’ te zien.

Een andere overeenkomst van Farage met iemand als Thierry Baudet is dat hun persoonlijke stijl mannen aantrekt, maar vrouwen afschrikt. Het beeld van Farage van ‘de man in de kroeg’ maakt volgens Campbell ‘niet noodzakelijk een positieve indruk bij alle vrouwen’. Farage is daarin nog tamelijk gematigd vergeleken bij Baudet die ferme, om niet te zeggen reactionaire standpunten inneemt over vrouwen. Dat bleek onder andere uit zijn recensie van Michel Houellebecqs laatste boek Sérotonine. Maar ook uit interviews met Quote en TPO. Vergelijking tussen landen en electoraten is lastig, maar Baudets FvD scoort onder vrouwen met 36% nog 5% lager dan de toch als zo lage score van 41% onder vrouwen van Farage’s Brexit Party.

Er kondigt zich een andere overeenkomst aan tussen deze radicaal-rechtse partijen. Deze keer met president Trump. Diens steun onder het electoraat is met 42% te laag om op eigen kracht de presidentsverkiezingen van november 2020 te winnen. Hij mag net als in 2016 hopen op kiezersonderdrukking door Republikeinse bestuurders waardoor sympathisanten van zijn tegenstander ontmoedigd worden én op Russische steun die de Democratische kiezers via sociale media misleidt om niet te gaan stemmen. Trump zou manipulatie echter niet nodig hebben als hij een draai, een pivot naar het centrum maakte waardoor hij een groter deel van de centrumkiezers zou aanspreken. Want geen andere politicus als Trump is zo ondervertegenwoordigd onder vrouwen. In 2016 stemde 51% van de mannen en 41% van de vrouwen op hem. Onder vrouwen zou Trump door een minder vrouwenonvriendelijke opstelling veel winst kunnen halen. Hetzelfde geldt voor Baudet.

De speculatie van macho-achtige politici als Baudet of Trump is waarschijnlijk dat een vrouwvriendelijke opstelling  hun steun onder mannen in gevaar brengt. Ook is het mogelijk dat ze wat hun persoonlijke stijl en persoonlijkheid betreft niet anders meer kunnen dan zich haantjesachtig gedragen en dat als onlosmakelijk en lonend onderdeel van hun politieke strategie beschouwen. Hun dwangmatig denken over de positie van vrouwen wordt zo hun beperking. Radicaal-rechtse politici die hun constructie van mannelijkheid als hun sterkte en aantrekkingskracht zien beseffen onvoldoende dat dat in werkelijkheid hun electorale zwakte is.

Foto 1: Kanselier Angela Merkel proost met een groot glas bier, 2016. Credits AFP.

Foto 2: Vrouw die de mond wordt gesnoerd.

Links-radicale feministes en conservatieve christelijke vrouwen vinden elkaar in aanval op Equality Act en op LGBTQ-gemeenschap

Dat conservatieve christenen onder het mom van religieuze vrijheid tegen gelijkheid van LGBTQ-ers zijn valt te verwachten. Het is begrijpelijk omdat dit uit de aard van godsdienst volgt, namelijk verbondenheid in eigen kring via de eigen dogmatiek en verwerping van wat daarbuiten valt. Conservatieve christenen zijn daarin minder verdraagzaam dan gematigde christenen. De afgelopen maanden heeft in de VS de parlementaire behandeling en modernisering van de ‘Equality Act’ uit 1974 de verhoudingen in de samenleving op scherp gezet. Dat gaat over de toevoeging van federale LGBTQ non-discriminatie bescherming aan de burgerrechtenwetgeving. De wet is op 1 mei 2019 in de Judiciary Committee van het door de Democraten gedomineerde Huis aangenomen, maar nog niet in de door de Republikeinen gedomineerde Senaat. De behandeling ervan wordt voor januari 2021 verwacht als de zittingsperiode van het huidige Congres afloopt.

Bovenstaand citaat uit het artikelStop the Ill-Named ‘Equality Act’: Your Religious Freedom at Stake’ van twee christelijke opiniemakers op Christian Headlines verduidelijkt dat de uitersten elkaar hebben gevonden in de bestrijding van de Equality Act: links-radicale feministes en conservatieve christelijke vrouwen. Normaal is dat niet en dat monsterverbond zorgt voor spanningen bij de radicale feministes. Hoe de discussie enkele maanden geleden verliep maakt een FB-posting van Radical Feminism By the Sea inzichtelijk. Daar neemt ook Natasha Chart (voorzitter WoLF) aan deel die een van de auteurs is van het artikelFeminists, Conservatives Join Forces to Oppose ‘Equality Act’ van 6 mei 2019 op Real Clear Politics dat in bovenstaand citaat genoemd wordt. Complicatie is dat WoLF in zee is gegaan met de conservatieve Heritage Foundation zoals blijkt uit dit bericht van die stichting onder de ijzingwekkende titel ‘The Inequality of the Equality Act: Concerns from the Left’. Wordt WoLF hier gebruikt door radicaal-rechts? Dat is in elk geval wel wat een andere feministe Cathy Brennan denkt die zich niet alleen in genoemd FB-debatje ‘indirect’ bedreigd voelt door Chart, maar in een YouTube-video de samenwerking van de radicale feministes met de Heritage Foundation sterk bekritiseert.

Dat links-radicale feministes zich verbinden met radicaal-rechts terwijl die godbetert op staatsniveau via het terugdraaien van het arrest Roe vs Wade en onder dekking van de mannelijke, witte evangelical-achterban van president Trump al sinds 2017 bezig is om de wetgeving op het gebied van abortus terug te draaien is een lastig te begrijpen politiek-strategische inschatting. Een verklaring van geen vertrouwen in het leiderschap van de LGB beweging van 30 januari 2019 op de site van WoLF geeft uitleg. De verhouding tussen de links-radicale feministes en de LGBTQ-beweging lijkt zwaar beschadigd en blijvend verziekt als de verklaring op een agressieve en niet verhullende wijze als onderwerp geeft: ‘Je politieke wanpraktijken, aanvallen op de rechten van vrouwen en meisjes, bedreiging van risicojongeren, goedkeuring van commerciële seksuele uitbuiting, aanvallen op publiek fatsoen en privacyrechten, onjuiste voorstelling van medische en biologische wetenschap en inspanningen om buitengewone privileges voor roofzuchtige individuen (‘predatory individuals’) veilig te stellen op het risico van de reputatie van elke persoon voor wie u beweert te spreken’.

Dit gaat verder dan politieke verschillen, dit is een strijd tussen bondgenoten die door maatschappelijke ontwikkelingen en een verschuivend machtsevenwicht binnen de beweging die zich bezighoudt met seksuele diversiteit tegenover elkaar zijn komen te staan. Oud wordt deels vervangen door nieuw, en dat doet pijn bij oud. De centrum-rechtse Democratische senator Joe Manchin (W.Va) zegt dat hij de Equality Act in de huidige vorm niet kan steunen, aldus een artikel van het door de Heritage Foundation uitgegeven The Daily Signal. Met het opgeroepen schrikbeeld over de Equality Act: ‘die werknemers zou dwingen om zich aan nieuwe seksuele normen te conformeren of anders hun bedrijven en banen te verliezen’. Logisch trouwens dat de Heritage Foundation dit zo probeert te framen en suggereert dat de Democraten in de Senaat verdeeld zijn. Maar Manchin richt zijn pijlen niet op de LGBTQ-gemeenschap zoals WoLF doet, maar op de kwaliteit van het wetsvoorstel. Verandering is lastig. Dat geldt ook voor radicale feministes. Dat zou via politieke standpunten besproken moeten kunnen worden zonder in de armen van de rechtse vijand te vluchten. Ook is mogelijk dat links-radicale feministes makkelijk de Heritage Foundation vinden omdat ze in de kern ook conservatief zijn.

Foto 1: Schermafbeelding van deel artikelStop the Ill-Named ‘Equality Act’: Your Religious Freedom at Stake’ van John Stonestreet en Roberto Rivera op Christian Headlines, 10 mei 2109.

Foto 2: Schermafbeelding van deel artikel ‘Feminists, Conservatives Join Forces to Oppose ‘Equality Act’’ van Natasha Chart en Penny Nance op Real Clear Politics, 6 mei 2019.

Foto 3: Schermafbeelding van deel verklaringDECLARATION OF NO CONFIDENCE IN LGB MOVEMENT LEADERSHIP’ op WoLF, 30 januari 2019.

Opmerkingen bij een onderzoek over identiteit. Mama Cash: ‘Vrouwen in kunst en cultuur zwaar ondervertegenwoordigd’

Mama Cash is een internationaal fonds dat feministisch activisme financiert. Het bracht op 3 februari 2019 het onderzoekThe Position of Women Artists in Four Art Disciplines in The Netherlands’ naar buiten. Zoals het onderzoek zelf zegt is er vervolgonderzoek nodig. Want methodologisch is het mager onderbouwd. Het is moedig van de samenstellers om te denken dat dit meta-onderzoek dat enkele onderzoeken samenvoegt in deze basale fase al naar buiten kan worden gebracht. Welk doel deze vroegtijdige publicatie dient is gissen.

Identiteit is een onderwerp dat media, politiek en burgers harder laat lopen. Vraagstukken over identiteit kunnen in het huidige politieke klimaat steevast op aandacht rekenen. Men hoeft niet diep in te gaan op sociaal-economische aspecten om toch in de nieuwscyclus gehoord te worden. Men kan volstaan met het aanstippen van sociaal-culturele aspecten. Zoals aanhangers van Jordan Peterson hun mannelijkheid verdedigen vanuit hun onderbuikgevoelens. In die zin is de beschrijving van een geconstateerd onrecht politiek ongevaarlijk. Een afleiding voor wezenlijke verandering. Het is de vraag of serieuze wetenschap hieraan mee moet doen. Maar toch is het goed dat het onderzoek plaatsvindt omdat de dominante, mannelijke blik vrouwen nu eenmaal discrimineert. Alleen, wat is de goede vorm om dat aan te kaarten?

Methodologisch is het opmerkelijk dat absolute en relatieve cijfers door elkaar lopen. Wat wordt er gemeten? Stel dat een kunstdiscipline 30% vrouwen telt en in de belangrijkste presentatie-instellingen van die discipline 35% worden gepresenteerd. Zegt dat dan dat de vrouwelijke kunstenaars over- of ondervertegenwoordigd zijn? Het lijkt allebei waar. Vrouwelijke kunstenaars zijn ondervertegenwoordigd in de discipline, maar oververtegenwoordigd in de presentatie-instellingen binnen die discipline. Nogmaals, wat zegt dat dan?

Uiteraard moet voor de toekomst het streven binnen de kunstsector gelijkwaardigheid en evenredigheid van vrouwelijke en mannelijke kunstenaars zijn. Naast alle andere subcategorieën die evenredig vertegenwoordigd moeten zijn (homoseksualiteit, ras, religie, etniciteit, opleiding, sociale klasse, stad/platteland). Het valt niet in te zien waarom de ene of de andere gender minder goed vertegenwoordigd zou zijn in kunstinstellingen. Maar niet in elke kunstdiscipline is hetzelfde percentage vrouwen werkzaam. In de hardrock-muziek zal dat lager zijn dan in de keramiek- of textielkunst. Het gaat dus om relatieve getallen. Wat is de nulmeting? De samenstelling van de totale bevolking in Nederland en daarbuiten, de achtergrond van de studenten aan kunstopleidingen, het lidmaatschap van een beroepsvereniging of ranglijstjes en toegekende prijzen?

De sterke aandacht voor de identiteit van de kunstenaar die alle nuances weg dreigt te bulldozeren kan tot vergissingen en misverstanden leiden. De representatie van de diverse subcategorieën die tot achter de komma moet kloppen wordt zo ingewikkeld dat het in de praktijk niet realiseerbaar is en verlammend werkt. Daarnaast moet het begrip identiteit niet heilig worden verklaard. Het is wat het woord zegt dat het is: eigenheid, individualiteit. Dat onttrekt zich deels aan een tweedeling in exclusieve categorieën die te grof is.

Een voorbeeld over musea. Het onderzoek gaat uitsluitend uit van de presentatie van vrouwelijke, mannelijke of transgender kunstenaars in de vaste opstelling of in tijdelijke tentoonstellingen. Hiermee blijven andere ‘machtsposities’ binnen het museum buiten beeld. Stel dat een vrouwelijke directeur en conservator het werk van een mannelijke kunstenaar in hun museum tonen of andersom een mannelijke staf het werk van een vrouwelijke kunstenaar toont, wat zegt dat over de mannelijke of vrouwelijke focus van betreffend museum?

Dit staat nog los van het politieke streven en de maatschappelijke opstelling van betreffende kunstenaars. Want een vrouwelijke kunstenaar kan zich vrouwonvriendelijk opstellen, en een mannelijke kunstenaar kan zich vrouwvriendelijk opstellen. Niet alle vrouwen zijn immers feministes, en niet alle feministes zijn vrouw.

Complicatie is de context waarin het werk getoond wordt. Het werk van een vrouwelijke kunstenaar kan als ’tegenvoorbeeld’ vertoond worden dat dient om een vrouwonvriendelijk betoog te onderstrepen. Op de wijze van de tentoonstelling van Entartete Kunst in München in 1937. Getuigenissen maken duidelijk dat het voor vele bezoekers een positieve kennismaking met de toenmalige hedendaagse kunst was. Ze vonden er niet de verkettering in die door het Nazi-bewind werd bedoeld, maar het omgekeerde. Zo kan omgekeerd ook het werk van een mannelijke kunstenaar getoond worden om een feministische overtuiging te onderbouwen. Hoe moet het een dan tegen het ander afgewogen worden als de subcategorieën man en vrouw tekortschieten?

Een ander bezwaar van het onderzoek is dat de focus op de maker te eenzijdig is. Door die te verbreden worden de cijfers minder plat en geïsoleerd en kunnen ze veelzeggender gemaakt worden. Er valt te denken aan een onderzoek dat veel meer data weegt en betrekt in de vergelijking. Een voorbeeld hoe dat zou kunnen werken geeft de methode om te bepalen hoe Nederlands een Nederlandse film is en wanneer die voldoet aan de voorwaarden voor financiering door de Nederlandse overheid. Dat is een weging van vele data: de achtergrond van de scenarist, de hoofdrolspelers, de producent, de financierder, de regisseur, technische functies als montage, muziek, camera en de laboratorium/postproductie. Dat blijft een methode die kritiek ondervindt, maar in elk geval minder grof is dan uitsluitend uit te gaan van de gender van de kunstenaar.

Foto: Schermafbeelding van berichtVrouwen in kunst en cultuur zwaar ondervertegenwoordigd’ van Mama Cash, 3 februari 2019.

Plannen voor museum van feministische, controversiële kunstenaar Judy Chicago in Belen, New Mexico zonder haar controversiële werk

Het is even zoeken wat de controverse in dit item is over de controversiële kunstenaar Judy Chicago (1939). Het gaat om de voorgenomen opening van een museum in Belen, New Mexico, VS met haar werk. De gemeenteraad strubbelt tegen vanwege haar oudere werk. De aap komt uit de mouw in de toelichting van KRQE: ‘Some of Chicago’s well-known pieces have been considered controversial. She’s known to showcase intimate female body parts to advocate for feminist social causes.’ Daar gaat het dus om, het tonen van werk met ‘intieme vrouwelijke lichaamsdelen’. Maar wie de fotogalerij op haar website bekijkt vindt nauwelijks (nog) dit soort controversieel werk dat storend expliciet of niet-gestileerd is terug. Het past niet in de selectie. Het museum dat in de kunstruimte van Chicago en haar partner Donald Woodman ingericht wordt zal geen controversieel werk van Chicago tonen. De vrijheid van expressie is gegarandeerd tot aan de hoek. Netjes. 

Foto: ‘Judy Chicago, Cock and Cunt Play from Womanhouse, 1972, written by Judy Chicago, performed by Faith Wilding and Jan Lester. Photo courtesy of Through the Flower archives housed at the Penn State University Archives.’