Hedendaags ‘Black Friday’

Tips voor maximaal rendement op Black Friday. Marketingtribune, 24 oktober 2020.

Wat moeten we in Nederland met het begrip ‘Black Friday’ of ‘Zwarte Vrijdag‘? Het is geen begrip dat leeft of begrepen wordt. Het is in Nederland een uitgevonden traditie die onbeschaamd en onbeschroomd de commercie dient. De vrijdag na Thanksgivingsday zegt ons niks omdat we dat feest dat teruggrijpt op de Amerikaanse 17de eeuwse geschiedenis niet vieren.

In het uitvinden van traditie staat Black Friday niet alleen. Dat gebeurde ook met het Sinterklaasfeest midden 19de eeuw. Het tijdperk dat in vele landen tradities werden uitgevonden om de nationale identiteit te vormen. Het verschil is wel dat het Sinterklaasfeest aansloot bij de toenmalige cultuur van Nederland en dat bij Black Friday niet zo is. Het is duidelijk een geparachuteerde Amerikaanse traditie die in Nederland door het bedrijfsleven is gedropt. Met marketing wordt het er ingeramd.

Als de hedendaagse cultuur van Nederland omschreven wordt als consumeren, genotzucht, koopdwang die onderhorig is aan de doordraaiende 24-uurs-economie, dan past Black Friday als Amerikaanse traditie die in de jaren 1960 uitgevonden werd goed bij Nederland.

Interessant is dat daar ook weer een reactie op komt uit het bedrijfsleven zelf. Door niet mee te doen aan Black Friday kan een bedrijf zich profileren. De Nieuws BV zegt: ‘De winkelketen Dille & Kamille doet niet mee aan Black Friday. Zij staan namelijk voor duurzaam consumeren en consuminderen. De vraag is: is het greenwashing, of past het bij het DNA van het bedrijf? En: is Black Friday niet juist de uitkomst voor aankopen voor mensen met een kleine portemonnee?

Er zijn in de geschiedenis vele Black Fridays, zoals die in 1921 toen in het Verenigd Koninkrijk mijnwerkers alleen kwam te staan in hun staking en de vervoers- en spoorwegbonden afhaakten. Uiteindelijk kwam het goed in 1925 toen de regering een subsidie verstrekte aan de mijnindustrie om het mijnwerkersloon op peil te houden. Een linkse krant noemde dat ‘Red Friday.’

Het Schotse Aberdeen werd op vrijdag 12 juli 1940 gebombardeerd door Duitse vliegtuigen. Dat wordt lokaal ‘Black Friday’ genoemd.

Op donderdag 24 oktober 1929 crashte de Amerikaanse beurs en op dinsdag 29 oktober stortten de koersen definitief in elkaar. Het begin van de depressie van de jaren 1930. De gebeurtenissen worden door Angelsaksen respectievelijk ‘Black Thursday‘ en ‘Black Tuesday‘ genoemd.

Volgens het Wikipedia-lemma Schwarzer Donnerstag spreekt men in Europa over ‘Zwarte Vrijdag’ vanwege het tijdsverschil omdat de Europese beurzen pas op vrijdag 30 oktober 1929 openden en .. instortten. Dit lemma meldt ook (vertaald): ‘Twee jaar eerder, op vrijdag 13 mei 1927, was er plotseling een forse koersdaling in de aandelenindex van het Reichsstatistical Office op de Berlijnse beurs, ook wel Black Friday genoemd. In de VS verwijst Black Friday naar de beurscrash van 24 september 1869.’

De meest bekende en wijdverspreide betekenis van Black Friday is dus historisch een financiële crisis. Daarom is het opvallend dat de naam van een beurskrach die toch als negatief ervaren wordt later in het taalgebruik is overgenomen en overruled werd door de huidige betekenis van Black Friday: kopen, kortingen en koopjes. Het geeft aan hoe flexibel, creatief, maar ook opportuun taalgebruik kan zijn.

NB: Ik heb afgelopen week bij webwinkels een overhemd, een broek en drie T-shirts besteld. Sommige met korting vanwege Black Friday.

De waarheid achter het masker: godsdienst, antikolonialisme, consumentisme en de Vailala Gekte in Nieuw-Guinea (1918-1921)

Drie mannelijke leden van de Eleman-stam of taalfamilie in de Purari Delta in Australisch Nieuw-Guinea dragen maskers. De beschrijving van het British Museum heeft het over eharo maskers, gemaakt van barkdoek. Ze zijn niet heilig. De figuur in het midden moet een oudere man voorstellen en de anderen jonge jongens. De periode is 1900-1930 en men kan nu nog aanvoelen waarom Europese kunstenaars zich in de eerste helft van de 20ste eeuw door deze ‘primitieve’ kunst aangesproken voelden. Maar onschuldig is het niet. Er is onderhuidse spanning tegenover de Britse kolonisator.

In hetzelfde gebied ontstond in 1918-1921 de Vailala Gekte of Waan. Dat was een religieuze beweging. De beschrijving is te interessant om niet te vertalen: ‘De Vailala Madness was een religieuze beweging. Het was actief tussen 1919 en 1922. Veel mensen denken dat het een van de eerste goederen sekte  (cargo cult) was, ook al werd die term voor het eerst gebruikt in de jaren veertig. De Vailala Madness was actief in de Golf van Papoea, destijds een territorium van Australië, maar behoort nu tot Papoea-Nieuw-Guinea. De Vailala Madness dankt zijn naam aan het gedrag van mensen die eraan deelnamen. Dit gedrag omvatte glossolalie (of ‘spreken in tongen’), beven en tekenen van mentale of emotionele stoornissen. In de inheemse taal noemden mensen die deelnamen aan de Vailala Madness het iki haveve, of ‘buik-weet niet’, wat een andere manier was om ‘duizeligheid’ te zeggen. De mensen in de beweging dachten dat er een ‘ Spookboot’ zou komen. Dit schip zou worden bestuurd door dode mensen die terug zouden komen. De doden brachten vracht met ingeblikt voedsel en gereedschap mee. In één versie van het verhaal zouden de doden wapens meebrengen om de blanke kolonisten eruit te schoppen, maar niet iedereen is het erover eens dat dit was wat mensen in de Vailala Madness echt geloofden’.

Uit een beschrijving van de Encyclopaedia Britannica blijkt dat deze religie van de cargo sekte zowel raakt aan de eigen tradities, het christendom, het moderne consumentisme als het antikolonialisme. Het lijkt wel op de Boston Tea Party in 1773, het protest van Amerikaanse kolonialisten eveneens tegen de Britse overheerser. Tradities worden aangepast aan de nieuwe tijd en in een nieuwe vorm gegoten die het beste inspeelt op de actualiteit. Tradities worden opnieuw uitgevonden.

Zo bekeken is de foto van de drie mannen met maskers van Gibson Studio uit Port Moresby al aan verbrokkeling onderhevig toen die genomen werd. Wat vermoedelijk vaker het geval is. Wordt het er zo niet eerder een plaatje voor het archief, voor het museum op van een realiteit die al was losgekomen van de omgeving? Het antwoord is niet op voorhand duidelijk en lijkt trouwens minder interessant dan de vraag hoe traditie en moderniteit zich tot elkaar verhouden. Zoals vaak kan de kloof van belofte en behoefte overbrugd worden door godsdienst die zich buiten de paden kan bewegen omdat het zich onttrekt aan alle logica en een kader scheept waarin alles mogelijk is omdat het toch niet geverifieerd kan worden.

Foto 1: Gibson Photo, Port Moresby, [Postcard printed with a photograph (black and white); photograph of three young Elema men outdoors wearing eharo masks; the two masks on either end represent young boys, while the mask in the middle represents and old man; they also wear plant fibre shoulder coverings and cloth wraps, as well as having body painting; grass and hills behind them; Purari Delta; Papua New Guinea], 1900-1930. Collectie: British Museum.

Foto 2: Henry Moore Dauncey, [Young boy, called Vailala, wearing tradecloth wrap, probably a student at the Mission School, holding a slate with a drawing of the London Missionary Society boat “John Williams”], 1900. Collectie: Dauncey Collection, of Royal Anthropological Institute.

Hebben Nederlandse christenen redenen voor steun aan Baudet? Het is maar hoe breed men kan kijken hoe dat oordeel uitpakt

Een opmerkelijk opinie-artikel van Zmnako Karem in Trouw. De krant die zoveel religie in zijn berichtgeving doet. Hij meent dat de reden van de stem op Baudet ‘juist de aantrekkelijke cultuur-conservatieve boodschap over het behoud van de culturele identiteit van Nederland en het aanwakkeren van de nationale trots ten tijde van de culturele identiteitscrisis en van islamterrorisme’ is. Dat is ook een mening. Trouw biedt een platform.

Karem gaat voorbij aan wat Baudet ook is. Een volksmenner. Een ondergangsfilosoof. Een complotdenker. Een politicus die verdeelt. Een seksist. Een ontkenner van het klimaatakkoord. Een politicus die de Nederlandse identiteit eng definieert en aanhaakt bij christenen. Deze opinie-maker ziet dat allemaal door de vingers.

Foto 1: Schermafbeelding van deel artikelAlle reden voor steun van christenen aan Baudet’ van Zmnako Karem in Trouw, 10 april 2019.

Foto 2: Tweet, 10 april 2019.

Waarom mogen medewerkers van de krijgsmacht op sociale media uitspraken doen die tegen de werking van de rechtsstaat ingaan?

Het is ook in Nederland een probleem dat naar verhouding veel mensen met rechts-extremistische meningen werken bij overheidsdiensten als krijgsmacht, brandweer of politie. Dat heeft er mede mee te maken dat het personeel van deze diensten geen afspiegeling van de bevolking vormt. Neem Reint Meijer die op zijn FB-account meldt bij het Korps Mariniers te werken. Hij is opsteller van bovenstaande petitie die vraagt om een ‘Verbod op het houden van betogingen tegen Nederlandse tradities als Zwarte Piet, zeehelden, oorlogshelden, veteranen, dodenherdenkingen.’ Meijer wil de Nederlandse tradities bewaren door die te verbieden. Hij legt de schuld van de aantasting ervan bij ‘linkse groeperingen en migranten’. De krijgsmacht is volgens artikel 97 van de grondwet een instrument van de democratische rechtsstaat. Dat principe komt op de tocht te staan als het personeel van de krijgsmacht een overtuiging heeft en in het openbaar naar buiten brengt die haaks staat op de rechtsstaat. In elk geval dient dit niet het draagvlak, gezag en de geloofwaardigheid van de krijgsmacht.

Reint Meijer heeft net als alle Nederlandse burgers toch het recht om zijn mening te uiten? Dat is zo. Van hem kan als medewerker van het Korps Mariniers echter ook verwacht dat hij binnen de grenzen van de rechtsstaat blijft en door zijn meerderen daartoe worden verplicht als hij dat in de openbaarheid aantoonbaar niet doet. Dat is een kwestie van discipline en het gebonden zijn aan interne regels van de krijgstucht indien de Wet Militair Tuchtrecht geactualiseerd zou zijn met het oog op het gebruik van sociale media. Wat niet zo is. De logica is dat als Meijer dat tegen beter weten in nalaat de leiding van het Korps Mariniers dient in te grijpen.

Meijer uit zich stevig op sociale media zoals onderstaande afbeelding van een FB-posting van 4 december 2018 aangeeft. In China is volgens Meijer de overheid ‘gelukkig goed bezig’ omdat een paar weken geleden ‘meer dan 500 bankiers op één dag op een nekschot getraceerd’ zijn. Onafhankelijke bevestiging voor dit bericht bestaat niet. Het is er een uit de hoek van het complotdenken, de volksmennerij en politieke agitatie.

Achtergrond van Meijers uitingen op sociale media is dat het geweldsmonopolie is ondergebracht bij instituten als de politie en de krijgsmacht waar hij deel van uitmaakt. Dat monopolie is er ondergebracht om de orde te handhaven, en de staat te legitimeren en stabiliseren. Het lemma Geweldsmonopolie op Wikipedia maakt dat inzichtelijk. Er is een probleem als een medewerker van een instituut met het geweldsmonopolie niet bezig is om de staat te stabiliseren, maar te destabiliseren door het verspreiden van nepnieuws en verhulde oproepen tot actie die tegen de rechtsstaat ingaan. Dat kan delen van de bevolking die op de korrel worden genomen vrees aanjagen zodat het vertrouwen in de krijgsmacht als apolitiek instrument afneemt.

Reint Meijer is een voorbeeld en ongetwijfeld niet de enige medewerker van de krijgsmacht die uitingen op sociale media doet die op te vatten zijn als strijdig met de rechtsstaat. Het is ondanks een onbereidwillige, te smalle en ‘niets aan de hand’ opvatting van de top van het ministerie van Defensie zoals neergelegd in een brief van 1 november 2018 aan de Tweede Kamer de taak voor de wetgever om zo snel mogelijk met een nieuwe Wet Militair Tuchtrecht te komen waarin ook de voorwaarden voor het gebruik van sociale media zijn opgenomen en voor de leiding van de krijgsmachtsonderdelen om met het oog op het eigen draagvlak het eigen personeel op haar verantwoordelijkheid te wijzen en te verzoeken zich in het openbaar te matigen.

Foto 1: Schermafbeelding van de petitieVerbod aantasting Nederlandse tradities, normen en waarden’ van Reint Meijer op petities.nl.

Foto’s 2 en 3: Schermafbeeldingen van FB-account van Reint Meijer (Korps Mariniers, Groningen).

‘Chess Match No. 5’ is gebaseerd op interviews met John Cage. Hoe actueel kan het zijn?

Tot 2 april loopt het stuk Chess Match No. 5 van SITI Company in de de Abingdon Theatre Company in New York. Een wereldpremière. Zoals Chrysler Ford en John Sherer voor Hyperallergic uitleggen is het gebaseerd op interviews met componist John Cage. Ze framen het als ‘traditionele avant-garde’ in de geest van Samuel Beckett en Eugène Ionesco. Ook het theater van de absurditeit is geschiedenis geworden en wordt ‘hernomen’.

De vraag die Ford en Sherer stellen is hoe relevant dit nog kan zijn. Daarbij gaan ze uit van Cage als klassiek componist die ze afzetten tegen Arvo Pärt en John Adams. Maar Cage is meer dan dat. Ook beeldende kunst en Fluxus. Of een intermediair die disciplines verbindt. Beredeneerd vanuit de toneelpraktijk lijkt hun kritiek wat aan de zware kant. Want de lat voor repertoiretoneel van Ibsen, Tsjechov of Shaw of vertegenwoordigers van de traditionele avant-garde zoals Pinter, Ionesco, Jarry of Beckett wordt doorgaans niet zo hoog gelegd.

De vraag naar de relevantie van John Cage en Chess Match No. 5 is de vraag naar de relevantie van 19de of 20e eeuws repertoiretoneel waarbij de tekst centraal staat. Dat maakt het stuk via een omweg actueel. Vriend van John Cage en Franse kunstenaar Marcel Duchamp was een sterke schaker en vertelt over zijn fascinatie:

Neemt de angst voor globalisering af als globalisering afneemt?

pvv

Angst voor globalisme bij Europese kiezers kan bestreden worden door aan te tonen dat het globalisering over haar hoogtepunt heen is. Dat blijkt uit academisch onderzoek. Hoogleraar Economische groei en ontwikkeling Marcel Timmer maakt dat aannemelijk in een bericht in NRC. Hij verwijst onder meer naar een van de pijlers onder het globalisme, namelijk ‘de zogeheten ‘internationale fragmentatie’ van productieketens’. Die fragmentatie groeide in de twee decennia tot 2011, maar nam daarna af. Timmer geeft een verklaring: ‘Waarschijnlijker is dat bedrijven zich meer bewust zijn geworden van de nadelen van productie in het buitenland. Soms valt de kwaliteit van de producten of de dienstverlening tegen. Een andere verklaring is de snelle technologische innovatie. Die zorgt nu soms voor verplaatsing van productie terúg naar rijkere landen.’ Het verplaatsen van productie naar lage loon-landen is dus een proces dat al op haar retour is.

Deze constatering lijkt een zijdelings en onverwacht antwoord op de gisteren gepubliceerde studieFear not Values. Public opinion and the populist vote in Europe’ van de Bertelsmann Stiftung die tot de conclusie komt dat globalisme de hoofdoorzaak is voor mensen om op populistische partijen te stemmen. In een toelichting bij de studie merkt de Bertelsmann Stiftung op dat er twee interpretaties zijn voor de angst bij deze kiezers en de opkomst van het populisme. De eerste benadrukt het conflict tussen progressieve en traditionele waarden en de tweede de kloof tussen zij die van de globalisering profiteren tegenover degenen die achterblijven.

Voor de Nederlandse partijen is het weinig opvallend (zie diagram) dat kiezers op de PVV en in mindere mate de SP globalisering het meeste als dreiging zien. Evenmin opvallend is dat kiezers op de PVV en het CDA zich het meeste bekommeren om traditionele waarden en progressieve waarden als seksegelijkheid, homorechten, etnische diversiteit en milieubescherming als bedreiging zien. Wel is opvallend hoe traditioneel de achtervan van de PvdA is. De angst voor globalisering (40%) is in Nederland overigens kleiner dan in de meeste andere onderzochte landen. Maar dat geldt niet voor de achterban van de PVV. Bekommernis om de teloorgang van traditionele waarden is in Nederland wel betrekkelijk hoog (53%). Hoe dan ook, D66, PvdA en VVD met een achterban die het minst vreest voor globalisering hebben er alle belang bij om kiezers op andere partijen erop te wijzen dat de angst voor globalisering grotendeels ongegrond is omdat de dreiging ervan afneemt.

Foto: Schermafbeelding van grafiek 17 ‘PVV voters fear globalisation more than others’ uit studie ‘Fear not Values. Public opinion and the populist vote in Europe’ van de Bertelsmann Stiftung.

Arjen Ribbens in NRC: ‘Afstoten van kunst als Oranje-traditie’

Arjen Ribbens prikt in een artikel in NRC door de schone schijn van het Koninklijk Huis. Leden ervan zouden zich interesseren voor kunst, zo zegt de Oranje-promotie, maar dat ligt volgens Ribbens anders: ‘Dit is een artikel over wat, met enige overdrijving, een Oranje-traditie kan worden genoemd: het voortvarend afstoten van kunst, zonder veel rekening te houden met kunsthistorische gevoeligheden. Gebeurde dat in het verleden op veilingen, en met goede doelen als bestemming voor de opbrengst, recentelijk is een grote hoeveelheid kunst uit de nalatenschap van prinses Juliana ondershands verkocht, zonder charitatief oogmerk. Naast de tijgers van Raden Saleh ook een map met 1.200 zeventiende- en achttiende-eeuwse tekeningen van de stad en de provincie Utrecht, aan een particuliere verzamelaar. Nederlandse musea die deze kunst graag in hun collectie hadden willen opnemen, zeggen niet te zijn benaderd door het hof.’ Vraag is of dit met de Ethische Code van de museumsector spoort. De Museumvereniging zou om een uitspraak gevraagd moeten worden.

En dat op de dag dat koning Willem-Alexander in het Koninklijk Paleis op de Dam met veel bombarie de koninklijke prijzen voor de vrije schilderkunst 2016 uitreikt. In de opgedrongen rol van kunstliefhebber. De mythe van een betrokken en maatschappelijk koninklijk huis tekent het verschil tussen schijn en wezen. De mythe bestaat uit pose en afstand en vindt aftrek dankzij propaganda en welwillende onderhorigheid bij opiniemakers. Het is moedig van Ribbens dat hij hier doorheen breekt. Zijn Vlaamse hoofdredacteur Peter Vandermeersch heeft het nooit verder gebracht dan lakei, hermelijnvlooi, jaknikker en hielenlikker van Oranje.

Met stellingen van De Hond op weg naar de politiestaat. Weg met onze cultuur en de rechtsstaat

peil

Maurice de Hond peilt de stemming van Nederland in reactie op de recente aanslagen in Brussel. Het zegt in een toelichting bij de peiling van 27 maart 2016: ‘Bij de keuze tussen maatregelen nemen om terrorisme te bestrijden en daarbij veel vrijheden inleveren of onze huidige verworvenheden handhaven met mogelijke consequentie dat we meer risico lopen op terroristische aanslagen, zijn de Nederlanders behoorlijk verdeeld.

Femke Halsema constateert in een tweet dat een meerderheid van de Nederlanders af wil van onze cultuur en rechtsstatelijke tradities. Hoe dat zover is gekomen na de bevrijding van de jaren ’60 is de vraag. Zijn het de (sociale) media die een angstcultuur hebben helpen creëren en mensen bang maken? Of is het een generatie politici die bij gebrek aan een solide aanpak Nederland schijnzekerheid biedt? En de burgers onvoldoende uitlegt wat de achtergrond van onze cultuur en tradities is? Of is het een verwend en in zichzelf gekeerd Nederland dat in luxe leeft en weinig ontberingen kent? Of is het gewoon de aloude angst voor de ander?

Deze peiling is ontluisterend voor Nederland. Om je rot te schamen. Tolerantie, begrip en koelbloedigheid zijn ver te zoeken. Verschil tussen gedrag en een mening wordt door een meerderheid niet gemaakt. Met name het antwoord op de stelling over ‘heropvoedingskampen voor leerlingen die juichen als ze horen van terroristische aanslagen’ geeft te denken. De stellingen zelf staan trouwens evenmin boven verdenking. Want 100% veiligheidscontroles ‘op alle plekken waar veel mensen samenkomen‘ zijn zelfs in een politiestaat praktisch onmogelijk. Dus wat heeft het voor zin om zo’n stelling voor te leggen? Vraag is of deze stellingen de vinger aan de pols van Nederland houden of dat ze de opzet hebben om Nederland rijp te helpen maken voor politieke meningen die tot nu toe taboe waren. De peiling is een teken aan de wand van de politiestaat.

Foto: Schermafbeelding van deel van een opiniepeilingNa de aanslagen in Brussel, maart 2016’ van Peil.nl.

Duyvendak: achterban PVV denkt over emancipatie niet anders dan laagopgeleide Nederlands-Marokkanen. Niet vooruitstrevend

0bf4dd39b7bc0bd5b2fb85fe3e67bd8bb2b0fce477fa4cd5ee54a6673b961abe

Mijn ogen bleven haken op twee zinnen in een essay van de Amsterdamse socioloog Jan Willem Duyvendak in De Groene van 10 maart 2016 dat ook in S&D van de Wiardi Beckman Stichting verschijnt: ‘Bij precieze analyse blijkt dat de achterban van Wilders qua emancipatiegezindheid sterk lijkt op laagopgeleide Nederlands-Marokkanen. Niet heel vooruitstrevend dus’. Hij verwijst hierbij naar het onderzoekAcceptatie van homoseksuelen, biseksuelen en transgenders in Nederland‘ van Lisette Kuyper en Saskia Keuzenkamp.

Duyvendak focust op de vraag welk beeld van Nederland ‘wordt uitgedragen in reactie op dergelijke aanslagen en, breder, in discussies over migranten en asielzoekers.’ Aanleiding voor het essay is een recente publicatie van de Franse demograaf Emmanuel Todd die stelt dat de demonstraties na de terroristische aanslagen van januari 2015 (Charlie Hebdo, kosjere supermarkt) vooral een uiting van islamofobie waren. Duyvendak wijst die claim af en vindt dat Todd de plank mis slaat. Hij ontleent er wel het perspectief aan hoe Nederlanders zichzelf presenteren in reactie op dit soort aanslagen of de instroom van migranten en asielzoekers.

Duyvendak gaat in op drie aspecten die kort samengevat de culturele kwestie vormen: vrouwenrechten, homorechten en de scheiding van kerk en staat. Hij geeft een goed overzicht van recente ontwikkelingen. Nog in 1960 was Nederland een van de meest traditionele landen van Europa op het gebied van gender (man/ vrouw relaties) en (homo)seksualiteit. Deels is dat nog zo, men hoeft maar te kijken naar de in vergelijking met andere Europese landen slechte positie van vrouwen op de arbeidsmarkt. En in de debatten over de scheiding van kerk en vindt Duyvendak de dubbelzinnigheid nog groter dan bij gender en (homo)seksualiteit: ‘Dezelfde partijen die het hardste roepen dat een modern land zich kenmerkt door een volledige scheiding van kerk en staat, stellen tegelijkertijd dat Nederland een joods-christelijke traditie heeft en moet houden. Voorstellen om bijvoorbeeld vrije dagen minder stringent te koppelen aan christelijke feestdagen kunnen op woedende reacties rekenen. Want dan is er plotseling sprake van een aanval op ‘onze cultuur’.’

Uiteindelijk is toch door de verwerking van de verworvenheden van de jaren 1960 een omslag gekomen die Nederland tot een progressief land hebben gemaakt. Vaak is dat een revolutie in woorden geweest die nog niet altijd en overal in de praktijk van de samenleving zijn terug te vinden, maar het onderscheidt volgens Duyvendak Nederland wel van meer traditionele landen als de VS of Frankrijk die nog voor het proces staan dat zich in Nederland al voltrokken heeft. Door de snelheid van de veranderingen kijkt Nederland er dubbelhartig tegenaan. En met enige mate van geheugenverlies. Want die culturele verworvenheden die nu als vanzelfsprekend worden gepresenteerd zijn behalve in progressieve enclaves van D66- en GroenLinks-kiezers nog niet overal ingedaald. Pikant is trouwens dat Duyvendak in het PvdA-huisblad S&D Paul Scheffer te kijk zet als iemand die nog in 2005 in het openbaar ‘demonstratieve homoseksualiteit’ afwees. Wat geeft dat aan?

Maar die zin dus over de achterban van de PVV die niet heel vooruitstrevend is en over emancipatie niet heel anders denkt dan laagopgeleide Nederlands-Marokkanen. Henk en Ingrid denken over culturele kwesties hetzelfde als Achmed en Fatima. Duyvendak constateert dat ze veel gemeen hebben: ‘zowel PVV-stemmers als de laagopgeleiden onder de Nederlands-Marokkanen voelen zich vaak miskend, niet gezien door de politiek; ze wonen in de ‘slechtere wijken’; en ze hebben traditionelere opvattingen.’ Het is niet nieuw wat Jan Willem Duyvendak zegt en het komt niet verrassend, maar het is goed om het opnieuw te beseffen.

Er bestaan theorieën over maatschappelijk kloven: tussen nationalisten en kosmopolieten (wereldoriëntatie), progressieven en conservatieven (culturele waarden), laag- en hoogopgeleiden (ontwikkelingsniveau), individualisme en gemeenschap (burgermaatschappij, zie ook Wiki-lemma Communitarisme) of autochtonen en nieuwkomers (herkomst). Hoe dan ook stelt Duyvendak met zijn essay de claims van het Wij/Zij-denken bij dat mensen eenzijdig probeert te ronselen. De werkelijkheid is genuanceerder en veelzijdiger. Godzijdank. 

Foto: ‘Demonstratie in Amsterdam, provo Hans Tuijnman wordt door enige agenten weggesleept‘, 17 juli 1966. Collectie nationaal Archief. Credits: Joost Efers / Anefo.

Bij een foto met rouwende vrouwen bij boerenbegrafenis in Stroe, 1949

SFA001019880

De dood. Ook zoiets waar rekening mee te houden is. ‘Rouwende vrouwen in het zwart en in boerenkleding bij boerenbegrafenis in Stroe, 25 augustus 1949’ zegt het bijschrift. Een dorp in de gemeente Barneveld. De kleren hangen klaar voor het geval de dood toeslaat. Die sluipmoordenaar. Deze foto lijkt een still uit een kostuumfilm uit Scandinavië, zoals Babettes gæstebud die speelt in de 19de eeuw. Of Das Weisse Band in het Duitsland van vlak voor 1914. Bij zwart-wit denken we nu eenmaal aan films over toen. Hier met veel zwart van vijf rouwende vrouwen. Arme grond, hard labeur, traditie van het gemeenschappelijk afscheid nemen.

De foto ontroert door stemmigheid, stijlvastheid die in 1949 misschien helemaal niet zo werd gezien. Het is een verleden dat verder weg lijkt dan het is. Moderniteit blijft buiten. Rouwende vrouwen gedenken de dood. Zijn ze de naasten van de overlevende? Hier is iets ernstigs aan de hand. Daarover bestaat geen misverstand.

Correctie: Het gaat om Stroe op het voormalig eiland Wieringen, nu gemeente Hollands Kroon.

Foto: ‘Rouwende vrouwen in het zwart en in boerenkleding bij boerenbegrafenis in Stroe, 25 augustus 1949’. Credits: Pim Stuifbergen.