Hoe is progressiviteit te verenigen met religieuze orthodoxie? Kauthar Bouchallikht en GroenLinks leggen niet uit waar ze echt voor staan

Schermafbeelding van deel interview ‘‘Ik moet steeds uitleggen waar ik écht voor sta’ met Kauthar Bouchallikht in NRC, 29 maart 2021.

Een interview in NRC met de titel ‘Ik moet steeds uitleggen waar ik écht voor sta’ wekt bij de lezer de verwachting na lezing te weten dat de geïnterviewde is gevraagd waar zij echt voor staat en zij daar een goed antwoord op heeft gegeven. Het gaat om het kamerlid voor GroenLinks Kauthar Bouchallikht die vandaag in de Tweede Kamer wordt geïnstalleerd. De interviewer is Mark Lievisse Adriaanse.

Maar de titel maakt het niet waar. Na lezing weet de lezer nog steeds niet waar Bouchallikht nou echt voor staat. Ja, ze zou uit een ‘conservatieve omgeving’ komen, maar is dat de hele verklaring als zij verbonden was aan de islamistische Moslimbroederschap en het nationalistisch-conservatieve islamitische Milli Görüş? Dat is heel wat anders dan een conservatieve omgeving, dat is de omgeving van de politieke islam.

Mark Lievisse Adriaanse doet zijn best, maar komt er niet echt doorheen. Zo wordt het vooral een human interest verhaal over een jonge vrouw die zoveel mogelijk haar eigen verleden wegschoffelt omdat zij daar geen raad mee weet.

Het zou wat anders zijn als Bouchallikht zou toegegeven dat ze vanuit haar familieachtergrond in de politieke islam verzeild raakte en daar achteraf afstand van neemt. Dan zou haar een nieuwe start gegund zijn omdat haar nieuwe inzichten een duidelijke breuk met haar verleden vormen. Maar dat doet ze niet. Het blijft nu hangen in algemeenheden dat ze een ontwikkeling heeft doorgemaakt. Ze valt haar verleden en haar familie niet af. Daarom wordt niet duidelijk wie de echte Kauthar Bouchallikht is. Tegelijk heeft iedereen recht op een tweede kans. Maar zij en GroenLinks maken het de radicaal-rechtse critici wel erg makkelijk door geen goede verklaring te geven. Zou blijft deze identiteitspolitiek zeuren die afleidt van de echte problemen. Dat valt haar tegenstanders, maar ook GroenLinks te verwijten.

Tegelijk is Bouchallikht verbaasd over de kritiek die ze krijgt. Maar die verbazing is verbazingwekkend. Zo zegt ze te strijden voor de gelijkheid van mannen en vrouwen, maar gaf ze bij Milli Görüş een training waar mannen en vrouwen gescheiden zaten. Daar neemt ze achteraf geen afstand van.

Ze komt met een onnavolgbaar verhaal over dwang en vrije keuze. Daarbij gaat ze voorbij aan de sociale dwang voor vrouwen om zich stilzwijgend aan te passen aan hun omgeving. Alsof die vrouwen hun kritiek in een nationalistisch-conservatieve islamitische omgeving kenbaar kunnen maken. Zo vlucht Kauthar Bouchallikht weg in vreemde verklaringen die niks met de werkelijkheid te maken hebben. Dat roept vragen op over haar vermeende wereldwijsheid.

Dat ze vrouw is, een hoofddoek draagt en feministisch zegt te zijn is niet waar het om gaat. Daar mag ze niet op aangevallen worden, maar daar kan ze zich evenmin achter verschuilen als certificaat voor haar goede bedoelingen. Men kan zich alleen maar afvragen of de kandidatencommissie van GroenLinks moeite heeft gedaan om te achterhalen wie zij echt is.

Wat Bouchallikht heeft te zoeken bij GroenLinks is een ander aspect. GroenLinks bleef ondanks kritiek achter haar kandidatuur staan. Die kritiek kwam niet alleen van buitenaf, maar ook van binnenuit. Zo zegde het voormalig TK-lid Zihni Özdil in december 2020 mede vanwege de kandidatuur van Kauthar Bouchallikht zijn lidmaatschap op de partij op. Partijprominent Meindert Fennema gaf aan bij de verkiezingen van 17 maart 2021 niet op zijn partij te stemmen vanwege Bouchallikht.

Zij zijn niet de enigen binnen GroenLinks die kritiek hebben op de hoge plaats van Bouchallikht op de kandidatenlijst die trouwens te laag was om rechtstreeks verkozen te worden. In een interview voor het seculier-progressieve Vrij Links botst Nevin Özütok, de nummer 17 op de kandidatenlijst van GroenLinks met de kandidatuur van Bouchallikht. Op de vraag ‘Hoe komt het dat een progressieve politicus die GroenLinks 100 procent zou moeten omarmen, zo laag staat?’ antwoordt Nevin Özütok: ‘Echt begrijpen doe ik de kandidatencommissie ook niet.’

NRC zou er evenwichtig aan doen om een vervolg te geven aan dit interview met Bouchallikht door critici van haar als Zihni Özdil, Meindert Fennema en Nevin Özütok hun mening over haar kamerlidmaatschap en de koers van GroenLinks te vragen. Dat kan de lezer helpen om te begrijpen wat hier nou echt speelt. Het is trouwens opvallend dat die kritiek vanuit GroenLinks op Bouchallikht in het interview niet wordt genoemd. Het blijft bij het plichtmatig noemen van kritiek vanuit de hoek van De Telegraaf, terwijl de interne kritiek vanuit GroenLinks interessanter was geweest om naar te vragen. Dat is een gemiste kans.

GroenLinks heeft een slechte campagne gevoerd en zes van de 14 zetels verloren. De partij wilde graag regeren en kreeg daardoor een vaag profiel. Kauthar Bouchallikht lijkt onderdeel te zijn geweest van de reeks inschattingsfouten die het campagneteam en de partijtop hebben gemaakt. Marketing bepaalde de inhoud. Weliswaar is zij verkozen met voorkeurstemmen, maar tegelijk lijken door haar kandidatuur de grootsteedse seculier-progressieve kiezers weggejaagd te zijn richting D66. Men zou verwachten dat GroenLinks daar uitleg over geeft.

Godsdiensten zijn minder uniek dan christelijke randdebielen en bollebozen suggereren. Het rechtvaardigt geen uitzondering voor kerkdiensten

The second drama premiere of the 63rd Dubrovnik Summer Festival, Euripides’ ancient Greek tragedy Medea directed by Tomaž Pandur and realized in | ‘Medea’s demonic aria’ on Fort Lovrjenac till 7th August | Just Dubrovnik

Het is duidelijk: de randdebielen zijn onder ons. Ze zijn van orthodox-religieuze, protestante signatuur en wonen in steden als Urk of Krimpen a/d IJssel. Ze kunnen wellicht alles van de bijbel weten en gezag hebben in eigen kring, maar hebben geen historisch besef en politiek benul. Maar ze staan niet alleen. Ze krijgen rugdekking van christelijke bollebozen.

Hoe wereldvreemd is het niet om te zeggen dat de SS vriendelijker handelde in de oorlog dan journalisten die verslag doen van de kerkgang? Terwijl heel Nederland op slot zit. Dit is rugwind voor religiecritici die kritisch zijn op religieuze instellingen en tragisch voor de meerderheid van goedwillende gelovigen die zich voorbeeldig gedragen en zien hoe deze protestante hardliners alle godsdiensten in een kwaad daglicht zetten. Deze christelijke randdebielen hebben in 48 uur meer schade aan het christendom aangericht dan vrijzinnigen en religiecritici in 48 jaar.

Zoals bij islamitisch geweld de ‘gewone’ moslims door voornamelijk rechtse segmenten van de samenleving daar op aangesproken worden (zelfs als zij of hun ouders niet eens moslim zijn maar een islamitisch land als land van herkomst hebben) zo zouden nu de ‘gewone’ christenen ter verantwoording moeten worden geroepen voor de daden en woorden van deze orthodoxe christenen.

Het is een geluk bij een ongeluk dat het orthodoxe christendom zich uitspreekt en haar ware aard toont. Want daarover bestaat onduidelijkheid. Veel Nederlanders in de grote steden denken dat deze orthodoxe christenen redelijk en niet veel anders zijn. Dat kun je vermoeden van gelovigen waarmee je nooit in aanraking komt. Dat is het misverstand. De basis voor die zelfgekozen segregatie van de orthodoxe christenen is de angst om het eigen karakter te verliezen. Daarom houden ze krampachtig aan elkaar vast en gijzelen ze in zekere zin elkaar. Op hun beurt hebben ze weer een verkeerd beeld van andersdenkenden. Dat leidt tot radicalisering in eigen kring. Dat is bij orthodoxe gelovigen van andere godsdiensten niet anders.

Het AD maakt in een artikel met als aanleiding de actualiteit van schoppende kerkgangers een rondgang langs docenten en hoogleraren theologie/ godsdienstwetenschappen waarvan er vermoedelijk in Nederland honderden zijn. Afwijkende geloofsrichtingen, gemeenschappen, stromingen en godsdiensten leiden tot afwijkende meningen over wat geloof is. Daarmee worden ook de valse tegenstellingen geïntroduceerd om het geloof te verdedigen. De bollebozen nemen het ‘genuanceerd’ op voor de randdebielen. Zo suggereren ze in hun wijsheid.

Schermafbeelding uit artikel ‘Volle kerken leiden tot onbegrip: ‘Kerkdienst is echt iets anders dan een festival’’, AD, 30 maart 2021.

Hoogleraar praktische theologie Hans Schaeffer zegt in de hierboven geplaatste schermafbeelding uit dat artikel in het AD dat ‘een kerkdienst is daarmee echt iets anders dan een voetbalwedstrijd of een festival. Eeuwenlang was het christendom in Nederland het dominante verhaal en het besef dat religie wat hogers is, vanzelfsprekend. Sinds de verlichting wordt het geloof steeds meer achter de voordeur teruggedrongen.

Dat is een valse tegenstelling. Natuurlijk is een kerkdienst iets anders dan een voetbalwedstrijd of een festival. Maar daarmee is niet gezegd dat het waardevoller is en de vrijheid van godsdienst een grondrecht is dat meer bescherming moet krijgen dan andere grondrechten. Dat suggereert Schaeffer hiermee. Het feit dat eeuwenlang een situatie heeft bestaan wil niet zeggen dat dat een juiste situatie was. De geschiedenis kent genoeg wantoestanden als kinderarbeid, slavernij of feodale verhoudingen die eeuwenlang hebben bestaan en in hun tijd vanzelfsprekend waren, maar waarvan het toch beter is dat ze niet meer bestaan.

Godsdienst is historisch ook zo’n relict uit vroeger tijden. Het christendom is een sekte van twee millennia oud. De leeftijd van het christendom is dus eerder een argument tegen voor de legitimiteit en het bestaan ervan. De ondergeschikte positie van vrouwen binnen godsdiensten is een teken van die achterhaaldheid.

Schaeffer is selectief door een kerkdienst te vergelijken met een voetbalwedstrijd of festival. Hij kan het ook vergelijken met een tentoonstelling in een openbaar museum van het werk van Mark Rothko (zoals de Rothko Chapel in Houston) of een Griekse tragedie van de grote drie tragedieschrijvers Aechylus, Sophocles en Euripides. Vooral van de eerste is duidelijk dat hij in vorm en inhoud uit dezelfde bron put van de rituelen en een mensbeeld met noodlot, zondeval en Goden als de ons nu bekende godsdiensten. Er zijn meer voorbeelden uit de kunsten, van Bach tot Marc Mulders die tegenspreken dat kerkdiensten principieel anders zijn. Dat zijn ze niet. Kunst raakt in presentaties ervan ook het diepste wensen van de mens. Daarin is religie niet uniek.

The Oresteia of Aeschylus – Leader of the Chorus

Kerkdiensten zijn op dit moment in Nederland slechts op één aspect anders. Ze genieten voorrechten die vergelijkbare theatervoorstellingen en museumprestaties niet genieten omdat ze op last van de rijksoverheid zijn stilgelegd. Dat bergt een onverklaarbare ongelijkheid in zich.

Schaeffer constateert terecht dat het geloof sinds de verlichting steeds meer achter de voordeur is teruggedrongen. Dat is er een gevolg van dat de meerderheid van de Nederlanders verklaart zich niet door een godsdienst te laten inspireren en het christendom haar dominante grip op de samenleving is kwijtgeraakt. Binnen het secularisme heeft het christendom nu dezelfde positie als andere geloven en levensovertuigingen. Ermee is het recht van de christenen niet verdwenen om zich te verenigen in kerken, maar alleen hun traditionele voorrecht waar Schaeffer nostalgisch naar terug lijkt te verlangen. De episode van de kerkdiensten tijdens de pandemie verduidelijkt dat zelfs dit voorrecht van het christelijke geloof niet definitief is verdwenen. Dat is het naijl-effect van christenen die zich in de politiek hebben verschanst en met een beroep op de voortreffelijkheid en bijzonderheid van hun geloof dat aloude voorrecht als natuurlijk opeisen.

Cancel culture in kunst. CBS: ‘Cancelled culture: Reconsidering the art of controversial artists’

Een voorspelbaar item van een groot Amerikaans network over cancel culture. Verdient het werk van kunstenaars het om te worden geannuleerd vanwege hun gedrag, positie of politieke overtuiging? Het schema is duidelijk: een voorstander (Aruna D’Souza) en tegenstander (Richard Peña) en iemand (Loretta Ross) met een tussenpositie die het laatste woord mag hebben.

De opstelling van Aruna D’Souza vermengt verschillende aspecten. Ze zegt dat bepaalde kunstenaars in musea en media veel aandacht krijgen en zelfs door die aandacht legitimiteit. Daar heeft ze gelijk in, maar dat is iets van alle tijden en heeft meer met de kunstmarkt, carrièreplanning van kunstenaars en de achterstelling van minderheidsgroepen en niet-westerse kunst te maken, dan dat het specifiek is voor cancel culture. Dus haar argumenten slaan dood. Het omgekeerde is trouwens ook waar, namelijk dat demonstranten tegen de status quo in de kunst carrière proberen te maken door zich te beroepen op cancel culture en vermeende uitsluiting van henzelf.

De associatie met Woody Allen die door de rechter nooit veroordeeld is voor kindermisbruik, maar door de media wel (ook hier weer) tekent de dubbelzinnigheid van de media die in dit debat altijd meer deelnemer dan scheidsrechter waren en daarom nu zelf legitimiteit missen. Ofwel, is een controversiële kunstenaar pas controversieel als de media dat bepalen en verslag van doen?

De benadering van CBS is voorzichtig, maar begrijpelijk omdat het gericht is op een breed publiek dat nog van weinig weet. Dit is op eieren lopen voor een redactie omdat het onderwerp zo gevoelig ligt. Verhelderend is de relativerende Loretta Ross die concludeert dat kunst en kunstenaar niet van elkaar gescheiden moeten worden, maar in een context moet worden gezet. Dus geen verbod of uitsluiting van kunstenaars. Zij zegt niet naar Griffith’s ‘The Birth of a Nation‘ of ‘Gone With the Wind’ gekeken te hebben. Daardoor kan ze zich er ook niet aan ergeren of druk over maken. Dat is een volwassen opstelling.

Komt er in de gevestigde media langzaam een tegenbeweging op gang tegen de cancel culture? Dat valt niet te verwachten, ofschoon de accentuering ervan kan verschuiven en de scherpe kantjes eraf gevijld kunnen worden. Was het in het verleden dichter Ezra Pound die ervan beschuldigd werd een verkeerde fascistische politieke overtuiging te hebben, daarna Woody Allen die botste met het puriteinse Amerikaanse klimaat en werd recent huidskleur de waterscheiding voor polemiek en vergelding (alle drie de geïnterviewden hebben een niet-witte achtergrond), straks zal vermoedelijk weer een ander criterium dat past bij de toekomstige tijdgeest als reden aangevoerd worden om kunstenaars te annuleren. Tot in het oneindige.

Christelijke korte lontjes belagen journalisten. Dit roept vragen op over normbesef én voorrechten van kerken

Een verslaggever van RTV Rijnmond wordt aangevallen door een kerkganger. Bron: RTL Nieuws, 28 maart 2021.

Sommige christenen laten vandaag hun ware aard zijn. Op de dag des Heren, zoals ze hoogmoedig zeggen. Enkelen belagen, bedreigen en vallen verslaggevers aan. Door wat zijn deze christelijke korte lontjes aangestoken?

Het gaat om uitzonderingen, maar het is veelzeggend. Is het onderhand niet de hoogste tijd om de voorrechten van kerken en ander gebedshuizen terug te draaien en die over te dragen aan de zich voorbeeldig en bescheiden gedragende musea die ondanks professionele organisatie en maatregelen vanwege COVID-19 dicht moeten blijven van de rijksoverheid?

Dit belagen van journalisten door kerkgangers zou niet-religieuze politieke partijen eens tot de vraag moeten brengen wat het normbesef is waar kerken hun voorrechten op baseren. Maken ze dat waar? Is het geen hoogmoed van kerkenraden en christenen in het algemeen dat ze claimen een streepje voor te hebben op andersdenkenden die de meerderheid van de bevolking vormen? Waarom geven niet-religieuze partijen steun aan de voorrechten van deze religieuze instellingen? Waarom laten niet-religieuze partijen zich intimideren door deze godsdiensten?

Dat normbesef van kerkgangers is vooral de claim om in tegenstelling tot andere maatschappelijke en culturele instellingen begunstigd te worden. Het is krom, krankzinnig en lafhartig dat in een seculier Nederland de politiek daar in zijn geheel in meegaat. Het is een achterhoedegevecht dat niet in deze tijd thuishoort. Waar zijn de partijen die het lef tonen om de voorrechten van kerken terug te schroeven en die van musea en andere kunstinstellingen te vergroten?

Parijse Commune. Gedachten bij de foto ‘Jeune homme assis sur les ruines d’un immeuble’ (1871)

Deze afbeelding toont verwoesting en eenzaamheid. Een jongen zit tussen de puinhopen van een gebouw. Het kan Stalingrad, 1942, Berlijn, 1945 of Aleppo, 2016 zijn. Maar het is Parijs, 1871.

Hoewel de datering van het museum die de collectie beheert die datum in twijfel trekt als het zegt dat het na 1871 is. Waarom is onduidelijk. Wellicht wordt bedoeld dat het na mei 1871 was toen de opstand van de Parijse Commune werd neergeslagen. Een teken dat het later is zijn de steigers op de achtergrond van de wederopbouw. Maar hoeveel later?

Het is een foto van Auguste Bruno Braquehais (1823 -1875) van wie het Parijse historische Musée Carnavalet foto’s uit 1871 in de collectie heeft. De letterlijke vertaling van de titel is ‘jonge man zittend op de ruïnes van een gebouw’, maar in het Nederlands zit men eerder tussen de puinhopen. Dat verschil in vertaling geeft een nuance in de kijk op de eigen rol in de wereld: op of tussen de ravage.

Het was in 1871 een verwarrende politieke situatie. In dat jaar werd delen in het noorden en oosten van Frankrijk nog door de Pruisen bezet gehouden. Frankrijk had de oorlog verloren. Dat deden de bezetters mede om hun eis voor een miljardenbetaling door Frankrijk kracht bij te zetten. Maar de bezetters lieten degenen die ze overheersten de ruimte om anderen te omsingelen.

Uiteindelijk speelden de Duitsers en Franse regering die tijdelijk in Versailles zetelde onder een hoedje tegen de opstandelingen. Krijgsgevangen Franse militairen werden door de Duitsers vrijgelaten om tegen de communards (ook Federalisten of Nationale Garde) te vechten. Dat doet denken aan het vrijgeleide die de Duitsers tijdens de Eerste Wereldoorlog aan Lenin gaven om de Russische revolutie op poten te zetten.

Maar hier was waarschijnlijk het omgekeerde het geval. Het Duitse keizerrijk en de Derde Franse Republiek vreesden voor revolutie. De communards verzetten zich tegen de bezetting van Parijs door de Duitsers. De Duitse politieke leiding zal beredeneerd hebben dat er beter zaken viel te doen over vergoeding en gebiedsafstand (Elzas en Lotharingen) met een verzwakt bewind dan met opstandelingen tegen dat bewind.

Met hulp van de bezettende Duitsers kon de Franse regering van Versailles in mei 1871 met een militaire overmacht Parijs innemen. De opstandelingen boden moedig tegenstand, maar hun bataljons hadden onvoldoende wapens en training. De vernietiging aan mensenlevens en materiële schade was groot. Communards zetten gebouwen in de fik om de opmars van de troepen van Versailles die in het oostelijke Belleville eindigde te vertragen. Maar dat mocht niet baten. Tijdens de gevechten die het karakter van een strafexpeditie kreeg werden vele gebouwen in puin geschoten.

Geeft de fotograaf commentaar met deze foto? Binnen de vrijheid die hij heeft. Is het meer dan een verslag van een gestreden strijd en in puin geschoten of afgebrande gebouwen? Het is mogelijk dat de jongen toevallig tussen de puinhopen zat toen de fotograaf langskwam, maar waarschijnlijk is dat het geënsceneerd is. Maar als het later in 1871 of zelfs na dat jaar is, waarom keert de fotograaf dan terug naar de uitwerking van een traumatische opstand? Pas in 1880 kwam er met amnestie min of meer een afsluiting van deze bloedige episode die tienduizenden communards het leven kostte.

Gouverneur Kemp tekent wet in Georgia. Republikeinse partij slaat doodlopende weg in van kiezersonderdrukking en racisme

De Republikeinse gouverneur Brian Kemp van de staat Georgia tekende gisteren een wet die twee componenten heeft. Het beperkt vooral Democratische en jongere kiezers om te stemmen en het geeft Republikeinse bestuurders de mogelijkheid om voor hen ongewenste resultaten te overrulen. De wet die kiezers onderdrukt en de Amerikaanse democratie inperkt maakt mogelijk wat de vorige president Trump probeerde, namelijk het stelen van verkiezingen. Maar dat lukte hem uiteindelijk niet. Als deze wet van kracht was geweest, dan was het Trump in Georgia echter wel gelukt.

Gouverneur Kemp kon in 2018 trouwens uitsluitend nipt winnen van de Democratische kandidate Stacey Abrams omdat hij in 2017 560.000 kiezers had uitgesloten om deel te nemen aan de verkiezingen. Dat wordt alom als ongrondwettelijk gezien, maar Kemp kwam er mee weg.

De logica van de Republikeinen is dat ze weten dat ze op een eerlijke manier geen landelijke verkiezingen kunnen winnen. Dat geven ze zelfs publiekelijk toe. De demografische ontwikkelingen wijzen namelijk de andere kant op. Democratische en Onafhankelijke keizers zijn ruim in de meerderheid. Samen met manipulaties als gerrymandering, het hertekenen van de grenzen van kiesdistricten, het oneerlijke Electoral College dat het platteland overwaardeert en Democratische territoria als DC en Puerto Rico geen plek in de Senaat geeft dient de onderdrukking van de Democratische kiezer en de mogelijkheid om op bestuurlijk niveau verkiezingsresultaten te overrulen enkel en alleen om aan de macht vast te houden die de Republikeinen welbeschouwd niet toekomt.

Daarbovenop komt de Big Lie van Trump en zijn medestanders dat de Democraten de verkiezingen gestolen zouden hebben. Maar het omgekeerde is waar. Het zijn juist de Republikeinen die de laatste verkiezingen probeerden te stelen. Dat dat mislukte was een dubbeltje op zijn kant. Veel is nog onduidelijk. Er lopen nog talloze onderzoeken naar wat er gebeurd is tussen november 2020 en 20 januari 2021 toen Biden werd geïnaugureerd. De bestorming van het Capitool op 6 januari 2021 was militair georganiseerd en de extreem-rechtse milities stonden in direct contact met medestanders van Trump, zoals Roger Stone.

Wat in Georgia gebeurt staat niet op zichzelf. In allerlei staten waar de Republikeinen het bestuurlijk voor het zeggen hebben ontspruiten nu dit soort initiatieven van kiezersonderdrukking. Dat is geen toeval en past in een patroon. De vroegere president Trump heeft nog steeds veel macht in de Republikeinse partij, zet lokale bestuurders onder druk en meet zijn steun die hij geeft af aan hun loyaliteit voor hem. Daar passen dit soort initiatieven bij. De Trumpiaanse Republikeinen hebben blijkbaar de hoop opgegeven dat ze op eigen kracht met een programma op een eerlijke manier voldoende kiezers kunnen trekken om landelijke verkiezingen te winnen. In 2020 kreeg Joe Biden meer dan 7 miljoen meer stemmen dan Donald Trump.

Men kan binnen de logica van deze Trumpiaanse Republikeinen zich alleen maar afvragen wat ze hiermee denken te kunnen bereiken. Doen ze dit uitsluitend uit angst voor Trump zonder dat ze geloven dat dit gaat werken? De publieke opinie keert zich tegen dit soort vormen van kiezersonderdrukking. Alom wordt opgemerkt dat dit ingaat tegen het idee van de Amerikaanse democratie. Het is opvallend dat de vormgeving van de wet in Georgia tegen de Republikeinen inwerkt. Veel aandacht is er voor het verbod om iemand die in de rij staat om te stemmen water te geven. Dat kan erin gezet zijn als afleiding om de meer structurele maatregelen van manipulatie op bestuurlijk niveau te verhullen, maar schaadt de Republikeinen tegelijk enorm in de beeldvorming.

Er zijn vier effecten die negatief uit kunnen pakken voor Trump en zijn kornuiten. De positie van de twee conservatieve Democratische senatoren Joe Manchin en Kyrsten Sinema die zich verzetten tegen het afschaffen van de filibuster waarmee Republikeinen wetgeving kunnen blokkeren verzwakt hiermee. Want ze kunnen de kiezersonderdrukking die de Republikeinen in allerlei staten willen uitbreiden binnen hun eigen caucus niet verdedigen. Daarmee neemt de kans toe dat de filibuster hervormd of zelfs volledig afgeschaft wordt. Dat geeft de Democraten in de Senaat de mogelijkheid om wetgeving op landelijk niveau in te voeren. Op 3 maart 2021 werd in het Huis als de ‘For the People Act of 2021’ aangenomen. Die wacht nu op behandeling in de Senaat. President Biden heeft aangegeven dat hij prioriteit geeft aan deze voting rights wetten. Er is ook nog de John Lewis Voting Rights Advancement Act die beoogt om wetsteksten die resulteren in de discriminatie van kiezers uit deze wetten te halen.

Een tweede effect van de publieke pogingen van kiezersonderdrukking en racisme van de Republikeinen is dat het de kiezers die het betreft alleen maar meer gemotiveerd worden om te gaan stemmen. De bestuurlijke manipulatie die in deze wetten zit wordt daar echter niet mee tegengegaan. In de VS hebben staten betrekkelijk veel bestuurlijk-juridische autonomie.

Het derde effect is dat er een beweging van onderop per staat op gang komt die het bedrijfsleven onder druk zet en oproept om afstand te nemen van Trump en dit soort wetten om kiezers te onderdrukken. Een gevolg kan zijn dat ze publiekelijk afstand nemen van Trump en zijn medestanders en de geldkraan dichtdraaien om deze Republikeinen nog langer te steunen.

Het vierde effect kan zijn dat het Republikeinen die hiertegen zijn een steun in de rug geeft om uit de Republikeinse partij te stappen en een derde partij op te richten. Want deze brede beweging van kiezersonderdrukking door Republikeinen op staatsniveau maakt duidelijk dat er voor gematigde of traditioneel-conservatieve Republikeinen voor de komende jaren geen toekomst binnen de Republikeinse partij is. Ze kunnen zichzelf nu niet meer voorhouden dat het tijdperk Trump voorbij is en hun partij snel gerepareerd kan worden.

De wet die gouverneur Kemp in Georgia ondertekende is de aangekondigde dood van de Republikeinse partij. Deze tactiek van de verschroeide aarde is defensief en kan tijdelijk werken, maar is op termijn onhoudbaar. Het zet door zelfbeschadiging de Republikeinen publiekelijk in de hoek van de anti-democraten die zonder compassie en respect voor de Amerikaanse grondwet uiteindelijk duidelijk maakt dat ze geen geloof in eigen kracht hebben. Daarnaast roept het tegenkrachten op bij de meerderheid van de bevolking en de Democraten die met president Biden die met zijn kennis van en netwerk in de Senaat als geen ander kent weet hoe hij dit in zijn voordeel kan ombuigen.

Levend schaakspel. Gedachten bij de foto ‘Tonkin 1921-35 – Jeux d’échecs vivants – Reines et pions’

Tonkin 1921-35 – Jeux d’échecs vivants – Reines et pions

Ik wil het begrijpen, maar begrijp het niet helemaal. Deze foto dateert uit de jaren 1920 of iets daarna en is gelokaliseerd in Tonkin. Dat is de naam van het Franse protectoraat in het Noorden van Vietnam dat sinds 1884 onderdeel uitmaakte van Frans-Indochina. Hanoi was de hoofdstad ervan.

De titel van de montage van deze drie foto’s is Jeux d’échecs vivants, vertaald is dat Levend Schaakspel. Dat was de vorige eeuw vooral populair op manifestaties. Levende personen inclusief paarden zorgden voor spektakel. Ze beeldden dan de 32 schaakstukken uit: 16 pionnen, 2 koningen, 2 dames, 4 torens, 4 lopers en 4 paarden. In Nederland liet de wereldkampioen en promoter van het schaken, de populaire Max Euwe zich nog wel eens strikken om een van de partijen in een stadion of op een stadsplein aan te voeren.

De ondertitel van de drie foto’s is: ‘Les reines et les pions’, dus ‘Dames en pionnen’. In een standaard schaakspel (‘Staunton’) is de koning het hoogste stuk. Het steekt boven de anders stukken uit. De koning is geen machtig stuk, maar wel het belangrijkste stuk waar het spel om draait. Als de koning door de tegenpartij wordt veroverd, mat wordt gezet, dan is het spel uit. De ene partij wordt wit genoemd en de andere zwart. Ze kunnen andere kleuren hebben, zoals bruin of rood. En op foto’s donker- of lichtgrijs.

Uit de foto blijkt dat de levende stukken een rond hoedje of kapje op hebben. Daarmee zijn ze te onderscheiden van het toegelopen publiek dat nieuwsgieriger lijkt naar de vermoedelijk Franse fotograaf, dan naar het levende schaakspel dat hier in voorbereiding is. Ik meen te begrijpen dat de twee vrouwen op de linkerfoto de dame moeten voorstellen. Ze hebben een mooi gewaad aan dat hun status als koningin aangeeft. De ene in een lichte en de ander in een donkere kleurnuance.

De drie vrouwen op de tweede foto kunnen dan niets anders dan pionnen zijn. Op de derde foto staan links van het midden beide dames, links slecht zichtbaar 8 witte en rechts 8 zwarte pionnen. Waar de andere stukken zijn is onduidelijk.

Uit onderstaande foto uit 1910 van een ander levend schaakspel uit dezelfde streek, maar dan aan de kust (Quảng Yên), blijkt dat alle stukken door vrouwen worden voorgesteld. Het verschil van ongeveer 20 jaar met de bovenste foto is in de details terug te vinden. De vrouwen op de trappen hebben in de hand een stok met daarop in een Chinees aandoend pictogram een aanduiding van het stuk dat ze representeren. De latere foto oogt weliswaar moderner, maar de framing is hetzelfde. Deze vrouwen zitten gevangen in de traditie. In dubbel opzicht.

Participants in a Living Chess Game at Quang Yen in the Quang Ninh province in the northeastern region of Vietnam. Date: circa 1910.

Deze spellen zijn met hun aangedikte symboliek een drama dat het voorstellingsvermogen te boven gaat. Als we al kunnen achterhalen wat wat is, dan weten nog niet waarom deze orde zo bestaat. Het woord dat hierbij opkomt is onderhorig. De dienstbaarheid van deze vrouwen in een tijdverdrijf waarvan ze vermoedelijk de spelregels niet eens kennen doet krom aan. Aan schaken wordt door de promoters ervan vaak een bredere betekenis gegeven. Zo zou het volgens een uitleg een metafoor voor het leven zijn, een spel van mogelijkheden en beperkingen. Deze twee foto’s maken dat op een onopzettelijke wijze zichtbaar.

Sionkerk op Urk houdt zich niet aan coronaregels, maar kan dat doen door de uitzonderingspositie die het van het kabinet kreeg

De gereformeerde Sionkerk in Urk is volgens een bericht in Trouw ontevreden met het overheidsbeleid inzake de bestrijding van de COVID-19 pandemie. Zo laat de kerkenraad de afstandsregels los, omdat het tegemoet wil komen aan ‘de nood en het geestelijk welzijn’ van de gemeente. Ouderling en voorlichter H. Snoek zegt daarover het volgende: ‘We willen gehoorzaam zijn aan de overheid, maar wel in samenhang met Gods geboden. We doen dit vanwege het zielenheil van de mens.

Kerken worden naar het oordeel van het kerkbestuur achtergesteld, zo zegt het bericht van Trouw. In werkelijkheid is het omgekeerde waar. Volgens de maatregelen van de Rijksoverheid geldt er voor ‘het belijden van godsdienst of levensovertuiging’ een uitzondering voor bijenkomsten in een binnenruimte van maximaal 30 personen. Om dat te legitimeren wordt er verwezen naar de vrijheid van godsdienst. Dat is merkwaardig omdat allerlei grondrechten tijdelijk zijn ingetrokken in de bestrijding van COVID-19. Daarom is het bizar dat religieuze organisaties een uitzonderingspositie in mogen nemen van het kabinet. Het is nog absurder dat kerkbesturen in die bevoordeling een achterstelling zien. Zij zijn ermee de kijk op de realiteit kwijt. Zo geldt voor culturele instellingen, zoals schouwburgen, archieven en musea de uitzondering niet. Dit zijn doorgaans professionele instellingen met een goede organisatie die veel hebben geïnvesteerd in de ontvangst van gasten. Maar toch mogen ze niet opengaan.

Opvallend is dat in de recente publiciteit over de aanpak en maatregelen de Rijksoverheid de uitzondering die voor kerken geldt niet meer expliciet noemt. Het is onduidelijk waarom dat zo is. Maar de brede kritiek op de voorrechten van kerken die mogen wat culturele of commerciële instellingen niet mogen heeft er mogelijk mee te maken. Dit voorrecht voor kerken is slecht te beredeneren. Het is niet alleen slecht te verdedigen, maar wordt er onhoudbaar en potsierlijk op als kerken in de slachtofferrol kruipen en menen dat ze achtergesteld worden.

Het kabinet Rutte III heeft deze rechtsongelijkheid en bedreiging voor de volksgezondheid over zichzelf afgeroepen. Het kan niet ingrijpen omdat het de kerken een uitzonderingspositie heeft gegeven. Daar is de fout gemaakt. De Sionkerk in Urk of andere orthodoxe kerken in de biblebelt nemen de ruimte die het kabinet hun heeft gegeven. Deze kerken treft weinig verwijt. Dat ze niet maatschappelijk handelen, het algemeen belang van de volksgezondheid niet zwaar laten wegen en vooral op zichzelf gericht zijn was vooraf te voorzien geweest.

Dat kerken en andere religieuze organisaties voorrechten genieten is een maatschappelijk onrechtvaardigheid. Onlogisch is dat religieuze organisaties als meer gelijk worden gezien dan niet-religieuze organisaties. Ze hebben voorrechten die anderen niet hebben. Dit is des te merkwaardiger omdat artikel 6 van de Grondwet over de vrijheid van godsdienst het kabinet een wettelijke grond geeft om in te grijpen: ‘De wet kan ter zake van de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en besloten plaatsen regels stellen ter bescherming van de gezondheid’. Waarom heeft het kabinet daar geen gebruik van gemaakt?

Voor de uitzonderingssituatie van religieuze organisaties in de bestrijding van de pandemie is geen rechtvaardiging te vinden. We mogen de kerkenraad van de Sionkerk in Urk dankbaar zijn dat het de absurditeit van het kabinetsbesluit om kerken een uitzonderingspositie te geven via een omweg onder de aandacht brengt. Het raakt aan een maatschappelijk probleem van een land waarvan de bevolking zich in meerderheid niet-godsdienstig verklaart, maar waar de godsdiensten nog proportioneel veel invloed hebben. Alsof het verleden nog voortkabbelt.

Complotdenker Sidney Powell meent dat redelijke mensen haar leugens niet als feit accepteren

Uit het verweer van Sidney Powell in de zaak tegen Dominion, 22 maart 2021. Met afbeelding op p. 31.

Wanneer ze op een leugen worden betrapt verdedigen complotdenkers en radicaal-rechtse politici zich doorgaans door te beweren dat het maar ironie was. Zo was het niet bedoeld en zo kon het toch in alle redelijkheid niet opgevat worden? Het weglachen van steekhoudende argumenten van opponenten wordt zo een vluchtweg om niet in debat te hoeven gaan. Ook in Nederland laten de handelaren in alternatieve feiten zich kennen als amateur-cabaretiers die handelen in scherts.

Dat lijkt om meerdere redenen een sterke strategie. Want reken maar na. Men hoeft zich niet te verdiepen in de feiten omdat de feiten er niet meer toe doen. Deskundigheid en wetenschap worden voorgesteld als bastion van de gevestigde orde dat uitsluitend zou bestaan vanwege de afscherming van het eigen belang. Het argument is dat de zuivere waarheid niet bestaat en de feiten niet op de werkelijkheid gebaseerd zijn, maar speculatief zijn. De waarneming wordt ingewisseld voor het voorgevoel van de onderbuik en het vermoeden.

Het voordeel van zo’n aanvallende houding is dat alles uit de losse pols beweerd kan worden. Iedereen zonder veel kennis en met gevoel voor drama kan zich binnen de alternatieve waarheid straffeloos en succesvol profileren als ludiek en afwijkend. Daarom proberen de laatste jaren in het kielzog van de beruchte leugenaar Donald Trump zoveel brekebenen met een mislukte of geknakte carrière een herstart te maken in de politiek of op sociale media.

Opmerkelijk is dat beeldbepalende complotdenkers van dit moment allen in deze categorie vallen: Thierry Baudet, Willem Engel, Karel van Wolferen, Arnold Karskens, Ab Gietelink en Janet Ossebaard. Ze hebben het doodlopende pad van hun oude carrière ingewisseld voor het complotdenken waarvan ze hopen dat het hun een stevig steuntje in de rug geeft. De complottheorieën over wat dan ook zijn hun opstapje naar aandacht, roem en financieel gewin. Dat gaat betrekkelijk makkelijk omdat de lat niet zozeer laag ligt, maar volledig ontbreekt.

Complotdenken is een rituele dans zonder aloude spelregels en voorschriften dat zich onttrekt aan de concurrentieslag waar het draait om talent, doorzettingsvermogen, netwerk, maatschappelijke souplesse en kennis. Complotdenken is de vakantie van het denken. De paradox is overigens dat de sector van het complotdenken nieuwe spelregels oplegt en de complotdenkers concurrenten van elkaar zijn op een nieuwe markt. Deze lijkt niet zo gesloten te zijn als bijvoorbeeld de tamelijk afgeschermde religiemarkt, maar kent toch ook eigen gedragsregels en codes.

Vooralsnog zitten de complotdenkers in een stilzwijgende afspraak niet in elkaars vaarwater omdat ze het speelterrein hebben verdeeld. Ze gaan in een niche zitten waar zich nog niemand ophoudt. De een handelt in graancirkels, zendmasten, Rusland en de Nato, de macht van de media of de politiek, de anderen in de uiteenlopende effecten van de COVID-19 pandemie, een pedofiel bloeddrinkend netwerk van machtige wereldburgers of in begrippen die losstaan van de alledaagse werkelijkheid, zoals vrijheid.

Uit het verweer van Sidney Powell in de zaak tegen Dominion, 22 maart 2021. Met de zinsnede (p.32): ‘reasonable people would not accept such statements as fact’.

In de VS waar alles groter lijkt te zijn, inclusief de gekkenhuizen, ligt de pro-Trump advocaat Sidney Powell die de voormalige president tot op het laatst bleef verdedigen in diens aanval op de Amerikaanse democratie nu onder vuur wegens haar complotdenken. Zij beweerde dat de Dominion Voting Systems pro-Trump stemmen gewijzigd zouden hebben in pro-Biden stemmen. Dat is een onbewezen stelling zonder onderbouwing die bedoeld was als middel om Trumps nederlaag met manipulatie om te buigen in een overwinning. Dat mislukte. Dominion pikte het niet. Begin januari 2021 kreeg Powell een aanklacht wegens laster aan haar broek met een schadeclaim van 1,3 miljard dollar. Dat is serieus en daar moet ze zich tegen verdedigen. Ook andere Trump-getrouwen als ‘regelaar’ Rudy Giuliani en de senatoren Ted Cruz en Josh Hawley ventten deze complottheorie over Dominion uit.

Geld is de enige degelijke manier om het complotdenken te stoppen. Want voor de bijklussende complotdenkers mogen dan de regels van de logica niet gelden, aan de regels van de economie kunnen ook zij zich niet onttrekken. Donald Trump houdt de complottheorieën over de gestolen verkiezingen uitsluitend in de lucht om zijn eigen kas te spekken. Cynisch genoeg koerst hij mede door zijn beroerde aanpak van de pandemie met zijn hotels, golfbanen en merchandising op een faillissement af. Dat er trouwens al jaren zat aan te komen, maar op de lange baan werd geschoven door zijn presidentschap dat hem extra juridische bescherming en uitstel bood. Nu komt dat als een boemerang naar hem terug.

Powells verdediging is de ultieme ironie van radicaal-rechts dat zelfs de eigen leugens niet meer serieus neemt. Dat is de uiterste vorm van post-modernisme dat zegt dat menselijke kennis grenzen kent en cultureel bepaald is. De cultuur van het complotdenken is het doodlopende pad van deze ontwikkeling die stopt aan de rand van het ravijn. Er zijn twee opties: op de eigen schreden terugkeren of de dieperik in. Toegeven is de alternatieve vorm van zelfpijniging en zelfbeschadiging die het laatste restje geloofwaardigheid weggooit, maar wel het eigen economische leven redt.

Radicaal-rechts ondermijnt uiteindelijk dus niet alleen het idee van een universele waarheid, maar ook het idee van de eigen alternatieve feiten die radicaal-rechts verspreidt. Die worden nu ook bij het oud vuil gezet. Het complotdenken geeft zichzelf de nekslag. Eigen leugens blijken niet alleen leugens, maar nu wordt volmondig toegegeven dat redelijke mensen het bedrog niet als feit zouden accepteren. Dat beroep op redelijkheid is de aangekondigde banvloek van het complotdenken. Ermee valt de bodem onder het complotdenken weg. Complotdenkers excommuniceren zichzelf.

Klassieke Amerikaanse film noir: ’The Lady from Shanghai’ (1947)

The Lady from Shanghai (1947) is het bekijken waard. De camera houdt van de hoofdrolspeelster. Deze film noir van regisseur Orson Welles is tevens een commentaar op dit genre. Hoewel de ironie nou ook weer niet zo afwijkend is als het lijkt. Shanghai speelt geen rol in de film. De film speelt na wat in het echt gebeurde: Welles aanbidt Hayworth en wil haar veroveren. Maar een femme fatale kan op vele manieren noodlottig zijn.

Hoofdrolspeelster Rita Hayworth en regisseur Welles waren getrouwd tijdens de opnamen, maar toen al stond hun later ontbonden huwelijk onder druk. De van origine Spaanse Hayworth die door studiobaas Harry Cohn werd gerestyled tot een Amerikaans icoon en wonderboy Welles waren op hun afzonderlijke manier twee atypische verschijningen in de Amerikaanse filmwereld. Ze gaven wel om glamour, maar trokken zich er tegelijk niks van aan. Tot aan hun dood hielden ze hun eigenzinnigheid vast.

Het genie Welles en de door een harde jeugd onontwikkelde en onzekere als danseres opgeleide Hayworth die tijdens de Tweede Wereldoorlog tot hét sekssymbool van de VS werd werken hier samen. Dat is al bijzonder. Het verschil tussen Arthur Miller en Marilyn Monroe was kleiner.

Het verhaal doet er weinig toe. IMDb vat het zo samen: ‘Zeeman Michael O’Hara (Welles) is gefascineerd door de prachtige mevrouw Bannister (Hayworth) en neemt deel aan een bizarre jachtcruise en komt terecht in een complex moordcomplot.’ Tja, dat verklaart weinig. De vele adjectieven zijn niet nodig om de extravagantie van het verhaal te benadrukken. Wie deze film te lang en te complex vindt kan volstaan met de scène in de cakewalk (funhouse) op het kermisterrein (na 1 uur 21’). Met spiegels, spiegelingen en spiegelbeelden die samenvallen met de identiteit van de personages. Of juist niet. De toeschouwers hebben het nakijken.

Hollywood zou Hollywood niet zijn als de producent in het publiciteitsmateriaal voor deze film het iconische beeld van een scène uit Hayworth’s succesfilm Gilda van het jaar daarvoor niet zou reproduceren. Vol verborgen betekenissen. De droomfabriek draait op z’n best door in deze genrefilm de verwachtingen van de toeschouwer een extra stukje op te rekken:

Rita Hayworth in The Lady from Shanghai (1947).