Rooms-katholieke aartsbisschop William Goh spreekt zich opnieuw fel tegen het secularisme uit. Hij maakt zijn eigen kerk te schande

De rooms-katholieke aartsbisschop van Singapore William Goh zet zijn kruistocht tegen het secularisme voort. Hij valt in herhaling zoals dit commentaar van september 2019 met een soortgelijke preek aantoont. Toen vroeg ik me af: ‘Wat voor onzin is er in hemelsnaam in hem gevaren? Ligt hij uit kerkpolitieke redenen onder vuur van conservatieven? Zijn woorden zijn niet alleen in strijd met de aard van het secularisme en de tolerantie jegens andersdenkenden, maar ook met opvattingen over diversiteit en multiculturalisme die Goh eerder naar buiten bracht. (..) secularisme is dé manier om eenheid te promoten, wat Goh in de video ontkent. Dat is het secularisme waarin alle religies en levensovertuigingen gelijkwaardig zijn en onder de garantie van de nationale staat vreedzaam samen kunnen leven’. Het is veelzeggend dat Goh tot dezelfde kerk behoort als paus Franciscus die openheid en toenadering tot andersdenkenden predikt. Goh steekt zijn standaardpreek af tegen het secularisme. Hij begrijpt niet wat het inhoudt en is neerbuigend tegen de voorstanders ervan. Die per definitie niet anti-religieus of goddeloos zijn wat Goh niet begrijpt. Goh is een religieuze complotdenker die in intellectueel en moreel opzicht een schande voor de kerk van Rome is. Of juist een voorbeeld ervan?

In een artikel op openDemocracy legt de Turkse hoogleraar politicologie (sociologie van religie, secularisme en burgerschap) Haldun Gülalp in ‘In defense of secularism; Polarization based on a politics of religious identity seems to be the most dangerous for democracies’ uit wat secularisme is en welke functie het heeft. Het kan opgevat worden als een antwoord op de religieuze identiteitspolitiek van aartsbisschop William Goh die religie als politiek middel inzet dat tot radicalisering leidt. Hiermee besmet hij onbewust zijn eigen religie:

Foto: Schermafbeelding van deel artikel ‘In defense of secularism; Polarization based on a politics of religious identity seems to be the most dangerous for democracies’ van Haldun Gülalp op openDemocracy, 19 november 2019.

Aartsbisschop William Goh geselt vanaf de kansel het secularisme en spreekt zichzelf tegen

Het is lastig om niet verdrietig te zijn over de woorden van de rooms-katholieke aartsbisschop van Singapore William Goh. Wat voor onzin is er in hemelsnaam in hem gevaren? Ligt hij uit kerkpolitieke redenen onder vuur van conservatieven? Zijn woorden zijn niet alleen in strijd met de aard van het secularisme en de tolerantie jegens andersdenkenden, maar ook met opvattingen over diversiteit en multiculturalisme die Goh eerder naar buiten bracht. Zoals in 2018 in een interview met het Vaticaanse Asia News waarin hij uitlegt hoe secularisme in een staat als Singapore in de praktijk functioneert en de regering ‘die feitelijk seculier is’ niet tegen maar voor religie is. En voegt Goh toe: ‘Our ability to live together peacefully, especially among different religions, is truly a miracle.’ Kortom, secularisme is dé manier om eenheid te promoten, wat Goh in de video ontkent. Dat is het secularisme waarin alle religies en levensovertuigingen gelijkwaardig zijn en onder de garantie van de nationale staat vreedzaam samen kunnen leven. Dat Goh zichzelf vergeet kan hem nog vergeven worden, maar dat hij meent dat katholieken en ‘mensen zonder God’ geen gemeenschappelijke waarden hebben en elkaar niet kunnen vinden is bizar. Met zijn neerbuigende houding jegens andersdenkenden die geen ‘mensen van God’ zijn laat deze rooms-katholieke aartsbisschop zich kennen als iemand die verbinding afwijst.

Generalisaties van een oud-Ombudsman. Alex Brenninkmeijer noemt ‘het atheïstische’ een redelijk intolerante bovenstroom

Wat te denken van een interview waarin de geïnterviewde de politiek verwijt te generaliseren, maar zelf komt met de ene na de andere generalisatie? Het is des te tragischer omdat de geïnterviewde zonder het goed te beseffen de titel ‘Wat we doen is: op anderen neerkijken’ in zijn vele opmerkingen over allerlei onderwerpen in praktijk brengt. De geïnterviewde verwijt de ketel dat hij zwart ziet. De geïnterviewde is oud-Ombudsman Alex Brenninkmeijer die in NRC wordt geïnterviewd door Lamyae Aharouay. Ze wijst hem terecht op zijn inconsistenties, maar Brenninkmeijer generaliseert, om niet te zeggen bazelt lekker door zonder zelfreflectie.

Zo noemt hij ‘het atheïstische’ een redelijk intolerante bovenstroom. Uit welke onderzoek of nasporing hij dat concludeert is onduidelijk. Wat hij met de ongebruikelijke term ‘het atheïstische’ bedoelt is evenmin duidelijk.

Brenninkmeijer is een telg uit de streng katholieke familie Brenninkmeijer die C&A oprichtte en in de loop van de jaren meer dan 1 miljard euro aan katholieke organisaties schonk. Hij profileert zich als nadenkend, dwars en tolerant met zijn intolerantie. Dubbele standaarden passen echter niet bij een onzorgvuldig denkende en formulerende Ombudsman die anderen de les leest, maar zichzelf ongenuanceerd uitspreekt. Dat leidt botweg tot de generalisatie dat het zegenrijk is voor het land dat Alex Brenninkmeijer geen Ombudsman meer is.

Foto: Schermafbeelding van deel artikel ‘Brenninkmeijer: ‘Wat we doen is: op anderen neerkijken’ in NRC, 19 oktober 2018.

Le silence est meilleur que d’être stupide. Er bestaat allang geen weldenkend-links gedomineerd cultuurveld meer

Stilte is beter dan dom zijn.

Tais-toi et sois belle’ zeggen Fransprekenden tegen hun hond. ‘Zwijg en wees stil’. En soms zeggen ze het ook tegen anderen. Bijvoorbeeld tegen vrouwen. Waardoor ze terecht de beschuldiging vrouwonvriendelijk te zijn over zich afroepen. Op Vlaanderens grootste opiniewebsite Doorbraak klinken vaak rechtse meningen door. Of liever gezegd, is de aversie tegen wat als links of progressief wordt gezien een reden voor auteurs om de pen te pakken en de gal te spuwen. Dat doet ook Johan Sanctorum in het opinie-artikelTais-toi et sois belle; Waarom net de linksdraaiende cultuursector vergeven is van macho-mentaliteit’. Wat dat ‘net’ in de titel doet is een raadsel, zoals allerlei aannames in dit artikel een raadsel zijn. De fout die Sanctorum maakt is dat hij een stropop bestrijdt. Hij weerlegt argumenten die niet bestaan door ze op te rekken tot een karikatuur. Alles voor zijn goede zaak om de linkse cultuursector eerst veel macht toe te rekenen en die vervolgens te belasteren en in de fik te steken. Omdat die verkeerde aannames het raamwerk van zijn betoog vormen, stort zijn kaartenhuis na een windvlaag in elkaar. Mijn reactie die niet meer dan 1500 tekens mocht bedragen:

Foto’s: Schermafbeeldingen bij artikelTais-toi et sois belle; Waarom net de linksdraaiende cultuursector vergeven is van macho-mentaliteit’ van Johan Sanctorum op Doorbraak, 28 juni 2018.

Kanttekeningen bij plaatsing column van Lamyae Aharouay in NRC. Is het politiek correct om identiteit als maat der dingen te nemen?

Pluriformiteit binnen een nieuwsmedium is een goede zaak. Dat wil zeggen dat verschillende politieke of maatschappelijke meningen erbinnen tot uiting komen. Zo ontstaat door breedte in de verslaglegging, analyse en opinievorming reliëf die door vergelijking diepte geeft. Tegenwoordig wordt die pluriformiteit doorgaans vertaald met het begrip ‘diversiteit’, zoals uit verslagen als hier volgt. Met ‘de witte blik’ als schrikbeeld dat vermeden moet worden. Maar diversiteit als vertaling voor pluriformiteit is een ongelukkig en tekortschietend begrip. Het neemt namelijk als enig uitgangspunt de identiteit van de opiniemakers, maar zegt nog niets over de pluriformiteit van het nieuwsmedium. Iemand met een paarse identiteit kan een zwart wereldbeeld hebben waaruit een zwarte opinie volgt, terwijl iemand met een zwarte identiteit een witte opinie geeft.

Vraag is of media zich niet laten gijzelen door een schijndebat over diversiteit en het regelrechte debat over pluriformiteit hiermee uit de weg gaan. Dat werkt twee kanten uit. Want als pluriformiteit niet altijd direct volgt uit diversiteit kan dat ongecontroleerd en bijna ongemerkt doorschieten naar standpunten die niet binnen de beginselen van het nieuwsmedium passen of naar standpunten die niet verder gaan dan symboliek en diversiteit tot een uitstalling van diversiteit reduceert. Een en ander kan ook allebei tegelijk voorkomen. Het debat over diversiteit binnen organisaties moet overigens wel degelijk gevoerd worden omdat het belangrijk is dat organisaties een afspiegeling van de bevolking vormen. Maar dat is een ander debat dan pluriformiteit.

Aanleiding voor deze kanttekening is de columnHet is politiek correct om moslims te bashen’ van Lamyae Aharouay in NRC. Zoals de titel aangeeft suggereert ze dat het politiek correct is om af te geven op moslims. Dat probeert ze te onderbouwen door een citaat uit het manifest van Vrij Links dat zegt dat het ‘afstand neemt van de suggestie dat niet-westerse Nederlanders in bescherming moeten worden genomen tegen het vrije debat, omdat ze nog niet klaar zouden zijn voor uitingen van de moderniteit’. Op dat zinsdeel van een specifieke zin uit een heel manifest bouwt Aharouay haar column om daar bovenop als conclusie haar uitgangspunt te herhalen dat het manifest blijft hangen in de bescherming van niet-westerse Nederlanders.

Maar het is niet Vrij Links, maar Lamyae Aharouay die blijft hangen en niet verder kijkt. Als door een bij gestoken reageert ze in een geconditioneerde reflex op de verwijzing naar de niet-westerse Nederlander. 

In een tweet reageerde ik op Lamyae Aharouay: ‘Bescherming waar @eddy_terstall cs over praten pleit voor emancipatie en een eind aan betutteling van groepen die in het overheidsbeleid als achtergesteld werden bestempeld. Het zegt iets over uw blik dat u het citaat tegengesteld opvat zoals het bedoeld is en uit de tekst blijkt’. Feitelijk toont de kritiek van Aharouay het gelijk van de opstellers van het manifest aan. Namelijk dat binnen links het debat over identiteit een open debat over de inrichting van de samenleving blokkeert. Want telkens weer trekken critici van dat open debat zich vanuit een defensieve houding terug op hun identiteit waarvan ze claimen dat die allesbepalend is. Overigens is dit geen specifiek linkse bezigheid, de alt-right-beweging heeft zich door zich te richten op identiteit als politieke belangengroep weten te vestigen.

In het geval van Aharouay is het een moslim-identiteit die de columniste blijkbaar als maat van alle dingen ziet. Waarbij ze ook nog eens het actuele debat over de positie van niet-westerse Nederlanders terugbrengt tot beeldvorming en voorbijgaat aan het overheidsbeleid vanaf de jaren ’60 (vdve) over integratie. Zij gaat ook voorbij aan de kritiek op het multiculturalisme zoals dat in 2000 werd verwoord door Paul Scheffer en waar het manifest van Vrij Links op inhaakt met een pleidooi voor een seculiere samenleving. Scheffer merkte onder meer op: ‘Waar het vooral om gaat, is dat de scheiding van staat en kerk niet werkelijk is aanvaard in islamitische kring’, ‘Al die apologeten van de diversiteit zijn niet geïnteresseerd in wat zich in de grote steden van Nederland afspeelt‘ en ‘In het openbare leven behoort geen plaats te zijn voor stromingen die de scheiding van staat en kerk of de gelijke rechten van man en vrouw willen opheffen’. De bescherming waarover het manifest het heeft verwoordde Scheffer in dat modewoord van vroegere tijden: ‘De cultuur van het gedogen, die nu op haar grenzen stuit, gaat hand in hand met een zelfbeeld dat onwaarachtig is.

Lamyae Aharouay wil mogelijk de moderniteit naar de islam brengen, maar zoals uit haar column blijkt de islam zeker niet naar de moderniteit. In die betekenis heeft ze gelijk met haar kritiek op het manifest. Want Aharouay is wel klaar voor uitingen van moderniteit, zoals Tariq Ramadan dat ook was voordat hij door de beschuldiging van molestatie van vrouwen van zijn voetstuk viel, maar dat zijn niet de uitingen die passen binnen de politieke filosofie van het secularisme dat probeert identiteit en religie te overstijgen. Aharouay beschouwt haar identiteit als positief kenmerk dat gekoesterd moet worden, terwijl de opstellers van het manifest het als een sta-in-de-weg voor de toekenning van gelijke rechten voor allen opvatten.

Het gevolg van identitaire kritiek is dat binnen links geen debat op een hoger abstractieniveau tot stand komt dat probeert identiteit te overstijgen om een gemeenschappelijke basis te formuleren van waaruit links geloofwaardig en vanaf een solide basis kan opereren. Zo wordt Vrij Links met een pleidooi voor een seculiere samenleving waarin niet de identiteit, maar de rechtsstaat en de grondrechten de maat der dingen zijn gemangeld tussen radicaal-rechts en radicaal-links die zweren bij de eigen achtergrond en eigenheid.

In de beginselen uit 1970 van NRC zijn talloze aanknopingspunten te vinden die haaks staan op de opinie van Lamyae Aharouay. Onder meer over ‘De vrijheidsgedachte die wij voorstaan, verdraagt zich niet met geloof in enig dogma, aanvaardt niet bij voorbaat enig gezag’ of ‘waanzin de mens als onderdeel van een collectiviteit’. De plaatsing van en keuze voor de column van Aharouay door de NRC-hoofdredactie sluit niet aan bij de conclusie van de beginselen: ‘Wie zich richt tot een publiek dat bereid is na te denken, doet een beroep op de rede, die hijzelf ook hanteert. In een tijd dat allerlei irrationele verschijnselen weer de kop opsteken en vaak op modieus applaus kunnen rekenen, menen wij hiermee een functie te verrichten die nog zin heeft.’ De column van Aharouay vertegenwoordigt standpunten die niet binnen de liberale beginselen van NRC passen en diversiteit tot een uitstalling van diversiteit reduceert. De lezer die een beroep doet op de rede kan er niks mee beginnen. De hoofdredactie van NRC lijkt zelf in de val van het modieus applaus getrapt door een beeld van diversiteit te verwarren met pluriformiteit en dat boven de eigen beginselen te plaatsen.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelHet is politiek correct om moslims te bashen’ van Lamyae Aharouay in NRC, 24 mei 2018.

Wasserette in Maleisië was ‘slechts voor moslims’, maar die islamitische apartheid pikte de koninklijke familie niet

Een hoop gedoe in Maleisië over de fundamentalistisch-islamitische prediker Zamihan Mat Zin die door een lid van de koninklijke familie Sultan Ibrahim Sultan Iskandar een leeg blik zonder hersenen wordt genoemd. De titel van het bericht in MalaysiaKini laat er geen misverstand over bestaat: ‘Royals trekken lijn in het zand over de islam’. Of: tegen de extreme islam. Zamihan lijkt te hebben ingebonden en zijn verontschuldigingen te hebben aangeboden vanwege zijn belediging van het koninklijk huis. Maar wordt die lijn niet te laat getrokken en hoe hebben extremistische moslims zover kunnen komen? Is het ministerie van Islamitische ontwikkeling JAKIM niet jarenlang veel te welwillend geweest voor de extremistische moslims? Een tendens in meerdere Oost-Aziatische landen. Nu is het de koninklijke familie die de multiculturele samenleving van Maleisië in bescherming neemt. Nederlanders kunnen het zich ongetwijfeld niet voorstellen, maar het multiculturalisme kan ook werken om de islam in te perken. En dat allemaal rond een wasserette ‘slechts voor moslims’.

Petitie ‘Kunst- en cultuuronderwijs in multicultureel Nederland’ is lovenswaardig, maar bevat denkfout

De petitieKunst- en cultuuronderwijs in multicultureel Nederland’ vraagt om ‘kunst en cultuur te verankeren in het onderwijs’. Dat is een lovenswaardig pleidooi, maar het bevat een ernstige denkfout. Dat komt door de verwijzing naar het multiculturalisme: ‘Het onderwijs is bij uitstek geschikt om kinderen in een steeds multicultureler Nederland te laten kennismaken met elkaars culturen, verhalen, achtergronden – en moet daar veel meer ruimte voor krijgen dan nu het geval is.’ Wat er bedoeld wordt met een ‘steeds multicultureler Nederland’ en of dat overeenkomt met de richting die Nederland op dit moment opgaat is de vraag. Kortom, de petitie maakt het zich nodeloos ingewikkeld door het betoog op te hangen aan ‘het multiculturalisme’.

Een petitie die vraagt om meer kunst- en cultuuronderwijs verdient steun. Maar dan wel zonder inperking vooraf. Uiteraard is onderwijs bedoeld om kinderen op een hoger plan te brengen en te laten integreren in de orde. Dat gebeurt onder meer door ethische vorming, intellectuele vorming, lichamelijke opvoeding, seksuele opvoeding, persoonlijkheidsvorming, sociale vorming en esthetische vorming. Kunst- en cultuuronderwijs staat niet los van de rest van de kennisverwerving en persoonlijkheidsvorming van het kind, maar kan evenmin ondergeschikt zijn aan een politieke of maatschappelijke doelstelling. Want dat gaat dan ten koste van de esthetische vorming die direct ondergeschikt gemaakt wordt aan steun voor ‘het multiculturalisme’ en daardoor aan kracht verliest. Anders gezegd, esthetische vorming is onlosmakelijk onderdeel van de vorming die het kind wapens geeft om afstand te nemen van de wereld en het ruimte te geven zonder dat het bij voorbaat voorgesorteerd wordt in een bepaalde richting. Kunst- en cultuuronderwijs moet breder dan dat zijn.

Foto: Schermafbeelding van deel petitieKunst- en cultuuronderwijs in multicultureel Nederland’ van Rindert Kromhout op Petities.nl.

Paul Cliteur is onvolledig in zijn weergave van feiten en probeert cultureel marxisme te framen in verdediging van Charlottesville

Afgelopen dagen werd besmuikt of instemmend gereageerd op een opinie-artikel van Paul Cliteur op TPO. Niemand leek het serieus te nemen. Besmuikt door degenen die erin aangesproken werden en instemmend door de achterban van Forum voor Democratie of Geen Stijl die zich per definitie inzet voor wat het als de goede zaak ziet. Zelfs als het niet weet wat cultureel marxisme is, wie Antonio Gramsci was en welke rol hij in het marxistische discours in de studentenrevolte van de jaren ’60 en ’70 in vooral Frankrijk en Italië speelde.

Paul Cliteur werkt de talking points van het Witte Huis uit die zeggen dat het geweld van twee kanten komt. Dit als reactie op de extreem-rechtse manifestatie in Charlottesville waar neonazi’s, racisten en witte suprematisten met succes de straat veroverden op de lokale politie. Cliteur suggereert de nuance te zoeken, maar daar is niets van te merken. Hij deelt die in elk geval in zijn opinie voor TPO zeker niet met de lezer.

Cliteurs nuance stopt waar hij de Brits-Amerikaanse publicist Milo Yiannopoulos looft: ‘Ik was verrast door een intelligente analyse van onze tijd en cultuur’. De conservatieve Yiannopoulos werd in 2017 weerhouden om op Britse universiteiten te spreken vanwege zijn politieke denkbeelden. Maar vanwege zijn opkomen voor -of: relativering van- pedofilie namen zowel conservatieve als progressieve media en organisaties afstand van hem. Ook Breitbart zette Yiannopoulos onder druk om ontslag te nemen. Die animositeit van Yiannopoulos met rechtse media en organisaties laat Cliteur ongenoemd. Hij probeert wat Yiannopoulos overkomt onder verwijzing naar een afgelaste spreekbeurt op Berkeley te framen als progressieve intolerantie of hegemonie. Hij laat ook ongenoemd dat het verbroken contract met uitgeverij Simon & Schuster een gevolg was van die pedofilie-controverse. Vervolgens koppelt Cliteur de receptie van Yiannopoulos aan het cultureel marxisme van Gramsci. Cliteur is onvolledig, geeft een verkeerde voorstelling van zaken en doet aan stemmingmakerij om zijn achterban via TPO te bedienen. Mijn reactie zoals ik die bij Cliteurs artikel op TPO plaatste:

De constatering van Paul Cliteur over culturele hegemonie naar aanleiding van de geschriften van de Italiaanse Marxist Antonio Gramsci is interessant. Het roept echter de vraag op waarom hij er juist nu mee komt en niet 20 jaar geleden. Want Cliteur beschrijft voor de Nederlandse situatie een beeld uit het verleden. Cliteur is overigens onduidelijk over welk land of universiteit hij het nou precies heeft. Nederland, VS, West-Europa. Dat maakt zijn stellingname verwarrend en rommelig.

Twintig jaar geleden zuchtte Nederland onder de knoet van het multiculturalisme. Het was maatschappelijk onaanvaardbaar om er kritische kanttekeningen bij te zetten. Dat was benauwend en ongewenst. Maar sinds de neoconservatieve Bush/Cheney-revolutie in de VS, de opkomst van Pim Fortuyn en Geert Wilders in het kielzog van Frits Bolkestein en de onmanteling in Nederland van de linkse politiek is dat beeld volledig gekanteld. De culturele hegemonie wordt nu bepaald door de rechterkant van het politieke spectrum.

Aan Nederlandse universiteiten is anno 2017 niet langer een linkse culturele hegemonie, maar een rechtse hegemonie van marktdenken en marketing dominant. Nederlandse universiteiten zijn geëconomiseerd met verlies van hun autonomie en hun intellectuele ambitie. Hoogleraren en studentenraden hebben zich in de dwangbuis van de economie, de behoudzucht en het marktdenken laten dwingen.

Studenten kunnen wellicht in toiletten van Amerikaanse universiteiten hun leuzen spuien zoals mevrouw Cliteur waarneemt, maar in de bestuurskamers van de Amerikaanse of Nederlandse universiteit wordt een gesprek van marktdenken, rendement, fondsenwerving en bezuinigingen gevoerd.

In het besef om buitengesloten te zijn van de macht ageren de links georienteerde studenten daarom in de marge. Dat doen ze blijkbaar op het toilet, op de campus, in een Studium Generale-programma of in een kunsttentoonstelling. Op plekken die er niet echt toe doen. Niet in de bestuurskamer waar de macht zetelt.

Over de media waar Cliteur naar verwijst is exact hetzelfde te vertellen. Het kan zijn dat de meeste journalisten links zijn, zoals de meeste studenten dat ook zijn. Maar dat maakt media-bedrijven en media-holdings die gaan voor rendement, macht en economisch nut nog niet links, zoals een linkse student het bestuur of het beleid van een universiteit niet links maakt.

Linkse studenten en journalisten kunnen in de overgangstijd tussen multiculturalisme en een volledig geëconomiseerde structuur in symbiose binnen rechtse structuren bestaan omdat ze daar als afleiding dienen. Die bliksemafledier komt de macht van media of universiteit prima uit. En daarom wordt deze linkse verschijnselen getolereerd. Zonder dat ze nog enige praktische macht hebben.

De observatie van Cliteur die 50 jaar na 1968 Gramsci uit de mottenballen tovert schiet dan ook tekort. Wat mevrouw Cliteur in de toilet ziet is niet onjuist, maar meneer Cliteur kent er vervolgens een verkeerde waarde aan toe. Hij leest een verschijnsel als structuur.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelCultureel marxisten hebben geen rust voordat u bent onderworpen’ van Paul Cliteur op TPO, 19 augustus 2017.

Bestuurders van Hogescholen pleiten vanwege diversiteit voor lagere lat taalonderwijs. Ze gooien Nederlandse taal te grabbel

De maatschappelijke discussie moet niet alleen maar gaan of wij goed kunnen spellen met d’s en t’s en dergelijke, maar dat het ook gaat over de rijkheid van de taal, over de manier hoe je de taal gebruikt om te communiceren. Daarmee zet je ook een breder palet neer voor diegene die die taalachterstand hebben. Het moet niet alleen over de techniek van de taal gaan, maar ook om het gebruik. Zo ga je van taalachterstand naar taalenthousiasme.’ Aldus een citaat van Nienke Meijer in een verslag op ScienceGuide over een bijeenkomst (‘meet-up) van de NVAO (de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie) en de Verenigde Hogescholen. Nienke Meijer is geen taalkundige of sociolinguïst, maar volgens opgave van haar werkgever Fontys Hogescholen ‘studeerde ze organisatie en sociale psychologie en marketing’.

In hetzelfde artikel op ScienGuide wordt ook Marja Poulussen van de Hogeschool Rotterdam geciteerd: ‘Ik denk dat het heel belangrijk is dat wij niet precies op die grammatica gaan zitten, maar op de betekenis van taal. Op de po-scholen in Rotterdam-Zuid waar ik weleens kom is er geen enkele docent die grammaticaal perfect Nederlands spreekt. Hoe belangrijk is die ‘d’ en ‘t’ of het juiste gebruik van een lidwoord ‘de’ of ‘het’ nu eigenlijk? In een bi-culturele samenleving moet er gewoon wat water bij de wijn.’ Poulussen is geen taalkundige of sociolinguïst, maar volgens haar LinkedIn-profiel opgeleid als onder meer psychiatrisch verpleegkundige en culturele antropologe.

Op dat idee van Meijer en Poulussen om in het taalonderwijs water bij de wijn te doen kwam kritiek van onder gastcolumnist Izz ad-Din Ruhulessin in de Volkskrant. Hij schrijft onder meer: ‘Aandachtig lees ik het artikel op ScienceGuide. Hoe verder ik in het artikel vorder, hoe meer een gevoel van walging mij bekruipt. Ik wil nog een glas whisky inschenken, maar de fles is leeg. Het doet een beetje denken aan dat memorabele moment waar Job Cohen tijdens een televisiedebat zei dat allochtonen succesvol zijn omdat ze zijn geholpen.’

Ruhulessin heeft gelijk, Meijer en Poulussen spannen het paard achter de wagen. Als het taalonderwijs niet toereikend is, dan moet dat verbeterd worden door de inspanning van de Verenigde Hogescholen. Dat kan door een betere organisatie van middelen en een hogere prioriteit voor onderwijs in de Nederlandse taal. Het is een teken van zwakte en een brevet van onvermogen die de Verenigde Hogescholen zichzelf geven door de lat te verlagen. Ruhulessin: ‘Het docentencorps moet diverser worden en om dat te bereiken moeten we de lat verlagen zodat die diversiteit ook de kans krijgt om toe te treden. Wat? Dan kun je toch net zo goed alle vormen van toetsing afschaffen zodat iedereen overal een gelijke kans heeft om ergens binnen te komen.

Bestuurders als Meijer en Poulussen tornen vanuit problemen die ze in hun opleidingen niet op kunnen lossen aan de Nederlandse taal en het taalonderwijs. Het is alarmerend als Poulissen zegt dat op ‘po-scholen in Rotterdam-Zuid (..) geen enkele docent is die grammaticaal perfect Nederlands spreekt’. Dat vraagt om actie van de Verenigde Hogescholen om te zorgen dat de opleidingen die ze aanbieden beter van kwaliteit worden. Docenten met taalachterstand, hoe kunnen ze aangesteld worden in zo’n pedagogische voorbeeldfunctie? Ze geven het verkeerde voorbeeld. Evenals niet-taalkundigen als Meijer en Poulussen die onvoldoende beseffen welke schade ze de Nederlandse taal en het taalonderwijs aandoen met hun gratuite schoten voor de boeg.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelVan taalachterstand naar taalenthousiasme’ van Frans van Heest op ScienceGuide, 29 maart 2017.

Onregelmatigheden bij inrichting stemlokalen zodat neutraliteit niet gewaarborgd is. Religieuze gebouwen zijn ongeschikt

Onregelmatigheden over de inrichting van een stemlokaal in een Turkse moskee in Amsterdam-Oost roepen de vraag op hoe neutraal stemlokalen en stembureaus volgens de wet geacht worden te moeten zijn. Mogen er Turkse nationalistische posters en vlaggen hangen in het stemlokaal of binnen het stembureau op weg naar het stemlokaal? Elise Steilberg twitterde erover, De Telegraaf meldde het in een bericht en de gemeente Amsterdam verwijderde een vlag van de Turkse religieuze organisatie Diyanet in genoemd stemlokaal.

Het is overigens merkwaardig dat betreffende moskee op het stembiljet een ‘multicultureel centrum’ wordt genoemd. Een nationalistische, Turkse moskee is per definitie niet multicultureel, maar monocultureel. Zoals dat overigens ook voor gebouwen van andere religieuze organisaties geldt. Een bericht in Het Parool roept de vraag op hoe alert, neutraal en gekwalificeerd de voorzitter van genoemd stembureau is. Rob Thijssen: ‘Het is een multicultureel centrum, er hangen hier vooral Turkse symbolen. Het is niet politiek, maar religieus.’ Hij ziet geen relatie tussen politiek en religie, en waardeert nationalistische, Turkse symbolen als neutraal. Hij heeft het echter mis omdat het kiezers kan beïnvloeden. Bijvoorbeeld seculiere Turkse-Nederlanders die zich geïntimideerd voelen door de inrichting van het stemlokaal met nationalistisch-religieuze symbolen. Dit wijst op gebrek aan invoelingsvermogen en een foute taakopvatting (§ 10) van een voorzitter van een stembureau.

Dit incident staat niet op zichzelf, in Nijmegen was volgens een bericht in De Gelderlander in een in een Turks Cultureel Centrum gevestigd stemlokaal ‘een grote poster van een Turkse nationalistische leider’ te zien. Het gaat om Alparslan Türkeş die in 1997 overleed. Dat wekte volgens de krant ergernis bij Nijmegenaren die kwamen stemmen. Zoals deze kritiek: ‘Een stemruimte moet neutraal zijn. Dit had ik niet verwacht.’

De kieswet zegt in Artikel J 19 over het stemlokaal: ‘Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de inrichting van het stemlokaal’. Het is de burgemeester die zorg draagt voor de inrichting van het stemlokaal en heeft te zorgen voor handhaving. Maar deze overdracht van verantwoordelijkheid naar een lager bestuurlijk niveau draagt het risico in zich dat er verschillen tussen gemeenten ontstaan. In gemeenten die het minder nauw met de neutraliteit van het stembureau nemen kunnen afwijkingen ontstaan zodat kiezers met een niet-neutraal stemlokaal geconfronteerd worden.

Het is de hoogste tijd dat de politiek zich bewust wordt van dit probleem en herstelwerk verricht. Want de voorbeelden in Amsterdam en Nijmegen laten zien dat er gemeenten zijn die niet optreden volgens de neutraliteit die de Kieswet vraagt. Het lijkt er sterk op dat hier achterstallig onderhoud verricht moet worden en er strikte richtlijnen moeten worden opgesteld die gemeenten opdragen om a) een stembureau in te richten in een neutrale omgeving dus niet een kerk, moskee of een ‘Turks cultureel centrum’ met niet-Nederlandse vlaggen en allerlei religieuze symbolen en om b) wettelijke regels landelijk uit te werken die de volstrekt neutrale inrichting van het stemlokaal verplicht stelt. Het is verbazingwekkend dat dit nog niet is gebeurd en er in 2017 nog dit soort incidenten zijn. Beschamend voor de Nederlandse overheid. Stemmen moet in neutrale ruimtes zoals gemeentehuizen, buurtcentra en scholen. Niet in religieuze gebouwen.

Foto 1: Tweet van Elise Steinberg: ‘Stemmen in een Turkse moskee onder Turkse vlaggen, met de Turkse radio op de achtergrond en Diyanet folders op de tafels verspreid’, 15 maart 2017.

Foto 2: ‘NIJMEGEN: Stembureau 33 Turks Cultureel Centrum Citroenvlinderstraat © Paul Rapp’ 15 maart 2017.