In een park in het huidige Istanboel (sinds 1923) en toenmalige Constantinopel zitten gesluierde jonge vrouwen op een bankje. De zon schijnt. Schaduwen rechtsonder lijken niet van de fotograaf te zijn, maar van een passerende man en vrouw. Hoewel het wel de hoek van de fotograaf is. Het is onduidelijk of de man met fez achter de bank die naar rechts kijkt een begeleider van de vrouwen is.
De Fransman Charles Chusseau-Flaviens is een fotograaf die doet wat Jimmy Nelson pretendeert. Namelijk het registreren van de diversiteit van culturen. Hoewel we niet kunnen weten of hij niet enigszins ensceneert. Deze foto lijkt een momentopname en niet in scène gezet. Anders waren die schaduwen rechtsonder wel vermeden. Of zien we dat verkeerd?
De foto werd tussen 1900 en 1920 gepubliceerd. Die datering maakt nogal wat uit. Want na de Eerste Wereldoorlog werd het Ottomaanse Rijk grotendeels bezet door geallieerden, waaronder Fransen. Pas na 1923 moderniseerde Turkije onder leiding van Kemal Atatürk met als voorbeeld de westerse beschaving. Terwijl het notabene militair tegen westerse landen vocht.
Het zijn wonderlijke foto’s. Het geeft aan dat de pendule van de modernisering dan de ene en dan de andere kant opslaat. Natuurlijk weten we niet hoe representatief de gesluierde vrouwen waren voor het Ottomaanse Rijk. Maar ze waren aanwezig. Veel van nu grijpt terug op toen. Onze associaties bewegen zich bij het zien van de foto’s richting actualiteit. Begrijpen we zo het huidige Turkije beter?
Schermafbeelding van deel artikel ‘Moeten we kunst van vrouwelijke kunstenaars wel bundelen?‘ van Wieteke van Zeil in de Volkskrant, 16 november 2021.
Voor wie van identiteitspolitiek houdt is koppelen, ontkoppelen, promoten en blokkeren van groepen een zichtbaar middel om zichzelf en de eigen groep of de groep waarvoor men zich sterk maakt te begunstigen. Er wordt op universiteiten, media en in musea tegenwoordig volop gebundeld. Dat is een proces dat voorlopig niet meer terug te draaien is. Het kan hooguit afgezwakt worden.
Er is een analogie. Religie kan het best bestreden worden door het begrip van wat religie is te verbreden. De beste tactiek is dus niet de bestaande geharnaste religieuze organisaties frontaal aan te vallen, maar zijdelings. Door er meer van hetzelfde naast te zetten, zodat het idee van religie verwatert. Zodat de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster, de Church of Cannabis en allerlei organisaties die zich om welke redenen dan ook willen beschouwen als godsdienst juridisch en maatschappelijk op gelijke hoogte komen met bestaande godsdiensten.
Zo werkt het ook met de begrippen diversiteit en inclusie, kortom de representatie van minderheden in de kunst. Tot nu toe worden die in de publieke opinie eenzijdig opgevat als een aangelegenheid van gender of huidskleur/etniciteit. Activisten op universiteiten en academies hebben daar de afgelopen jaren succesvol aandacht voor opgeëist. Dat betreft inderdaad minderheden die in de kunst ondervertegenwoordigd zijn, maar het hele verhaal is dat het niet de enige minderheden zijn die achtergesteld worden.
Het is zo dat binnen het scala aan verschillen tussen mensen door het hedendaagse activisme waar het management van musea en academies angstvallig voor door de knieën gaat de scheefgroei binnen de minderheden is toegenomen. Dat vertaalt zich in verdeling van budgetten, publiciteit en functies.
Door de begrippen diversiteit en inclusie op te vatten zoals het theoretisch in de code die onder meer het Mondriaan Fonds hanteert bedoeld is kan die scheefgroei gecorrigeerd worden. Het taboe binnen het taboe is dat gender en huidskleur/etniciteit politieke rugwind hebben en beperking, sociaaleconomische status, opleidingsniveau en leeftijd niet. Het huidige politieke klimaat maakt het praktisch onmogelijk om voor laatstgenoemde verschillen de aandacht te krijgen die ze verdienen. Het artikel in de Volkskrant werkt daar indirect en onbewust aan mee. Waarom luidt de kop niet ‘Moeten we kunst van kunstenaars met een lage sociaaleconomische status wel bundelen?‘
Het is niet zinvol om de geharnaste activisten op het gebied van gender en huidskleur/etniciteit die gaan voor meer representatie in collecties, media en in tentoonstellingen en trouwens goede argumenten hebben frontaal aan te vallen. Ze hebben in hun emancipatiestrijd posities veroverd en laten zich daar niet zomaar uit verdrijven. Want niemand geeft vrijwillig de eigen macht op. Ook niet degenen die dat doen onder het mom om de macht te willen herverdelen. Te beginnen met zichzelf.
Voor wie dat politieke activisme van een goed georganiseerde minderheid van activisten op het gebied van gender en huidskleur/etniciteit wil relativeren is de beste tactiek om aandacht te vragen voor kunstenaars met een beperking, een lage sociaaleconomische status, een bescheiden opleidingsniveau en gevorderde leeftijd.
Er is nog een lange weg te gaan voordat deze achtergestelde groepen in media en bij musea en kunstinstellingen evenveel aandacht en budget krijgen als de op dit moment politiek populaire minderheden. Dat is een lang en complex proces van bewustwording bij alle betrokkenen met verschillende snelheden, verwachtingspatronen, machtsposities, afweermechanismen en emoties.
Het is voor media of musea niet sexy om een oudere kunstenaar van 75 jaar, een stotterende of hinkende kunstenaar, of een kunstenaar met een lage sociaaleconomische status en een bescheiden opleidingsniveau die het publicitair niet goed doet en geen politieke statements uit de mouw schudt op het podium van een demonstratie op het Malieveld, aan de tafel van een talkshow, op een bijeenkomst van een politieke partij of op een kunstenaarsgesprek in een museum te presenteren. Maar het is hard nodig als de kunstwereld en de media de begrippen inclusie en diversiteit eindelijk gaan opvatten zoals ze theoretisch in de code gedefinieerd zijn. Breder dan ze nu opgevat worden.
Inclusie in de kunst bestaat er voor beleidsmakers bij instellingen uit om verder te denken dan de waan van de dag en uit angst en gemakzucht het politieke activisme dat nu het best georganiseerd is en zich kan beroepen op de meeste politieke steun te bedienen. Echte inclusie is dat de musea en kunstinstellingen het opnemen voor de minderheden die slecht in staat zijn om voor zichzelf op te komen. Vanwege een ontbrekend netwerk, gebrekkige sociale handigheid of ontbrekende verbale en intellectuele kwaliteiten.
Winst voor musea en kunstinstellingen is in dat geval dat ze zich door deze Bewustwording 2.0 evenwichtiger en breder zullen kunnen opstellen en het initiatief en de geloofwaardigheid terug kunnen nemen die ze de afgelopen jaren door zowel de agitatie van genoemde activisten als de neerbuigendheid van de politiek verloren hebben.
Door het debat te verbreden kunnen musea en kunstinstellingen zich bevrijden van de eenzijdige claim waarmee hedendaagse activisten tot nu toe succesvol delen van de kunstsector gijzelen. Als musea zich maatschappelijk relevanter maken dan nu (wat iets anders is dan meegaan in een politieke mode) zonder overigens de te tonen kunst aan dat doel ondergeschikt te maken, dan maken ze zich ook sterker door zich minder afhankelijk te maken van de politiek die kunst en musea gebruikt als verlengde van de eigen beleidsdoelen.
De museumsector worstelt met de vertegenwoordiging van identiteit in collecties en tentoonstellingen. De diagnose dat werken van Westerse, witte mannen oververtegenwoordigd zijn wordt door velen gedeeld, maar dat leidt nog niet automatisch tot een praktische oplossing als correctie.
Hoe verwarrend er in musea gedacht wordt over identiteit en wat een vaag begrip met onduidelijke begrenzing het is, geven de reacties weer op een initiatief van het Baltimore Museum of Art om een jaar lang uitsluitend kunst van vrouwelijke kunstenaars aan te kopen. Een goede eerste stap. Yahoo Finance plaatst een bericht van AFP.
Maar zonder uitleg wordt dat door de externe conservator Teri Henderson uitgebreid tot het aankopen van werk van bruine en zwarte kunstenaars. Identiteit en diversiteit in de kunst, je kunt er alle kanten mee op, naargelang de eigen achtergrond en politieke doelstelling die geclaimd worden als essentieel in de strijd om identiteit. Dat is verwarrend en onhandig.
Nodig is een Deltaplan ‘Representatie’ in de museumsector dat de politieke waan van de dag op afstand houdt en de gijzeling door radicale facties vermijdt. Zinvol en haalbaar is het om dat per land op de rails te zetten. Nodig is een langlopend project dat begint bij het kunstonderwijs, de selectie van museummedewerkers en eindigt bij de kunsthandel.
Nodig is een project dat beoogt om de vertegenwoordiging van diverse minderheden (sekse/gender, huidskleur, etniciteit/herkomst, leeftijd, politieke en sociale achtergrond etc.) in tentoonstellingen en collecties op evenwichtige wijze in lijn te brengen met de vertegenwoordiging in de samenleving.
De valkuil die dreigt is dat door de succesvolle lobby van een radicale minderheid de musea gedwongen worden om aan de slag te gaan met een te beperkt idee van identiteit en diversiteit. Dat is met name voor collectievorming ongewenst. Tevens dreigt dat het herschrijven van de (kunst)geschiedenis deels in de plek komt van het schrijven van de toekomst.
Nodig is geleidelijkheid zodat musea het aspect van identiteit en diversiteit in een eigen afweging, op eigen initiatief en zonder politieke dwang kunnen uitvoeren. Juist om die dwang voor te zijn en niet in de stress te schieten vanwege acties van de radicale factie zouden ze er verstandig aan doen zelf met een plan te komen dat ontsnapt aan de eenzijdige politisering van musea.
Foto 1: Schermafbeelding van deel artikel ‘US museum targets gender gap by acquiring only works by women’ op Yahoo Finance, 6 februari 2020.
Het aardigste nieuws is nieuws waarin iemand iets zegt dat voor hem of haar een waarheid als een koe is en dat daarom door sympathisanten breed uitgemeten wordt, maar voor anderen het tegengestelde betekent. Neem de Amerikaanse baptistische predikant John Piper die indirect liefdeloosheid gelijkstelt aan secularisme.
Hij heeft recht op zijn mening over vrouwen en uiterlijkheden. Hoewel hij waarschijnlijk niet eens doorheeft dat hij met zijn louter masculiene blik en perspectief dit debat over uiterlijk bij voorbaat vertekent. Maar het bijzondere is dat wat hij zegt helemaal niet exclusief beperkt is tot mensen die zich laten inspireren door religie of een God. Wat John Piper zegt klinkt redelijk, het wordt er pas krampachtig op als hij zijn geloof er aan de haren bijsleept. Maar dat is natuurlijk altijd het probleem van predikers. Ze moeten bij elk onderwerp een geloofwaardige verbinding met hun geloof weten te leggen. Dat lukt niet altijd, zoals Piper hier laat zien.
NB: Het is opmerkelijk dat hartvoorhetgezin dat deze video heeft ondertiteld en waarvan men mag aannemen dat het woord er een belangrijke rol speelt in deze ondertiteling zoveel taalfouten maakt.
Een sterke slogan, ofwel leus of motto, is belangrijk in de politieke marketing. ‘Stem niet op een verkrachter’ is de slogan waarvan de ingehuurde schrijver Tony Schwartz voor Trumps ‘Art of the Deal‘ denkt dat de Democraten die moeten gebruiken om Trump in 2020 te verslaan. Inmiddels zijn er 16 vrouwen maar buiten gekomen met verhalen die Trump beschuldigingen van verkrachting of grensoverschrijdend seksueel gedrag.
Heeft Schwartz gelijk? Tot nu toe hebben alle verhalen over Trumps wangedrag tegenover vrouwen weinig opgeleverd. Notabene in het Me Too-tijdperk waarin vele opinieleiders in de film- en mediaindustrie van hun voetstuk zijn gestoten. De Republikeinse partijleiding en evangelistische kerkleiders hebben beschuldigingen weggewuifd en zijn Trump om politieke redenen blijven steunen, hoewel diens gedrag haaks staat op de waarden die deze partij en kerk zeggen te vertegenwoordigen. Aardige varianten zouden trouwens zijn ’Stem niet op iemand die in bed ligt met de vijand’ of ’Stem op iemand die respect heeft voor vrouwen’.
Die steun heeft sekte-achtige vormen aangenomen waarin blind geloof elk argument neutraliseert. Zoals dat altijd gaat met godsdienst en bovenzinnelijkheid. Theoloog Reza Aslan zei daar in november 2017 over: ‘Want het enige dat gevaarlijker is dan een sekteleider, is een sekteleider die een martelaar is’. Dat is de reden dat Trump het vooruitzicht van impeachment door de Democraten in het Huis thematiseert. Waarbij in het midden blijft of hij daar bang voor is en in een tactische omkering de aanval kiest op dat wat hij het meeste vreest of dat zijn strategie het vasthouden van zijn achterban is. In een fantasieloze en eentonige, maar wellicht succesvolle aanpak. Het is echter een gok om met een minderheid de verkiezingen te winnen. Een minderheid van zo’n 35% steunt Trump door dik en dun, en daarnaast is er nu zo’n 8% sympathisanten die hem om politieke redenen steunt. Trumps steun schommelt al tijden rond de 43% volgens nieuwssite FiveThirtyEight.
Het gaat om het mobiliseren van de meerderheid aan Democratische, onafhankelijke, Trump-kritische en Trump-weifelende kiezers in de Republikeinse partij. De slogan spreekt vooral vrouwen aan. Trumps steun onder vrouwen was in 2016 met 41% laag en is waarschijnlijk verder gedaald. Ook onder witte, Republikeinse vrouwen in de buitenwijken. Tot hun verbijstering zien vrouwen nu al sinds de publicatie van de zogenaamde Access Hollywood opname op 7 oktober 2016 dat Trump die zich herhaaldelijk heeft bezondigd aan seksueel wangedrag daarmee wegkomt. De president die ooit met uitingen van deugdzaamheid, rechtschapenheid en eerbaarheid de morele leider van de natie was is dat niet meer. Met wangedrag en capriolen beschadigt Trump het morele gezag van zijn land. Hij is het uithangbord van de ongelijkheid in de Amerikaanse samenleving geworden. Degenen die hem steunen stemmen in met de afbraak van dit moreel gezag en die ongelijkheid.
Trumps steun onder het electoraat is in theorie met 43% te laag om op eigen kracht de presidentsverkiezingen van 2020 te winnen. Hij mag net als in 2016 hopen op allerlei vormen van kiezersonderdrukking door Republikeinse bestuurders op staatsniveau waardoor sympathisanten van zijn tegenstander ontmoedigd worden én op Russische steun die de Democratische kiezers via sociale media misleidt om niet te gaan stemmen. Een verdeelde Democratische partij waarin tot nu toe geen overtuigende kandidaat zich aftekent om Trump uit te dagen moet de rest doen. Schwartz’s slogan neutraliseert Trumps mogelijk politieke draai, ‘pivot’ naar het centrum. Hiermee zou Trump zijn basis kunnen verbreden. De slogan spreekt Trump niet aan als politicus, maar als een vrouwonvriendelijk individu die wangedrag vertoont en weinig moreel gezag heeft.
De slogan thematiseert twee fundamentele debatten. Ten eerste of de frontale aanval op Trump zinvol is en niet juist zijn achterban mobiliseert om te gaan stemmen. Uitgaande van Trumps minderheidsstrategie dat zijn trouwe basis van 38-43%, kiezersonderdrukking van de Democratische stem, Russische misleiding via sociale media en een Democratische opponent die niet de hele achterban van de Democratische partij achter zich krijgt voldoende is voor winst. Ten tweede accentueert het de onenigheid binnen de Democratische partij tussen de links-radicalen die gaan voor het benadrukken van identiteit, radicale beleidsmaatregelen en impeachment van Trump en de gematigden die behoedzamer opereren en net als bij de succesvolle tussentijdse verkiezingen van 2018 zich niet rechtstreeks willen richten op Trump, maar -over zijn hoofd heen- op de onderwerpen die Trumps kiezers belangrijk vinden, zoals zorg.
Er moet eerst een Democratische kandidaat zijn voordat er een slogan is. Dan pas kan aan deze persoon een slogan gekoppeld worden die past. Het maakt nogal uit voor de toon en inhoud van de campagne of Kamala Harris, Elizabeth Warren, Joe Biden of iemand anders Trumps uitdager wordt. Zo bekeken komt de slogan te vroeg. Uitmuntend in duidelijkheid, maar tegelijk verdeeldheid zaaiend binnen de Amerikaanse samenleving en de Democratische partij, en slechts mondjesmaat binnen Trumps achterban. Speak low en niet too soon. Zo vermengt zich ook hier de populaire cultuur van een liefdesliedje met hogere politiek die akelig laag is.
Foto: Tweet van Tony Schwartz, 30 juni 2019 (NL tijd).
Er is een opvallende, maar niet toevallige gelijkenis in het electoraat van centrumrechtse en radicaal-rechtse partijen. Vrouwen stemmen er minder op dan mannen, en jongeren minder dan ouderen. Uit een artikel in NRC van 21 maart 2019 blijkt dat mannen 64% van de achterban van FvD uitmaken, tegenover 36% vrouwen. Bij de PVV is de verhouding iets minder scherp, met 58% mannen en 42% vrouwen. De VVD voegt zich in dit rijtje met een oververtegenwoordiging van mannen (60%) en een ondervertegnwoordiging van vrouwen (40%). In Nederland, maar ook in het VK maken vrouwen 51% van het electoraat uit. De kiezers op radicaal-rechtse partijen zijn ook relatief oud. De grootste groep FvD’ers is ouder dan 65: 31%.
Op zoek naar een verklaring verwijst NRC uit een onderzoek uit 2017 van Eelco Harteveld die politiek gedrag onderzoekt aan de afdeling politicologie van de Universiteit van Amsterdam. NRC: ‘Baudet sluit aan bij de cultuurstrijd tegen feminisme, politiek links en immigranten, zoals je die voorheen alleen bij de alt-right in de Verenigde Staten zag.’ Daar past ook het Putinverstehen bij, ofwel ontzag voor de macho, zo meent Harteveld.
In een artikel voor The Conversation concludeert hoogleraar politicologie Rosie Campbell dat de Brexit Party van Arron Banks en Nigel Farage die in de recente verkiezingen voor het Europees Parlement 29 zetels won overwegend door mannen gesteund wordt. Uit een kiezersonderzoek van YouGov van mei 2019 gaf 26% van de mannelijke respondenten aan op deze partij te stemmen, tegenover 18% vrouwen. Dat is een verhouding van 59% mannen tegenover 41% vrouwen. Campbell meent dat de ondervertegenwoordiging van vrouwen een handicap is voor the Brexit Party om door te breken. Een verklaring voor de betrekkelijk geringe populariteit onder vrouwelijke kiezers is tweeërlei. Het heeft te maken met de steun onder vrouwen voor voorzienigen zoals gezondheidszorg en de opstelling van de Brexit Party om die af te breken door te pleiten voor lagere openbare uitgaven en belastingverlagingen. Het heeft ook te maken met racistische vooroordelen. Het feit dat dat partijleider Farage op een kameraadschappelijke wijze dicht aanschuurt tegen politici als Trump, Salvini of Marine Le Pen helpt er voor vrouwen niet aan mee om de Brexit Party als ‘inclusief’ en ‘gastvrij’ te zien.
Een andere overeenkomst van Farage met iemand als Thierry Baudet is dat hun persoonlijke stijl mannen aantrekt, maar vrouwen afschrikt. Het beeld van Farage van ‘de man in de kroeg’ maakt volgens Campbell ‘niet noodzakelijk een positieve indruk bij alle vrouwen’. Farage is daarin nog tamelijk gematigd vergeleken bij Baudet die ferme, om niet te zeggen reactionaire standpunten inneemt over vrouwen. Dat bleek onder andere uit zijn recensie van Michel Houellebecqs laatste boek Sérotonine. Maar ook uit interviews met Quote en TPO. Vergelijking tussen landen en electoraten is lastig, maar Baudets FvD scoort onder vrouwen met 36% nog 5% lager dan de toch als zo lage score van 41% onder vrouwen van Farage’s Brexit Party.
Er kondigt zich een andere overeenkomst aan tussen deze radicaal-rechtse partijen. Deze keer met president Trump. Diens steun onder het electoraat is met 42% te laag om op eigen kracht de presidentsverkiezingen van november 2020 te winnen. Hij mag net als in 2016 hopen op kiezersonderdrukking door Republikeinse bestuurders waardoor sympathisanten van zijn tegenstander ontmoedigd worden én op Russische steun die de Democratische kiezers via sociale media misleidt om niet te gaan stemmen. Trump zou manipulatie echter niet nodig hebben als hij een draai, een pivot naar het centrum maakte waardoor hij een groter deel van de centrumkiezers zou aanspreken. Want geen andere politicus als Trump is zo ondervertegenwoordigd onder vrouwen. In 2016 stemde 51% van de mannen en 41% van de vrouwen op hem. Onder vrouwen zou Trump door een minder vrouwenonvriendelijke opstelling veel winst kunnen halen. Hetzelfde geldt voor Baudet.
De speculatie van macho-achtige politici als Baudet of Trump is waarschijnlijk dat een vrouwvriendelijke opstelling hun steun onder mannen in gevaar brengt. Ook is het mogelijk dat ze wat hun persoonlijke stijl en persoonlijkheid betreft niet anders meer kunnen dan zich haantjesachtig gedragen en dat als onlosmakelijk en lonend onderdeel van hun politieke strategie beschouwen. Hun dwangmatig denken over de positie van vrouwen wordt zo hun beperking. Radicaal-rechtse politici die hun constructie van mannelijkheid als hun sterkte en aantrekkingskracht zien beseffen onvoldoende dat dat in werkelijkheid hun electorale zwakte is.
Foto 1: Kanselier Angela Merkel proost met een groot glas bier, 2016. Credits AFP.
Er is veel veranderd in iets meer dan 100 jaar. Zie de bovenste foto van een Amerikaans voetbalteam van vrouwen in de jaren 1910-1915. De matrones rechts met lange rok lijken de begeleiders en de jongere vrouwen links met een soort ballonrok de speelsters. Hun aankleding doet sterk lijken op het pak van Zwarte Piet zoals dat tot voor kort algemeen aanvaard werd. Inclusief baret. Maar het betreft hier het team van Blauw Wit. Je kunt je nauwelijks voorstellen dat de speelsters rennen, laat staan zich aan een sliding durven wagen. Bij de onderste foto uit 1914 van een stelletje Engelse voetballers is dat beter voorstelbaar. Ze dragen gewoon een korte broek. ‘Na de wedstrijd, de vreugde der overwinning’ zegt het bijschrift. Daar weten we alles van.
Foto 2: ‘Sport. Damesvoetbal. Voetbalwedstrijd door dames georganiseerd door het Steunfonds voor Varieté-artiesten, die door duizenden werd bijgewoond, Stadion Tottenham Hotspurs, Londen, Engeland 1914. Foto: Na de wedstrijd, de vreugde der overwinning.’ 1914. Collectie / Archief Het Leven (LEVEN 022).
Een petitie roept om om de ‘zwarte mannetjes’ op verkeersborden een andere kleur te geven: ‘Daar waar aan de weg wordt gewerkt staan geregeld bordjes wat aangeeft dat er wegwerkzaamheden worden uitgevoerd. De mannetjes op deze borden zijn zwart wat ons doet denken aan het slavernij verleden. Stop discriminatie en laten we kiezen voor een andere kleur!’ Een ontregelende petitie die tot humor leidt, zoals uit de reacties op Facebook blijkt. Bedoelt petitionaris Robert Spekman dit nou serieus of niet? Trouwens, waarom zijn het mannetjes en geen vrouwtjes die op deze verkeersborden staan afgebeeld? Worden vrouwen niet geacht dit zware werk te kunnen verrichten? Is dit geen andere vorm van discriminatie? Hoe dan ook, er is veel mis met de zwarte mannetjes op wegwerkzaamhedenbordjes. Ze lopen achter op de maatschappelijke ontwikkelingen.
Foto 1: Schermafbeelding van FB-pagina, 8 juni 2016.
Foto 2: Maurice Meewisse ’30 ton zand en 14 uur’ op het Utrechtse Domplein, 2015.
Hoogleraar leiderschap en organisatiekunde aan de van oorsprong Franse Handelsschool INSEAD de Cubaans-Amerikaanse Herminia Ibarra laat zich genuanceerd en helder uit over het vermeende gebrek aan visie van vrouwelijke leidinggevenden. Is het feit of perceptie, een kwestie van de macht van mannen over de omgeving, een cultureel verschil of echt een tekort bij vrouwen? De mogelijkheid dat vrouwelijke leidinggevenden meer visie hebben dan mannen laat Ibarra open. Zij spreekt vele malen genuanceerder dan de verklarende tekst bij dit filmpje op YouTube dat in clichés blijft hangen en zo een onjuist beeld bevestigt dat juist weerlegd wordt.
Het Nederlandse WIFS (Women in Financial Services) dat gaat voor ‘een betere balans tussen masculiene en feminiene waarden in de financiële sector’ doet hetzelfde in de publiciteit van het evenement ‘Hebben vrouwen visie?’ op 3 september 2015 in Amsterdam. Het gaat voorbij aan de nuanceringen van Ibarra die een van de sprekers is en zegt over onderzoeken onder mannelijke en vrouwelijke leidinggevenden: ‘Hieruit blijkt dat vrouwen op een set geselecteerde criteria gelijk of beter scoren dan hun mannelijke peers …. behalve op het punt van visie.’ WIFS weet door Ibarra uit te nodigen dat dit cliché weerlegd is en door haar op het evenement een prominente plek te geven wil WIFS blijkbaar dat dit cliche weerlegd wordt. Door het cliché als uitgangspunt te nemen bevestigt WIFS echter toch het onjuiste beeld dat leidinggevende vrouwen minder visie hebben. Een ander cliché is dat mensen met een gebrekkige visie beter de oogarts kunnen raadplegen.
Foto: Schermafbeelding van aankondiging evenement ‘Hebben vrouwen visie?’ door WIFS.
Heb ik iets tegen ouderen of niet-westerse allochtonen? Welnee. Gelegd langs de religieuze meetlat heb ik met deze twee groepen echter het minste omdat ze in meerderheid godsdienstig zijn. Niet dat mensen niet godsdienstig zouden mogen zijn. Nederland kent vrijheid van godsdienst die een van de beste ter wereld is. Hoewel ik niks met godsdienst heb ben ik daar trots op en hoop ik dat dat zo blijft. Secularisme biedt prima bescherming en steun voor pluriformiteit en diversiteit. Als hoogopgeleide mannelijke autochtoon vind ik het best. Voor de groep ouderen valt te verwachten dat op termijn het aandeel godsdienstigen fors terugloopt.
Hoe zich dat bij niet-westerse allochtonen ontwikkelt valt te bezien. Je zou verwachten dat ze het voorbeeld van hun seculiere omgeving -weliswaar op afstand- volgen. Maar daar ziet het niet naar uit, het aandeel godsdienstigen loopt in vier jaar slechts minimaal terug. Hoe kan dat gebeuren of kloppen de cijfers niet? Wie weet onderhand nog wat niet-westerse allochtonen zijn en wat niet? Voorzichtige conclusie: de cijfers van het CBS geven de werkelijkheid niet weer en hebben geen grip meer op de groep niet-westerse allochtonen.
Zie hier voor onderzoek ‘Religieuze betrokkenheid van bevolkingsgroepen, 2010–2014’ van Hans Schmeets en Carly van Mensvoort.
Foto: Schermafbeelding van persbericht ‘CBS: Aandeel religieuzen verder gedaald, behalve bij niet-westerse allochtonen en ouderen’ van 13 mei 2015.