Symbolische bestrijding van racisme werkt averechts. En leidt tot geschiedvervalsing, censuur en maatschappelijke verdeeldheid

ne

Vaak zijn maatschappelijke verschijnselen veelkantig. En niet uitsluitend pro-dit of anti-dat. In Nederland heeft sinds enkele jaren het Zwarte Piet-debat aan snelheid gewonnen. Iedereen lijkt zich er mee te willen bemoeien. Maar men doet het tekort door het verschijnsel Zwarte Piet terug te brengen tot racisme. Het is er voor sommigen wel degelijk een uitingsvorm van die ingrijpt in het dagelijks leven, maar het is tevens meer dan dat. Zodat de vraag ontstaat hoe men origineel, schaduw en echo met respect voor alledrie behouden kan. Omdat het altijd iets of iemand tekortdoet lijkt dat onmogelijk. De oplossing die alle kanten verzoent ligt voor de hand: de fundamentele aanpak van het probleem, zonder zich nog te concentreren op de symboliek.

Dit naar aanleiding van een petitie die oproept om de ‘zware mannetjes’ op een verkeersbord een andere kleur te geven. Het kan opgevat worden als een grap die zoals uit de reacties blijkt ontregelt. Het valt niet goed te duiden waar het de petitionaris exact om te doen is. Het lijkt gericht tegen het hedendaags anti-racisme dat velen te snel en te simplistisch gaat. Door dat uit te vergroten en tot in het absurde door te trekken houdt het het hedendaags debat over racisme en slavernij de maatschappij een spiegel voor.

Waar eindigt anti-racisme? In de volkomen gelijkschakeling? Dat moet een samenleving niet willen. Een onheilspellend bericht eergisteren over een Deens museum (Statens Museum for Kunst) dat vermeend beledigende titels met verwijzingen naar het woord ‘neger’ gaat aanpassen. Zo wordt Negerkop (Negerhoved) van Karel van Mander voortaan ‘Hoofd van een Afrikaan’ genoemd. In 2012 wilde het Stockholmse Kulturhuset uit de jeugdbibliotheek albums van Kuifje verwijderen omdat ze racistisch zouden zijn. Na protest ging dat voornemen niet door. Is dat een politiek correcte actie of overgevoeligheid die leidt tot geschiedvervalsing, censuur en bevoogdend gedrag die migranten in bescherming meent te nemen? Ik vermoed het laatste.

Aanpassen van iets dat niet aangepast hoeft te worden is als de anti-rook lobby die scènes met rokers uit films zo wil aanpassen dat ze geen sigaret meer in handen hebben. Het achterliggende idee is dat jongeren niet meer op de gedachte gebracht worden om te gaan roken. Dit is onzinnig omdat het niet aantoonbaar is dat dit het roken bestrijdt. In Turkije moest hetzelfde om religieuze redenen gebeuren met alcohol. Een geblurd glas in de hand van Humphrey Bogart. Dit is geen wetenschap, maar doorgeslagen politieke actie.

Bestrijding van racisme is hard nodig. Maar is de beste aanpak het herschrijven van de geschiedenis of de ontmanteling in snel tempo van een kinderfeest? Richt de energie op de arbeids- of huizenmarkt waar racisme welig tiert. Omdat daar de schaduw en echo niet optreden ontstaat er geen onverkwikkelijk debat zodat bestrijding veel doelmatiger kan zijn. Het symbolisme van racismebestrijding op sociale media en media mag wellicht voor sommigen richtinggevend lijken, maar roept weerstand op die de bestrijding ervan juist remt.

Kwaadwillenden kunnen het zelfs nog anders zien: door het debat te beperken of vooral te richten op die symbolische bestrijding ontstaat een idee van urgentie dat er aan bestrijding gewerkt wordt, maar dient dit vooral als afleiding voor echte bestrijding. Die symbolische bestrijding die dient als maatschappelijk ventiel staat het de macht toe om de machtsstructuren die tot racisme leiden ongemoeid te laten. Of minder aan te passen dan bij een normale ontwikkeling zou gebeuren. In die opvatting staan anti-racisten en degenen die zich verzetten tegen de symbolische aanpak van racisme aan dezelfde kant zonder dat ze het beseffen.

Foto: Karel van Mander, ‘Hoofd van een Afrikaan, olieverf op koper, 1609-1670.

Pleidooi voor flexmuseum met het FemArtMuseum als pionier

2010_10_23_Coverfoto-Gottweiblich

FemArtMuseum omschrijft zichzelf als een museum zonder muren. Het neemt initiatieven en brengt die onder bij bestaande musea. Het gaat om het promoten van kunst van, door en over vrouwen. Naar eigen zeggen is slechts vier procent van de kunstwerken die wereldwijd in vaste collecties van musea wordt gepresenteerd van vrouwelijke kunstenaars. Oprichtster Freda Dröes schetste bij Joke Hermsen de doelstellling: ‘het opwaarderen van de kunst door vrouwen gemaakt‘ en ‘de oprichting van een museum voor kunst in Amsterdam‘.

Dat extra muros idee is dus geen bewuste keuze, maar gevolg van het niet kunnen vinden van een eigen gebouw. In de jaren 2007-2011 ketsten plannen voor de realisatie van een museum in de Tolhuistuin en het voormalig GAK-gebouw af. Ruim voor de uitdunning van de basisinfrastructuur en de bezuinigingen in de cultuur. Nu musea met krimpende budgetten kampen, vaker hun toevlucht nemen tot tentoonstellingen uit eigen collectie en in het programma schrappen wordt dat extra muros concept een toegevoegde waarde. Waarom zou het FemArtMuseum zich opsluiten in een gebouw en energie steken in het veroveren van een plaats op de drukke museummarkt als het haar projecten bij bestaande musea onder kan brengen?

Dat onderbrengen zal echter een onzekerheid blijven en maakt afhankelijk van andere musea. Daarom is de keuze voor een eigen gebouw en organisatie begrijpelijk. Maar nieuwe tijden vragen nieuwe antwoorden. Politici begrijpen het onroerend goed aspect van musea doorgaans beter dan de bedrijfsvoering. Niet in het minst omdat dat eerste een eindpunt heeft en dat laatste niet. Het flexmuseum is het nieuwe antwoord dat uitgaat van de denkwijze van de politiek, krimpende budgetten, onderbrenging van kunsthistorische kennis in een Karel van Mander instituut, nieuwe ontwikkelingen en doelgroepen, en het snijden in overhead.

Dat flexmuseum kan een ruimte zijn die afwisselend of tegelijk door meerdere instellingen wordt gebruikt. Met langlopende afspraken om naar twee kanten voor continuïteit te zorgen. Zoals orkesten een concertzaal gebruiken of voetbalclubs een stadion. De oprichting is voorwaardenscheppend en dient bekostigd te worden door de overheid. Voorstelbaar is dat het uit vijf delen bestaat: een presentatiegebouw, een kantine, een depot, een kantoorgebouw en een digitaal platform. Zo zet het FemArtMuseum haar nadeel van ontbrekende eigen ruimte om in een voordeel door al profilerend voortrekker van een nieuw museumconcept te worden.

Een flexmuseum biedt ook een middenweg als antwoord in het debat tussen voor- en tegenstanders van de oprichting van een apart vrouwenmuseum. Onder de eersten lijken de meer geharnaste feministes van het eerste uur te vinden en onder de laatsten jongere vrouwen die tegen afzondering zijn. Directeur Ann Demeester (1975) van kunstencentrum De Appel is van deze laatste groep een representant. Uiteindelijk gaat het om het optimaliseren van de doelstelling en het verhogen van het bereik. Het apparaat is ondergeschikt.

Allerlei sluimerende initiatieven kunnen er hun plek vinden. Wie weet een tentoonstelling over slavernij waarmee Boris van Berkum bezig is. Of nieuwe presentaties van het onlangs gesloten Moluks Museum. Of presentaties van de ambachtelijke glas-, edelsmederij-, textiel- en keramiek ontwikkelinstellingen. Of presentaties van academies die nu in rommelige gebouwen vaak onopgemerkt blijven voor het grote publiek.

Intussen gaan deze week op initiatief van het FemArtMuseum drie tentoonstellingen open. Op vrouwendag 8 maart in het Bijbels Museum Divine Surprise!. Een overname van het Bibel + Orient Museum in het Zwitserse Freiburg met antieke objecten die het vrouwelijke in God verbeelden. Vorige week opende in het MKKA te Arnhem Female Power. En op 9 maart opent in het Allard Pierson MuseumWomen for all seasons‘. Pico bella.

Foto: Omslagfoto van de tentoonstelling Gott Weiblich, 2010.