
Wat is ‘christelijke politiek’? Is dat in Nederland de politiek van het CDA, CU of SGP? Of van Civitas Christiana (voor de overwinning van de christelijke tradities, het gezin en de vrijheid van Nederland en tegen het oprukkende multiculturalisme). Of in de VS de evangelicals die Trump steunen en kenmerken van een sekte vertonen?
Columnist Ad de Bruijne houdt in zijn column ‘ChristenUnie, trek nu de stekker uit het kabinet – dat past bij christelijke politiek‘ van 8 mei 2023 in het orthodox-protestantse Nederlands Dagblad een pleidooi voor christelijke politiek zonder duidelijk te maken wat hij daar onder verstaat.
De Bruijne vraagt zich af wat bij de aard van christelijke politiek past. Dat is onduidelijk als niet duidelijk is wat christelijke politiek is. Hij geeft wel aan dat de positie van de christelijke politiek veranderd is door de ontkerstening: ‘Na de vorming van de ChristenUnie verschoof de visie op christelijke politiek. Men accepteerde de postchristelijke context als gegeven en probeerde daarbinnen zo veel mogelijk goed te doen.’
Wat hij met ‘postchristelijke context‘ bedoelt is niet alleen onduidelijk, maar ook verwarrend. Nederland is geen postchristelijke samenleving, maar een secularistisch land waar het christendom maatschappelijk, sociaal, cultureel en ook politiek nog steeds een belangrijke rol heeft. In de zin dat de politieke filosofie van het secularisme leidend is en het christendom daar een volwaardige plaats in heeft. Van de twee partijen in het kabinet Rutte-Kaag zijn er twee christelijk.
Als De Bruijne met ‘postchristelijke context‘ bedoelt dat christenen in samenleving en politiek niet meer de belangrijkste macht vormen en het niet meer voor het zeggen hebben (‘we rule this country‘), dan heeft hij gelijk. Maar nogmaals, dat maakt Nederland nog geen postchristelijke samenleving.
Hij knoopt zijn betoog vast aan de positie van de CU in het kabinet Rutte-Kaag. De Bruijne meent dat de CU de stekker uit het kabinet moet trekken. Dat is nogal wat. Welke argumenten voert hij aan voor zo’n stap?
De Bruijne verwijst naar de lutherse theoloog Bonhoeffer die hij parafraseert: ‘Wil je in gegeven omstandigheden goed doen, dan moet je in de modder staan en vuile handen maken.‘ Dat geldt niet specifiek voor het CU of christelijke politiek, maar ook voor niet-christelijke partijen die compromissen sluiten in het kabinet. Vuile handen maken is het kenmerk van de Nederlandse coalitievorming. Alle partijen in een coalitie maken vuile handen. Daar is de ChristenUnie niet uniek in.
De Bruijne zegt dat hem ‘toenemende onvrede‘ bekruipt. Want volgens hem slikt de ChristenUnie ‘steeds weer wat eigenlijk onverteerbaar is‘. Deze partij zit getalsmatig n een ondergeschikte positie met 5 zetels in de Tweede Kamer, met 34 voor de VVD, 24 voor D66 en 14 voor het CDA. Dus het is logisch om te veronderstellen dat de ChristenUnie veel moet slikken.
Het wordt er raadselachtig op als De Bruijne voorbeelden geeft van in zijn ogen onverteerbare politiek naast de grote items als de Toeslagenaffaire, Groningen, marktwerking in zorg en onderwijs, en het asielbeleid: ‘Farizees blamen van boeren? Voltooid-leven-gedram? Doctrinaire gendercorrectheid?‘.
De Bruijne laat zich kennen door zijn christelijke normen zo door te laten klinken in zijn ongenoegen over het beleid van het kabinet. Zijn taalgebruik liegt er niet om: ‘farizees blamen van boeren‘, ‘Voltooid-leven-gedram‘ of ‘doctrinair genderbeleid‘. Dat is zijn perspectief dat niet past bij het maken van vuile handen. Dat De Bruijne noemt het klimaatbeleid niet.
Het kenmerk van christelijke politiek is dat het in de politiek arena noodgedwongen moet schakelen van het evangelie naar het praktische overleg met andersdenkenden. Alleen zo komt zo’n overleg tot stand.
In de volgende alinea werkt De Bruijne zijn christelijk moralisme uit met als apotheose de volgende uitspraak: ‘Soms moet je de samenleving overlaten aan kwaad waarvoor zij zelf koos.‘
Dat klinkt hovaardig. De ander is het kwaad. De Bruijne gaat opnieuw kort door de bocht als hij concludeert dat christenen niet het kwaad vormen, maar niet-christenen wel. Dat is een bizarre redenering die niets met de realiteit van Nederland te maken heeft. De politiek is jarenlang gedomineerd door christelijke partijen als KVP, ARP en later CDA. Deze christelijke partijen hebben in belangrijke mate de samenleving vorm gegeven. Inclusief het kwaad,
De Bruijne besluit met een verwijzing naar ‘aardse politiek‘. Wat is dat, bestaat er in zijn denkwereld ook niet-aardse politiek? Is dat politiek die rechtstreeks door hogere machten wordt geleid? Maar hoe werkt dat dan in de praktijk? Zelfs de theocratie die de SGP voorstaat is aardse politiek waarin weliswaar het woord Gods leidend is, maar de praktische politiek in de handen van mensen ligt. Aardser kan het niet zijn.
De Bruijne preekt voor eigen parochie. Zijn betoog is voor niet-reguliere lezers van het Nederlands Dagblad die niet automatisch meegaan in het christelijke jargon, gedachtengoed en vooroordelen slecht te volgen omdat er zoveel gaten en bizarre wendingen in zitten.
Het is een optie dat de ChristenUnie de stekker uit het kabinet trekt. Zoals D66, CDA en VVD ook hun pijn- en breekpunten hebben. Waarom De Bruijne er christelijk gegoochel bijhaalt om dat uit te leggen is ongelukkig, onhandig en vooral onnodig. Het is net of hij niet anders kan dan wegglijden in dat jargon uit eigen kring met eigen waarheden. Hij kijkt door zijn gesloten wereldbeeld niet verder.