Musea en kunstinitiatieven moeten afstand houden tot cancelcultuur. Emancipatiestreven eindigt vaak in intolerantie en nieuw vooroordeel

Ik moest bij lezing van een artikel in Het Parool over cancelcultuur in de kunsten met bovenstaand citaat van Raisa Blommestijn (docent en promovendus aan de rechtenfaculteit van de Universiteit Leiden) denken aan een observatie van Renate Rubinstein die Paul Scheffer in zijn NRC-column van 27 november 2020 noemt:

Rubinstein verwijst vanuit de vorige eeuw naar andere verschijnselen, maar het principe is hetzelfde. Wat zij constateert is afgelopen jaren gebeurd in de kunsten. Zoals zij het meer dan 30 jaar geleden voorzag. Men kan zich alleen maar afvragen waarom er in de publieke opinie geen Rubinstein 2.0 is opgestaan die met een scherpe analyse de promoters van de cancelcultuur alle hoeken van de kamer liet zien. Dat is het verschil met toen. Kritiek op de cancelcultuur was er wel, maar die bleef tamelijk onopgemerkt. Wellicht heeft dat te maken met de fragmentatie van de publieke opinie die in Rubinsteins tijd nog niet in die mate bestond. Nu kwamen actie en reactie uit de Angelsaksische wereld en waren de Nederlandse opinieleiders en kunstsector een tamelijk passieve partij. Tekenend was dat de Nederlands-Britse commentator Ian Buruma in de Nederlandse publieke opinie zich het felst uitsprak tegen de cancelcultuur. Mede omdat hij er persoonlijk het slachtoffer van was geworden.

Een groep die valt te omschrijven als links-radicaal en opkomt voor gelijkheid en streeft naar emancipatie is doorgeslagen en in haar tegendeel verkeerd. Tijdelijk kunnen best vanzelfsprekendheden worden opgeschort om achterstanden van minderheidsgroepen weg te werken, maar als dat een nieuwe structurele ongelijkheid introduceert dan schiet het zijn doel voorbij.

Ongelukkig is ook dat de kwetsbare, weerloze en kleine, maar oh zo sexy kunstsector het doelwit is. Waar heeft de kunst die onwelkome aandacht aan te wijten? Het tragische is dat vele Nederlandse kunstinstellingen zich niet goed weten te verhouden tot die doorgeslagen en niet meer te begrenzen emancipatie en in vele gevallen met open ogen in de fuik van de intolerantie lopen. Waarmee deze musea of kunstinitiatieven vooral zichzelf beschadigen en achter het verkeerde vaandel aanlopen. Als ze zich hiervan uiteindelijk bewust werden, dan moeten ze tot hun schrik constateren dat ze niet meer op hun schreden kunnen omkeren.

De les voor Nederlandse musea en kunstinitiatieven is dat een afkoelingsperiode moeten inlassen. De verstandige en goed bestuurde instellingen hebben dat ook gedaan. Ze moeten zich even stilhouden en pas op de plaats maken. Niks doen. Ze moeten zich niet op laten jagen door een radicale minderheid en de veiligheid inbouwen dat die niet het interne debat overnemen en gaan domineren.

Musea en kunstinstellingen moeten zich niet onder druk laten zetten door een vaak van buiten de Nederlandse grenzen opererende kosmopolitische links-radicale lobby. Hoe sympathiek en lovenswaardig hun uitgangspunten ook zijn. De actievoerders zijn vaak niet eens goed op de hoogte van de situatie in de Nederlandse kunstsector, of worden uitsluitend voorgelicht door selectieve ’tolken’ die de internationale agenda weer met hun Nederlandse agenda en eigenbelang combineren. De projecties en dwarsverbanden zijn eindeloos en werken verwarrend, ook wat de herkomst ervan betreft.

Mikpunt zijn naïeve bestuurders die zich laten intimideren. Dieptepunt was het debat in het Rotterdamse kunstcentrum Witte de With met een bestuur dat zich onder druk liet zetten door een radicale minderheid en een nieuwe generatie die de kans rook om een voet tussen de deur te krijgen. Zo grijpen incidentele en structurele wetmatigheden in elkaar. Dat is van alle tijden. Zoals de ontsporingen van emancipatiebewegingen die in hun tegendeel verkeren en de roep om gelijkheid en tolerantie inwisselen voor een houding van ongelijkheid en intolerantie en dat ook zijn. De kunstsector is gewaarschuwd om alert en niet al te naïef te zijn. Meegaan met een bevrijdingsstrijd is in beginsel niet verkeerd, maar omdat je nooit weet waar het eindigt valt het toch af te raden.

Foto 1: Schermafbeelding van deel artikelCancelcultuur in de kunstwereld: hoe compromisloos kan kunst nog zijn?’ van

Foto 2: Schermafbeelding van deel columnWie bij zichzelf te rade gaat is nooit vrij van angst’ van Paul Scheffer in NRC, 27 november 2020.

Voorstraat, Utrecht. Naïviteit en angst van overheden om te streng en niet vriendelijk over te komen is het probleem van Nederland

Vanochtend deed ik boodschappen in de Voorstraat in Utrecht. Makkelijk omdat het op loopafstand van mijn huis is. Het is een plezierige winkelstraat met twee supermarkten en allerlei winkels en horeca. De eerste Italiaanse restaurants in de binnenstad waren er jarenlang gevestigd. Hans Pool maakte voor de VPRO in 2014 in zes afleveringen een portret van deze straat. Met de ondertitel ‘een gewone, maar ook heel bijzondere Nederlandse straat’. Dat is alweer vijf jaar geleden. In Nederland wordt soms het gewone bijzonder.

De straat heeft ook een bioscoop, de City. Een rijksmonument uit 1936 in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid/ het Nieuwe Bouwen. Filmhuis ’t Hoogt dat haar locatie in de binnenstad verloor probeerde het in 2017- 2018 nog vergeefs te huren. Dit filmhuis wordt al jaren slecht geleid en lijkt het enige Nederlandse filmhuis dat niet profiteert van de toegenomen toeloop voor arthouse filmtheaters. Die huur lukte contractueel niet, waarna ’t Hoogt uit de binnenstad verdween, in een nomadisch bestaan zo goed als onzichtbaar en toegankelijk werd en in ronkende plannen wegvluchtte. Ik noemde dat in een commentaar een opmerkelijk slecht idee.

Zo liep ik door de Voorstraat. De dichter J.C. Bloem was ‘Domweg gelukkig, in de Dapperstraat’, en ik gewoon tevreden in de Voorstraat. Vanochtend kwam er nog een kritische gedachte bij die dat geluk niet verstoorde, maar juist van een contrapunt voorzag. Uitgaande van wat ik zag op straat stelde ik me voor hoe ik in een stelling het probleem van Nederland samen zou vatten. Met in mijn achterhoofd alle publiciteit over de drugsmaffia die steeds meer macht heeft genomen omdat de terugtredende, naïeve en passieve wetgevende macht is vergeten passende wetgeving op te stellen. Paul Scheffer omschrijft dat in zijn NRC-columnOnze cultuur van gedogen ondermijnt de vrijheid’ van 2 oktober 2019 waarin hij zegt: ‘Dat een rechtsstaat leeft van handhaving lijkt een open deur, toch hebben we lange jaren van gedoogcultuur achter de rug. Het gidsland ziet law and order nog steeds als een behoudzuchtig idee dat niet past in een „prudent progressieve” cultuur.’

Aanleiding voor mijn gedachten waren de geparkeerde fietsen op het trottoir voor de City-bioscoop die de doorgang versperden. Ondanks getekende vakken en aanwijzingen om de fietsen daarbinnen te parkeren, hadden tientallen fietsers zich er niks van aangetrokken. Geen halszaak die mijn gemoed verpestte, ik kon via het (drukke) fietspad passeren, maar wel een aanleiding om me af te vragen hoe het in Nederland zo ver is gekomen dat handhaving ontbreekt en velen zich vrij achten om de openbare ruimte in beslag te nemen. Tekenend is dat het hek van een tegenoverliggende brug door een dienst van de gemeente Utrecht regelmatig van fietsen wordt ontdaan, maar de werknemers blijkbaar geen opdracht hebben om enkele meters verder hetzelfde parkeerverbod te handhaven. Ondanks de verordening. Aansturing ontbreekt. Is er sprake van een prudent progressieve cultuur van een gemeentebestuur dat bestaat uit GroenLinks, D66 en ChristenUnie?

Zo verrommelen de stad en het landschap zonder dat de overheid er iets aan doet. In een commentaar van juni 2017 omschreef ik dat gebrek aan handhaving door het openbaar bestuur zo: ‘Nodig is een besef van urgentie bij gemeentebestuur en oppositie. Dat ontbreekt op dit moment. Ook is het mogelijk dat het besef zich niet vertaalt in een goed inhoudelijk debat. Nodig is een besef bij de politiek dat een integrale aanpak nodig is omdat mobiliteit, bereikbaarheid, toerisme, universiteit, evenementen, detailhandel, stadspromotie en welzijn van de Utrechters nauw met elkaar samenhangen. Het aanpakken van een deelprobleem is onvoldoende. Het gemeentebestuur kan niet langer volstaan prat te gaan op de eigen promotiepraatjes over het bouwen van de grootste fietsenstalling ter wereld. Dat gaat voorbij aan de noodzaak van een integrale aanpak.’ Maar de afgelopen jaren is de verrommeling van de Utrechtse binnenstad eerder toe- dan afgenomen. Het gemeentebestuur weigert een integrale aanpak te formuleren, laat staan om te handhaven.

Overigens, het openbaar bestuur kan het niet alleen als burgers niet meewerken. In september 2017 schreef ik een open brief aan de Fietsersbond die ik ook via Facebook en Twitter benaderde. Ik kreeg er nooit een reactie op. Ik schreef over wat ik als het parkeerprobleem van fietsen zie: ‘Het lijkt me een educatieve taak van de Fietsersbond om deze fietsers hierover voor te lichten, te adviseren en bewust te maken. Omdat ik afgelopen jaren in de publiciteit zo’n campagne gemist heb, neem ik aan dat zo’n campagne niet bestaat. Ik zou graag zien dat u dit aspect binnen uw organisatie bespreekt, het belang ervan gaat beseffen en afweegt of u er actie op ondernomen dient te worden.’ Bij de Fietsersbond is blijkbaar ook de ‘prudent progressieve cultuur‘ dominant die elk initiatief die tot kritiek door de achterban leidt angstvallig uit de weg gaat. De Fietsersbond claimt eenzijdig rechten voor fietsers, maar lijkt niet thuis te geven als het over plichten gaat.

De Voorstraat in Utrecht is maar één straat in Nederland. Een gewone, maar ook heel bijzondere straat. Maar het verschijnsel dat regels niet gehandhaafd worden, als er al regels opgesteld zijn, geldt voor alle steden en straten in Nederland. Wat Scheffer op macroniveau constateert zie ik in een straat in de eigen woonomgeving op microniveau in de praktijk gebeuren. De cultuur van gedogen ondermijnt in dit geval de bewegingsvrijheid.

Is de naïviteit en de angst van overheden om te streng en niet vriendelijk genoeg over te komen, wat resulteert in gedogen en een gebrek aan handhaving, het huidige probleem van Nederland? Het lijkt er sterk op. Zo verrommelt onze leefomgeving en wordt onze rechtsstaat ondermijnd door de georganiseerde criminaliteit. De overheid laat het gebeuren en doet alsof het verrast wordt en nooit de urgentie heeft gezien. De overheid treedt onvoldoende op en keurt tussen de regels door het recht van de sterkste goed. De ernst van deze verschijnselen is ongelijksoortig, maar om te beseffen wat de stand van Nederland is, is het goed te beseffen dat ze van hetzelfde laken een pak zijn. In het kleine weerspiegelt zich het grote, en omgekeerd.

Foto 1: Rijksmonument City-bioscoop (‘Wolff City’) in de Utrechtse Voorstraat 89 op de hoek met de Drift.

Foto 2: Schermafbeelding van deel definitieve ontwerptoelichtingHerinrichting Voorstraat – Wittevrouwenstraat’ van de gemeente Utrecht, januari 2019. [Over laden en lossen in de Voorstraat en het beleid van handhaving waarbij de mogelijkheden om verkeerd geparkeerde fietsen te kunnen verwijderen niet duidelijk zijn]. 

Abel Herzberglezing van Sigrid Kaag: Een extra reden om niet op D66 te stemmen

De Abel Herzberglezing op 30 september 2018 van Sigrid Kaag, de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (D66) heeft onder medestanders enthousiasme losgemaakt. Er werd zelfs over gespeculeerd dat deze lezing de geloofsbrief van Kaag is om partijleider Alexander Pechtold op te volgen. Hij lijkt over zijn uiterste houdbaarheidsdatum heen.

De Democraten lijken paniekerig op zoek naar een vaste identiteit die ze langer dan de zittingsperiode van een kabinet kunnen vasthouden. Met als gevolg dat de illusie bij medestanders dat Kaag in die leegte voorziet haar projecteert naar het leiderschap van D66.

Ik lees die lezing anders en zie er vooral een extra reden in om niet op D66 te stemmen. Wat ik in een ver verleden meermalen gedaan heb. Kaag bestrijdt erin niet het beeld dat D66 een partij voor de elite is, maar bevestigt dat er juist mee.

Het kan zijn dat dit electoraal werkt en zij de eigen achterban prima bedient en tevreden stelt, maar als antwoord op de problemen van Nederland schieten naar mijn idee Kaags woorden tekort.

Zij geeft een prima beeld van de helft van het politieke landschap, maar laat de andere helft buiten beeld. Die andere helft is juist de moeilijke helft die het meest lastig aan te pakken is. Dat is bij nader inzien pijnlijk voor een politicus die pretendeert een ziener te zijn die streeft naar overzicht en nu opereert in een partij die ooit in de greep was van de speelse intellectuele denker Hans van Mierlo, maar feitelijk halfblind is.

Een van de weinige critici Paul Scheffer sloot zijn NRC-columnDe uitputting van het liberale wereldbeeld’ over Kaags lezing als volgt af: ‘Over het falen van de liberale elites had Sigrid Kaag met eenzelfde hartstocht kunnen spreken. Maar ze had het er niet over – en doet er ook niet echt iets aan.’ Scheffer concludeerde dat de klaagzang van Kaag krachtig was, ‘maar ook gespeend van zelfonderzoek‘. Dat is het probleem van Kaags wereldbeeld. Zij ziet overal de echo’s of schaduwen van de jaren dertig die haar wereldbeeld overschaduwen.

De schaduwen van het moderne neoliberalisme van na 1980 ziet ze niet, of benoemt ze niet. Wat doen de banken, financiële instellingen, multinationals en Amerikaanse techbedrijven die de agenda van de grote landen bepalen? Kaag stipt het niet eens aan. Weliswaar geeft Kaag een aanzet en zegt ze: ‘Maar dit Nederland staat ook onder druk, horen wij met enige regelmaat in het publieke debat. Omdat een grotendeels onbenoemde ‘elite’ het land in de uitverkoop zou hebben gedaan’, maar vervolgens komt er … niks.

Als de leden van D66 op hun partijcongres besluiten om genoegen te nemen met een nostalgisch-literair antwoord op de politiek-maatschappelijke problemen van vandaag, dan moeten ze verder gaan met Sigrid Kaag. Ongetwijfeld klopt haar hart aan de goede kant en geeft ze een passende analyse van de dreigingen van radicaal-rechts.

Maar voor de praktische politiek komt Kaag met een onbruikbaar en ontwijkend verhaal dat te lezen valt als afleiding. Wat erin ontbreekt is dat radicaal-rechts een reactie is op iets anders. Namelijk de afbraak van de verzorgingsstaat, de opkomst van het globalisme en de hegemonie van het neoliberalisme dat de overheid terugdringt, bedrijven bijna onbeperkte macht heeft gegeven en de rekening neerlegt bij de gewone burger. Als dat andere niet aangepakt wordt, dan heeft de bestrijding van radicaal-rechts geen zin.

Minister Kaag kan zichzelf corrigeren door op haar Abel Herberglezing een tweede deel te laten volgen waarin ze waarschuwt voor het neoliberalisme en voorstellen doet om de macht weer bij de politiek en de burger te leggen. Dan toont ze aan verder te denken en buiten de comfort zone van zichzelf en D66 te kunnen treden.

Foto: Schermafbeelding van deel van Abel Herzberglezing door Sigrid Kaag: ‘Wees niet stil, wij zijn met velen’ op de site van D66, 1 oktober 2018.

Paul Scheffer hekelt in NRC-column CNN: ‘die allang integriteit heeft ingeruild voor campagnejournalistiek’

Paul Scheffer zegt in een NRC-column dat CNN ‘allang integriteit heeft ingeruild voor campagnejournalistiek’. Het is een observatie die Scheffer op geen enkele manier onderbouwt of ook maar enigszins toelicht.

Het is ook een ongelukkig getimede observatie op het moment dat CNN en met name journalist Jim Acosta vanwege de verslaggeving zo onder druk liggen van Trump en Trumpgezinde media als Fox News, Sinclair en alt-right sociale media. Scheffer steekt CNN een dolk in de rug op het moment dat Trump CNN aanvalt en als afleiding voor zijn illegale samenwerking met het Kremlin voorstelt als ‘Fake News Network’. Acosta vreesde laatst op een Trump-bijeenkomst In Tampa, Florida fysiek aangevallen te worden. Wat is er in hemelsnaam in het hoofd van Scheffer gevaren dat hij nu zo’n opmerking over CNN meent te moeten -en te kunnen- maken?

Ok, er is veel aan te merken op liberale elites. Zoals er op vele elites veel is aan te merken. Vervolgens springt Scheffer van liberale elites plotsklaps naar CNN en suggereert daarmee dat CNN een liberaal medium is en ook op liberale media veel is aan te merken. Hierbij vergeet hij dat tijdens Trumps presidentschap media als de NY Times, Washington Post, MSNBC en CNN dagelijks onder vuur liggen van Trump, Trumps waterdragers en rechtse pro-Trump media. Niet omdat ze hun werk niet goed doen of ze zich tegen Trump keren, maar omdat ze met nieuws komen dat Trump onwelgevallig is en politiek bedreigt. Zoals over het onderzoek van speciale aanklager Mueller. Daarom zoekt Trump de afleiding in het bashen van deze liberale media. Dat Scheffer zonder nuancering de talking points van Trump overneemt is verbazingwekkend. Het diskwalificeert Scheffer.

Daarbij zijn deze volgens Scheffer ‘liberale media’ als CNN in eigenaar, bestuur en journalistieke staf zeker niet eenzijdig progressief, maar pluriform. Ze doen in een vijandig klimaat waarbij Trump en zijn aanhangers de media de vijand van het volk noemen, zorgvuldig en professioneel verslag. Juist omdat ze weten op elk foutje afgerekend te worden. Een foutje dat op sociale media vervolgens eindeloos uitvergroot wordt.

Colums zijn vrijplaatsen voor creativiteit, verregaande ideeën, probeersels, ongemak en gekke gedachten. Dat NRC in de eigen krant echter een columnist als Paul Scheffer laat debiteren dat CNN de integriteit allang ingewisseld heeft voor campagnejournalistiek gaat zelfs voor een column in een liberale krant ver. Scheffer spuugt hiermee niet alleen in eigen bron, hij beschaamt ook zijn geloofwaardigheid als vrijdenker. Hij maakt op het verkeerde moment de verkeerde relativering. In dit geval laat de flair van een interessante mening Paul Scheffer in de steek. Hopelijk zet hij de ongelukkige observatie over CNN recht in een volgende column.

Foto 1: Schermafbeelding van deel columnDe arrogantie van de onmacht’ van Paul Scheffer in NRC, 8 augustus 2018.

Foto 2: ‘President Trump supporters yell at CNN reporter Jim Acosta Tuesday, July 31, 2018 at the State Fairgrounds in Tampa prior to an appearance by the President. [Chris Urso, Tampa Bay Times]’

Kanttekeningen bij plaatsing column van Lamyae Aharouay in NRC. Is het politiek correct om identiteit als maat der dingen te nemen?

Pluriformiteit binnen een nieuwsmedium is een goede zaak. Dat wil zeggen dat verschillende politieke of maatschappelijke meningen erbinnen tot uiting komen. Zo ontstaat door breedte in de verslaglegging, analyse en opinievorming reliëf die door vergelijking diepte geeft. Tegenwoordig wordt die pluriformiteit doorgaans vertaald met het begrip ‘diversiteit’, zoals uit verslagen als hier volgt. Met ‘de witte blik’ als schrikbeeld dat vermeden moet worden.

Diversiteit als vertaling voor pluriformiteit is een ongelukkig en tekortschietend begrip. Het neemt namelijk als enig uitgangspunt de identiteit van de opiniemakers, maar zegt nog niets over de pluriformiteit van het nieuwsmedium. Iemand met een paarse identiteit kan een zwart wereldbeeld hebben waaruit een zwarte opinie volgt, terwijl iemand met een zwarte identiteit een witte opinie geeft.

Vraag is of media zich niet laten gijzelen door een schijndebat over diversiteit en het regelrechte debat over pluriformiteit hiermee uit de weg gaan. Dat werkt twee kanten uit. Want als pluriformiteit niet altijd direct volgt uit diversiteit kan dat ongecontroleerd en bijna ongemerkt doorschieten naar standpunten die niet binnen de beginselen van het nieuwsmedium passen of naar standpunten die niet verder gaan dan symboliek en diversiteit tot een uitstalling van diversiteit reduceert. Een en ander kan ook allebei tegelijk voorkomen.

Het debat over diversiteit binnen organisaties moet overigens wel degelijk gevoerd worden omdat het belangrijk is dat organisaties een afspiegeling van de bevolking vormen. Maar dat is een ander debat dan pluriformiteit.

Aanleiding voor deze kanttekening is de columnHet is politiek correct om moslims te bashen’ van Lamyae Aharouay in NRC. Zoals de titel aangeeft suggereert ze dat het politiek correct is om af te geven op moslims. Dat probeert ze te onderbouwen door een citaat uit het manifest van Vrij Links dat zegt dat het ‘afstand neemt van de suggestie dat niet-westerse Nederlanders in bescherming moeten worden genomen tegen het vrije debat, omdat ze nog niet klaar zouden zijn voor uitingen van de moderniteit’.

Op dat zinsdeel van een specifieke zin uit een heel manifest bouwt Aharouay haar column om daar bovenop als conclusie haar uitgangspunt te herhalen dat het manifest blijft hangen in de bescherming van niet-westerse Nederlanders.

Maar het is niet Vrij Links, maar Lamyae Aharouay die blijft hangen en niet verder kijkt. Als door een bij gestoken reageert ze in een geconditioneerde reflex op de verwijzing naar de niet-westerse Nederlander. 

In een tweet reageerde ik op Lamyae Aharouay: ‘Bescherming waar @eddy_terstall cs over praten pleit voor emancipatie en een eind aan betutteling van groepen die in het overheidsbeleid als achtergesteld werden bestempeld. Het zegt iets over uw blik dat u het citaat tegengesteld opvat zoals het bedoeld is en uit de tekst blijkt’.

Feitelijk toont de kritiek van Aharouay het gelijk van de opstellers van het manifest aan. Namelijk dat binnen links het debat over identiteit een open debat over de inrichting van de samenleving blokkeert. Want telkens weer trekken critici van dat open debat zich vanuit een defensieve houding terug op hun identiteit waarvan ze claimen dat die allesbepalend is. Overigens is dit geen specifiek linkse bezigheid, de alt-right-beweging heeft zich door zich te richten op identiteit als politieke belangengroep weten te vestigen.

In het geval van Aharouay is het een moslim-identiteit die de columniste blijkbaar als maat van alle dingen ziet. Waarbij ze ook nog eens het actuele debat over de positie van niet-westerse Nederlanders terugbrengt tot beeldvorming en voorbijgaat aan het overheidsbeleid vanaf de jaren ’60 (vdve) over integratie.

Zij gaat ook voorbij aan de kritiek op het multiculturalisme zoals dat in 2000 werd verwoord door Paul Scheffer en waar het manifest van Vrij Links op inhaakt met een pleidooi voor een seculiere samenleving. Scheffer merkte onder meer op: ‘Waar het vooral om gaat, is dat de scheiding van staat en kerk niet werkelijk is aanvaard in islamitische kring’, ‘Al die apologeten van de diversiteit zijn niet geïnteresseerd in wat zich in de grote steden van Nederland afspeelt‘ en ‘In het openbare leven behoort geen plaats te zijn voor stromingen die de scheiding van staat en kerk of de gelijke rechten van man en vrouw willen opheffen’. De bescherming waarover het manifest het heeft verwoordde Scheffer in dat modewoord van vroegere tijden: ‘De cultuur van het gedogen, die nu op haar grenzen stuit, gaat hand in hand met een zelfbeeld dat onwaarachtig is.

Lamyae Aharouay wil mogelijk de moderniteit naar de islam brengen, maar zoals uit haar column blijkt de islam zeker niet naar de moderniteit. In die betekenis heeft ze gelijk met haar kritiek op het manifest. Want Aharouay is wel klaar voor uitingen van moderniteit, zoals Tariq Ramadan dat ook was voordat hij door de beschuldiging van molestatie van vrouwen van zijn voetstuk viel, maar dat zijn niet de uitingen die passen binnen de politieke filosofie van het secularisme dat probeert identiteit en religie te overstijgen.

Aharouay beschouwt haar identiteit als positief kenmerk dat gekoesterd moet worden, terwijl de opstellers van het manifest het als een sta-in-de-weg voor de toekenning van gelijke rechten voor allen opvatten.

Het gevolg van identitaire kritiek is dat binnen links geen debat op een hoger abstractieniveau tot stand komt dat probeert identiteit te overstijgen om een gemeenschappelijke basis te formuleren van waaruit links geloofwaardig en vanaf een solide basis kan opereren. Zo wordt Vrij Links met een pleidooi voor een seculiere samenleving, waarin niet de identiteit maar de rechtsstaat en de grondrechten de maat der dingen zijn, gemangeld tussen radicaal-rechts en radicaal-links die zweren bij de eigen achtergrond en eigenheid.

In de beginselen uit 1970 van NRC zijn talloze aanknopingspunten te vinden die haaks staan op de opinie van Lamyae Aharouay. Onder meer over ‘De vrijheidsgedachte die wij voorstaan, verdraagt zich niet met geloof in enig dogma, aanvaardt niet bij voorbaat enig gezag’ of ‘waanzin de mens als onderdeel van een collectiviteit’. De plaatsing van en keuze voor de column van Aharouay sluit niet aan bij de conclusie van de beginselen: ‘Wie zich richt tot een publiek dat bereid is na te denken, doet een beroep op de rede, die hijzelf ook hanteert. In een tijd dat allerlei irrationele verschijnselen weer de kop opsteken en vaak op modieus applaus kunnen rekenen, menen wij hiermee een functie te verrichten die nog zin heeft.

De column van Aharouay vertegenwoordigt standpunten die niet binnen de liberale beginselen van NRC passen en diversiteit tot een uitstalling van diversiteit reduceert. De lezer die een beroep doet op de rede kan er niks mee beginnen. NRC lijkt zelf in de val van het modieus applaus getrapt door een beeld van diversiteit te verwarren met pluriformiteit en dat boven de eigen beginselen te plaatsen.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelHet is politiek correct om moslims te bashen’ van Lamyae Aharouay in NRC, 24 mei 2018.

Ruud Koopmans: Westen moet zich weerbaarder opstellen tegenover intolerante islam. Kansen voor de sociaal-democratie?

ad

Als zoiets in naam van jouw religie gebeurt, heb je de verantwoordelijkheid om te handelen. Maar ook nu wordt weer gezegd dat dit niets met de islam te maken heeft’. Aldus de in Duitsland werkzame Nederlandse hoogleraar sociologie en migratie-onderzoek Ruud Koopmans in een interview met Wierd Duk in het AD naar aanleiding van de recente aanslag op een kerstmarkt in Berlijn in naam van de islam.

Het stoort Koopmans dat moslims, linkse media, linkse wetenschappers en politici zeggen dat zo’n aanslag niets met de islam te maken heeft. Dat kan uitgebreid worden met christelijke opiniemakers. Zo framede Trouw in 2015 in een kop in een indirect witwassen van het christendom dat de verwoesting van Palmyra niets met religie te maken had. President Obama en toenmalig premier Cameron meenden in 2014 zelfs te moeten zeggen dat ISIS niet met de islam te maken had, terwijl ze dat als niet-moslims helemaal niet te bepalen hadden. Het is menselijk om verdiensten te claimen en geen verantwoordelijkheid te nemen voor negatieve ontwikkelingen. Maar het wordt een politieke chaos als allerlei belanghebbenden vanwege de eigen politieke agenda de islam voor hun eigen karretje spannen. Dat ontneemt het zicht op de werkelijkheid en blokkeert een open debat over de islam. Het ontkennen van de kwalijke kanten van de islam is een politieke ramp.

Koopmans voelt zich een roepende in de woestijn. Hij neemt zowel afstand van de rechts-populisten van de PVV en AfD waar hij niets mee te maken wil hebben, als van de intolerante islam die naar zijn schatting zo’n 500 miljoen moslims omvat waarvan er 50 miljoen geweld zouden accepteren om de islam te verdedigen, als van de linkse kosmopolieten die hun kop in het zand steken en zich neerbuigend gedragen tegenover de critici van de multiculturele samenleving die al te makkelijk als achterlijk en racistisch worden benoemd.

Koopmans zegt zich een ouderwetse sociaal-democraat te voelen, maar geeft aan dat het lastig is om je met het onderwerp van integratie en islam politiek in het midden op te houden. Des te meer omdat het gezag van de sociaal-democratie is weggevaagd. Tussen ‘gewone’ religiekritiek op de islam en de islamofobie van rechts-populisten in. Koopmans gaat uit van een rechtsstatelijke opstelling en vraagt om wat gezond verstand: ‘We moeten veel duidelijker definiëren wat de kern van de rechtsstaat is. Nu is het enorm moeilijk om migranten, die zonder papieren of met valse identiteitsbewijzen zijn binnengekomen, uit te zetten. (..) Dit soort verwrongen gedrag ondermijnt juist de rechtsstaat. Het is een gevolg van verkeerde politieke beslissingen als hier zoveel kwaadwillenden kunnen rondlopen, die niet uitgezet kunnen worden. Dat zijn misstanden die doden kunnen kosten. Het is ook niet rechtsstatelijk om iedereen maar binnen te laten en daarmee gewetenloze mensensmokkelaars in de kaart te spelen. Hoe kan dat een ‘Europese waarde’ zijn?

Koopmans sluit aan bij sociaal-democratische denkers als Paul Scheffer die voorstander zijn van de EU, en het als noodzaak zien dat de buitengrenzen goed bewaakt worden en staten weer controle over het eigen territorium krijgen. Zie hier zijn artikel ‘Groot Europa is zwak Europa’. Niet de derde, maar de vierde weg. Tussen de 1) intolerante islam, 2) multiculturele denkers en goedwillende  kosmopolieten die vanuit hun eigen reservaat neerkijken op burgers die zich uit arren moede wenden tot het tegengeluid van rechts-populisten en 3) rechts-populisten die de EU en de democratie willen breken en de islam daarvoor als middel gebruiken.

Koopmans meent dat de westerse democratieën zich veel weerbaarder dan nu op moeten stellen om de eigen waarden overeind te houden. Feitelijk biedt deze klare rechtsstatelijke lijn de sociaal-democratie enorme kansen tussen het elitaire kosmopolitisme (GroenLinks, D66), het rechts-populisme (PVV, VNL, GeenPeil, FvD) en het goedpraten van de kwalijke kanten van de islam en religie in het algemeen in (DENK, CDA). PvdA-leider Lodewijk Asscher kan zo met gematigd nationalisme en anti-globalisme nieuwe kansen creëren voor zijn partij als hij bovengenoemde uitgangspunten duidelijk en overtuigend verwoordt. Luistert hij naar Koopmans?

Foto: Schermafbeelding van deel artikelHet Westen moet zich veel weerbaarder opstellen’’ in het AD, 4 januari 2017.

Duyvendak: achterban PVV denkt over emancipatie niet anders dan laagopgeleide Nederlands-Marokkanen. Niet vooruitstrevend

0bf4dd39b7bc0bd5b2fb85fe3e67bd8bb2b0fce477fa4cd5ee54a6673b961abe

Mijn ogen bleven haken op twee zinnen in een essay van de Amsterdamse socioloog Jan Willem Duyvendak in De Groene van 10 maart 2016 dat ook in S&D van de Wiardi Beckman Stichting verschijnt: ‘Bij precieze analyse blijkt dat de achterban van Wilders qua emancipatiegezindheid sterk lijkt op laagopgeleide Nederlands-Marokkanen. Niet heel vooruitstrevend dus’. Hij verwijst hierbij naar het onderzoekAcceptatie van homoseksuelen, biseksuelen en transgenders in Nederland‘ van Lisette Kuyper en Saskia Keuzenkamp.

Duyvendak focust op de vraag welk beeld van Nederland ‘wordt uitgedragen in reactie op dergelijke aanslagen en, breder, in discussies over migranten en asielzoekers.’ Aanleiding voor het essay is een recente publicatie van de Franse demograaf Emmanuel Todd die stelt dat de demonstraties na de terroristische aanslagen van januari 2015 (Charlie Hebdo, kosjere supermarkt) vooral een uiting van islamofobie waren. Duyvendak wijst die claim af en vindt dat Todd de plank mis slaat. Hij ontleent er wel het perspectief aan hoe Nederlanders zichzelf presenteren in reactie op dit soort aanslagen of de instroom van migranten en asielzoekers.

Duyvendak gaat in op drie aspecten die kort samengevat de culturele kwestie vormen: vrouwenrechten, homorechten en de scheiding van kerk en staat. Hij geeft een goed overzicht van recente ontwikkelingen. Nog in 1960 was Nederland een van de meest traditionele landen van Europa op het gebied van gender (man/ vrouw relaties) en (homo)seksualiteit. Deels is dat nog zo, men hoeft maar te kijken naar de in vergelijking met andere Europese landen slechte positie van vrouwen op de arbeidsmarkt. En in de debatten over de scheiding van kerk en vindt Duyvendak de dubbelzinnigheid nog groter dan bij gender en (homo)seksualiteit: ‘Dezelfde partijen die het hardste roepen dat een modern land zich kenmerkt door een volledige scheiding van kerk en staat, stellen tegelijkertijd dat Nederland een joods-christelijke traditie heeft en moet houden. Voorstellen om bijvoorbeeld vrije dagen minder stringent te koppelen aan christelijke feestdagen kunnen op woedende reacties rekenen. Want dan is er plotseling sprake van een aanval op ‘onze cultuur’.’

Uiteindelijk is toch door de verwerking van de verworvenheden van de jaren 1960 een omslag gekomen die Nederland tot een progressief land hebben gemaakt. Vaak is dat een revolutie in woorden geweest die nog niet altijd en overal in de praktijk van de samenleving zijn terug te vinden, maar het onderscheidt volgens Duyvendak Nederland wel van meer traditionele landen als de VS of Frankrijk die nog voor het proces staan dat zich in Nederland al voltrokken heeft. Door de snelheid van de veranderingen kijkt Nederland er dubbelhartig tegenaan. En met enige mate van geheugenverlies. Want die culturele verworvenheden die nu als vanzelfsprekend worden gepresenteerd zijn behalve in progressieve enclaves van D66- en GroenLinks-kiezers nog niet overal ingedaald. Pikant is trouwens dat Duyvendak in het PvdA-huisblad S&D Paul Scheffer te kijk zet als iemand die nog in 2005 in het openbaar ‘demonstratieve homoseksualiteit’ afwees. Wat geeft dat aan?

Maar die zin dus over de achterban van de PVV die niet heel vooruitstrevend is en over emancipatie niet heel anders denkt dan laagopgeleide Nederlands-Marokkanen. Henk en Ingrid denken over culturele kwesties hetzelfde als Achmed en Fatima. Duyvendak constateert dat ze veel gemeen hebben: ‘zowel PVV-stemmers als de laagopgeleiden onder de Nederlands-Marokkanen voelen zich vaak miskend, niet gezien door de politiek; ze wonen in de ‘slechtere wijken’; en ze hebben traditionelere opvattingen.’ Het is niet nieuw wat Jan Willem Duyvendak zegt en het komt niet verrassend, maar het is goed om het opnieuw te beseffen.

Er bestaan theorieën over maatschappelijk kloven: tussen nationalisten en kosmopolieten (wereldoriëntatie), progressieven en conservatieven (culturele waarden), laag- en hoogopgeleiden (ontwikkelingsniveau), individualisme en gemeenschap (burgermaatschappij, zie ook Wiki-lemma Communitarisme) of autochtonen en nieuwkomers (herkomst). Hoe dan ook stelt Duyvendak met zijn essay de claims van het Wij/Zij-denken bij dat mensen eenzijdig probeert te ronselen. De werkelijkheid is genuanceerder en veelzijdiger. Godzijdank. 

Foto: ‘Demonstratie in Amsterdam, provo Hans Tuijnman wordt door enige agenten weggesleept‘, 17 juli 1966. Collectie nationaal Archief. Credits: Joost Efers / Anefo.

In NRC vallen columnisten Teulings en Kuitenbrouwer Paul Scheffer aan. Waarom?

EP-140929545.jpg&MaxW=960&imageVersion=default

Gastcolumnisten, de plaag die dagbladen teistert als een sprinkhanenplaag. Of ik recht van spreken heb weet ik niet, maar ik geef mijn mening onbezoldigd, ongebonden en zonder bijbedoelingen zoals het vereffenen van rekeningen. Columns vullen dagbladen lekker op en zijn bakens van herkenbaarheid voor de lezer. Van een koers richting niemandsland. Columns bieden de schijn van zekerheid en continuïteit. Een column is goedkoper dan onderzoeksjournalistiek en maakt het dagblad persoonlijk en smeuïg. Een column is de meest relevante irrelevantie in een dagblad. Ze kunnen goed gemist worden, maar werken lekker als bladvulling.

Uiteraard zijn er columnisten die de moeite waard zijn en iets te vertellen hebben. Zoals Jérôme Heldring die decennialang een politiek-filosofische column in NRC had en daarmee de politiek beïnvloedde. Elk tijdperk kent belangrijke opiniemakers voor wie een krantencolumn een uitstekend middel is. In NRC is Luuk van Middelaar een columnist die door zijn onthechtheid, kennis, inzicht en originele ideeën Heldrings positie over zou kunnen nemen. Zo reageren columnisten binnen dezelfde krant op elkaar. Ze zijn van waarde en niet te vergelijken met de columns die niet meer zijn dan niemendalletjes en haastig in elkaar gegooide stukjes.

In NRC plaatste PvdA’er Paul Scheffer op 24 oktober het artikelDe exodus en ons geweten’ dat een overzicht van en antwoord gaf op de vluchtelingencrisis. Hij weerlegde vier argumenten om de grenzen niet te sluiten en eindigde met een oproep: ‘Wat is dat toch voor een onvermogen in weldenkende kring om over de morele betekenis van grenzen na te denken, welke verlegenheid is hier zichtbaar?’. Scheffer heeft het geweten, twee weldenkende NRC-columnisten kwamen in actie door niet zijn argumenten, maar zijn persoon aan te vallen.

Econoom en PvdA’er Coen Teulings gaat op 28 oktober volledig los in zijn column en verwijt op een indirecte manier Scheffer met zijn artikel ‘Het Multiculturele Drama‘ uit 2000 door zijn deelname aan het debat het nationalisme en chauvinisme in Nederland salonfähig te hebben gemaakt. Zonder onderbouwing schuift hij Scheffer ontwikkelingen in de schoenen, zoals het populisme van de middenpartijen die meegaan in het radicalisme van een minderheid om grenzen te sluiten. Alsof Scheffer daarvoor in z’n eentje verantwoordelijk zou kunnen zijn. Teulings wordt op geen enkel moment concreet of gaat direct in op Scheffers argumenten.

Nog bonter maakt op 31 oktober Jan Kuitenbrouwer het in een columnAchter de schermen adviseert hij de SP. In zijn aanval op Scheffer gaan alle remmen los: ‘In zijn spraakmakende essay het Multiculturele Drama, vijftien jaar geleden, ontwikkelde Scheffer geen alternatieve visie met duwkracht naar links, maar loodste hij weldenkend Nederland als een zorgzame schaapherder naar rechts’. En met een reactie naar zowel Teulings als Scheffer: ‘Coen Teulings’ aanval op Scheffer, afgelopen woensdag in deze krant, was schril, warrig en totaal onverdiend, maar dat Scheffer ook nu weer met aplomb aan de verkeerde kant van het Overton-window trekt, valt niet te ontkennen.’ Kuitenbrouwer denkt dat de stijlfiguur van de afleiding hem onkwetsbaar maakt.

Wat moeten we als krantenlezer met deze onderonsjes en onderlinge afrekeningen van columnisten die actief bij politieke partijen betrokken zijn, maar in hun column net doen alsof ze onpartijdig en ongebonden zijn? En door het ruimtegebrek van een column niet toekomen aan het zorgvuldig uitwerken van argumenten, maar het bij suggesties laten. Maar het ergste is dat hun columns geen inzicht geven over de waarheid achter de dingen en zelfs niet amuseren als niemendalletje. De verbittering en grimmigheid die uit de columns van Teulings en Kuitenbrouwer opstijgt maakt ze onverteerbaar. De hoofdredacteur van NRC zou er goed aan doen om het aantal gastcolumnisten behoorlijk in te perken. Het komt de kwaliteit van de krant ten goede.

Foto: ‘Syrian refugees wait behind barbed wire near the Turkish-Syrian border after fleeing Syria, near Sanliurfa, Turkey. Sedan Suna / EPA’. 23 september 2015.

PvdA: notitie ‘Met vertrouwen linksom!’ bevat bruikbare elementen

death-of-10000-roses-07

De samenbindende sleutelzin van de notitie ‘Met vertrouwen linksom!’ van verontruste PvdA-ers luidt: ‘Echter, als wij blijven hangen in het naar rechts opgeschoven politieke centrum, zullen de extreem-rechtse, conservatief-nationalistische en xenofobe bewegingen zoals PVV, Front National, de Liga Nord, De Gouden Dageraad en vele anderen aan de macht komen.’ Dat wordt uitgewerkt in het laatste van de aandachtspunten ‘Vijf over Links’: ‘Het assertief uitdragen en verdedigen van onze Europese waarden uit de Verlichting’:

Wij pleiten ook voor meer aandacht voor het uitdragen van en de verdediging van onze Europese waarden die zijn oorsprong vinden in de Verlichting, zoals tolerantie, pluriformiteit, vrijheid, democratie, mensen- en burgerrechten, non-discriminatie, rechtstaat en scheiding van kerk en staat. Ze worden aan onze buitengrenzen openlijk aangevallen door jihadisten en autoritair- islamitische regeringen als ook door de conservatief-nationalistische autoritaire regimes in Rusland en China. De soft-power van Europa moet geloofwaardiger worden met een Europees geïntegreerd buitenlands beleid, een humaner en effectiever asielbeleid, meer hulp aan vluchtelingen en meer en effectievere ontwikkelingssamenwerking, en worden versterkt met hard-power van een moderne, effectieve Europese defensie.’

In drie zinnen wordt een helder perspectief voor de Nederlandse- en Europese buitenlandpolitiek geschetst die erop neerkomt dat om de EU te redden de EU moet veranderen door terug te gaan naar de eigen waarden. Dit is ook richtinggevend voor de binnenlandse politiek. Hier valt weinig op af te dingen, hoewel het de vraag is of de beschikbare middelen deze principes kunnen dragen. Maar de richting tussen aantasting van waarden door externe (Rusland) en interne krachten (‘neoliberalisme’) is een geloofwaardige en realistische koers.

Deze principiële stellingname stelt de vergezichten over een linkse meerderheid in de schaduw die klinken als een uitgevonden traditie die nooit was en zelfbedrog is als gevolg van groepsdynamiek. Het schetst het tekort van de PvdA dat romantisch blijft terug-verlangen naar een linkse meerderheid die Nederland nooit gekend heeft. Als de PvdA van dat denken en die retoriek afstand kan doen en beseft dat het beter een sterke linkse eigenheid en standvastigheid kan combineren met een soepele en niet rigide toenadering tot partijen in het politiek midden (D66, CDA) dan kan de PvdA weer relevant worden en in zichzelf gaan geloven. Uitgevonden traditie en symboliek met rozen zit de PvdA in de weg. Dat moet slijten om de PvdA bij de tijd te brengen.

PvdA-denker René Cuperus zag Nederland voor drie vuurproeven staan: de uitweg uit de financiële crisis, het antwoord op het politieke onbehagen, en herstel en rehabilitatie van het publieke ethos van overheid en publieke sector. Het accent op de Europese waarden verbindt in de notitie deze drie vuurproeven en voorziet ze van een positief stempel. Weg van het verwijt van jaloezie. Bovenop de alarmtoestand die alle sociaal-democratische partijen treft en niet typisch PvdA is. Nu de praktijk nog. In de PvdA wordt goed nagedacht, maar verkeerd gekozen. Leiders zijn te pragmatisch (Kok), te weinig tactisch (Bos), te weinig operationeel (Cohen), te weinig strategisch (Samsom) of te wendbaar (Asscher). Welke leider past bij het nieuwe profiel?

Foto: Anya Gallaccio ‘The Beautiful Life and Death of 10,000 Roses’.

Als geest van Jan Salie door Europa waart, wat moeten we ermee?

Het_kanonschot_Rijksmuseum_SK-C-244.jpeg

jansalieachtigberoerd, bloedeloos, dweperig, flauw, fleps, futloos, gammel, gezapig, halfslachtig,
krachteloos, laks, lam, lamlendig, lauw, lens, loom, lullig, lusteloos, machteloos, mat, mild, moe, murw, nalatig, paf, plat, slapjes, sloom, vermoeid, verslapt, week, wekelijk, zacht, zwak.

Waart Jan Salie door Europa? De personificatie van de 19de eeuwse lamlendigheid die Potgieter in 1841 in het verhaal ‘Jan, Jannetje en hun jongste kind’ verwoordde. Het kind Jan Salie wordt uit huis -in een hofje- gedaan door de ouders die het 17de eeuwse Nederland verbeelden. Als de geest van Jan Salie het overneemt, dan regeert de lamlendigheid. Dat moet voorkomen worden. Die machteloze halfslachtigheid, de lakse lulligheid, de lome nalatigheid, de weke zwakheid. Valt vooral West-Europa anno nu te karakteriseren als Jan Salie?

Twee voorbeelden: 1) De angst van universiteiten, musea en festivals dat leidt tot het afgelasten van lezingen of symposia over de vrijheid van meningsuiting vanwege een mogelijke dreiging. Vandaag werd bekend dat een lezing op 17 maart van Lars Vilks aan de Zweedse Karlstad Universiteit is afgelast omdat de veiligheid van de aanwezigen niet kan worden gegarandeerd. De lezing hoeft niet meer gehouden te worden. Het punt is al gemaakt, niemand komt meer vanzelfsprekend op voor de vrijheid van meningsuiting. 2) De angst van Europa om weerstand te bieden aan het Rusland van Putin. Het durfde niet optreden toen de Krim onrechtmatig werd geannexeerd en treedt nog steeds niet passend en besluitvaardig op tegen de Russische agressie in Oekraïne.

Hebben we met een vroeg 21ste eeuwse Jan Salie een oud fenomeen in een nieuw jasje te pakken dat onze tijd personifieert? Maar hoe is dat dan ontstaan? Is het ingegeven door de angst om onze welvaart vast te houden en die koste wat kost niet te verliezen omdat we vermoeden dat het economisch nooit meer zo goed wordt als het was? Maakt het spelen op zekerheid door het vertragen van de achteruitgang ons reactief, voorzichtig en defensief? Nee, zo erg is het gelukkig niet. Vele burgers nemen initiatieven en veroveren nieuwe werelden. Maar juist dat gaat ten koste van de oude werelden waar politici, bestuurders en directeuren in opereren. Ze weten zich geen raad met de aanpassing aan nieuwe omstandigheden. En tonen in afwachting lamlendigheid.

Foto: Willem van de Velde (II), Het kanonschot. Omstreeks 1680. Collectie: Rijksmuseum Amsterdam.