Waarom kiest VVD in informatie voor anti-democratisch autoritair nationalisme van PVV en tegen democratie en gematigd-links?

De informatie over de informatie schiet vele kanten op. De radiostilte is oorverdovend lawaaiig. Geert Wilders zou willen breken om bij nieuwe verkiezingen een beter resultaat te behalen. Caroline van der Plas zou niet kunnen rekenen. De VVD zou op afstand van de PVV willen blijven. Pieter Omtzigt zou er nog steeds geen vertrouwen in hebben met zijn tot op het bot verdeelde fractie.

Er moet 17 miljard euro bespaard worden. Daar heeft de PVV geen zin in en BBB geen kijk op. VVD en NSC nemen het serieus en willen overzichtelijkheid in de begrotingsdiscipline. Dat staat haaks op wat PVV en BBB willen.

Het is merkwaardig waarom de VVD niet ‘over links’ wil met GroenLinks-PvdA. Van 2012 tot 2017 was het kabinet Rutte II met VVD en PvdA het langstzittende kabinet na de Tweede Wereldoorlog.

Waarom zou VVD zeven jaar later niet met GroenLinks-PvdA samen in een kabinet kunnen zitten? De leiding van de VVD heeft dat nooit toegelicht. Juist die combinatie van gematigd-rechts, gematigd-links, conservatief en progressief is een goede afspiegeling van Nederland.

Aangevuld met de conservatief-rechtse NSC en het progressief-rechtse D66 leidt tot een meerderheid van 78 zetels. Het is in de Nederlandse verhoudingen niet uitzonderlijk dat de 2de, 3de, 4de en 5de partij samen een coalitie vormen.

Alleen het radicaal-rechtse PVV is niet in een centrumkabinet van GroenLinks-PvdA, VVD, NSC en D66 vertegenwoordigd. Dat is niet alleen geen vereiste, maar een noodzakelijkheid.

De VVD onder de zwakke leiding van Dilan Yesilgöz mist inzicht waar het om gaat en wat nu de essentie is. Het heeft zich zwalkend afhankelijk van de PVV gemaakt door links uit te sluiten. Dat is strategisch dom.

VVD spiegelt zich aan oude nostalgie en vooroordelen, en mist het begrip dat het niet gaat om de strijd tussen een sociaal-liberale en een conservatief-liberale vleugel van de VVD. Het gaat evenmin tussen links en rechts. Of tussen conservatief en progressief. Het gaat om het versterken van de democratie met democratische partijen.

Het gaat om een keuze voor de democratie, rechtsstaat en grondwet. Dat staat op het spel met de PVV die dat opzij wil schuiven. Dat de VVD niet samen in een kabinet wil zitten met gematigd-links, maar wel met radicaal-rechts is het raadsel van deze informatie. Onder leiding van informateur Plasterk die in De Telegraaf meermalen te kennen heeft gegeven dat hij PvdA en D66 haat.

De blokkade van links door de VVD is vooral gestoeld op emotie en sentiment. De VVD kan over links voor de democratie kiezen of over radicaal-rechts voor het illiberale populisme van de PVV dat naar fascisme neigt. Het is gewenst dat de media dat zien en blijven benadrukken waar in de kern de keuze om gaat. Niet tussen links en rechts, maar tussen democratie en anti-democratisch autoritair nationalisme.

Slordige journalistiek van BNR. Het kan niet onderbouwen dat Nederland corrupter dan ooit is

Schermafbeelding van deel artikel Nederland is corrupter dan ooit: ‘Instituties staan onder druk’‘ van BNR, 30 januari 2024.

Soms zou je willen dat journalisten terug naar de schoolbanken gaan om basiskennis te verwerven over datgene waar ze uitspraken over doen. Of dat ze mediatraining krijgen om te weten hoe zorgvuldig ze moeten formuleren. Of als dat allemaal niet helpt ze diep onder de dekens kruipen om zich te schamen voor de uitspraken die ze doen.

Voor de uitspraak ‘Nederland blijft dalen op de corruptie-index van Transparency International. Dat betekent dat ons land corrupter is dan ooit’ is niet Bart Vollebergh, expert politieke integriteit bij Transparancy International (TI) Nederland verantwoordelijk, maar de bureauredactie van BNR.

Uit niets blijkt dat ons land corrupter is dan ook. Het heeft niet eens de schijn dat het zo is. BNR is slordig en onzorgvuldig. Het hangt alles op aan de corruptie-index van TI en hecht daar te veel belang aan. BNR rekt de betekenis van de index op en perkt die historisch onvoldoende af. BNR doet aan slordige journalistiek en stemmingmakerij.

Genoemde corruptie-index wordt sinds 1995 gepubliceerd door TI. Dus de corruptie-index doet slechts een uitspraak over de laatste 28 jaar.

Het moderne Nederland bestaat sinds 1814 toen de Verenigde Nederlanden in de grondwet werd omschreven. Dat is 209 jaar. Sinds 1814 heeft Nederland 181 jaar bestaan zonder publicatie van de corruptie-index van TI.

Als men nog verder teruggaat in de tijd van Nederland, dan stuit men op de endemische corruptie tijdens het bewind van Prins Willem III (1672-1702). Maar laten we voor de overzichtelijkheid uitgaan van 1814.

Hoe weet BNR dat de corruptie in die 181 jaar minder corrupt was dan in de laatste 28 jaar sinds 1995? Dat weet het niet en dat kan het niet weten omdat het dat niet onderzocht heeft of kan baseren op onderzoek over die periode. Hoe de corruptie van Koning Willem III of Prins Bernhard in te schatten? Daarom kan en moet BNR publiekelijk geen algemene uitspraken doen die het niet kan onderbouwen en die grenzen aan misleiding.

BNR leidt aan blikvernauwing. Tegelijk roept het de associatie op dat Bart Vollebergh de uitspraak dat Nederland corrupter is dan ooit heeft gedaan. Wat niet zo is. BNR verliest de rode lijn van de geschiedenis van Nederland uit het oog.

Het is gewenst dat BNR de uitspraak terugneemt dat Nederland corrupter is dan ooit. Dat kan het niet onderbouwen en daarom moet het zo’n uitspraak niet doen. Het beste zou zijn als de bureauredactie van BNR terug naar de schoolbanken gaat om meer te weten te komen over argumentatieleer, de geschiedenis van Nederland en de kenmerken van goede journalistiek.

Genezen in het museum: ‘De cultuurkuur: hoe kunst een krachtige genezende ervaring kan zijn’

Schermafbeelding van deel artikel ‘The culture cure: how art can be a powerful healing experience‘ van Marianne Eloise in The Guardian, 29 januari 2024.

Daar gaan we weer, museumbezoek als beleving. Deze keer niet het kunstmuseum als Efteling, maar als kliniek. Het kan zo toegevoegd worden aan de categorie mindfulness waar evenmin harde voorwaarden voor gelden. Elke claim klopt en kan niet weerlegd worden in dat domein van de bovenzinnelijkheid.

Ervaring als therapie nodigt bij kunsttherapeuten uit tot fantastische beweringen. Het is aardig om te zien hoe iemand onbedoeld de lachlust opwekt door zichzelf en gezondheid direct aan museale kunstobjecten te verbinden.

Museum als nieuw ziekenhuis, kunst als nieuwe healing, de kunsttherapeut als nieuwe geneesheer en priester. Het is tekenend dat het museum door iedereen geannexeerd wil worden. Iedereen wil iets van het museum.

De toelichting door de kunsttherapeut op de beleving is de nieuwe gezondheidsbijbel. Hoe apocrief het ook is. Profijtelijk voor de zielzorger die dat verdienmodel in de markt zet.

Wie dat hoofdschuddend of tandenknarsend aanziet, zou denken dat het de hoogste tijd is voor nieuw volgrecht. Met kunst die zogezegd geneest verdienen kunsttherapeuten hun brood, maar vangen de makers geen percentage. Dat wringt.

Wie tuigt de bureaucratie op? Het opent het zicht op een nieuwe beroepsgroep ‘ondersteuningsassistent van de kunsttherapeut’. Zo iemand noteert wie er geneest van welk kunstwerk om daar een percentage van over te maken aan de maker. Het museum profiteert door hogere bezoekcijfers.

Kunst creëert veel werkgelegenheid. In musea, klinieken en welzijnssector. Jammer dat dit slecht tot publieke opinie en politiek doordringt. Begrijpelijk, het is een kwestie van ervaring. Wie die mist, mist de kijk en het inzicht.

Voorspelbare truttigheid van klimaatactivisten om in musea soep tegen gewapend glas van schilderijen te gooien

Daar gaan we weer, het besmeuren van gewapend glas van beroemde schilderijen in musea door klimaatactivisten. Die zich opgewonden tonen na hun daad door de adrenaline die door hun keel giert. Hun 15 minuten roem. Deze keer was de Mona Lisa (La Joconda) van Leonardo da Vinci in het Louvre doelwit.

Hun pleidooi voor bescherming van het kwetsbare klimaat wordt onderstreept door kwetsbare musea aan te vallen. Die zich vervolgens genoodzaakt zien om de veiligheidsmaatregelen op te schroeven. Daar heeft niemand iets aan.

Nogmaals, klimaatactivisten, toon durf en wees creatiever. Denk slimmer en wees minder gericht op directe publiciteit die op termijn averechts werkt.

Bezet olieplatforms en benzinestations. Blokkeer de toegang tot Schiphol, een olieraffinaderij of een LNG-haven. Bezet een kantoor van Shell of het ministerie van Economische Zaken of Landbouw. Blokkeer de agro-industrie die de landbouw gevangen houdt in intensieve productie. Grijp de olie- en gasindustrie en de agro-industrie direct aan.

Kortom, klimaatactivisten richt je op harde doelen die rechtstreeks te maken hebben met de opwarming van de aarde door gebruik van industriële broeikasgassen en de intensieve veeteelt. Laat een zacht doel als een museum met rust.

Klimaatactivisten, wees niet zo voorspelbaar, eentonig, afgestompt en truttig door met kopieergedrag voor de zoveelste keer in een museum soep tegen gewapend glas van een iconisch schilderij te gooien en de bezoekers, de museummedewerkers en de publieke opinie de stuipen op het lijf te jagen.

Klimaatactivisten, wees creatief en vertoon echte durf. Kom uit je comfortzone van geklimatiseerde museumzalen en laat musea links liggen. Ga de echte, harde wereld in, grijp de fossiele industrie, de regering of de agro-industrie direct aan en toon kloten en hersenen. Doe niet zo truttig.

Gedachte bij de foto ‘Mr. Stol, 21 août 1904’

Zulimo Chiesi, ‘Mr. Stol, 21 août 1904‘. Persfoto van Agence Rol. Collectie: Bibliothèque nationale de France, département Estampes et photographie.

Van de Nederlandse baanwielrenner John Stol had ik nog nooit gehoord. Maar hij blijkt tamelijk bekend te zijn. Hij was de eerste Nederlander die een zesdaagse won, volgens Wikipedia.

Op de foto uit 1904 is Stol 19 jaar oud. Het is 21 augustus in het Parc des Princes in Parijs waar wedstrijden worden verreden. Vandaar dat het Parijse fotopersbureau Agence Rol hem op de foto zet. Stols bijnaam was De Vliegende Amsterdammer.

Kleding en fiets tonen primitief, in de zin van onontwikkeld. Oer. Dat maakt de foto bijzonder. Het is een eerste stadium van een sport die zichzelf nog moet gaan uitvinden. Dat zien we verbeeld.

Wij moeten het doen met de foto. Van een jonge sportman in wording. Die gewoon is wat hij is. Zonder aanstellerij.

Gelderland beschouwt Gelders Museum als toppunt van identiteit

Bij Limburg, Friesland of Zeeland kan ik me een provinciale identiteit voorstellen. Maar niet bij Gelderland. Betuwe, Achterhoek, Vallei, Veluwe, Arnhem, Nijmegen en Apeldoorn zijn in alle opzichten verschillende streken. Daar valt geen identiteit uit af te leiden.

In Gelderland gaan geluiden op voor een Gelders Museum in Zutphen. Provinciale bestuurders en politici lopen er warm voor. Opzet is dat het een historisch museum wordt met erfgoed als speerpunt.

Het is een ongelukkig plan dat afgeraden moet worden. Het past in de nieuwe wind van regionalisering die in de landelijke politiek klinkt. Enkele jaren terug aangewakkerd door het CDA en nu overgenomen door partijen als BBB die veel CDA in hun DNA hebben. Of de PVV die het gebruikt om zich af te zetten tegen het bestaande cultuurbeleid.

Dat pleidooi voor regionalisering is een reactie op de sterke positie van de Randstad, en dan met name Amsterdam, waar veel succesvolle musea zijn gevestigd. Bezocht door buitenlandse toeristen. En een reactie op randstedelijke kunstinstellingen die een onevenredig deel van de landelijke subsidie op zouden slurpen. 

Dat leidt tot een sentiment en gevoel van achterstelling dat een perfecte afspiegeling vindt in een plan voor een Gelders Museum. Het combineert nostalgie, streven naar eigenheid, behoudzucht, educatie en inbeelding in meerdere opzichten. Tegelijk zet het zich af tegen hedendaagse kunst die zich onttrekt aan categorisering en niet vast te pinnen valt binnen een identiteit.

Schermafbeelding van deel artikelCulmineert de lange zoektocht naar de Gelderse identiteit in een museum?’ van Marit Willemsen voor NRC, 24 januari 2024.

Het is begrijpelijk dat regionale plannenmakers op de kar van die regionalisering springen. Ze zien met een beroep op regionale identiteit mogelijkheden om met landelijke financiële ondersteuning een museum te realiseren dat tot voor kort onmogelijk leek. Ze zien zichzelf als de helden die een directe lijn vormen met het provinciale verleden. Met vlaggen, heraldiek en levende geschiedenis die continu herleeft.

Arnhem was zo’n 15 jaar geleden een optie voor de vestiging van een landelijke Nationaal Historisch Museum. Dat is ondanks en dankzij een beroep op nationalisme nooit van de grond gekomen. Die gemiste kans dient in Gelderland alsnog goedgemaakt te worden, zo lijkt het. 

Nederland kent een hoge museumdichtheid. Er zijn veel musea in Nederland. Waar het aan schort is dat de vestiging van musea niet van bovenaf wordt gecoördineerd, maar van onderop. Afstemming ontbreekt. De vraag wat voor musea Nederland nodig heeft en hoe het aanbod kan worden verbeterd wordt nooit gesteld. Laat staan beantwoord.

Recente berichten duiden erop dat de bezoekcijfers van musea na de coronapandemie weer een stijgende lijn vertonen. Dat is goed nieuws. Maar slecht nieuws is dat de kosten van de musea sneller zijn gestegen, dan de inkomsten. Onder meer door hogere energie- en loonkosten. Dat roept de vraag op of de museumsector niet op te grote voet leeft.

De museumsector lijkt meer behoefte te hebben aan verdieping dan verbreding. Door wat er al is te versterken in plaats van nieuwe initiatieven van de grond te tillen. Wat niet wil zeggen dat geen herschikking of uitruil mogelijk is. Door de kwaliteit van wat er is te versterken. Door politieke Invloed buiten de deur te houden en niet krampachtig achter modieuze politieke boodschappen aan te hollen. Linksom of rechtsom.

Bestuurders zijn dol op nieuwe initiatieven en minder enthousiast over ondersteuning van het bestaande. Dat is saai. Met plannen voor een Gelders Museum wordt de fantasie geprikkeld. Wie kan tegen groot denken zijn dat het alledaagse achter zich laat? Is dromen niet het middel om uit de werkelijkheid te treden?

Voor Gelderland zou het verstandig zijn om de belangrijkste musea in de provincie zoals het Arnhems Museum, CODA Apeldoorn, Afrika Museum Berg en Dal, Kröller Müller Museum Otterlo, Openluchtmuseum of Museum More op de een of ander manier financieel extra te ondersteunen. Indirect helpt dat er prima aan mee om de gefragmenteerde Gelderse identiteit te accentueren.

Dragact als Jezus Christus kan in de Filipijnen dodelijk zijn

Interessant item waar ik weinig van begrijp. Wat doen de zakken met kleren in de kelder en wat hebben ze met kunst te maken? Waarom neemt de hoofdpersoon geen afstand tot het katholicisme?

De Filipijnse Amadeus Fernando Pagente is katholiek, drag queen en homoseksueel. Ofwel queerness. Hij wordt met de dood bedreigd en wacht mogelijk 12 jaar gevangenis omdat hij optrad als Jezus. Door katholieken wordt dat in het overwegend katholieke Filipijnen gezien als immoreel.

Vrijheid van expressie wordt Pagente ontnomen. Zelfs op het toneel mag hij in een dragact niet in de huid van Jezus kruipen. Drama is ‘doen alsof‘. Pagente zegt niet dat hij Jezus is, hij doet alsof hij hem is.

Dat past bij satire, religiekritiek en travestie. Een Filipijnse drag queen mag zich blijkbaar niet verkleden in een prachtig gewaad, maar paus en bisschoppen mogen dat wel.

Het item van het onder controle van de Chinese regering staande SCMP lijkt bedoeld om kritiek te hebben op het katholieke geloof en het Vaticaan. De politiek van het Vaticaan zou blijven steken in goede bedoelingen, omdat het te maken heeft met de conservatieve opstelling van landen die geen duimbreed toegeven als het om de LGBTQ gemeenschap binnen de kerk gaat. De Chinese relativering dient om elke waarheid te relativeren.

Laten mensen als Pagente zich gijzelen in hun geloof? Is dat niet een combinatie van masochisme en stockholmsyndroom?

Gedachte bij de foto ‘Amsterdam, 1967’

Ralph Nykvist, Amsterdam, 1967. Collectie: Carlotta; Helsingborg.

Hoe kwam een Zweedse fotograaf in 1967 terecht in Amsterdam? Ach, toen gebeurde het in het magisch centrum. Amsterdammers wachtten netjes voor het stoplicht. Hoewel de voorste fietser ongeduldig toont. Hij kan niet wachten en heeft zich vooruit gesmokkeld. Allen kijken naar de fotograaf. Zijn aanwezigheid disciplineert ongetwijfeld.

Het ziet eruit als een gewone foto van gewone Amsterdammers. Het roept geen nostalgie op naar een verdwenen tijdperk. Ofschoon de transitie van oud naar nieuw toen in volle gang was. Op deze foto is het niet te zien, maar er was ruimte voor verandering. Die met veel hartstocht bevochten werd. Dát maakt jaloers.

Mensen fietsen naar hun werk. Nederlandser kan het niet. Een cliché dat buitenlandse fotografen in die tijd wel moesten vastleggen. Registratie van het gewone wordt vaak over het hoofd gezien. Hier niet. Het alledaagse is niet altijd pakkend. Maar achteraf mogen we blij zijn dat het is vastgelegd.

‘Spain’s El Prado museum is changing descriptions on artwork to improve inclusivity’

Het Prado Museum in Madrid verandert bijschriften bij werken op zaal om de diversiteit en gelijkheid te verbeteren. Dat is in lijn met veranderingen in het parlement.

Hoofdconservator Victor Cageao licht het toe. Hij vindt dat het Prado zich aan de tijd moet aanpassen. Dat doen musea continu. Aanpassing is onvermijdelijk.

Maar zijn argumentatie wordt er niet sterker op als hij zegt dat die aanpassing niet over politiek gaat, maar over ‘terminologie, taalkunde en respect voor iedereen’.

Daar valt wel iets op af te dingen, want het gebruik van termen en taal is politiek. Taal is nooit neutraal. Cageao had het beter anders geformuleerd. Met de intentie van het Prado is niks mis, met de toelichting wel.

Third Avenue Line met Pennebaker en Brakhage

De komende tijd ga ik me (opnieuw) verdiepen in de experimentele film. In Daybreak Express (1953) van D.A. Pennebaker komen twee van mijn liefdes samen, die voor film en jazz. In 1953 was jazz populaire muziek, Charlie Parker met Strings was populair bij het grote publiek.

Hier is het het orkest van Duke Ellington die de soundtrack vult. Pennebaker werd later bekend voor zijn film van Bob Dylan tijdens zijn Engelse toernee, Dont Look Back (1965). Kunstenaars kunnen na verloop van tijd hun steven een wending geven.

De film toont een ritje op de later verdwenen Third Avenue Line in New York City. De energie van de grote stad in het genre City Symphonies. Met de stad in de hoofdrol. Deze korte film doet denken aan The Wonder Ring van van Stan Brakhage (1955) met dezelfde Third Avenue Line als onderwerp.

Rond 1900 werden bij het begin van het ontstaan van de filmkunst logge camera’s in reisfilms of travelogues op treinen geplaatst. Dat gaf een effect van ruimte en snelheid. Er werd in de camera gemonteerd, zoals dat heet.

Het is niet verwonderlijk dat zo’n 55 jaar later twee experimentele filmers ook zoiets gingen doen. Ze hadden weinig financiële middelen én de behoefte om zich te onderscheiden van de narratieve Hollywoodfilm. Maar in meer dan 50 jaar had de ontwikkeling van de cinematografie niet stilgestaan. In een combinatie van zichtbaar en onzichtbaar pasten ze montage toe.

Pennebaker en Brakhage volgden niet het stramien van de long take waar in de jaren 1940 en 1950 de Franse filmauteur André Bazin een pleitbezorger van was. Dat leidde toen tot een richtingenstrijd in de filmjournalistiek. De long take was voor Bazin realisme.

Maar dynamiek moet gecreëerd worden. Fictie is verbeelding en meer dan registratie. Realisme in film is betrekkelijk. Wat telt is of de wereld in de film geloofwaardig is. Ingewikkelder moeten we het niet maken.