Motie ‘Behoud Rotter­damse signatuur Wereld­museum’ wordt niet uitgevoerd en Rotterdamse politiek onderneemt geen stappen om dat te veranderen

Schermafbeelding van deel vacatureNationaal Museum van Wereldculturen: Stagiair(e)‘op Culturele Vacatures, 24 mei 2023.

Een vacature voor een stagiair(e) bij het NMVW (Nationaal Museum voor Wereldculturen) in de vestiging Museum Volkenkunde Leiden doet opvallende uitspraken die iets laten doorschemeren over de bedoelingen van het NMVW. Namelijk de integratie van het Wereldmuseum in het NMVW. In de vacature wordt gesproken over ‘onze 4 musea‘ die sterker in de markt moeten worden gezet.

Op die integratie, synchronisatie of gelijkschakeling duidt ook een persbericht van maart 2023 van het NMVW waarin het zegt de naam Wereldmuseum voor de vier musea te gaan gebruiken. Hoe kan dat als het Wereldmuseum geen fusiepartner, maar een zelfstandig Rotterdams museum met eigen identiteit is? Hoe kan het dat het NMVW een naam leent van een museum dat geen fusiepartner is?

Een verklaring is dat het Wereldmuseum geen fusiepartner van het NMVW is en het personeel daarom niet in de ondernemingsraad van het NMVW is vertegenwoordigd. Evenmin heeft het Wereldmuseum een PVT (personeelsvertegenwoordiging) waarin het personeel zich kan uitspreken of in overleg kan gaan met de directie van het NMVW. Evenmin heeft het Wereldmuseum een directeur of locatiehoofd die de belangen van het Wereldmuseum binnen het NMVW behartigt.

Dat houdt in dat het Wereldmuseum én het personeel binnen het NMVW niet vertegenwoordigd zijn. Het Wereldmuseum functioneert in een niemandsland zonder rechten. Niets of niemand kan binnen het NMVW het belang van het Wereldmuseum verdedigen.

Het klopt dat er tussen het NMVW en het Wereldmuseum sinds mei 2017 officieel samenwerking bestaat. Maar niet meer dan dat. In het persberichtToekomst voor het Wereldmuseum Rotterdam; door unieke samenwerking met het Nationaal Museum van Wereldculturen‘ uit najaar 2016 met de handtekeningen van de toenmalige directeur van het NMVW Stijn Schoonderwoerd en de toenmalige interim-directeur van het Wereldmuseum Jan Willem Sieburgh staat dat beschreven:

Schermafbeelding van deel gezamenlijk persbericht van Wereldmuseum en de drie musea van het NMVW in najaar 2016.

Voor de duidelijkheid NMVW en Wereldmuseum zeggen in een persbericht uit najaar 2016 over de samenwerking vanaf 1 mei 2017: ‘Het Wereldmuseum blijft een zelfstandig Rotterdams museum, maar gaat zeer nauw samenwerken met het NMVW (…). Door deze samenwerking kan het Wereldmuseum, met behoud van eigen identiteit, gebruik maken van de expertise en het netwerk van het Nationaal Museum van Wereldculturen.

De begrippen waar het om draait zijn: ‘een zelfstandig Rotterdams museum‘ en ‘behoud van eigen identiteit‘. Dat is in 2016 door de toenmalige directie van het NMVW toegezegd. Maar de praktijk is dat sinds de tentoonstelling POWERMASK! (2017-18) het Wereldmuseum geen unieke tentoonstellingen meer mag produceren van het NMVW. Dat verbiedt de directie van het NMVW. Door het NMVW worden afspraken over de zelfstandigheid en identiteit van het Wereldmuseum niet nagekomen.

Dat het Wereldmuseum van het NMVW niet zelfstandig mag en kan opereren blijkt ook uit de tekst van de vacature: ‘NMVW en WMR hebben eenzelfde directie, managementteam en Raad van Toezicht en ook andere werkzaamheden en diensten worden centraal voor alle musea uitgevoerd.’

In een met steun van PvdD, SP, GroenLinks, Nida, PvdA en D66 aangenomen motie uit november 2016 van de Partij voor de Dieren werd de zelfstandige Rotterdamse signatuur van het Wereldmuseum officieel vastgelegd: ‘een Rotterdams karakter behouden blijft en het WM, binnen de samenwerking, de mogelijkheid behoudt om unieke tentoonstellingen te blijven produceren‘. Die motie is bindend voor de Rotterdamse politiek:

Schermafbeelding van een door de PvdD ingediende en aangenomen motieBehoud Rotter­damse signatuur Wereld­museum‘ in de Rotterdamse gemeenteraad, 24 november 2016.

Het is niet voor het eerst dat in de publieke opinie wordt geconstateerd dat het Wereldmuseum geen zelfstandig Rotterdams museum met een eigen identiteit is dat geen eigen unieke tentoonstellingen meer mag produceren. Maar de Rotterdamse politiek gaat niet in overleg met de directie van het NMVW over de vraag waarom de inhoud van de motieBehoud Rotter­damse signatuur Wereld­museum‘ uit november 2016 niet wordt uitgevoerd. Men zou verwachten dat de Rotterdamse politiek de zelfstandigheid van het Rotterdamse Wereldmuseum behartigt. Dat is niet zo.

Dat is opvallend omdat Rotterdam het NMVW jaarlijks 5 miljoen euro betaalt en daarmee een politiek drukmiddel heeft om het NMVW in beweging te brengen. Waarom de Rotterdamse politiek in deze zaak niet handelt is lastig te begrijpen. Denkbaar is dat in raad en gemeentebestuur een stilzwijgende afspraak bestaat die luidt dat de zaak bevroren moet worden omdat het Wereldmuseum jaarlijks niet meer dan 5 miljoen euro mag kosten.

Maar dan neemt de Rotterdamse raad zichzelf niet serieus en handelt het bestuurlijk onzorgvuldig omdat het weet en gewaarschuwd is door derden dat de motie ‘Behoud Rotter­damse signatuur Wereld­museum‘ niet wordt uitgevoerd. Als de raad niet meer staat voor deze motie, dan staat het evenmin nog voor zichzelf als bestuurlijk zorgvuldig.

Met video toont CDA eigen hypocrisie en domheid aan en laat het zien dat het niet slim omgaat met sociale media. CDA is contact met samenleving kwijt

Je moet als politieke partij maar het lef hebben om te zeggen: ‘Maar het CDA wil niet nog meer onderzoek, maar een visie voor heel Nederland.’ Wat een gemaar. ‘Met concrete plannen in samenspraak met lokale en provinciale bestuurders‘. Aldus Inge van Dijk die lid van de Tweede Kamer voor het CDA is in een video die op 31 maart 2023 op YouTube werd geplaatst.

De video roept de vraag op waarom de marketing van het CDA zo stupide is.

Op een pagina waarin het CDA Inge van Dijk voorstelt worden haar de volgende woorden in de mond gelegd: ‘Vernieuwd vertrouwen in de mensen uit de politiek, ook daar wil ik het voor doen. En we kunnen natuurlijk iedereen en alles de schuld geven van dat gebrek aan vertrouwen. De pers, Social Media, populistische partijen. Maar ik kijk liever eerst naar onszelf. Wat doe ik er als politicus aan om dat vertrouwen te verdienen? Doe ik, doen wij, als partij voldoende waar het om draait? Laten we weer terug gaan naar de bedoeling van de politiek en op de weg terug naar vertrouwen.’

Kijkt Inge van Dijk echt ‘naar onszelf‘? Ik geloof er niks van. Gaat Inge van Dijk terug naar ‘de bedoeling van de politiek‘? Ik geloof er niks van. Is Inge van Dijk ‘op de weg terug naar vertrouwen‘ met haar partij? Ik geloof er niks van.

Het CDA doet aan marketing. Ok, dat gaat nu eenmaal zo. Maar het zegt dat het iets doet terwijl het iedereen duidelijk is dat het dat niet doet. Dat is slechte marketing die in de eigen voet schiet.

Het CDA heeft geen visie voor Nederland, zelfs geen conservatieve visie, maar is visieloos. Het CDA zorgt er in het kabinet voor dat er een kabinetscrisis is ontstaan omdat het het regeerakkoord wat het heeft ondertekend ‘open wil breken‘. Om de simpele reden dat het bang is voor een electorale afstraffing vanwege de opmars van BBB.

Het CDA staat de concrete plannen uit het regeerakkoord over het stikstofbeleid in de weg door het vertrouwen erin op te zeggen. Het CDA verhindert dat het kabinet met concrete plannen naar buiten kan treden om in gesprek te gaan met lokale en provinciale bestuurders. Want die laatsten weten niet wat ‘de kaders‘ van die plannen zijn omdat het kabinet geen leiding durft te nemen. Dus het CDA doet het omgekeerde van wat het claimt te doen.

De arme Inge van Dijk moet onzin inspreken waar een realistische politica niet in kan geloven. Wat doet haar partij haar aan?

Dat geaarzel en het op de lange baan schuiven dat is ontstaan door het CDA en trouwens door de ander coalitiepartijen wordt aanvaard wordt door oppositie, boeren, natuurorganisaties, bouwend Nederland en bedrijfsleven veroordeeld. Want alle betrokkenen willen duidelijkheid om verder te gaan. Duidelijkheid die het CDA niet wil geven.

Partijen komen en gaan. Via de politiek moet de macht verdeeld worden. Het is voor het land niet van belang of het CDA daarin een rol speelt. Die rol kunnen andere partijen ook spelen. Het CDA denkt alleen aan het eigen voortbestaan. Zo simpel is het.

Het CDA is hypocriet omdat het het ene zegt en het andere doet. Het CDA is dom omdat het dat op onhandige wijze doet. Het CDA denkt dat de keizers stom zijn en niet doorzien hoe tegenstrijdig het CDA opereert. Het CDA had beter kunnen zwijgen en de video niet op internet geplaatst.

Met deze video toont het CDA de eigen hypocrisie, domheid en wereldvreemdheid aan en laat het zien dat het niet slim om kan gaan met sociale media. Het mist daarvoor elk gevoel en schat het krediet dat het CDA met haar zwalkende koers nog heeft te groot in. Het CDA heeft niet alleen geen antwoord op de vraagstukken van nu, het is elk contact met de samenleving kwijt.

Tadek Solarz: Nederlandse musea zijn in de ban van marketing én politiek

Schermafbeelding van deel artikel ‘Deze Vermeer wordt u aangeboden door Calvé pindakaas; Over getallen, de rol van musea, politieke invloed en de marketing van een nieuwe tentoonstelling‘ van Tadek Solarz op Marketingfacts, 22 februari 2023. 

Prikkelende column van Tadek Solarz op Marketingsfacts waarin hij betoogt dat musea hun functie niet goed uitoefenen als ze buigen voor marketing en commercie of politiek. Dat is de tragiek van verzelfstandigde musea die niet autonoom handelen.

Solarz bekijkt de kwestie als marketeer vanuit zijn vakgebied en geeft daarmee een verfrissende en soevereine blik op een lopend debat over de Nederlandse musea dat voor de verandering eens niet uitgaat van het perspectief van de kunst- of museumsector.

Solarz gaat in op de op volle toeren draaiende tentoonstellingsfabriek van grotere kunstmusea die elkaar nationaal en internationaal overbluffen in bezoekcijfers en het aantal getoonde meesterwerken van wereldklasse. Met als voorbeeld de huidige Vermeer-tentoonstelling in het Rijksmuseum die afgelopen weken met veel tamtam in een publiciteitscampagne over Nederland werd uitgerold.

Solarz ziet dat als een doodlopende weg waarin musea met elkaar concurreren: ‘De ene tentoonstelling wordt met nog meer geweld onder de aandacht gebracht dan de andere. Het succes wordt bepaald door de kijkcijfers. Musea die met elkaar concurreren om de aandacht. En ja om de share of wallet zoals dat zo mooi heet. De portemonnee van de consument is immers niet van elastiek.

Nu is het wel zo dat door de economische crisis en de corona-pandemie veel middelgrote musea zijn afgehaakt in het organiseren van grote tentoonstellingen en grotere musea door gebrek aan financiën minder megatentoonstellingen kunnen laten zien. Dat vertaalt zich de laatste jaren onder meer in het meer tonen van de eigen collectie in tentoonstellingen die daaromheen zijn geconstrueerd. Door een hoge afkoopsom in combinatie met kosten voor verzekering, transport, beveiliging, inrichting en marketing zijn blockbusters enorm duur geworden.

Naast de tentoonstellingsfabriek van blockbusters ziet Solarz nog een andere bedreiging voor de autonomie van musea: de politiek die musea zoals het Stedelijk Museum Amsterdam politieke voorwaarden stelt voor het ontvangen van overheidssubsidie: ‘Het politieke bestuur van Amsterdam heeft daar ideeën over en om die ideeën kracht bij te zetten wordt gewezen op de jaarlijkse subsidie die wordt verstrekt om het museum draaiend te houden. Hoewel Amsterdam een politiek bestuur heeft dat zegt progressief te zijn, laat het vooral zien dat er conservatief wordt gedacht en gehandeld. Wie betaalt bepaalt, lijkt mij niet echt een progressieve gedachte.’

Solesz doet een vergaande uitspraak: ‘Hoewel Amsterdam een politiek bestuur heeft dat zegt progressief te zijn, laat het vooral zien dat er conservatief wordt gedacht en gehandeld.’

Het is de financiële afhankelijkheid van het Stedelijk van Amsterdam waardoor de gemeente het museum deze politisering kan opleggen. Ondanks of dankzij een halfslachtige privatisering die het slechtste van twee kwaden is. Namelijk geen echte financiële onafhankelijkheid en beleidsruimte, en evenmin de mogelijkheid om krachtig in te zetten op eigen fondsenwerving zodat de overheidssubsidie tot ver onder de 40% wordt teruggedrongen. Dat valt niet alleen Wolfs te verwijten, maar ook zijn directe voorgangers die het Stedelijk door het opbouwen van reserves niet financieel onafhankelijk hebben weten te maken.

Solarz gaat verder. Volgens hem zit het probleem dieper: ‘Van het idee dat ‘marketing’ en ‘kunst’ een goede cocktail zouden kunnen opleveren ben ik niet meer zo zeker. Musea zitten inmiddels vrijwel allemaal aan het overheidsinfuus en de beweging die Amsterdam laat zien, geeft vrij goed weer dat dit niet zonder risico is. Politiek die bepaalt welke kunst getoond moet worden kennen we eigenlijk alleen van afschrikwekkende regimes. Het is misschien wel daarom dat we niet massaal verontrust zijn als we dit soort berichten lezen. Het staat te ver van ons af. In Nederland zal zoiets nooit gebeuren‘.

Volgens Solarz moeten we wennen aan het feit dat in Nederland het Amsterdamse gemeentebestuur musea die subsidie ontvangen voorwaarden oplegt over het nastreven van politieke doelen. We verwachten dat in een dictatuur, maar niet in Nederland.

De publieke opinie is zich er blijkbaar niet of nauwelijks van bewust dat dit gebeurt. Maar het kan nog erger dan een gebrek aan bewustwording. Vele kunstjournalisten die de burgers informeren kijken niet kritisch en open naar het opereren van het museummanagement. Ze kiezen partij. Ze laten zich overtuigen door grote woorden en goede bedoelingen over progressief gedachtengoed zonder te beseffen wat daar achter steekt en of de claim wel klopt. Zoals Solarz zegt legt Amsterdam onder een progressieve dekmantel een conservatief beleid aan musea op.

Hetzelfde in een mogelijk nog schrikaanjagender vorm gebeurt al jaren bij het Nationaal Museum voor Wereldculturen (NMvW) dat vakprofessionalisme heeft ingewisseld voor linksigheid en vage verwijzingen naar wereldburgerschap, maar toch steeds weer de kunstjournalistiek aan haar zijde weet. Terwijl het een publiek geheim is dat het NMvW een amateuristisch geleide organisatie is waar het draait om het manipuleren van de beeldvorming om politici, ministerie OCW en media om de tuin te leiden.

In een commentaar van 18 maart 2022 schreef ik: ‘Ook de media beten niet door, begrepen niet waar het NMvW voor stond of lieten zich misleiden door het politieke sausje dat het management naar buiten bracht. Ik kon er niet anders in zien dan een Potemkin-façade van een slecht geleid museum dat politiek de wind mee had, maar achter de schermen slecht presteerde.’

Terug naar Solarz: ‘En of het nog  niet ingewikkeld genoeg is kan de politiek dus invloed uitoefenen op de samenstelling van je collectie. Wat zoveel kan betekenen dat je een collectie bouwt rondom kunst en kunstenaars die passen binnen het op dat moment gangbare politiek correcte idioom maar waarvoor mensen niet in de rij staan. Het gevolg daarvan is dat er nog meer subsidie moet komen om het museum überhaupt open te houden. Je werkt dus aan je eigen ondergang‘.

Solarz vervolgt: ‘In deze context vind ik zo’n tentoonstelling van Vermeer waar schijnbaar iedereen zich en public mee wil verbinden ook aantonen dat dit systeem niet werkt. Dat het Rijks zich langs dezelfde lijn wil ontwikkelen als de Efteling, steeds met een snellere achtbaan.’

De Scylla en Charybdis van de Nederlandse museumsector zijn geschetst door Tadek Solarz. Die sector moet manoeuvreren tussen commercie/marketing en politieke beïnvloeding. Tot nu toe zijn er geen musea op de rotsen gelopen. maar de vraag wie er kapitein aan boord is, is des te actueler. De kapers op de kust die niet meegaan in de consensus tussen musea, media, marketing en politiek worden persoonlijk beschimpt zoals Hans den Hartog Jager deed met Jan Christiaan Braun omdat deze zich had verstout om kritiek te leveren op het Stedelijk Museum.

Musea kunnen per definitie niet in de eigen tijd staan

Als iemand in een video de vraag stelt ‘Zijn musea nog wel van deze tijd?‘, dan zit het antwoord ingebakken. Ja, tenzij het perspectief niet dat van denken én voelen is. Ervaring en beleving zijn volgens hedendaagse museumonderzoekers begrippen waar musea aan moeten voldoen.

Het is opvallend dat de Belgische museumonderzoeker Olga Van Oost niet ‘de stoffige en gedateerde‘ musea verdedigt. Onttrekt een stoffig en gedateerd museum zich juist als geen ander aan de waan van de dag, aan de populariteitsslag, aan de tentoonstellingsmachine? 

Is afstand in de tijd voor een museum niet het noodzakelijke verdedigingsmechanisme om zichzelf te kunnen zijn?

Moeten musea laten zien én voelen wat er in de wereld gebeurt om bij de tijd te zijn? Nee, het is net zo’n denkfout als het begrip ‘op de kaart zetten‘. Een museum dat zichzelf op de kaart zet is flexibiliteit, zelfcontrole en improvisatievermogen kwijt. Ik kom erop terug wat voor dood dat is.

Dus musea moeten niet per definitie bij de tijd zijn. Het gaat om de manier waarop ze zich tot hun eigen tijd verhouden. Als dat te plat en overduidelijk gebeurt, dan bestaat het risico dat het te activistisch of te Efteling-achtig wordt. Dan verliest het museum zichzelf.

Musea moeten zich niet op laten jagen door de waan van de dag, de politiek, de publieksgunst, inclusie-activisten, sponsors, marketing, projectontwikkelaars of iedereen die musea wil gebruiken om eigen doeleinden te realiseren.

Musea moeten niet bij de tijd zijn. Volgens hun kerntaak doen ze aan behoud en lopen daarom altijd iets achterop. Zo hoort het. Dat is de beste, natuurlijke positie voor musea.

Theodor Adorno schrijft in Valéry Proust Museum (vertaald): Het Duitse woord ‘museale’ heeft nare ondertonen. Het beschrijft voorwerpen tot wie de toeschouwer niet langer een vitale relatie heeft en die een stervingsproces ondergaan. Ze danken hun behoud meer aan de historische context dan aan de behoeften van het heden. Museum en mausoleum hebben meer gemeen dan een fonetische overeenkomst. Musea zijn de familiegraven van kunstwerken.

Het museum als familiegraf lijkt een achterhaalde 20ste-eeuwse opvatting. Maar de omschrijving duidt er wel op wat de kerntaak van kunstmusea is. Een museum dat door alles en iedereen gestuurd wordt is geen museum, maar een flipperkast.

Laten we een museum beschouwen als gewijde grond die vanzelfsprekend niet van de eigen tijd kan zijn omdat het daarmee de eigen oorsprong verloochent. En ophoudt museum te zijn. Een museum dat van deze tijd wil zijn is daardoor niet van deze tijd. Dat is de paradox.

Begripsverwarring door marketing van niet-vlees, niet-kunst en niet-museum voor product La Vie

Schermafbeelding van deel artikel ‘La Vie benut publieke muur van Straat Museum voor street art‘ in Marketingtribune, 8 februari 2023/

Een artikel van 8 februari 2023 in Marketingtribune roept de vraag op wat de grenzen aan de kunst én de taal zijn. Het gaat om marketing van plantaardige bacon van het plantaardig vleesmerk La Vie ‘op een publieke muur van de NDSM loods‘ in Amsterdam.

De campagne van ‘branding agencyVengean en mediabureau Zuiver Media leunt op tegenstellingen en wonderspreuken. Dat laatste is hoe dan ook het uitgangspunt van marketing, maar in dit project wordt dit extra aangescherpt. Vlees is geen vlees, kunst is geen kunst en een museum is geen museum. Dat wordt door elkaar gemixt en zo ontstaat totale begripsverwarring. Met als uiteindelijk doel: promotie voor en verkoop van het product.

De graffiti muurschildering wordt voorgesteld als een ‘gigantisch kunstwerk‘ en gerealiseerd ‘door bekende street artist met een boodschap ‘Ceci n’est pas un cocon’. In dit artikel worden geen namen genoemd van de ‘artist‘. De jongens en meisjes van de marketing denken waarschijnlijk dat ze met een verwijzing naar een schilderij van René Magritte het domein van de kunst hebben bereikt.

Of dit lui of slordig denken is van deze marketingbureaus valt te bezien. Iedereen moet zich straffeloos cultureel alles kunnen toe-eigenen. Dus ook de marketingsector mag knippen, plakken, ontlenen en vervormen. Dat doet het als geen ander.

Om niet-vlees vlees te noemen, niet-kunst kunst en niet-museum museum lijkt toch van een andere orde. Dat nadert het domein van list en bedrog. Zwendel met begrippen.

Iedereen is in de visie van de jongens en meisjes van de marketing een kunstenaar of in hun jargon, een ‘artist‘ die opereert in een museum of een Straat Museum. De hele wereld wordt zo met een marketingbril bezien een museum. In een ‘wereld met alles wat lekker is aan varkensvlees, zonder varken‘ die duurt zolang de opdracht van La Vie loopt.

Louis Couperus Museum presenteert Couperus in tentoonstelling als non-binair, terwijl het daar geen onderbouwing voor heeft. Hoe ethisch is dat?

Schermafbeelding van deel artikelWas Louis Couperus non-binair? Museum opent ‘gedurfdste tentoonstelling ooit’ van Sander Becker in Trouw, 27 januari 2023.

Was Louis Couperus non-binair? Het Louis Couperus Museum stelt die vraag centraal in de tentoonstellingLouis Couperus & Gender‘ die volgens Trouwmet regenboogkleuren is overgoten’. Identiteit staat centraal. 

In de toelichting bij de tentoonstelling zegt het museum: ‘Het gaat uiteindelijk om het vinden van je innerlijke regenboog. Leef niet het leven van een ander. Leef je eigen leven en laat je niet in een hokje stoppen. Zoo ik ièts ben… ben ik mezelf.

Schermafbeelding van bericht53. LOUIS COUPERUS, NON-BINAIR AVANT LA LETTRE?‘ van het Louis Couperus Museum.

Het vinden van je innerlijke regenboog, wat moeten we ons daar bij voorstellen? Het Louis Couperus Museum spreekt zichzelf tegen als het terecht opmerkt dat mensen zich niet in een hokje moeten laten stoppen, maar doet vervolgens precies dat door Couperus non-binair te noemen. Want daarmee stopt het Couperus in een hokje.

Het Museum zegt: ‘Met de ogen van nu zou je Couperus non-binair kunnen noemen, een beetje man, een beetje vrouw.’ Het museum maakt er een modeverschijnsel van om iemand non-binair te noemen. Een beetje van dit en een beetje van dat.

Het stellen van dat soort vragen over iemands identiteit is vrijblijvend. Het is vrij schieten op iconen uit het verleden. Je kunt ze vragenderwijze alles aanwrijven, zo lijkt het. Het Louis Couperus Museum gaat daar vanwege marketing overwegingen ver in. Men zou kunnen zeggen: te ver.

In de VS bestaat voor psychiaters de Goldwater rule. Dat is een ethische beroepscode die oproept tot terughoudendheid in uitspraken over dode of levende personen die men als psychiater niet heeft onderzocht. Deze regel geeft aan dat men moet oppassen met het geven van een interpretatie over personen.

De kern van de Goldwater rule is (vertaald): ‘Soms wordt psychiaters gevraagd naar hun mening over een persoon die in het licht van de publieke aandacht staat of die informatie over zichzelf heeft vrijgegeven via openbare media. In dergelijke omstandigheden kan een psychiater zijn of haar expertise over psychiatrische kwesties in het algemeen met het publiek delen. Het is echter onethisch voor een psychiater om een ​​professionele mening te geven, tenzij hij of zij een onderzoek heeft uitgevoerd en daarvoor de juiste toestemming heeft gekregen.’

Het Louis Couperus Museum is geen psychiater die aan een ethische beroepscode van psychiaters is gebonden, maar wel aan de ethische code van de ICOM waar geregistreerde musea zich aan te houden hebben.

Paragraaf 4.2 (Uitleg bij het tentoongestelde) van die code zegt: ‘Een museum draagt er zorg voor dat de informatie die het bij permanente presentaties en tentoonstellingen verschaft, goed gefundeerd en accuraat is. De informatie geeft een goed beeld van de gerepresenteerde groepen of godsdienstige opvattingen en benadert deze met respect.’

De informatie die het Louis Couperus Museum over de identiteit van Louis Couperus verschaft is niet goed gefundeerd en niet accuraat. Het Louis Couperus Museum zegt er zelf geen idee van te hebben of Couperus werkelijk non-binair was. Hoe ethisch en professioneel is het dan om in de publiciteit en in de tentoonstelling die vraag centraal te stellen als men er geen onderbouwing voor heeft?

Door Louis Couperus te framen als non-binair hopen de makers een ander publiek te trekken. Hier komt de aap uit de mouw voor het opereren van het museum. Het gaat om het trekken van publiek. Directeur Josephine van de Mortel zegt tegen Trouw: ‘Ik denk ook aan kinderen. Die zijn al heel vroeg met gender bezig. Misschien moeten we ook een keer het Jeugdjournaal uitnodigen.’ 

Het Louis Couperus Museum maakt Louis Couperus tot een halfproduct voor een maatschappelijk debat en eigen publiciteit. Couperus is de Sjaak. Terwijl men juist van het Louis Couperus Museum mag verwachten dat het Louis Couperus centraal stelt.

Van de Mortel: ‘Het non-binaire aspect is dan een handig bruggetje. Daar komt bij dat Couperus zich nooit openlijk over zijn geaardheid heeft uitgelaten. We weten dus niet zeker wat hij was. Daarom wilden we hem niet in het homoseksuele hokje stoppen. Zo zijn we uitgekomen bij non-binair: een beetje man, een beetje vrouw.

Van de Mortel redeneert zo: Omdat het niet zeker is of Couperus homoseksueel was, noemen we hem non-binair. Wat we evenmin zeker weten. We weten niet of Couperus homoseksueel was of non-binair en noemen hem daarom non-binair.

Het museum vervangt de ene door de andere onzekerheid over de identiteit en gender van Louis Couperus die het vervolgens met tromgeroffel als zekerheid presenteert. Terwijl biografen juist meer onderbouwing geven voor Couperus als homoseksueel dan als non-binair persoon.

Dat laatste ontspruit aan de fantasie en de scoringsdrift van het Louis Couperus Museum. Deze benadering van het Louis Couperus Museum is de ethische code van musea onwaardig.

Martha & The Vandellas: Nowhere To Run in Detroit


Dit stukje verscheen eerder op George Knight Kort op 24 juli 2013.

Martha & The Vandellas weten in 1965 niet waarheen te vluchten. Of zich te verbergen. Dus dansen ze in de openbaarheid. In een autofabriek in Detroit waar de Ford Mustang wordt gemaakt.

De cabriolet met open kap rolt van de band. Motown Sound in Motor City. Bijna 50 jaar later allebei uit de tijd. Meer dan terloops wordt het productieproces getoond.

Foto uit Billboard van Martha & The Vandellas, 17 april 1965.

Nowhere To Run wordt in 1965 het meest succesvolle nummer van Martha & The Vandellas. Geschreven door team Holland-Dozier-Holland dat tot 1967 volop hits voor het label Motown schrijft. Totdat een geschil daaraan een eind maakt. Vluchten kan niet meer. Liefde is onherroepelijk:

Nowhere to run, baby nowhere to hide
Got nowhere to run, baby nowhere to hide

I know you’re no good for me
But free of you, I’ll never be
How can I fight a lover that’s sugar sweet
When it’s so deep, so deep, deep inside of me

My love reaches so high, you can’t get over it
So wide, you can’t get around, no

Martha & The Vandellas, Hoes ‘Dance Party‘ met ‘Nowhere To Run‘. Tamla Motown LP 1965.

Leadzangeres Martha Reeves, Rosalind Ashford en Betty Kelley kleuren in 1965 roze. De soul houdt het simpel. Motown bleef plakken op Detroit dat er later aan schilfers bijhangt. Kleur is geschiedenis.

En de Ford Mustang? Die roept associaties op om afstand te nemen van Detroit. Al in 1965.

Hedendaags ‘Black Friday’

Tips voor maximaal rendement op Black Friday. Marketingtribune, 24 oktober 2020.

Wat moeten we in Nederland met het begrip ‘Black Friday’ of ‘Zwarte Vrijdag‘? Het is geen begrip dat leeft of begrepen wordt. Het is in Nederland een uitgevonden traditie die onbeschaamd en onbeschroomd de commercie dient. De vrijdag na Thanksgivingsday zegt ons niks omdat we dat feest dat teruggrijpt op de Amerikaanse 17de eeuwse geschiedenis niet vieren.

In het uitvinden van traditie staat Black Friday niet alleen. Dat gebeurde ook met het Sinterklaasfeest midden 19de eeuw. Het tijdperk dat in vele landen tradities werden uitgevonden om de nationale identiteit te vormen. Het verschil is wel dat het Sinterklaasfeest aansloot bij de toenmalige cultuur van Nederland en dat bij Black Friday niet zo is. Het is duidelijk een geparachuteerde Amerikaanse traditie die in Nederland door het bedrijfsleven is gedropt. Met marketing wordt het er ingeramd.

Als de hedendaagse cultuur van Nederland omschreven wordt als consumeren, genotzucht, koopdwang die onderhorig is aan de doordraaiende 24-uurs-economie, dan past Black Friday als Amerikaanse traditie die in de jaren 1960 uitgevonden werd goed bij Nederland.

Interessant is dat daar ook weer een reactie op komt uit het bedrijfsleven zelf. Door niet mee te doen aan Black Friday kan een bedrijf zich profileren. De Nieuws BV zegt: ‘De winkelketen Dille & Kamille doet niet mee aan Black Friday. Zij staan namelijk voor duurzaam consumeren en consuminderen. De vraag is: is het greenwashing, of past het bij het DNA van het bedrijf? En: is Black Friday niet juist de uitkomst voor aankopen voor mensen met een kleine portemonnee?

Er zijn in de geschiedenis vele Black Fridays, zoals die in 1921 toen in het Verenigd Koninkrijk mijnwerkers alleen kwam te staan in hun staking en de vervoers- en spoorwegbonden afhaakten. Uiteindelijk kwam het goed in 1925 toen de regering een subsidie verstrekte aan de mijnindustrie om het mijnwerkersloon op peil te houden. Een linkse krant noemde dat ‘Red Friday.’

Het Schotse Aberdeen werd op vrijdag 12 juli 1940 gebombardeerd door Duitse vliegtuigen. Dat wordt lokaal ‘Black Friday’ genoemd.

Op donderdag 24 oktober 1929 crashte de Amerikaanse beurs en op dinsdag 29 oktober stortten de koersen definitief in elkaar. Het begin van de depressie van de jaren 1930. De gebeurtenissen worden door Angelsaksen respectievelijk ‘Black Thursday‘ en ‘Black Tuesday‘ genoemd.

Volgens het Wikipedia-lemma Schwarzer Donnerstag spreekt men in Europa over ‘Zwarte Vrijdag’ vanwege het tijdsverschil omdat de Europese beurzen pas op vrijdag 30 oktober 1929 openden en .. instortten. Dit lemma meldt ook (vertaald): ‘Twee jaar eerder, op vrijdag 13 mei 1927, was er plotseling een forse koersdaling in de aandelenindex van het Reichsstatistical Office op de Berlijnse beurs, ook wel Black Friday genoemd. In de VS verwijst Black Friday naar de beurscrash van 24 september 1869.’

De meest bekende en wijdverspreide betekenis van Black Friday is dus historisch een financiële crisis. Daarom is het opvallend dat de naam van een beurskrach die toch als negatief ervaren wordt later in het taalgebruik is overgenomen en overruled werd door de huidige betekenis van Black Friday: kopen, kortingen en koopjes. Het geeft aan hoe flexibel, creatief, maar ook opportuun taalgebruik kan zijn.

NB: Ik heb afgelopen week bij webwinkels een overhemd, een broek en drie T-shirts besteld. Sommige met korting vanwege Black Friday.

Laten musea zich ringeloren door de VriendenLoterij Museumprijs?

Schermafbeelding van deel artikelDirecteur Scheepvaartmuseum juicht te vroeg‘ in Marketingtribune.nl, 15 november 2022.

Hoe kinderlijk en kortzichtig gedragen museummedewerkers zich als hun museum genomineerd is voor de VriendenLoterij Museumprijs? Vooral directeuren en marketeers stellen zich aan als kinderen in afwachting van hun Sinterklaascadeaus.

Dit jaar zijn het het Centraal Museum, het Scheepvaartmuseum en Stadsmuseum Harderwijk genomineerd voor de ‘VriendenLoterij Museumprijs 2022‘. Het winnende museum krijgt 100.000 euro om ‘een museumdroom te realiseren‘.

Het museum met de meeste publieksstemmen wint. Zodat musea met de grootste achterban, het grootste bereik op sociale media, de grootste afdelingen publiciteit en marketing, het grootse publiciteitsbudget en de beste uitgangspunten voor een marketingcampagne én contact met een professional marketingbureau in het voordeel zijn.

De VriendenLoterij Museumprijs draait om marketing en niet om de vraag wat het beste museum van de drie genomineerden is. Het is merkwaardig dat er geen ‘handicap‘ is om musea van verschillende grootte en budget tegen elkaar te laten ‘spelen’ zodat kleinere musea enigermate gecompenseerd worden.

De VriendenLoterij Museumprijs lijkt vooral een vehikel om bekendheid te geven aan de Vriendenloterij. Door de jaarlijkse publiciteit wordt de afhankelijkheid van musea van particulier geld benadrukt.

Het is een prikkelende gedachte om te beredeneren welke museum als eerste breekt met de Vriendenloterij en het aandurft om zich niet langer voor het karretje van de Vriendenloterij te laten spannen. Gijzelt de Vriendenloterij de musea en is het een taboe om dat publiekelijk te zeggen?

Als dat gebeurt, is dat dan een teken van volwassenheid, eergevoel of zelfrespect van (een deel van) de Nederlandse museumsector? We zullen het waarschijnlijk nooit te weten komen.

Uit het artikel op Marketingtribune.nl over het Scheepvaartmuseum en directeur Michael Huijser die een tatoeage laat zetten (of is het een transfer?) waarin hij de VriendenLoterij Museumprijs 2022 opeist blijkt dat alles om een marketingcampagne draait. Met een zogenaamde mislukte tattoo van Huijser die weer stof voor publiciteit en marketing biedt. Etc. Zo gekunsteld is het.

Schermafbeelding van deel artikelDirecteur Scheepvaartmuseum juicht te vroeg‘ in Marketingtribune.nl, 15 november 2022.

Hoeveel investeren de drie genomineerde musea met elkaar in marketing om de prijs binnen te slepen? Het is duidelijk welke sector het meeste profiteert van de VriendenLoterij Museumprijs. Dat lijkt niet de museumsector te zijn.

Qatar zal door WK Voetbal de eigen reputatie niet verbeteren

Een voetbalfan ben ik niet. Soms zie ik in gezelschap een stukje van een wedstrijd. Meer niet. Ik kijk dan ook niet uit naar het WK Voetbal in Qatar. Ik laat het graag aan me voorbijgaan. Maar ik gun liefhebbers een spannend toernooi.

Het WK Voetbal in Qatar dat op 20 november 2022 begint kent voor- en tegenstanders. Heikel punt zijn de duizenden gastarbeiders die gestorven zouden zijn bij de bouw van de stadions. Niet minder bepalend voor het slechte beeld van Qatar is de min of meer geheime samenwerking met het Taliban-regime in Afghanistan. De in Qatar gevestigde zender Al Jazeera is alleen kritisch over anderen, niet over Qatar zelf. Dat is geen evenwichtige journalistiek in een niet evenwichtig land.

Qatar probeert met een massaal media-offensief waarbij het de beste pr-bedrijven inschakelt om de westerse publieke opinie voor zich te winnen. Op de achtergrond loeren de Qatarese gasvoorraden waar Europese landen begerig naar kijken nu het afnemen van Russisch gas niet meer kan door de oorlog in Oekraïne. Daarom binden westerse regeringen in. De Nederlandse regering dreigt zelfs tegen de zin van de Tweede Kamer in om een hoge delegatie naar het WK te sturen.

Het uitgangspunt van marketing is dat het onmogelijk is om een slecht product te verkopen. Dat geldt voor Qatar. Dat is een slecht product. Maar Qatar moet niet verkocht worden, maar het WK Voetbal wel. Wat Qatar als middel voor de eigen marketing gebruikt is het doel. Zo kan het dat het WK straks een succes word dat niet positief afstraalt op Qatar. De knip tussen Qatar en WK is te groot.

De vrees dat via sportswashing van het WK Voetbal de reputatie van Qatar wordt opgekrikt lijkt ongegrond. Ook hier is de knip te groot. Alle reclames en advertenties van Qatar die zijn gericht op een westers publiek tonen onwezenlijk als een eigen parallelle werkelijkheid. Het is een te aantoonbare sprookjeswereld die weinig verbinding met de werkelijkheid vindt. Het is fantasie die zich te duidelijk laat kennen als fantasie. Daarbij komt dat een 100% positief Qatarees verhaal door een westers publiek cynisch als naïef zal worden afgedaan.

Voor het WK Voetbal kan dat gunstig uitpakken omdat zo’n voetbaltoernooi een sterk merk is van een op zichzelf staande werkelijkheid die alleen maar om het spelletje draait. Zonder verdere pretenties. Dat geldt niet voor Qatar. Daar blijft het valse beeld van belabberde marketing overheersen. Het valt te verzen voor de machthebbers van dat land dat ze overschat hebben hoe de westerse publieke opinie over hun land te beïnvloeden valt.

Qatar heeft zich met de hoop op sportswashing rijk gerekend, maar door de extra media-aandacht voor de slechte mensenrechtensituatie, de puissant rijke in zichzelf gekeerde elite, de export van en financiële steun voor islamitisch radicalisme, de corruptie rond de keuze voor dit WK en de geopolitieke band met het Taliban-regime in Afghanistan valt eerder te verwachten dat de reputatie van Qatar niet verbetert, maar verslechtert. Qatar had zich beter gedeisd gehouden door niet de aandacht op zich te vestigen.