Katholieke Sarah Yaklic zoekt oorzaak voor ontkerkelijking buiten de eigen kring. In de seculiere wereld of bij de sociale media

Het Katholiek Nieuwsblad plaatste op 26 juli 2018 het artikelGetuig online! Onze jongeren zijn het waard‘ van Sarah Yaklic. Zij is de ‘Director of Catholic Media’ op de Amerikaanse katholieke privé University of Notre Dame in Indiana. Het betoog van Yaklic is het waard om krachtig weerspreken te worden. Zij bestrijdt stromannen en praat onzin. Mijn reactie bij dit artikel op de FB-pagina van het Katholiek Nieuwsblad:

Oplossingen uitgeput voor financieel verzwakt Museum Oud Amelisweerd. Terugvaloptie via Centraal Museum komt in beeld


In de Utrechtse raad heeft André van Schie (VVD) op 27 juli raadsvragen gesteld over de ‘financiële situatie Museum Oud Amelisweerd’ aan de nieuwe cultuurwethouder Anke Klein (D66). Aanleiding is een raadsbrief van 18 juli en een bericht van RTV Utrecht van 26 juli met de titel ‘Museum Oud Amelisweerd wankelt opnieuw’. Hoe negatief getoonzet ook geeft zelfs deze titel nog een te optimistische kijk op de kwestie.

Exploitant Stichting Museum Oud Amelisweerd verkeerde al voor de opening in 2014 in een financieel uitzichtloze situatie en heeft nooit zwarte cijfers geschreven. Of een financiële buffer opgebouwd. Daar is het nooit aan toegekomen. Met een bruidsschat uit Amersfoort van 1 miljoen euro en een lening van de provincie Utrecht van 160.000 euro werd tijd gekocht. Toenmalig directeur van het Spoorwegmuseum Paul van Vlijmen waarschuwde in juni 2012 in een bericht in het AD dat wat toen nog het Armando Museum heette een fiasco zou worden. Volgens hem was het museum zonder subsidie niet rendabel te krijgen in de exploitatie.

Het Utrechtse gemeentebestuur dat meer dan 1,66 miljoen euro had geïnvesteerd in de renovatie van landhuis Oud Amelisweerd was door de raad gebonden en in juni 2012 bij de goedkeuring van de kredietaanvraag de randvoorwaarde opgelegd dat er nooit een cent structurele subsidie naar de exploitatie mocht gaan. In een commentaar van 13 juni 2012 betitelde ik dat als: ‘Oud-Amelisweerd: steun voor vastgoed, maar afkeuring voor exploitant’. Die geblokkeerde subsidie van de gemeente Utrecht bleef de essentie van de problemen van het museum. Druppelsgewijs en informeel werd dat omzeild met het noodverband van ‘een (niet structurele) openstellingssubsidie’ van de gemeente Utrecht die buiten de structurele culturele subsidies werd verleend.

Toen in december 2016 de toenmalige cultuurwethouder Kees Diepeveen (GL) zich liet overvallen door Stichting Museum Oud Amelisweerd en tegen de eigen randvoorwaarden in toch een subsidie verleende van 75.000 euro toonde dat aan dat de Utrechtse politiek geen grip meer had op het probleem van het Museum Oud Amelisweerd. Het was nu overduidelijk het probleem van het Utrechtse college geworden. De uitzichtloze financiële positie van Museum Oud Amelisweerd straalde voortdurend af naar het Utrechtse college dat zich geen raad wist met dit probleemgeval en geen Houdini-act had om eraan te ontsnappen. Investeringen in een nieuwe exploitant waren politiek onhaalbaar, de huidige exploitant kon het financieel niet bolwerken en voor sluiting wilde geen enkele cultuurwethouder verantwoordelijk zijn. Op de achtergrond speelde de papieren werkelijkheid van de Culturele Hoofdstad 2018 waar het museum een rol in zou hebben. De boel zat vast.

Critici in de raad of ze nu deel uitmaakten van de oppositie of niet, probeerden voortdurend dit dossier vlot te trekken of te sturen. Want Van Vlijmen was zeker niet de enige met kritiek. In de Utrechtse raad was het D66 (Xander van Asperen en later Aline Knip) die geen vertrouwen had in de financiële onderbouwing van de exploitant. Voor de VVD was Jesper Rijpma een kritische voorganger van André van Schie. Overigens waren toendertijd om andere redenen ook andere partijen kritisch zoals de SP en Nieuw Rechts.

Het kenmerk van Museum Oud Amelisweerd is dat het in Bunnik in een rijksmonument en voormalige zomerresidentie is gelegen en dat de gemeente Utrecht het niet eens structurele subsidie kan geven als het dat zou willen omdat de voorwaarden dat niet toestaan. André van Schie heeft daar voortdurend op gewezen, evenals op het oneigenlijk oprekken door het college van de subsidievoorwaarden. Interessant is de verwijzing naar samenwerking met het Centraal Museum door bestuursvoorzitter Ari Doeser in het bericht van RTV Utrecht. De restauratie van landhuis Oud Amelisweerd is door de toenmalige beheerder (tot 2012) Centraal Museum in de jaren ’90 op de rails gezet en tijdens dat beheer is in 2011 bestuurlijk een terugvaloptie als optie in een commissiebrief gevlochten indien de huidige exploitant het niet redt. Dat is nu aan de orde.

Het is te hopen dat zowel het Utrechtse gemeentebestuur als de raad zich goed informeren en een besluit nemen dat rekening houdt met de voorgeschiedenis en de levensvatbaarheid voor de toekomst. De antwoorden op de raadsvragen van Van Schie bieden hopelijk de duidelijkheid die de achtereenvolgende cultuurwethouders het bestuur van de Stichting Museum Oud Amelisweerd nooit hebben kunnen afdwingen. De randvoorwaarden voor het Museum Oud Amelisweerd die al jaren slecht waren, zijn nu nog beroerder dan voorheen. Daarom is het onvermijdelijk dat zoals ook Van Schie stelt er een nieuwe exploitant wordt gezocht voor landhuis Oud Amelisweerd. Inzet kan dan een sitemuseum zijn en de terugvaloptie via het Centraal Museum zoals dat in december 2011 als vangnet al werd ingebouwd. Hoewel hier wel extra geld beschikbaar voor moet komen omdat het Centraal Museum dit niet uit de eigen lopende begroting kan financieren.

Foto: RaadsvragenSV 2018, nr. 100 inzake Gevolgen financiële situatie Museum Oud Amelisweerd’ van André van Schie (VVD) in Utrecht, 27 juli 2018.

Worcester Art Museum vertelt welke geportretteerden op oude schilderijen van slavernij profiteerden. Een onzalig en modieus idee

Het Worcester Art Museum in Massachusetts vertelt sinds kort in bijschriften wie in vroeg Amerikaanse portretten slaven bezat of van slavernij profiteerde. Dat is een idee dat vergezichten opent. Want waarom die bijschriften niet uitbreiden met andere informatie over de geportretteerden? Zoals grensoverschrijdend seksueel gedrag, een inventaris van het vermogen en de investeringen in banken en bedrijven of een staalkaart van de gezondheid, inclusief psychische stabiliteit? Waarom de bijschriften beperken tot het aspect slavernij? Want het Worcester Art Museum zal vermoedelijk niet de schijn van politieke correctheid tegen willen hebben dat het selectief is en kwesties van goed en kwaad reduceert tot het bezit en profijt van slaven?

Daar komt nog wat anders bij zoals Michel Krielaars in zijn boekenrubriek in NRC bij een bespreking van de artikelenbundelDaverende dingen dezer dagen (Prometheus) van Henk Wesseling opmerkte. Namelijk dat bij de slavenhandel ‘drie partijen betrokken waren: de Afrikaanse handelaren die de slaven leverden, de westerse handelaren die ze opkochten en vervoerden, en de plantagehouders in Brazilië, Noord-Amerika en het Caraïbisch gebied die ze afnamen. Van die drie partijen resteert niets en niemand meer, dus wie moet je in hemelsnaam de ‘schuld’ geven en voor de kosten laten opdraaien?’ Deze kanttekening over de context van de slavenhandel toont hoe onvolkomen en onvolledig het initiatief van het Worcester Art Museum in beginsel is.

Achteraf krijgt slechts één bepaalde categorie op vroeg Amerikaanse schilderijen in een bijschrift op slechts één criterium (slavernij) een stempel van onaanvaardbaar gedrag opgeplakt. Andere categorieën en criteria blijven buiten schot. Dat is te willekeurig. Dat verruimt de blik van de bezoeker niet zoals het museum claimt, maar perkt de blik juist in met een suggestie van volledigheid die per definitie tekortschiet en incompleet is.

Britse DCMS commissie publiceert rapport over desinformatie en nepnieuws

Nieuwe tijden brengen nieuwe waarheden. Zoals het feit dat nepnieuws een bedreiging voor de democratie vormt en de macht van Amerikaanse techbedrijven zoals Facebook onaanvaardbaar groot is geworden en die bedrijven hun verantwoordelijkheid afschuiven. Overheden hebben geen gepast antwoord om dat nepnieuws te bestrijden en moeten nog instrumenten ontwikkelen om de techbedrijven tot actie te dwingen. Hoewel dat inzicht voor de poorten van de hel moet worden weggesleept en vooral politieke partijen die nu de macht hebben doen alsof er niks aan de hand is, is bij enkele overheden onderhand wel het besef van de urgentie tot handelen doorgedrongen. Des te meer omdat de opkomst van sociale media aan autoritaire landen die de zogenaamde liberale democratieën willen verzwakken redelijk goedkope en makkelijke middelen geeft om dat straffeloos vanuit het verborgene te doen. Illustratief in dit verband is dat de bewezen Russische inmenging in de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016 die zich in 2018 herhaalt nog steeds niet gevolgd is door een integraal plan van aanpak van de regering-Trump om onwettige beïnvloeding van het electorale proces te voorkomen. Als het wantrouwen een kritische grens overstijgt, dan is dat de dood van de democratie.

Guardian’s Observer zet dat voor het Verenigd Koninkrijk in een artikel van Carole Cadwalladr op een rijtje. Tekenend is het optreden van de kleine DCMS (Digital, Culture, Media & Sport) parlementscommissie met het conservatieve parlementslid Damian Collins als voorzitter. De commissie probeert ondanks onvoldoende macht en tegenwerking van organisaties en personen die het wil onderzoeken een verschil te maken. Vandaag heeft het het tussentijdse rapport Disinformation and ‘fake news’’ gepubliceerd met volgende samenvatting:

Aanleiding voor het onderzoek is het sterke vermoeden dat de uitslag van het Brexit-referendum is beïnvloed door illegale buitenlandse inmenging (desinformatie-campagne) vanuit de Russische Federatie en dat pro-Leave organisaties wettelijk hun boekje te buiten zijn gegaan. Dat roept dezelfde vraag op als de verkiezing van Donald Trump, namelijk of de wettelijke basis van de uitslag nog wel aanwezig is als het proces zoveel onregelmatigheden en misleidingen bevat. Deze vraag over de legitimiteit van respectievelijk het Brexit-referendum en de verkiezing van Trump is in zowel het Verenigd Koninkrijk als de VS nog niet tot de kern van het politieke en publieke debat doorgedrongen. Maar in de marges zeurt het en brengen onderzoeken de onregelmatigheden in kaart. Het is dan ook een kwestie van tijd totdat in beide landen de legitimiteitsvraag centraal komt te staan in het debat. Nu nog weten tegenstanders dat proces te vertragen, maar mede door het besef dat niet handelen geen optie is wegens de aangekondigde dood van de democratie zullen op termijn alle politieke partijen hun eigenbelang ondergeschikt moeten maken om rechtsstaat en democratie te redden. Als ze dat willen. Als ze dat niet doen, dan treden ze bewust in de geesteshouding van de autoritaire staat.

Foto: Samenvatting van tussentijds rapport ‘Disinformation and ‘fake news’’ van de DCMS-commissie van het Britse parlement, 29 juli 2018.

Michael D’Antuono biedt met kunst weerstand in tijdperk Trump

Beeldend kunstenaar en politiek activist Michael D’Antuono (‘the Norman Rockwell of the Resistance’) probeert met zijn kunst en publicitaire uitingen president Trump en de Republikeinse partij (GOP) te bestrijden. Want de kunstenaar is van mening dat president en partij zich misdragen en het belang van het land niet dienen. Dat gaat zelfs zover dat dissidenten als niet-patriottisch worden voorgesteld met de opzet ze tot zwijgen te brengen. Maar is het niet eerder andersom? Namelijk dat dissidenten de echte patriotten zijn die de politieke leiding van het land corrigeren omdat het afgedwaald is. Of enkele billboards met kritische voorstellingen van Trump en zijn medestanders het verschil maken valt te betwijfelen. De echte strijd wordt nu op verschillende fronten juridisch uitgevochten. Michael D’Antuono maakt indirect twee zaken duidelijk. Namelijk dat kunst als het wil er echt toe doet en dat strijdbaarheid en opkomen voor democratie en rechtsstaat hoe dan ook zinvol is. Of het nou loont of niet. Michael D’Antuono’s homepage Art and Response geeft achtergronden en details.

Marketing van Wierd Duk als merk heeft keerzijde. Ongerede beschuldigingen en een verlaagd besef van wederkerigheid

Tim Engelbart van DDS neemt in het artikelWierd Duk over Jalta-bobo’s Joshua Livestro en Ewout Klei: ‘Zij legitimeren dat mensen mij doodskisten sturen!’’ de bij De Telegraaf werkzame journalist Wierd Duk in bescherming. Aanleiding is een interview met Duk in de Nieuwe Revu, wat al duidelijk maakt dat Duk zich vaak opiniërend in de media uitlaat. Die positionering gaat zijn journalistieke werkzaamheden te buiten. Duk suggereert door associatie dat zijn concurrenten op rechts Joshua Livestro en Ewout Klei mensen tegen hem ophitsen: ‘het is gelegitimeerd om voor Wierd Duk een doodskist te bestellen.’ Zo werken Engelbart en Duk aan het versterken van het merk Duk. Maar de gaten in hun betoog zijn grandioos en vragen om een reactie.

Zie ook het commentaar van 8 juni 2017: ‘Duk valt Livestro persoonlijk aan. Maar weerlegt radicaal-rechtse samenzweringsverhalen en racistische theorieën niet’.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelWierd Duk over Jalta-bobo’s Joshua Livestro en Ewout Klei: ‘Zij legitimeren dat mensen mij doodskisten sturen!’’ van Tim Engelbart voor DDS, 27 juli met schermafbeelding van eigen reactie.

Michael Cohen wil getuigen dat Trump wist van ontmoeting met Russen in Trump Tower in 2016. Dit is het bewijs van ‘collusion’

Trumps voormalige fixer en raadsman Michael Cohen is bereid te getuigen dat Donald Trump vooraf wist van de gewraakte ontmoeting in 2016 in Trump Tower met onder meer een advocate die voor het Kremlin werkte. Trump en zijn zoon Don jr. hebben dat tot nu toe ontkend. Het zou gaan om belastende informatie (‘dirt’) over Hillary Clinton tegen wie Trump toen achterlag in de peilingen. Dit is het ‘smoking gun’ dat bewijst dat er sprake was van ‘collusion’ van Donald Trump met het Kremlin. Cohen is uit de gratie bij het Trump kamp en laat zich in zijn gedrag steeds meer kennen als John Dean die in 1973 getuigde als klokkenluider tegen president Nixon en meehielp aan diens val. Met als doel om de democratie en de rechtsstaat te redden, en zichzelf niet als een slechte, maar een goede burger te profileren. Cohen zegt hierover geen tapes te hebben.

Uit een ander bericht blijkt dat de Russische inlichtingendienst GRU net als in 2016 gewoon doorgaan zich met illegale acties actief met de Amerikaanse verkiezingen te bemoeien. De GRU zou geprobeerd hebben de Democratische senator Claire McCaskill te hacken, zoals Rachel Maddow in haar programma van 26 juli op een rijtje zette. Naast twee andere Democraten die nog ongenoemd zijn. Een en ander maakt via een omweg steeds waarschijnlijker wat president Putin en Trump naast gewone politieke beleidszaken hebben besproken in hun geheime gesprek van 16 juli in Helsinki. Dat zou goed kunnen gaan om te redden wat er te redden valt van een zinkend presidentschap van Trump en afspraken om dat met ondermijning van de speciale aanklager en de Democratisch partij te voorkomen. Maar dat lijkt te laat. Trump is continu in paniek en weet dat zijn politieke dagen als president zijn geteld als hij samen met het Kremlin die ondermijning niet door kan zetten.

Deelnemers tentoonstelling ‘Hope to Nope’ spreken in open brief bestuur Design Museum aan op samenwerking met wapenfabrikant

Het Londense Design Museum wordt in een open brief van een groep kunstenaars, ontwerpers en activisten beschuldigd van hypocrisie. Hun werk wordt op dit moment gepresenteerd op de tentoonstelling ‘Hope to Nope’ van politieke kunst van 2008 tot 2018. Ze eisen dat hun werk van de tentoonstelling wordt verwijderd. Aanleiding is een receptie in het museum van de Italiaanse wapenfabrikant Leonardo die plaatsvond op 17 juli 2018, aldus een bericht van Frieze. Dat was tijdens de Farnborough International Airshow die door critici als een wapenbeurs wordt beschouwd. De kern van de kritiek luidt dat het museum mooi weer speelt met maatschappijkritiek, maar dat tegelijkertijd niet meer dan een vals laagje vernis is als de directie en de Raad van Toezicht ‘bloedgeld’ van de wapenindustrie accepteren. De briefschrijvers stellen duidelijk dat ze zich niet richten tegen de conservatoren die deze tentoonstelling (‘vitrine van radicale kunst’) hebben gerealiseerd.

Dit incident geeft de spanning weer die binnen musea bestaat tussen de commerciële en niet-commerciële afdelingen, en tussen wetenschappelijke staf en bestuur. Overigens zijn musea daarin niet uniek, bij kranten speelt hetzelfde. Achterliggende oorzaak is dat door teruglopende overheidssteun musea de markt opgejaagd zijn en door de teruglopende economie sinds 2008 niet al te kieskeurig konden zijn in de exploitatie van hun gebouw of prestige. Maar een ethische rode lijn die musea tot nu toe nooit overgingen vanwege de verwachte negatieve publiciteit was samenwerking met de sex-industrie, de tabaksindustrie en de wapenindustrie. Dit incident geeft aan dat de directie van het Design Museum deze vuistregel heeft losgelaten en in dit specifieke geval dit taboe geslecht is. Of dit eenmalig is of een nieuwe lijn voor de toekomst is onduidelijk.

De schrijvers van de open brief verwijten het Design Museum dat er niet serieus op hun klachten gereageerd is. Bovenop de beschuldiging van hypocrisie stapelen ze die van lafheid en wegkijken als het museum volgens hen verantwoordelijkheid uit de weg gaat en het evenement als een ‘privé-evenement’ voorstelt waarvoor ‘geen goedkeuring door het museum nodig is’. Ze stellen dat musea per definitie geen neutrale ruimtes zijn, maar politieke ruimtes waarin de waarden die het museum vertegenwoordigt tot uitdrukking komen:

Door een wapenfabrikant binnen te halen hebben directie en Raad van Toezicht van het Design Museum onbewust en met een negatief voorbeeld de tentoonstelling ‘Hope to Nope’ gethematiseerd door vermenging van publiek en privé geld, vermenging van publieke en private ruimte, de oprukkende macht van bedrijven, de terugtredende overheid en het tanend belang van ethiek en regelgeving aan de kaak te stellen. De schrijvers van de open brief geven met hun actie reliëf aan de lastige, hybride en dubbelhartige positie van kunstmusea.

Foto: Schermafbeelding van delen van de open brief van CAAT (Campaign Against Arms Trade) als protest tegen de samenwerking van het Design Museum in Londen met de Italiaanse wapenfabrikant Leonardo.

‘Het pure evangelie op de platte aarde’ zegt het bestaan van God te bewijzen. De paradoxen van mensenwerk en Gods zelfbeschikking

Gelovigen die zich laten inspireren door een specifiek geloof en daar meer mee willen dan inspiratie alleen hebben het lastig. Want al gauw claimen ze te weten wat of wie de God van hun godsdienst is en wat de zin en het plan van God is. Dat ze hiermee God van de troon stoten en ze zich in Gods plaats stellen nemen ze op de koop toe. Als ze al beseffen waar ze mee bezig zijn. Het is van tweeën een. Of de God van de specifieke godsdienst blaast de gelovige bezieling in of de gelovige blaast God bezieling in. De paradox is dat in dat laatste geval de God van die godsdienst wezenlijk niets verschilt van de God van de progressieve theoloog Harry Kuitert die zei: ‘Alle spreken over Boven komt van beneden, ook het spreken dat beweert van Boven te komen’. Ofwel, de doorgaans conservatief-orthodoxe gelovigen en de progressieve gelovigen zitten op dezelfde lijn als ze van hun God mensenwerk maken, die God zelf construeren en zich in Gods plaats stellen.

De mensen achter het YouTube-kanaalHet pure evangelie op de platte aarde’ zijn Jouke Elsinga en Willibrordus van der Weide. Ze geloven dat de aarde plat is en proberen dat aan de hand van bijbelteksten te bewijzen. Vooral bijbeltekst Jesaja 40:22 staat hierbij centraal waar ze steeds weer naar verwijzen. Elsinga en Van der Weide zijn geen theologen, maar religieuze activisten. Ze roepen onder atheïsten en andere gelovigen veel weerstand op en hun betogen worden als onzin afgedaan, zoals bijvoorbeeld hier of hier. Feit is dat de critici van Elsinga en Van der Weide evenmin theologen zijn en er zo een debat tussen amateurs ontstaat. Bovenstaande video verduidelijkt dat zaaien van verwarring het stijlmiddel van de platte aarde-gelovigen is. Elsinga claimt het bewijs van God te kunnen leveren, maar valt zichzelf vervolgens met afleidingen in de rede.

Op een zelfzuchtige manier spreken namens God is een aantrekkelijk tijdverdrijf en verdienmodel vol luister dat in de eigen religieuze kring aanzien kan opleveren, maar per definitie de geloofwaardigheid van de godsdienst niet dient. Dat is de tweede paradox naast het idee dat  progressieve en orthodoxe gelovigen die namens God claimen te spreken allebei God als mensenwerk en menselijke constructie beschouwen. Dat is het verschijnsel dat gelovigen die de opzet hebben om het aanzien van God te vergroten door namens God te regelen en te oordelen, ze die God kleiner maken door inbreuk te maken op Gods zelfbeschikking.

In navolging van Kremlin drukt Trump met zijn leugens iedereen in de onwaarheid. En ontneemt ons de kracht van de verbeelding

Wie sites bezoekt die de op Europa en de VS gerichte Russische propaganda doorprikken begrijpt beter waar president Donald Trump zijn leugens vandaan haalt. De Toronto Star houdt het aantal leugens van Trump bij en komt tot 2029 ‘valse claims’ tijdens zijn presidentschap. Het telt steeds sneller op. De leugens dienen als afleiding voor wat Trump bedreigt. Zo moeten leugens die zelfs zonder schroom als klaarblijkelijke leugens worden gepresenteerd koste wat kost afleiden van de ontmoeting in Helsinki met president Putin die door vriend en vijand als een knieval (kowtowing) wordt gezien en een teken voor de ondergeschiktheid van Trump aan het Kremlin. Die sites zijn onder meer Myth Detector, Polygraph.info, StopFakeEnglish en Disinfo Portal.

Nederlanders zijn niet gewend dat hun overheid glashard liegt. Ze beseffen dat politici en bestuurders hun zwakheden hebben, soms om de waarheid heen draaien, af en toe feiten verzwijgen en fouten proberen te verdoezelen, maar dat is wat anders dan een overheidsbeleid van georkestreerde leugens als verlengde van de buitenlandse politiek. Zo’n beleid kent Nederland niet. Hoewel men kan zeggen dat de afstand tussen liegen en niet vertellen klein is. De reden voor steun aan banken (ABN in 2007, kosten ?? miljard) en multinationals (dividendbelasting: Shell, Unilever) is nog steeds niet geopenbaard. Juist vanwege dit opaak beleid zou de Nederlandse overheid in tijden van nepnieuws en de ondermijning van de waarheid afstand moeten nemen tot landen en buitenlandse leiders die liegen tot onlosmakelijk onderdeel van hun beleid hebben gemaakt.

President Donald Trump wordt vaak afgebeeld als iemand die geen geduld heeft voor overleg zoals dat vooral in internationale organisaties als een klimaatakkoord of handelsverdrag, de VN of NAVO vorm krijgt. Daarbij meent Trump als leider van ‘het machtigste land ter wereld’ sterker te staan als hij overlegt met individuele landen afzonderlijk. Keerzijde daarvan is dat hij allianties die 70 jaar lang de humus voor Amerikaans welzijn en welvaart zijn geweest verwaarloost en onderwaardeert. De negatieve neveneffecten schuift hij voor zich uit. Maar nu al treffen zijn leugens doel als hij die 70 jaar economische, culturele en politieke voorspoed van zijn land ontkent en Amerikanen als het ware hun verleden ontneemt. Dat drukt iedereen in de onwaarheid.

Putin, Trump of de Noord-Koreaanse leider Kim Jung-Un vinden elkaar niet zozeer in hun geloof in autoritair leiderschap, het terugdringen van de democratie en het onttakelen van de rechtsstaat, maar in hun geloof in de werking van leugens. Leugens zijn het cement waarmee ze de façade van hun Potemkin-dorp bouwen. Dat is een hedendaagse variant van de slagzin uit 1968 dat de verbeelding aan de macht is. Maar het is niet de verbeelding die door het volk als strijdmiddel tegen de autoriteiten werd ingezet. Het is de verbeelding die door de autoriteiten tegen het volk wordt ingezet. Onder de straatstenen ligt niet langer het strand (‘Sous les pavés, la plage!), maar de verloren illusie van strand. Gevaar van politieke leiders als Putin of Trump die liegen tot speerpunt van beleid en positionering maken is niet zozeer dat ze feiten verzinnen of bewust verkeerd voorstellen of het begrip ‘waarheid’ ondermijnen, maar dat ze het volk de verbeelding ontnemen. Ze snijden de mogelijkheid af om te dromen en de realiteit te betoveren. Daarom ziet met name de jeugd het somber in.

Foto: Beroemde straatposter van het tegenprotest van 1968 met tekst: ‘une jeunesse que l’avenir inquiète trop souvent’ (‘Een jeugd die te vaak door de toekomst wordt gestoord’). Zie ook ‘May 1968’ van Navya Ashokkumar.