Johnny Staccato (1959-1960)

Dit stukje verscheen eerder op George Knight Kort op 15 januari 2013. Licht gewijzigd.

Johnny Staccato is John Cassavetes. Maar Johnny Staccato is ook een detective serie van NBC die in het seizoen 1959-1960 uitgezonden werd. Met succes. Johnny Staccato is een jazz-pianist in New York die bijklust als detective. John Cassavetes is de ultieme tough guy die zich kracht aanmeet en finesse suggereert. Het thema is van Elmer Bernstein

Johnny Staccato is Film Noir. Vleugje avant-garde en beatnik met taaie straatwijsheid aangelengd. In het jaar van Michelangelo Antonioni’s L’Avventura die onder scherpe schaduwen de eenzaamheid verbeeldt. Waar mensen verdwijnen alsof het niks is. Zoals Johnny Staccato blijvend in de nacht van 1960 verdwijnt en blue notes hem begeleiden.

Staccato swingt dankzij het hollen en stilstaan van componist Elmer Bernstein. Onheilspellend toont het mysterie. Niet mis te verstaan ontrolt zich de soundtrack. Dubbelop. Vet en cool van romantiek. Zo stemmig.

Still van John Cassavetes als pianist (links) in Johnny Staccato (1959).

Gedachten bij de foto ‘Observatoire de Paris-Meudon – Intérieur de la Grande Coupole, travaux’ (1960)

Observatoire de Paris-Meudon – Intérieur de la Grande Coupole, travaux. (titre forgé); Face Ouest et chantier côté terrasse, pris du niveau 5,70. (titre original), 14 oktober 1960. Collectie: Bibliothèque de l’Observatoire de Paris.

Hier wordt verbouwd. Werken. Een ladder staat tegen een muur. Wanden zijn gestript. Gruis ligt op de vloer. Planken en bouwmateriaal liggen kriskras door de ruimte.

Enkele zonnestralen vallen binnen. Vele tinten wit, grijs en zwart. Een man kijkt omhoog, naar de fotograaf die volgens de originele titel op niveau 5,70 meter staat.

We bevinden ons in 1960 in de grote koepel van een Parijs’ observatorium in Meudon. Richting West aan de terraskant, zegt de documentatie.

Waarom fascineert deze foto me? Komt het door de vele grijstinten, de desolaat gestripte ruimte of de man die vanuit de marge van de foto omhoog kijkt en van wie we niet weten of het toeval is dat hij in beeld komt? De lege ruimte is verre van leeg.

De foto registreert het werkproces van de verbouwing. De foto is dienstbaar. Sec. Pretentieloosheid is charme. De foto is niet zozeer behaaglijk of bekoorlijk, maar attent en inschikkelijk. En daarbij verwonderlijk. Als men dat van een foto kan zeggen zonder bemoeienis van een beschouwer.

Elke uitweiding erover komt in strijd met de foto die voor zichzelf pleit.

Chris Breur fotografeert beeld van Hans Petri in Schiedam (1960)

Chris Breur, ‘Op 19 april 1960 werd bij de nieuwe Spuisluis het beeld van Hans Petri geplaatst. Fotograaf Breur nam er direct een foto van. Het beeld zou worden onthuld op 23 april door oud-directeur Gemeentewerken H.B.J. Aikema. Op de achtergrond huizen aan de Havendijk‘, 1960. Collectie: Beeldbank Schiedam.

Over deze foto en maker Chris Breur valt heel wat te zeggen. De vrouwen en het kind kijken naar het op 19 april 1960 geplaatste beeld met de titel ‘Vis, Mens, Dier‘ of ‘Vis Mens Dier‘ van Hans Petri bij de Spuisluis aan de Havendijk in Schiedam. Het zou de strijd van de mens met het water symboliseren.

Een andere foto uit deze collectie die twee maanden later op 7 juni 1960 werd genomen geeft de volgende omschrijving over dit beeld: ‘In het boekje ‘Kunst op straat” 1985, uitg. Stedelijk Museum Schiedam, wordt het “Jongen met hond op de rug” genoemd, als symbool van de strijd tegen het water (?)‘. Maar degene die dit beschrijft is er niet zeker van, gezien het vraagteken.

De vis is uit de titel verdwenen. De strijd met het water geeft een innerlijke worsteling aan en de strijd tegen het water een frontale confrontatie. In 1957 verscheen van Herman Teirlinck de roman Het gevecht met de engel. In 25 jaar is blijkbaar de betekenis van het beeld weggeglipt en verwaterd. Het wordt wat de omgeving er uiteindelijk van maakt.

Chris Breur was persfotograaf in Schiedam. In 1969 begon hij met zijn echtgenote een hondenboetiek (‘haute couture avonddakjes voor uw hond‘) aan de Rotterdamschedijk, zoals blijkt uit een artikel uit het Rotterdamsch Parool/ De Schiedammer van 25 april 1969:

Het artikel schetst persoonlijke omstandigheden waarom Chris Breur ‘de eeuwig-nerveuze spanning van de fotojournalistiek‘ niet kon en wilde volhouden. Daarbij was Breur ook gehandicapt aan het been. Dat klinkt hartverscheurend. Daarom stapte hij van de fotojournalistiek over naar een winkel met hondenkleding.

De foto uit 1960 oogt als klassieke documentatie. Met vrouwen in wintermantels en de voorjaarszon die architectuur goed doet uitkomen. Door de twee vrouwen en kind én de fotograaf wordt onze blik gericht op het beeld van Hans Petri. Wat staat het beeld daar te staan? Wat stelt het voor? De strijd van de mens met of tegen het water? Het witte beeld licht mooi op tegen het donkere huizenblok. De alternatieve titel ‘Jongen met hond op de rug‘ kan als postume ode aan Chris Breur opgevat worden.

Cadzand door de ogen van Aart Klein (1957-1962)

Een tent plus auto in het Cadzandse natuurgebied Het Zwin. De auto lijkt een Ford Taunus ofwel Weltkugeltaunus 1952. Is deze Duitse auto een aanwijzing voor de herkomst van de wilde kampeerders met hun Wirtschaftswunder? Ze reizen de wereld rond, om te beginnen naar de Noordzee.

Het treft het registrerende oog van fotograaf Aart Klein. Wat doen die eenzame tent en auto daar, lijkt de foto te zeggen. Ze zijn iets nieuws. Ze vallen op. De schoonheidspukkel lijkt de ongereptheid alleen maar te accentueren.

De verandering wordt opgemerkt. Het is niet goed of slecht, maar gewoon wat het is, er zijn andere tijden op til. De titel van de foto is ‘Duinen in natuurgebied bij Cadzand (1957-1962)’. Dat is een neutrale titel die de kijker niet wil sturen.

Wie weet hoe het toen was en hoe het nu is, kan niet anders dan verschillen zien. De foto zet een stip op de horizon van de recente geschiedenis.

Cadzand veranderde aan het eind van de jaren 1950 geleidelijk van een boerendorp in een dorp dat zich ging richten op het lucratieve, opkomende toerisme. Dat is de loop van de geschiedenis. De foto kan in onze ogen moeilijk een neutraal oordeel geven.

Lata Mangeshkar in Dil Bhi Tera Hum Bhi Tere (1960). Met scooter

Dit stukje verscheen eerder op George Knight Kort op 25 mei 2016.

De stem van de ster van de Indiase filmmuziek Lata Mangeshkar flonkert in dit fragment van de Hindi-film uit 1960 ‘Dil Bhi Tera Hum Bhi Tere’. Van regisseur Arjun Hingorani en muziek van Anandji Veerji Shah en Kalyanji Veerji Shah. De song ‘Ye Wada Kare Jahan Bhi Rahe’ swingt alle kanten uit boven het acteren van Kumkum en Dharmendra dat wonderlijk vervreemdend ongelijk oploopt met de muziek die klinkt als een klok.

Het tijdsbeeld ontroert. Dat van een Italiaanse neo-realistische film uit 1950 die in 1960 in India is geland. Inclusief het icoon van een Vespa scooter die vrijheid symboliseert. Het had ook Brazilië of Mexico kunnen zijn. Maar de muziek maakt het India. Een stukje ‘Indian Holiday’ in 1960.

debut582
Foto: Kumkum en Dharmendra (rechts) in Dil Bhi Tera Hum Bhi Tere uit 1960.

Reisverslag voor de Amerikaanse televisie: ‘A Midnight in Amsterdam’ (1960)

‘A MIDNIGHT IN AMSTERDAM’ is een aflevering uit de Amerikaanse televisieserie ‘Across the Seven Seas’ uit 1960. Het toont het nachtelijke Amsterdam van 60 jaar geleden. Ofwel, de Amerikaanse versie ervan. Met prachtige lichtreclames van allang verdwenen restaurants. De onderwerpen die interessant zijn voor een Amerikaans publiek zijn voorspelbaar: draaiorgels, scheepvaart, bloementeelt, de Chinees-Indische keuken, woonboten en Anne Frank.

De verrassing voor de Nederlander van nu komt na 18’30’’ met de Zirbel Stube. Oostenrijkse muziek in hartje Mokum die nog nadendert op de populariteit van Anton Karas’ citermuziek (Harry Lime thema uit De Derde Man) en de Weense Schrammelmusik. Oprichter van de Zirbel Stube dat aan de Korte Leidsedwarsstraat was gevestigd was volgens dit bericht de genaturaliseerde Oostenrijker Tony Hartweger. Hij was tevens de protegé van Max Tailleur.

Foto: Still uit ‘A MIDNIGHT IN AMSTERDAM’ (1960). Gezelligheid in de Zirbel Stube.

1960: Gedachte bij foto ‘Donation du portrait de Jefferson Davis (..) par les Soeurs de la Confédération, Richmond, Virginie, Etats-Unis’

Tijden veranderen. Dat is wat je van deze foto uit het bezit van het Musée d’Art moderne de Paris zeggen kunt. Veel is er duidelijk en ook veel is er onduidelijk aan. Het portret op de achtergrond is van Jefferson Davies, de eerste en enige president van de de Geconfedereerde Staten van Amerika die bestonden van 1861 tot 1865. Zeg maar de Zuidelijke staten die de slavernij in stand wilden houden. De vrouwen zijn de United Daughters of the Confederacy. Hun hoofdkwartier in Richmond, Virginia werd onlangs naar aanleiding van de onlusten ten gevolge van de dood van George Floyd in brand gestoken en tijdig geblust door de brandweer, aldus een krantenbericht. De foto is uit 1960 van de iconische Franse fotograaf Henri Cartier-Bresson. De titel zegt dat de vrouwen het portret schenken. Maar wie het geschilderd heeft en aan welk museum of instelling het geschonken wordt is onduidelijk. Het portret lijkt gebaseerd op een foto van Davies uit 1865 en daar van nageschilderd te zijn. De vrouwen kijken lijdzaam berustend, wetend dat hun tijd in 1960 ook al voorbij was.

Foto: Henri Cartier-Bresson, ‘Donation du portrait de Jefferson Davis, Président de l’Union des Etats du Sud pendant la guerre civile américaine, par les Soeurs de la Confédération, Richmond, Virginie, Etats-Unis’, 1960. Collectie: Musée d’Art moderne de Paris. 

Geluk kan door foto van een gemeentelijke fanfare in departement Ardennes (1950-1960) worden opgeroepen. Is het echt?

Een gemeentelijke fanfare, zo luidt de vertaling van de titel van deze foto (‘Une fanfare municipale’). De regio is het Franse departement Ardennes, tegen de Belgische grens. Fotograaf is Dominique Moiny en de datering is de jaren 1950 of 1960. In een toelichting van een presentatie die Moiny in 2011 had met twee andere fotografen, te weten René Robinet en Michel Arsène in de bioscoopgalerie van de departementale hoofdstad Charleville-Mézières wordt verwezen naar het verleden geluk of de jaren van geluk (‘Les années bonheur’).

Dat is niet toevallig de titel van een programma op de Franse televisie dat verwijst naar nostalgie en een goed humeur. Dat zijn niet alleen de beste jaren van het Franse chanson en de Franse showbusiness, maar ook van Frankrijk zelf. Toen het onder president De Gaulle nog het idee van een grootmacht kon spelen en het land niet was weggezakt in verdeeldheid en depressie. Vraag is of dit een vals beeld is van vroeger dat over het heden wordt gelegd omdat dat heden zo tekortschiet. Fransen zouden geen Fransen zijn als ze deze foto’s vergelijken met de Madeleine van Marcel Proust die dat geluk van het verleden oproept. Zo moet het zijn, en zo was het echt. Toen geluk nog gewoon was en de leden van de fanfare tijdens hun optreden gewoon hun dagelijkse kloffie aanhadden. Met een witte pet. Geld ontbrak voor uniformen. Ook dat tekent het verleden.

Foto: Dominique Moiny, Une fanfare municipale (‘Een gemeentelijke fanfare’), 1950-1960. Collectie: Fonds Dominique Moiny.

Filmgeschiedenis kan ons helpen onze eigen tijd beter te begrijpen: ‘Il Grido’ (1957) van Michelangelo Antonioni

De Italiaanse filmregisseur Michelangelo Antonioni (1912-2007) is vooral bekend door zijn trilogie die hij rond 1960 draaide. Hiermee zou hij de tijdgeest van de jaren 1960 hebben voorvoeld, zelfs hebben voorspeld. Drie films over vervreemding die niet alleen door de inhoud, maar ook in de vorm sommigen afschrikt. Antonioni zei ooit dat de realiteit waarin we leven onzichtbaar is en we daarom tevreden moeten zijn met wat we zien. Dat kan leiden tot films die aanhaken bij een idee van bovenzinnelijkheid en waarin niet veel lijkt te gebeuren. Het vertelperspectief van de klassieke film wordt losgelaten. Maar anderen zijn om deze redenen juist felle verdedigers van L’Avventura (1959), La Notte (1960) en L’Eclisse (1962).

Rond 1960 werd de opstand van 1968 voorbereid. In de schilderkunst (Jackson Pollock), de literatuur (Jack Kerouac), de klassieke muziek (Olivier Messiaen) of de jazz (Ornette Coleman). Maar waar sommigen van deze overgangsfiguren tussen oud en nieuw gingen voor spontaniteit en ongeremdheid, bleef Antonioni aan de bedachtzame kant. Mede omdat het medium film dat mikt op een breed publiek organisatie en ordening oplegt. Zelfs als die rangschikking resulteert in pogingen om de realiteit te overstijgen. Opvallend is dat Il Grido meer dan andere films van Antonioni lijkt aan te sluiten bij het neorealisme en zijn eigen kortfilms uit de laten veertiger en vroeg vijftiger jaren, terwijl die stroming rond 1960 op z’n einde liep.

Il Grido (De Kreet) is de laatste film die Antonioni voor de trilogie in 1957 maakte. Het is een speelfilm, maar zou ook kunnen doorgaan voor een documentaire. Het speelt zich af in een arbeidersmilieu in de Po-vallei en de vertelling ontvouwt zich door de opeenvolging van een reeks scherpe observaties. Hoofdpersoon Aldo zou niet als enige gedesoriënteerd en willoos zijn, maar zijn omgeving eveneens. Een vast thema van Antonioni.

Il Grido is een prima opstapje naar Antonioni’s trilogie die een van de hoogtepunten van de cinematografie is. De verzuchting klinkt bij cinefielen dat 60 jaar later dat soort films niet meer gemaakt kan worden vanwege de dwang van de markt en een artistiek intellectualisme dat door publiek en politiek niet meer toegestaan wordt. Of neutraler gezegd, omdat het uit de mode is. Ons rest de tijdcapsule en de reis naar verschijningsvormen, gedrag en ideeën van toen die ons die overgangsperiode beter doet begrijpen. En ons tevens het reliëf geeft om onze eigen tijd beter te doorzien. Door te beseffen wat er niet meer is en waarom dat bij nader inzien niet vanzelfsprekend is. Daartoe moeten we eerst weten wat er ooit was. Daar helpt de filmgeschiedenis bij.

Foto: Still uit Il Grido van Michelangelo Antonioni (1957).

Duyvendak: achterban PVV denkt over emancipatie niet anders dan laagopgeleide Nederlands-Marokkanen. Niet vooruitstrevend

0bf4dd39b7bc0bd5b2fb85fe3e67bd8bb2b0fce477fa4cd5ee54a6673b961abe

Mijn ogen bleven haken op twee zinnen in een essay van de Amsterdamse socioloog Jan Willem Duyvendak in De Groene van 10 maart 2016 dat ook in S&D van de Wiardi Beckman Stichting verschijnt: ‘Bij precieze analyse blijkt dat de achterban van Wilders qua emancipatiegezindheid sterk lijkt op laagopgeleide Nederlands-Marokkanen. Niet heel vooruitstrevend dus’. Hij verwijst hierbij naar het onderzoekAcceptatie van homoseksuelen, biseksuelen en transgenders in Nederland‘ van Lisette Kuyper en Saskia Keuzenkamp.

Duyvendak focust op de vraag welk beeld van Nederland ‘wordt uitgedragen in reactie op dergelijke aanslagen en, breder, in discussies over migranten en asielzoekers.’ Aanleiding voor het essay is een recente publicatie van de Franse demograaf Emmanuel Todd die stelt dat de demonstraties na de terroristische aanslagen van januari 2015 (Charlie Hebdo, kosjere supermarkt) vooral een uiting van islamofobie waren. Duyvendak wijst die claim af en vindt dat Todd de plank mis slaat. Hij ontleent er wel het perspectief aan hoe Nederlanders zichzelf presenteren in reactie op dit soort aanslagen of de instroom van migranten en asielzoekers.

Duyvendak gaat in op drie aspecten die kort samengevat de culturele kwestie vormen: vrouwenrechten, homorechten en de scheiding van kerk en staat. Hij geeft een goed overzicht van recente ontwikkelingen. Nog in 1960 was Nederland een van de meest traditionele landen van Europa op het gebied van gender (man/ vrouw relaties) en (homo)seksualiteit. Deels is dat nog zo, men hoeft maar te kijken naar de in vergelijking met andere Europese landen slechte positie van vrouwen op de arbeidsmarkt. En in de debatten over de scheiding van kerk en vindt Duyvendak de dubbelzinnigheid nog groter dan bij gender en (homo)seksualiteit: ‘Dezelfde partijen die het hardste roepen dat een modern land zich kenmerkt door een volledige scheiding van kerk en staat, stellen tegelijkertijd dat Nederland een joods-christelijke traditie heeft en moet houden. Voorstellen om bijvoorbeeld vrije dagen minder stringent te koppelen aan christelijke feestdagen kunnen op woedende reacties rekenen. Want dan is er plotseling sprake van een aanval op ‘onze cultuur’.’

Uiteindelijk is toch door de verwerking van de verworvenheden van de jaren 1960 een omslag gekomen die Nederland tot een progressief land hebben gemaakt. Vaak is dat een revolutie in woorden geweest die nog niet altijd en overal in de praktijk van de samenleving zijn terug te vinden, maar het onderscheidt volgens Duyvendak Nederland wel van meer traditionele landen als de VS of Frankrijk die nog voor het proces staan dat zich in Nederland al voltrokken heeft. Door de snelheid van de veranderingen kijkt Nederland er dubbelhartig tegenaan. En met enige mate van geheugenverlies. Want die culturele verworvenheden die nu als vanzelfsprekend worden gepresenteerd zijn behalve in progressieve enclaves van D66- en GroenLinks-kiezers nog niet overal ingedaald. Pikant is trouwens dat Duyvendak in het PvdA-huisblad S&D Paul Scheffer te kijk zet als iemand die nog in 2005 in het openbaar ‘demonstratieve homoseksualiteit’ afwees. Wat geeft dat aan?

Maar die zin dus over de achterban van de PVV die niet heel vooruitstrevend is en over emancipatie niet heel anders denkt dan laagopgeleide Nederlands-Marokkanen. Henk en Ingrid denken over culturele kwesties hetzelfde als Achmed en Fatima. Duyvendak constateert dat ze veel gemeen hebben: ‘zowel PVV-stemmers als de laagopgeleiden onder de Nederlands-Marokkanen voelen zich vaak miskend, niet gezien door de politiek; ze wonen in de ‘slechtere wijken’; en ze hebben traditionelere opvattingen.’ Het is niet nieuw wat Jan Willem Duyvendak zegt en het komt niet verrassend, maar het is goed om het opnieuw te beseffen.

Er bestaan theorieën over maatschappelijk kloven: tussen nationalisten en kosmopolieten (wereldoriëntatie), progressieven en conservatieven (culturele waarden), laag- en hoogopgeleiden (ontwikkelingsniveau), individualisme en gemeenschap (burgermaatschappij, zie ook Wiki-lemma Communitarisme) of autochtonen en nieuwkomers (herkomst). Hoe dan ook stelt Duyvendak met zijn essay de claims van het Wij/Zij-denken bij dat mensen eenzijdig probeert te ronselen. De werkelijkheid is genuanceerder en veelzijdiger. Godzijdank. 

Foto: ‘Demonstratie in Amsterdam, provo Hans Tuijnman wordt door enige agenten weggesleept‘, 17 juli 1966. Collectie nationaal Archief. Credits: Joost Efers / Anefo.