
In teksten kan het bijwoord ‘zeer’ pijn doen omdat het aantoonbaar overbodig is en lezing in de weg zit. Meestal kan het geschrapt worden zonder dat de betekenis van het gezegde verandert.
Hoe dat zit bij de toelichting van bovenstaande foto is niet duidelijk. Er wordt verwezen naar ‘een tentoonstelling van zeer moderne kunst in Berlijn‘. Wat moeten we in 1928 onder ‘zeer moderne kunst‘ verstaan?
Wat is in 1928 het verschil tussen ‘moderne‘ en ‘zeer moderne‘ kunst? Als de toevoeging ‘zeer’ gangbaar is, dan valt op als het ontbreekt en geeft dat een andere waarde aan moderne kunst die gewoontjes wordt bevonden. Is de toevoeging ‘zeer‘ een hypercorrectie van iemand die niet weet hoe moderne kunst moet worden beschreven?
Intrigerend is het om te spreken van ‘zeer moderne kunst‘. Iemand probeert door het bijwoord ‘zeer’ aan de kunst van de Tsjechische schilder Jan Zrzavý een waarde, een betekenis toe te voegen. Moet dat opgevat worden als experimenteel?
Anders lijkt onderstaande foto uit 1981 van Bohdan Holomíček van Anna Fárová en Dušan Šimánek. Wat is de grens aan de foto? Stelt de fotograaf dat bewust ter discussie? Neemt hij ons nou bij de hand of niet? Hoort de man die de trap afdaalt erbij of niet? Is zijn aanwezigheid toeval of in scène gezet? Daar moet de kijker naar gissen.
Is de overgang en vermenging van echt naar onecht niet eerder het echte ‘zeer‘ in de ‘moderne kunst‘ dan het meest experimentele in de gecanoniseerde kunstgeschiedenis? Waarbij na meer dan 40 jaar een ‘zeer modern‘ tafereel ook door de tijd achterhaald wordt.