Chaos in museumwinkel Van Gogh Museum door samenwerking met Pokémon Company

Schermafbeelding van deel artikelChaos in Van Gogh Museum vanwege Pokémonkaarten‘ van de NOS, 29 september 2023.

Het wordt steeds gekker in Nederland museumland. Velen vragen zich af na de chaos in de winkel van het Van Gogh Museum of de directie van het Van Gogh Museum gek is geworden door samen te werken met de Pokémon Company.

De vraag hoe het zover is gekomen valt lastig te begrijpen. Des te meer omdat er in 2020-21 een machtsconflict was in de top van het museum. Tussen directeur Emilie Gordenker en de commerciële dochter Van Gogh Museum Enterprises (VGME) met directeur Ricardo van Dam. Gordenker won die slag. Via een rechtszaak. Ze won de strijd om de commercie in te perken.

In het commentaarMachtsconflict in top van het Van Gogh Museum komt in openbaarheid. Directeur Gordenker heeft machtsstrijd van commerciële poot gewonnen‘ van juni 2021 schreef ik het volgende: ‘Schaamteloze commercie zoals het Van Gogh Museum die bedreef zou voor geen enkel serieus kunstmuseum een aannemelijke optie moeten zijn. Maar niet alle museumdirecteuren doorzien dat. Ze laten zich verblinden door het geld dat zo’n commerciële afdeling binnenharkt. Maar daarmee verkoopt een museum zijn ziel.

En nu de samenwerking van het Van Gogh Museum met de Pokémon Company. Het valt uit het vorige conflict met VGME en Ricardo van Dam niet verklaren. Haalt directeur Gordenker alsnog bakzeil, gedwongen door de commerciële afdeling van het museum?

Een verklaring voor toch nog de omschakeling richting commercie van het Van Gogh Museum kan zijn dat vele grote en middelgrote Nederlandse musea relatief veel medewerkers marketing en publiciteit in dienst hebben. Te veel.

Museum beconcurreren elkaar. Die medewerkers moeten productief zijn en resultaat leveren. Aangejaagd door een hoofd die dat coördineert en belang heeft bij meer publiciteit en marketing. Dan krijg je een dynamiek in een museum die niet meer te beteugelen valt. Dat is een zichzelf vervullende voorspelling.

Verkoopt het Van Gogh Museum opnieuw zijn ziel door de samenwerking met de Pokémon Company? Die vraag is niet makkelijk te beantwoorden. Gezien het conflict met VGME in 2020-21 is het opvallend dat directeur Gordenker deze plat-commerciële afslag neemt. Of toestaat.

De samenwerking met de Pokémon Company wordt in de publiciteit door het museum anders gepresenteerd. Het zou gaan om het binnenhalen van een nieuwe doelgroep. Dat was op 28 september 2023 goed te merken in de museumwinkel. De vraag die deze episode oproept is wat het Van Gogh Museum er publicitair mee is opgeschoten. Publiciteit kan ook negatief uitpakken.

Louis Couperus Museum presenteert Couperus in tentoonstelling als non-binair, terwijl het daar geen onderbouwing voor heeft. Hoe ethisch is dat?

Schermafbeelding van deel artikelWas Louis Couperus non-binair? Museum opent ‘gedurfdste tentoonstelling ooit’ van Sander Becker in Trouw, 27 januari 2023.

Was Louis Couperus non-binair? Het Louis Couperus Museum stelt die vraag centraal in de tentoonstellingLouis Couperus & Gender‘ die volgens Trouwmet regenboogkleuren is overgoten’. Identiteit staat centraal. 

In de toelichting bij de tentoonstelling zegt het museum: ‘Het gaat uiteindelijk om het vinden van je innerlijke regenboog. Leef niet het leven van een ander. Leef je eigen leven en laat je niet in een hokje stoppen. Zoo ik ièts ben… ben ik mezelf.

Schermafbeelding van bericht53. LOUIS COUPERUS, NON-BINAIR AVANT LA LETTRE?‘ van het Louis Couperus Museum.

Het vinden van je innerlijke regenboog, wat moeten we ons daar bij voorstellen? Het Louis Couperus Museum spreekt zichzelf tegen als het terecht opmerkt dat mensen zich niet in een hokje moeten laten stoppen, maar doet vervolgens precies dat door Couperus non-binair te noemen. Want daarmee stopt het Couperus in een hokje.

Het Museum zegt: ‘Met de ogen van nu zou je Couperus non-binair kunnen noemen, een beetje man, een beetje vrouw.’ Het museum maakt er een modeverschijnsel van om iemand non-binair te noemen. Een beetje van dit en een beetje van dat.

Het stellen van dat soort vragen over iemands identiteit is vrijblijvend. Het is vrij schieten op iconen uit het verleden. Je kunt ze vragenderwijze alles aanwrijven, zo lijkt het. Het Louis Couperus Museum gaat daar vanwege marketing overwegingen ver in. Men zou kunnen zeggen: te ver.

In de VS bestaat voor psychiaters de Goldwater rule. Dat is een ethische beroepscode die oproept tot terughoudendheid in uitspraken over dode of levende personen die men als psychiater niet heeft onderzocht. Deze regel geeft aan dat men moet oppassen met het geven van een interpretatie over personen.

De kern van de Goldwater rule is (vertaald): ‘Soms wordt psychiaters gevraagd naar hun mening over een persoon die in het licht van de publieke aandacht staat of die informatie over zichzelf heeft vrijgegeven via openbare media. In dergelijke omstandigheden kan een psychiater zijn of haar expertise over psychiatrische kwesties in het algemeen met het publiek delen. Het is echter onethisch voor een psychiater om een ​​professionele mening te geven, tenzij hij of zij een onderzoek heeft uitgevoerd en daarvoor de juiste toestemming heeft gekregen.’

Het Louis Couperus Museum is geen psychiater die aan een ethische beroepscode van psychiaters is gebonden, maar wel aan de ethische code van de ICOM waar geregistreerde musea zich aan te houden hebben.

Paragraaf 4.2 (Uitleg bij het tentoongestelde) van die code zegt: ‘Een museum draagt er zorg voor dat de informatie die het bij permanente presentaties en tentoonstellingen verschaft, goed gefundeerd en accuraat is. De informatie geeft een goed beeld van de gerepresenteerde groepen of godsdienstige opvattingen en benadert deze met respect.’

De informatie die het Louis Couperus Museum over de identiteit van Louis Couperus verschaft is niet goed gefundeerd en niet accuraat. Het Louis Couperus Museum zegt er zelf geen idee van te hebben of Couperus werkelijk non-binair was. Hoe ethisch en professioneel is het dan om in de publiciteit en in de tentoonstelling die vraag centraal te stellen als men er geen onderbouwing voor heeft?

Door Louis Couperus te framen als non-binair hopen de makers een ander publiek te trekken. Hier komt de aap uit de mouw voor het opereren van het museum. Het gaat om het trekken van publiek. Directeur Josephine van de Mortel zegt tegen Trouw: ‘Ik denk ook aan kinderen. Die zijn al heel vroeg met gender bezig. Misschien moeten we ook een keer het Jeugdjournaal uitnodigen.’ 

Het Louis Couperus Museum maakt Louis Couperus tot een halfproduct voor een maatschappelijk debat en eigen publiciteit. Couperus is de Sjaak. Terwijl men juist van het Louis Couperus Museum mag verwachten dat het Louis Couperus centraal stelt.

Van de Mortel: ‘Het non-binaire aspect is dan een handig bruggetje. Daar komt bij dat Couperus zich nooit openlijk over zijn geaardheid heeft uitgelaten. We weten dus niet zeker wat hij was. Daarom wilden we hem niet in het homoseksuele hokje stoppen. Zo zijn we uitgekomen bij non-binair: een beetje man, een beetje vrouw.

Van de Mortel redeneert zo: Omdat het niet zeker is of Couperus homoseksueel was, noemen we hem non-binair. Wat we evenmin zeker weten. We weten niet of Couperus homoseksueel was of non-binair en noemen hem daarom non-binair.

Het museum vervangt de ene door de andere onzekerheid over de identiteit en gender van Louis Couperus die het vervolgens met tromgeroffel als zekerheid presenteert. Terwijl biografen juist meer onderbouwing geven voor Couperus als homoseksueel dan als non-binair persoon.

Dat laatste ontspruit aan de fantasie en de scoringsdrift van het Louis Couperus Museum. Deze benadering van het Louis Couperus Museum is de ethische code van musea onwaardig.

Geschil tussen paters en het NMvW over Afrika Museum komt naar buiten. In de publiciteitsslag heeft het NMvW kortere lijnen naar politiek en media

Schermafbeelding van deel artikel ‘Sluiting dreigt voor Afrika Museum‘ van 9 april 2022 in De Gelderlander (achter betaalmuur).

De Gelderlander pakte afgelopen zaterdag 9 april 2022 uit met een artikel over de problemen bij het Afrika Museum in Berg en Dal. De journalisten spreken zelfs over een vechtscheiding tussen de eigenaren van gebouw en collectie, de paters en broeders van de Congregatie van de Heilige Geest en de huidige beheerder, het Nationaal Museum voor Wereldculturen (NMvW).

De paters hebben de huurovereenkomst met het NMvW opgezegd zodat het Afrika Museum per 1 januari 2025 uit dat samenwerkingsverband van drie musea stapt. Dat is een fikse financiële en publicitaire aderlating voor het NMvW. Het krijgt jaarlijks meer dan 10 miljoen euro overheidssubsidie die mede is berekend op basis van de deelname van het Afrika Museum. Dat valt na 2025 weg zodat de overhead die op het Afrika museum wordt verhaald ook wegvalt. Reden voor de scheiding is dat de paters het niet eens waren met de inhoudelijke koers van het Afrika Museum.

Maar op hun beurt dreigen de paters ook in financiële problemen te komen. Want het ministerie van OCW zou het nieuwe Afrika Museum geen subsidie mee willen geven. Als het door het ministerie al aanvaard wordt als serieuze gesprekspartner. Dat kan ook anders dan via de culturele basisinfrastructuur, de BIS.

Hierover schreef ik op 2 maart 2022 in een commentaar: ‘Zo goed heeft het NMvW het Afrika Museum afgelopen jaren niet beheerd. Wellicht wel in de papieren werkelijkheid die het NMvW het ministerie van OCW voorspiegelt, maar niet in de museale werkelijkheid. Het is de beurt aan Berg en Dalse, Nijmeegse en Gelderse raadsleden en bestuurders om hier bij het ministerie vragen over te stellen.’

Een en ander wijst op een slecht huwelijk tussen beide partners. Dat de onmin nu publiekelijk naar buiten komt is een verder teken van de slechte verhouding. Publicitair zijn de paters kansloos tegen het randstedelijke NMvW dat dicht zit op de macht van Raad voor Cultuur, ministerie van OCW, Haagse politiek en randstedelijke media.

Te vrezen valt dat landelijke media de komende tijd deze kwestie te eenzijdig zullen benadrukken en het een pro-NMvW perspectief geven dat het management van het NMvW in hun oor fluistert. Journalisten die breed inzetbaar en niet specialistisch zijn dreigen te vallen voor de mooie verhalen van het NMvW over Black Lives Matter, zwarte piet en slavernij die in de kern niets met dit geschil te maken hebben. Laat staan dat het direct te verbinden valt met de geschiedenis van de collectie.

Door afleiding wint het NMvW naar verwachting de slag om de publiciteit en weet het de populistische koers en het eigen gebrek aan museaal professionalisme weg te poetsen door dit te verbergen achter een façade van mooie woorden over wereldburgerschap en kolonisatie.

Katholieke paters hebben in Nederland de mentale wind tegen en worden weggezet in de hoek van ouderwets en selectief. Dat is niet altijd terecht. Hun lijnen naar de politiek zijn sinds de ontkerkelijking sterk afgeslankt. Pikant is dat Afrikaanse politieke activisten juist het NMvW van hetzelfde beschuldigen waar het NMvW de Congregatie van beschuldigt. Namelijk ouderwets en selectief te zijn. Als dat in de media genoemd zou worden, dan zal dat de beschuldigingen van het NMvW tegen de paters neutraliseren. Dit aspect ontbreekt in het artikel van De Gelderlander.

Wie rekent op een eerlijk verhaal over deze kwestie van journalisten die zich inlezen en de details niet kennen leeft in een fantasie. De ongelijke machtsverhouding tussen de paters en het NMvW dat bovenmatig inzet op marketing en publiciteit en daarvoor ruimschoots budget en medewerkers heeft zorgt ervoor dat de paters geen eerlijke kans hebben om hun zaak in de publiciteit en politiek te bepleiten.

Tekenend voor de machtsongelijkheid tussen paters en NMVW is het feit dat oud-directeur Irene Hübner van het Afrika Museum door het NMvW wordt verboden om met de paters mee te denken over een doorstart. Dat zou volgens het NMvW uit haar overeenkomt blijken die ze bij haar vertrek in 2014 tekende.

Zo’n verbod is buiten proportie. Het lijkt er sterk op dat het NMvW iets wil verhullen dat te maken heeft met de beheersovereenkomst uit 2014. Een passage uit het artikel van De Gelderlander doet vermoeden dat dit gaat over de collectie die volgens het NMvW niet en volgens de Congregatie wel buiten de beheersovereenkomst valt:

Passage over het spreekverbod van Irene Hübner door het NMVW in het artikel ‘Sluiting dreigt voor Afrika Museum‘ van 9 april 2022 in De Gelderlander (achter betaalmuur).

Dat machtsspel van het NMvW is tekenend. Het ziet het Afrika Museum van de Congregatie niet als partner of rivaal, maar als een concurrent die uitgeschakeld moet worden. Hiermee kiest het NMvW een offensieve houding die niet past binnen de collegiale Nederlandse museumsector. Dat zou zowel de media als het ministerie van OCW tot nadenken moeten stemmen.

De vraag die gesteld moet worden om tot begrip van dit geschil tussen musea te komen is niet zozeer wat de Congregatie is, maar wat het NMvW is.

Zie voor verder lezen over deze kwestie:

commentaar OCW wil geen aandacht voor eigen rol bij Afrika Museum en NMVW van 14 april 2022

commentaar Nogmaals het Afrika Museum en het disfunctioneren van het NMvW van 18 maart 2022

commentaar Afrika Museum stapt per januari 2025 uit het NMvW en zou geen rijkssubsidie meer ontvangen. Hoe logisch is dat? van 2 maart 2022

persbericht van de Congregatie van 1 maart 2022

commentaar Akwasi is zo vaag, politiek en algemeen in zijn kritiek op het Afrika Museum (NMVW), dat hij feitelijk aan het falen ervan niet toekomt van 25 oktober 2020

commentaar Bobiso Media Monde antiracisme activisten stelen Congolees grafbeeld uit Afrika Museum. En worden buiten gearresteerd van 11 september 2020

commentaar Afrika Museum staakt marketingcampagne na kritiek. Het toont de beperkte houdbaarheid van het management van het NMVW van 30 juli 2020

Foto’s van een bezoek van Oekraïense scholieren aan een museum in Dresden (1965)

Erich Höhne en Erich Pohl, ‘Ukrainische Schüler mit dem Jugendklub Kupferstichkabinett in der Gemäldegalerie Alte Meister‘. Dresden, 1965. Collectie: Deutsche Fotothek.

Zonder dat men weet wat dit precies is zijn er aanwijzingen om deze foto’s te duiden. Ze zijn uit een reeks van 81. Het schilderijenkabinet Oude Meesters staat in the picture.

Het gaat om een museum in Dresden in 1965. Dus in de toenmalige DDR. Een groep Oekraïense scholieren is op bezoek en wordt rondgeleid. Als dat het gepaste woord is om hun rondgang te omschrijven. Duitse leeftijdsgenoten van een jeugdclub van het prentenkabinet van het museum zijn ook aanwezig. Maar de jongere generaties hebben niks te vertellen en dienen zo te zien als zetstuk. Als achtergrond. Het bezoek toont meer dan prenten alleen.

Erich Höhne en Erich Pohl, ‘Ukrainische Schüler mit dem Jugendklub Kupferstichkabinett in der Gemäldegalerie Alte Meister‘. Dresden, 1965. Collectie: Deutsche Fotothek.

De sfeer van een geleid bezoek schemert door de fotoreeks heen. Iedereen zit gevangen in de eigen rol. De Oekraïense scholieren worden als vee door het museum geleid. De Duitse museummensen geven naar wat men mag aannemen een ideologisch correcte uitleg bij de kunstwerken. Onder toezicht van de Duitse beambten van de communistische partij. Er lopen zelfs twee Russische militairen rond.

Het bezoek is een mediaspektakel dat draait om propaganda. Het is een middel om de hechte band tussen de communistische broedervolkeren te benadrukken. Dat gaat echter op zo’n zichtbaar gedwongen wijze dat het averechts werkt. Of misschien werkte dat in 1965 goed in een gesloten samenleving. Maar ook toen al waren de verveling en saaiheid ervan af te lezen.

Hoe dan ook, het toont van bovenaf geënsceneerd. Militaristisch. Bloedserieus. Hiërarchisch. Generatieconflict. Kondigt zich hier in 1965 al het einde van de val van het ijzeren gordijn in 1990 aan? Het zou kunnen, deze dwang toont verre van duurzaam.

Erich Höhne en Erich Pohl, ‘Ukrainische Schüler mit dem Jugendklub Kupferstichkabinett in der Gemäldegalerie Alte Meister‘. Dresden, 1965. Collectie: Deutsche Fotothek.

Afgang van het Kremlin op slagveld en in propaganda. Het kan het in de beeldvorming niet meer corrigeren

Tweet van de Russische Ambassade in het Verenigd Koninkrijk en reactie, 9 maart 2022.

Het is verbazingwekkend hoe de Russische Federatie de afgelopen twee weken van haar voetstuk is gevallen. De Russische staatspropaganda werd in het Westen sinds de inmenging van de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016, toen het Trump op het schild hielp hijsen, gevreesd als snugger, scherpzinnig en schrander (savvy en shrewd).

Sinds de invasie van Oekraïne en de reactie van Oekraïne is dat beeld totaal gekanteld. De Russische propaganda krijgt in het Westen geen poot meer aan de grond. Behalve bij wat beroepspolitici als Thierry Baudet en zijn FvD die gevangen zitten in hun eigen frame van radicalisering, verbittering en een gevoel van miskenning.

Het Kremlin loopt aantoonbaar achter de feiten aan zoals de tweets bij dit commentaar verduidelijken. Ze excelleren in onbenulligheid en houden niet meer de schijn op dat de Russische militaire en politieke leiding meester is over de eigen situatie. Dat is een verbazingwekkende verandering in twee weken tijd. Vraag is of Poetin slechte of goede kaarten had, maar vaststaat dat hij ze slecht heeft uitgespeeld. Als een amateur-strateeg die de eigen daden niet begrijpt.

Tweet van de President van de Russische Federatie en reactie, 10 maart 2022.

Niet alleen in de op het Westen gerichte propaganda heeft het Kremlin gefaald, maar ook in de strijd zelf. Hoe is het mogelijk dat de veel sterkere Russische krijgsmacht zo heeft gefaald in Oekraïne? Het Russische leger komt over als ouderwets en tactisch onbeholpen. De onderdelen infanterie, tanks en luchtmacht opereren verre van geïntegreerd. In de eigen propaganda kan het Kremlin dat beeld in het Westen niet bijbuigen.

Werkt hier het beginsel van de autoritaire leider die geen tegenspraak duldt, daarom naar de mond wordt gepraat en geen betrouwbare informatie krijgt om zijn beleid op af te stemmen? De amateur-strategen Hitler en Stalin die meer goed dan kwaad deden in de oorlogsvoering gingen Poetin voor. Een bericht van Meduza verklaart hoe slechte informatie van de buitenlandse inlichtingendienst FSB Poetin en de Russische legerleiding op het verkeerde been zette. In chaos en totale verwarring.

Tweet van de Russische Ambassade in Nederland en reactie, 11 maart 2022.

Het is aardig om de Russische ambassades die er in de publiciteit weinig van bakken op sociale media van repliek te dienen. Iedereen kan dat doen in de slag om de publiciteit. De Russische propaganda kan een slecht product van een illegale invasie in Oekraïne niet meer verkopen als goed. De worsteling waarmee Russische ambassades derderangs argumenten proberen op te pimpen tot iets geloofwaardig is niet zozeer tragisch, maar vooral een teken van ouderwets, archaïsch denken dat denkt dat oude gewoonten nog steeds renderen. Maar dat uitgangspunt klopt niet meer.

Onder- en bovenwereld ontmoeten elkaar in kunst: Chanel steunt The Underground Museum

Het Chanel Culture Fund gaat partnerschappen aan met vijf musea. Dat zijn Los Angeles’ The Underground MuseumCentre Pompidou in Parijs, London’s National Portrait GalleryGES-2 in Moskou en de Power Station of Art in Shanghai.

Er worden mooie woorden aan gewijd door Chanel en door de musea die financiële steun ontvangen van dit Franse bedrijf dat kleding en accessoires maakt. Chanel produceert zowel haute couture als prêt-à-porter, alsook cosmetica, parfum, sieraden en horloges. Een voorbeeld van dat laatste zijn de volgende horloges uit de Mademoiselle Privé collectie: 

Horloges uit de collectie Mademoiselle Privé van Chanel.

Het is moeilijk om niet cynisch te zijn over een bedrijf voor luxeproducten dat met geld strooit om via culture instellingen positieve publiciteit te genereren. Het is onderdeel van een marketingcampagne die bedoeld is om zowel de naamsbekendheid van Chanel te vergroten als de maatschappelijkheid ervan in de markt te zetten. Niet dat vele consumenten dat laatste zullen geloven, zoals ook niemand gelooft dat Albert Heijn of Shell serieus aan duurzaamheid doen die verder gaat dan marketing, maar het geeft de klanten die dit tegen beter weten in willen geloven een handvat om het te geloven en met een goed gevoel klant van zo’n bedrijf te zijn.

Zo zit de wereld in elkaar. Met geld kan aanzien worden gekocht. Hoe onoprecht de opzet ervan ook is. Daar hoeven we niet van op te kijken.

Iets anders is hoe oprecht de ontvangende partij is. Het weet dat het geld krijgt ter waarde van enkele dure Chanel-horloges en moet daarvoor als tegenprestatie Chanel loven als een maatschappelijk en (let op buzzword: innovatief) bedrijf dat de kunsten steunt. Dan kan Chanel weer een artikel in Vogue plaatsen dat als kop heeft dat ‘Hoe Chanel de musea van morgen helpt smeden’. Inclusief notabene de National Portrait Gallery die al sinds 1856 bestaat. Hoe komt in hemelsnaam zo’n kop tot stand?

Culturele instellingen leggen de lat doorgaans niet zo hoog in het ontvangen van geld van sponsors. Waar ze immers altijd om verlegen zitten. Ze sluiten wapenfabrikanten, pornoboeren en vervuilende bedrijven uit. Maar dat is het wel. In Nederland aanvaarden musea zonder enige schroom of zonder het aan derden uit te kunnen leggen het moreel verwerpelijke, besmette geld van het cultuurfonds Ammodo dat is gevormd door de diefstal van de pensioenpremies van havenarbeiders in Rotterdam en Amsterdam.

Op die basis van uitwisseling van geld voor positieve publiciteit ontstaat de verbinding tussen Chanel en een lokaal museum in Los Angeles dat zich het Underground Museum noemt. De boven- en onderwereld ontmoeten elkaar in de kunst. Ze hopen daar allebei van te profiteren. Op een cynische manier klopt wat Keven Davis het Underground Museum als bron van inspiratie meegeeft: ‘Accepteer nooit middelmatigheid’. Daarom accepteert het Underground Museum geld van Chanel uit de verkoop van luxeproducten. Want die kun je niet middelmatig noemen.

Schermafbeelding van deel van ‘Our Story‘ van The Underground Museum in Los Angeles,

Missiemuseum in Steyl dreigt gesloten te worden omdat Venlo de subsidie stopzet. Het is uniek in zijn soort door de tijdloosheid

Iedereen heeft voorkeuren. Favoriete musicus, schrijver, televisieprogramma, politicus, provincie of museum. (In mijn geval: Charlie Parker, W.G. Sebald, Lubach op Zondag, Hans van Mierlo, Zeeland, De Pont).

Maar in mijn top drie van Nederlandse musea staat ook het Missiemuseum in het Limburgse Steyl. Er dreigt een ramp. Uit een bericht van L1 blijkt dat het Missiemuseum op omvallen staat: ‘Penningmeester Hein Jacobs laat in een brandbrief weten dat het zonder structurele subsidie vanaf 1 november einde verhaal is voor het museum’. De gemeente Venlo wil de subsidie stopzetten, 56.000 euro voor 2020 en 175.000 euro voor 2021.

De reden die penningmeester Jacobs geeft is van een ontwapenende a-modieuziteit: ‘Dan gaat de conservator met pensioen en met de huidige financiële mogelijkheden kan die niet worden vervangen’. Het gaat om één conservator. In deeltijd. Venlo zegt volgens Jacobs met een quickscan te willen komen om het Missiemuseum door te lichten. Daar antwoordt Jacobs op: ‘Hoezo een quickscan? We laten al bijna 100 jaar zien wat we doen en waar we voor staan.

Het Missiemuseum is in 1931 opgericht en ontvangt jaarlijks zo’n 16.000 bezoekers. Jacobs begrijp niet waarom andere Venlose musea, Tiendschuur en Museum van Bommel van Dam die minder bezoekers trekken wel subsidie ontvangen: ‘Ik gun het die musea, maar het voelt wel wrang’.

Het lijkt dat a-modieuziteit die juist extreem modieus is niet door het Venlose college op waarde wordt geschat. Het Missiemuseum in Steyl is een ‘slow museum’ waar de tijd heeft stilgestaan. De waarde van het museum zit hem erin dat er in de jaren sinds 1931 weinig veranderd is. De inrichting met oude vitrinekasten en de opstelling met 1500 opgezette dieren geeft de meerwaarde. Een bezoek is als het bladeren in een oud boek. Wellicht wat achterhaald, maar onvervalst. Zo wordt het museum zelf een reusachtige stijlkamer.

Het stopzetten van de subsidie van dit museum is een teken aan de wand. Het gaat er niet alleen om dat in Nederland de kunst geen aanzien meer heeft. Recent zei vertrekkend directeur van de VandenEnde Foundation Ryclef Rienstra in een interview met NRC het volgende: ‘Ik zou willen dat cultuur in politiek opzicht weer statuur krijgt’.

Het is ook dat de kunst die nog wel ondersteuning van overheden krijgt aan steeds striktere voorwaarden moet voldoen. Zo wordt de kunst door de overheid getemd en onmondig gemaakt. Kunst moet een politiek doel en een ongrijpbaar begrip als identiteit dienen, kunst moet een sociaal doel als diversiteit dienen, kunst mag niet te moeilijk of te makkelijk zijn en moet toegesneden zijn op de wensen en behoeften van het publiek dat geamuseerd en behaagd wil worden.

Kunst moet van alles, maar mag niet zichzelf zijn. Overheden zadelen kunstinstellingen op met hun stokpaardjes en politieke doelstellingen omdat ze weten dat de weerloze en machteloze kunstsector daartoe makkelijk gedwongen kan worden. Politiek die kunst de eigen wil oplegt is scoren voor open doel. Dat is altijd prijs met als bonus een misplaatst idee van daadkracht.

In het commentaarHervorming museumsector gevraagd’ van 8 januari 2011 dat ik vergezeld liet gaan van onderstaande foto van het interieur van het Missiemuseum in Steyl schreef ik onder meer het volgende:
‘Structureel heeft Nederland teveel musea en tentoonstellingen. Hoewel er naar mijn idee maar acht musea zijn die op dit moment regelmatig kwaliteit leveren in hun tentoonstellingen (De Pont, Boijmans, Van Gogh Museum, Haags Gemeentemuseum, Mauritshuis, Van Abbe, Rijksmuseum en op het nippertje, het Stedelijk Museum) staat het land overvol met musea en zuigen vele middelmatige en middelgrote musea een deel van de budgetten weg.

Sommige topmusea beconcurreren elkaar of zelfs zichzelf door een ADHD-achtige programmering. De befaamde tentoonstellingsmachine die op hol geslagen is en niet meer te temmen valt ten koste van verdieping van de inhoud, de uitvoering en het ontbreken van nazorg voor een tentoonstelling. Want aan de horizon doemt een nieuwe naam op die door de afdelingen publiciteit en marketing moet worden gelanceerd. Of de naam van de conservator of de museumdirecteur moet helpen vestigen. Maar geen enkel museum kan op straffe van weggezakte aandacht afhaken.

Nederlandse musea draaien internationaal niet meer mee zoals vroeger en hebben in het bruikleenverkeer weinig in te brengen. Modes bepalen de agenda. Enkele jaren terug was de landententoonstelling populair. Wat volgt? Een tentoonstelling uit eigen collectie met een paar bijzondere bruiklenen, ingegeven door eigen schaarse middelen? Beter lijken terughoudendheid, reflectie en een betere onderlinge afstemming tussen musea zodat de kwaliteit opgekrikt kan worden en bezoekers weer op adem kunnen komen.’

Het Missiemuseum in Steyl is het tegendeel van een museum dat door de knieën gaat en zich, door anderen daartoe gedwongen, richt op de behoeften van het publiek van nu. De vaste opstelling vertelt geen ‘verhaal’ dat afgedwongen wordt door de politiek omdat het zich daar volledig aan onttrekt. Het Missiemuseum is een publieksmuseum dat niet bij de tijd wil zijn, maar dat op een indirecte wijze meer is dan welk ander museum ook. Want het heeft de authenticiteit bewaard die andere musea onder de kaalslag van Halbe Zijlstra en de dwang van markt, marketing, publiciteit en politiek hebben verloren.

Het Missiemuseum is het omgekeerde van de wijsheid uit De Tijgerkat van Giuseppe Tomasi di Lampedusa: ‘Alles moet veranderen opdat alles hetzelfde blijft’. Het Missiemuseum bewijst het omgekeerde: ‘Alles moet blijven opdat het toont hoe alles veranderd is’. Laten het college van Venlo en de provincie Limburg koesteren wat ze binnen hun grenzen hebben en goed beseffen wat ze voor museale schat met het Missiemuseum te Steyl in handen hebben.

Foto 1: Schermafbeelding van deel artikelMissiemuseum in Steyl hangt sluiting boven het hoofd’ van Jochem Rietjens in L1, 5 februari 2020.

Foto 2:  Opname Missiemuseum Steyl, Limburg.

Nietsontziend claimen religieuze organisaties andersdenkenden. Zelfs doden worden om zakelijke redenen over hun graf ingelijfd

Georganiseerde religie is een miljardenbusiness. Er staan grote zakelijk belangen op het spel. Opbrengsten uit vastgoed en bedrijven of kerkelijke belastingen. Religieuze organisaties zetten alle onderscheidende middelen in om zichzelf aantrekkelijk en ‘sexy’ te maken. Om de concurrenten de loef af te steken. Want de religieuze markt kent wereldwijd met duizenden religies en religieuze stromingen vele mededingers. Inclusief de verafgoding van de duizenden Goden. Religies vissen in dezelfde vijver. In West-Europa is die religieuze markt ook nog eens krimpend, zodat de strijd om de overblijvende gelovigen nog feller is dan in een groeimarkt.

Zoals Pepsi Cola en Coca Cola, Shell en BP of Apple en Microsoft elkaar bestrijden, zo moeten religieuze organisaties elkaar kunnen bestrijden. Dat ligt in de aard van een bedrijf. Het gaat om winst maken en het waarborgen van de continuïteit. Religieuze leiders leven doorgaans op grote voet en zijn daaraan gewend geraakt. Ze willen ongaarne een stapje terug doen. Omdat zij voor hun voorzieningen en broodwinning uitsluitend van hun religieuze organisatie afkomstig zijn en ze niet als een CEO van een multinational over kunnen stappen naar een andere religie, zijn ze in zekere zin gevangene van hun eigen religieuze organisatie.

Een populaire methode om de zieltjes van gelovigen te winnen of die gelovigen dieper in een specifieke religie te verankeren is de bekering. Daarmee wordt veel publiciteit gezocht door religieuze organisaties. Dan zou de moslim bekeerd zijn tot het christendom of andersom. Of de hindoe tot de islam of andersom. Als men in de marketing niks hoort over een bepaald type bekering dan komt dat omdat de zakelijke en publicitaire belangen minder groot zijn. Zo is er nooit nieuws dat een agnost is bekeerd tot het atheïsme of andersom.

Een apart soort bekering is de doodsbedbekering. Het voordeel daarvan is dat een religieuze organisatie die uit is op publicitair voordeel tamelijk ongestraft  bekende doden kan claimen. Ze kunnen het niet weerleggen. Bekende atheïsten als Stephen Hawking of Christian Hitchens werden na hun dood door christenen geclaimd. Dat gebeurde respectloos en botweg. Op hun doodsbed zouden ze tot het Christendom zijn bekeerd. Op deze religieuze lijkenpikkerij van christelijke organisaties gaf de stervende Hitchens het beste antwoord, aldus een artikel in Trouw: ‘Als ik me bekeer, is dat omdat er beter een gelovige kan sterven dan een atheïst’.

Foto: Schermafbeelding uit artikelCatholics Online Claim Stephen Hawking Experienced Deathbed Conversion’ van Michael Stone, 19 maart 2018 op Patheos.

Trump gaat niet naar Terneuzen om vlag van Bert Kreuk in ontvangst te nemen. Wel een bijeenkomst in het Witte Huis

President Trump gaat niet naar Terneuzen om een ‘historische’, Amerikaanse vlag in ontvangst te nemen die bij de invasie in 1944 wapperde. Zakenman en kunstverzamelaar Bert Kreuk gaat nu naar Washington om die Trump te overhandigen. Naar verluidt wordt de vlag opgenomen in de collectie van het Smithsonian Museum of American History, aldus een bericht in het AD. Kreuks publiciteitsstunt komt zo alsnog tot een prachtig resultaat. Het zou om een bijeenkomt van minimaal anderhalf uur gaan. Behoorlijk lang voor een gebeurtenis zonder actuele politieke betekenis. Premier Rutte zal ook aanwezig zijn. Jammer is wel dat president Trump nu zijn cursus ‘Terneuzens’ mist. Maar zoals gezegd, aan Terneuzen mist hij niks. Ik meen dat te weten, want ik ben er geboren en getogen. Slecht bestuur en beroerde ruimtelijke ordening zijn daar debet aan.

Bedenkingen bij de verbolgen toon én de opvattingen van het CDA Utrecht over kunst, de openbare ruimte en marketing

Aldus een passage uit een artikel op de site van het CDA Utrecht. De vorm van de tekst is exemplarisch voor de inhoud. Het ziet er chaotisch, onsamenhangend en slordig uit. De titel maakt dat duidelijk: ‘Waarom kunst júist zichtbaar moet zijn in de stad’. Daar valt geen chocola van te maken. Wat wordt hier bedoeld?

Het CDA Utrecht meent dat ‘kunst omwille van de kunst zeker een waarde heeft’, maar … En dan komt het grote ‘maar’ dat dat eerste standpunt onderuit haalt en de grond inboort. Een wijziging maakt duidelijk hoe normatief de uitspraak is: ‘Religie omwille van de religie heeft zeker een waarde, maar als gemeente moeten we ook kijken hoe religie voor onze inwoners een meerwaarde kan hebben’. Ik vermoed niet dat religieuze organisaties dit zouden pikken onder verwijzing naar hun soevereiniteit in eigen kring. En gelijk hebben ze. Maar het CDA Utrecht wil die soevereiniteit die het voor religie claimt blijkbaar niet geven aan de kunst en de organisaties werkzaam in de kunstsector. Kunst moet in de visie van CDA Utrecht dienstbaar, zichtbaar en afhankelijk zijn. En vooral niet zichzelf. Het CDA Utrecht creëert daarnaast met een paternalistische houding tegenover kunst ook nog eens een tegenstelling die niet noodzakelijkerwijze  bestaat. Want waar concludeert het CDA Utrecht uit dat ‘kunst omwille van de kunst’ geen meerwaarde voor de inwoners van Utrecht heeft?

In het artikel geeft het CDA Utrecht het standpunt van DENK over kunst in de openbare ruimte verkeerd weer als het zegt dat DENK tegen het plaatsen van schilderijen in de openbare ruimte is. CDA Utrecht bedoelt daar ongetwijfeld de afbeelding van iconische schilderijen van oude meesters mee. Het wordt lastig met het oog op behoud en verzekering om schilderijen van oude meesters aan gevels in de wijken Overvecht en Kanaleneiland op te hangen. Aanleiding zijn schriftelijke vragen die door DENK-fractiemedewerker en kunsthistoricus Jelle Bouwhuis zijn geformuleerd en ingaan tegen de visie van het CDA Utrecht om ‘Utrechtse Meesters een gezicht’ in de openbare ruimte te geven. In een commentaar van 23 november 2018 besteedde ik aandacht aan deze aanvaring tussen DENK en het CDA. DENK lijkt echter niet zozeer tegen het voorstel om afbeeldingen van schilderijen in de openbare ruimte te plaatsen, maar wil daar wel de bewoners inspraak in geven en voorwaarden aan het soort afbeeldingen stellen opdat ze zinvol zijn voor alle inwoners van de stad.

Wat is er aan de hand als het CDA Utrecht op verbolgen wijze opmerkt: ‘En Utrecht Marketing krijgt op de kop omdat ze geschikte schilderijen selecteren’. Het kan toch nooit de taak van een uitvoerende dienst als Utrecht Marketing zijn om geschikte schilderijen voor een afbeelding te selecteren? Dat behoort toch op beleidsniveau te gebeuren door beleidsmakers op het snijvlak van openbare ruimte, cultuur en wijkgerichte participatie? Utrecht Marketing heeft 57 medewerkers met als expertise citymarketing, communicatie en het signaleren van ontwikkelingen. CDA Utrecht laat zich kennen omdat niet iedereen haar voorstel voor de Utrechtse Meesters in de openbare ruimte omarmt en verzet zich zelfs tegen de VVD dat ‘opeens’ het voorstel wel omarmde.

Het wordt er nog merkwaardiger op als het CDA zegt: ‘Het achterhoedegevecht van DENK en de VVD moeten ze lekker samen uitvechten, ik hoop dat veel inwoners en culturele organisaties met ons meedenken over hoe we onze cultuurgeschiedenis en toekomstig talent een mooie plek in het straatbeeld kunnen geven.’ Dit soort kinderachtige uitspraken over tamelijk ondergeschikte onderwerpen is er precies de reden voor dat burgers afstand van de politiek nemen en er vervreemd van raken. CDA Utrecht claimt voor zichzelf in de avant-garde van de kunst te opereren omdat het verder wenst te kijken dan kunst omwille van de kunst. CDA Utrecht is de artistieke spookrijder die de meerwaarde voor kunst vooral bij zichzelf legt. Hoe het CDA Utrecht meent door het realiseren van afbeeldingen van oude meesters in de openbare ruimte het ‘toekomstig talent’ een mooie plek in het straatbeeld te geven is illustratief voor het onzorgvuldig en lui denken van het CDA Utrecht.

Foto’s 1 en 2: Schermafbeelding van deel artikelWaarom kunst júist zichtbaar moet zijn in de stad’ van het CDA Utrecht, 27 november 2018.

Foto 3: Realisering van de afbeelding van een schilderij van een Utrechtse meester (Dirck van Baburen, De luitspeler) aan een gevel van een flat op Kanaleneiland, Utrecht; eigen foto 30 november 2018.