Welke afslag kiest de PvdA na het aftreden van Ploumen?

Schermafbeelding van deel artikelLilianne Ploumen stopt als PvdA-leider en vertrekt uit de Kamer: ‘Ik kan leiderschap niet genoeg waarmaken’ in Het Parool, 12 april 2022.

Ik ben geen fan van de PvdA, maar zie een sterke sociaal-democratische partij als een noodzaak voor de stabilisatie van het politieke midden. Zoals de SPD van Friedrich Ebert, zeker in de eerste jaren, de sterkste steunpilaar onder de Weimar-republiek was.

Lilianne Ploumen was een zwakke leider die de last van de traditie van de sociaal-democratie niet kon dragen. In mijn ogen is ze op geen enkel moment geloofwaardig geweest. Ze speelde weinig overtuigend dat ze leider was, maar werd het nooit.

Ze laat vandaag weten dat ze aftreedt en de Tweede Kamer verlaat om haar opvolger niet voor de voeten te lopen. Dat is genereus en verstandig van haar.

Vooralsnog zijn er geen geloofwaardige opvolgers die intellectueel en tactisch de last van de sociaal-democratie kunnen dragen. Splijtzwam binnen de PvdA is de fusie met GroenLinks.

Zoals de geschiedenis van de Weimar-republiek in de eerste jaren verduidelijkt waren gematigde sociaal-democraten, links-liberalen en christelijke partijen (Zentrum) partners die elkaar aanvankelijk goed konden vinden. Radicalisering naar links (SPD) en naar rechts (liberalen en katholieken) ondermijnde die samenwerking en maakte de weg vrij voor radicaal-links (communisten) en radicaal-rechts (NSDAP).

Dat is de les voor de PvdA van nu. En de nieuwe leider. Het moet door de samenwerking met GroenLinks zich niet te veel in links-radicale richting laten dwingen. Kan Lodewijk Asscher niet gewoon terugkomen als leider? Meer geloofwaardige kandidaten zijn er voorlopig niet.

Keklik Yücel heeft kritiek op samenwerking van PvdA met GroenLinks. Ze wenst minder identiteitspolitiek en meer waarden

Op de PvdA heb ik nooit gestemd. Dat is niet omdat ik tegen het sociaal-democratische gedachtengoed ben, maar omdat ik er voor ben. Omdat in mijn ogen bij de PvdA dat gedachtengoed wordt verwaarloosd ontbreekt voor mij de noodzaak om op de PvdA te stemmen. Integendeel, door op de PvdA te stemmen zou ik me juist vereenzelvigen met een PvdA die zich keert tegen het sociaal-democratische gedachtengoed. De befaamde ideologische veren. Sinds het leiderschap van Wim Kok (vanaf 1986) is de PvdA steeds meer vervreemd geraakt van haar beginselen.

De kiezers zien dat feilloos in en hebben in grote getale afscheid van de partij genomen. Want ook zij zien geen noodzaak meer om op de PvdA te stemmen die niet meer is wat het zegt te zijn. Het is de vraag of het huidige leiderschap van de PvdA zelf nog weet waar het voor staat.

De paradox is dat de PvdA in een identiteitscrisis verkeert omdat het te veel aandacht geeft aan identiteit. De kritiek is dat door de samenwerking met GroenLinks de crisis waarin de PvdA verkeert alleen nog maar groter wordt. Oud PvdA-Kamerlid Keklik Yücel wijst in gesprek met WNL die samenwerking af omdat volgens haar de sociaal-culturele thema’s (verworvenheden, liberaal-democratische waarden, individuele vrijheden) bij GroenLinks niet in goede handen zijn. Zij legt dat in de video vanaf 5’20” uit.

Keklik Yücel beseft dat ze als PvdA’er onderhand behoort tot een minderheid binnen haar partij. Zij heeft met onder meer Asis Aynan, Femke Lakerveld en Eddy Terstall in 2018 een manifest gepubliceerd en is sinds die tijd betrokken bij de beweging Vrij Links. Het is min of meer een doorstart van een eerdere kritische groep PvdA’ers (2008-2018) die zich met onder meer Terstall en Marcel Duyvestijn verenigden als Liefdevol Lid. Maar de genegenheid voor de PvdA vanaf die vrijzinnige flank lijkt gaandeweg afgenomen en de afstand groter.

Men kan Vrij Links opvatten als de PvdA in ballingschap, De ondertitel van het manifest uit 2018 geeft aan waar het Vrij Links om gaat en waar het volgens haar bij de huidige PvdA aan schort: ‘EEN VRIJ EN ONBELEMMERD DEBAT, EEN LEVENSBESCHOUWELIJK-NEUTRALE STAAT, SECULIER ONDERWIJS VOOR ALLE KINDEREN EN EEN HERWAARDERING VAN INDIVIDUELE VRIJHEID.’

Keklik Yücel geeft de nummer 9 op de lijst van GroenLinks als voorbeeld van de verkeerde weg die volgens haar die partij is ingeslagen en waarom PvdA nooit met GroenLinks hecht kan samenwerken. Dat gaat niet alleen om genoemde Kauthar Bouchallikht die verdacht wordt van islamistische sympathieën, maar om GroenLinks die vanwege electorale redenen iemand met die achtergrond ondanks brede kritiek uit GroenLinks haar toch handhaaft. Deze partij kiest hiermee eenzijdig voor marketing en oppervlakkigheid en tegen de waarden waar Yücel voor pleit en die ze graag bij de PvdA opnieuw ingevoerd zou zien.

Ik schreef in een commentaar van december 2020 over de kwestie Kauthar Bouchallikht: ‘Er moet maar eens een echte linkse, vrijzinnige partij in Nederland komen. Het is tamelijk absurd voor het seculiere Nederland waar het hele politieke landschap is verkaveld in aparte onderdelen voor elke overtuiging dat zo’n eenduidig vrijzinnige partij niet bestaat. Het valt Kauthar Bouchallikht niet aan te rekenen dat ze haar opvattingen heeft (die zijn te karakteriseren als islamitisch-fundamentalistisch), maar wel dat GroenLinks met haar kandidatuur volhoudt dat het vrijzinnig en seculier is.’

Keklik Yücel concludeert terecht dat zo’n echte linkse, vrijzinnige partij waar de politieke filosofie van het secularisme niet alleen in de marketing, maar in de waarden het uitgangspunt is door de steeds hechtere samenwerking van de PvdA met GroenLinks verder uit zicht raakt.

Wie doordenkt ziet in de blokkade van twee linkse partijen door CDA-leider Hoekstra en VVD-leider Rutte een succesvolle actie om PvdA en GroenLinks verder van zichzelf te vervreemden. Deze linkse partijen wringen zich in bochten om te voldoen aan de voorwaarden van beide rechtse partijen. Ze denken slim te zijn, maar vooral de PvdA is de tuinman uit de parabel die voor de dood vlucht om hem in Ishafan in de armen te lopen. De oud-PvdA’ers van VrijLinks zien aan de zijlijn de verwording van hun partij met spijt en ontsteltenis aan.

Persoonlijk hoop ik ooit de dag mee te maken dat er in Nederland een geloofwaardige, echte, linkse, vrijzinnige partij is waar ik mijn stem op kan uitbrengen. Ik vrees echter dat het een vergeefse wens zal blijven.

PvdA moet zichzelf alleen opheffen als het er voldoende voor terugkrijgt

Etienne Conte, Rose rouge fanée, 2006

Moet de PvdA fuseren met GroenLinks? Het frame is dat dit onder druk van rechts (VVD en CDA) tot stand komt en daarom per definitie verkeerd is. Naast het feit dat dit onhaalbaar is omdat de weerstand binnen beide linkse partijen groot is.

Waarom fuseren VVD en D66 niet? Of VVD en het CDA dat zich de afgelopen jaren als een schaduw van de VVD opstelt. Wie de eigen strategie door andere partijen laat bepalen verliest de zeggenschap over de eigen koers. Weg geloofwaardigheid van elke partij die daar instapt. Of intrapt.

In een commentaar in 2015 concludeerde ik: ‘Nu de praktijk nog. In de PvdA wordt goed nagedacht, maar verkeerd gekozen. Leiders zijn te pragmatisch (Kok), te weinig tactisch (Bos), te weinig operationeel (Cohen), te weinig strategisch (Samsom) of te wendbaar (Asscher). Welke leider past bij het nieuwe profiel?‘ Daar kunnen we inmiddels de te weinig overtuigende Lilianne Ploumen aan toevoegen. Het zijn allen aimabele en kundige personen, maar leiders van de PvdA die de partij boven zichzelf uit laten stijgen zoals Drees, Burger of Den Uyl zijn de recente leiders van de PvdA niet. En dan ontbreekt nog de rampzalige Ad Melkert in het rijtje van partijleiders.

Voormalig lid van de PvdA Eddy Terstall schetste die kritiek dat de PvdA het eigen sociaal-democratisch gedachtengoed om electorale redenen zou verpatsen, teveel naar de moskee zou luisteren en de scheiding van kerk en staat te ver oprekt in 2010 in zijn boek Ik loop of ik vlieg: ‘Dezelfde verbazing hebben tegenwoordig van oorsprong linkse atheïstische activisten die gebroken hebben met de islam. Die zien vol verbazing aan hoe hun medeprogressieven en vooral ex-feministen zich het vuur uit de sloffen lopen om de islam te verdedigen en hoe die blind smoorverliefd zijn op de hoofddoek, terwijl ze ooit hun bh’s verbrandden. In 2006 zei toenmalig partijleider Wouter Bos in Het Parool: ‘Ik zie het gevaar van een Partij van de Allochtonen waar de autochtonen weglopen. Maar als wij vasthouden aan ons verhaal, blijven we de partij voor iedereen.’ De zoektocht binnen de brede volkspartij PvdA naar politieke wonderlijm die alles met alles verbond was gestart. En zou nooit gevonden worden. Dat kon alleen maar in teleurstelling eindigen.

De PvdA maakte de afgelopen 25 jaar één fout, maar wel een grote: het koos niet voor het eigen gedachtengoed. Het is de strijd tussen verstandig en dom links. Tussen behoudend en progressief. Tussen cultureel en economisch waarbij sinds de jaren 1980 het evenwicht bij culturele waarden als identiteit kwam te liggen.

Verder is er niets aan de hand. De eigen overbodigheid is geen schande, maar een verdienste van de PvdA omdat de doelstellingen bereikt zijn en de eigen achterban zo geëmancipeerd is dat het niet meer op de partij stemt omdat het die niet meer nodig heeft. Dat is de crisis van de Europese sociaal-democratie. Het aantonen van de eigen overbodigheid zou voor elke politieke partij het streven moeten zijn. Maar zelfs D66 dat de eigen opheffing in het DNA had zitten durfde dat niet aan. Er waren te veel D66’ers die hun macht aan de partij waren gaan ontlenen. Politieke partijen zijn vooral met de eigen continuïteit bezig. Dat maakt politici zo kinderachtig.

Wat moet de PvdA doen? Moet het samengaan met GroenLinks dat overblijfselen van anti-democratisch denken bevat en dat combineert met modieuze marketing, maar in de verduurzaming wel een sterk programmapunt heeft? Het is lastig te zeggen. De SDAP hield ook ooit op te bestaan en ging na de oorlog op in een bredere beweging die een doorbraak wilde forceren naar andere politieke richtingen. Dat mislukte jammerlijk, hoewel het 30 jaar later alsnog slaagde met de formatie van het kabinet Den Uyl. Falen of slagen valt dus niet te voorspellen.

Je zou kunnen zeggen dat het geen halszaak is als de PvdA zichzelf opheft en ophoudt te bestaan als zelfstandige partij. De vraag van belang is wat die opheffing voor herschikking van elementen brengt die daar tegen opweegt. Daar moet de discussie binnen de PvdA over gaan.

Kunst en cultuur volgens SPD Lünen

Zomaar een videoverslag van SPD-partijlid Werner Tischer over cultuurpolitiek. Het betreft de gemeente Lünen in de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen. De video lijkt op een tijdscapsule waar voorwerpen en gewoonten in combinatie met elkaar worden bewaard. Wat dhr. Tischer zegt benadert het oude wethouderssocialisme van de PvdA zoals we dat in Nederland tot 1990 kenden. Dat draaide om het ideaal van verheffing van arbeiders door permanente bij- en herscholing. De tijd heeft ook weer niet compleet stilgestaan. Anders is dat in de visie van SPD Lünen cultuurpolitiek opgevat moet worden als het vestigen en steunen van instituties. In dit geval een museum, bibliotheek en gemeenschapszaal. Het zijn niet de kunstenaars of de kunstconsumenten, laat staan de functies van kunst zoals aanscherping of tegendraadsheid waar deze afdeling op inzet. Het vertaalt het belang van cultuurpolitiek rechtstreeks in het versterken van culturele instellingen. Zonder dat uitgelegd wordt hoe dat werkt. Versterking van instellingen moet blijkbaar opgevat worden als voorwaarde voor verheffing. De rest volgt daar dan blijkbaar vanzelf uit. Of dat in 2020 nog net zo werkt als vóór 1990 is echter de vraag. De roep om transparantie maakt het ontroerend in deze sociaal-democratische stijlkamer.

Heldere stem van Sanders én enthousiasme van zijn achterban zijn onvoldoende om het in een vuile strijd van Trump te winnen


Update 8 april 2020: Bernie Sanders heeft aangekondigd zijn campagne op te schorten en dus uit de race te stappen om Democratische uitdager van president Donald Trump te worden. Aldus een bericht in Politico. 

Mijn reactie op de FB-pagina van NRC op het artikelSanders geeft verlangen naar verandering de helderste stem’ van 24 februari 2020 van Merijn Oudenampsen, Sinan Çankaya en Paul Mepschen:

Het is een wetmatigheid dat in een nominatiestrijd de koploper met de meeste gedelegeerden door de concurrenten aangevallen wordt. Daarom moet er onderscheiden worden tussen de normale, te verwachten aanvallen op Sanders die direct uit het verloop van de nominatiestrijd volgen en de meer ideologische aanvallen. De auteurs laten het maken van dat onderscheid na.

Het is trouwens nog maar helemaal de vraag of Sanders voorverkiezing op voorverkiezing wint. De suggestie van de auteurs is dat hij buiten zijn natuurlijke achterban veel enthousiasme oproept en kan bogen op veel steun. Werkelijk? In Iowa was het Pete Buttigieg die de meeste gedelegeerden (niet de meeste stemmen) achter zich kreeg. In New Hampshire en Nevada won Sanders wel. Maar de omvang van die winst is betrekkelijk. In Nevada gingen van de 691.922 geregistreerde Democraten (stand januari 2020) er in de slotronde van de caucus 101.543 stemmen. Dat is bijna 15%. Daarvan stemde iets meer dan de helft niet op Sanders. Zodat zo’n 93% van de geregistreerde Democraten in Nevada niet op Sanders stemde. In 2016 haalde Sanders onder andere omstandigheden en in een ander deelnemersveld een hoger percentage dan in 2020. Ofwel, Sanders’ resultaten tot nu toe wijzen niet ondubbelzinnig op veel steun, maar vooral op een positieve spin. Waarbij de paradox is dat zowel de conservatieve als de progressieve media om verschillende redenen het belang van Sanders overschatten.

Dus laten we voorzichtig zijn met de interpretatie van de resultaten tot nu toe en daar geen hosanna-verhaal pro-Sanders op bouwen. We weten op dit moment gewoonweg nog niet of Sanders een goede kandidaat is die voldoende aantrekkingskracht heeft om president Trump in de zogenaamde purple states (Pennsylvania, Michigan, Wisconsin, Florida) te verslaan. Dat Sanders het goed doet in blauwe staten als Vermont, Massachusetts, Oregon, New York of California is voor het Electoral College van geen belang omdat daar het verschil met de Republikeinen niet wordt gemaakt.

Laten we kijken wat we wel weten. Sanders’ zwakte is zijn radicalisme. Hij profileert zich nog steeds als ‘socialist’, terwijl hij zich in interviews en toespraken soms, maar niet altijd verklaart als ‘democratisch socialist’. Volstond hij maar door te verwijzen naar de Deense verzorgingsstaat. Maar zo rechtlijnig en gedisciplineerd is hij niet. Dat geeft op z’n minst een gemengd beeld af wat hem kwetsbaar maakt voor aanvallen van Trump en de rechtse pro-Trump media.

Bevat de Sanders Campagne wel voldoende wereldwijsheid? Want hoe slim is het voor een kandidaat om in de VS dat sinds Emma Goldman in de jaren 1910 geen socialistische traditie heeft gekend als personal branding het etiket ‘socialist’ te blijven gebruiken? Want dat doet Sanders tot nou toe. Dat gaat dus niet om Sanders’ beleid, maar om de marketing van zijn beleid. Dat kent tot nu toe onnodige zwakheden. Wellicht dat de stroomlijning daarin nog tijdig verandering brengt. Maar zeker is dat niet. De auteurs wijzen terecht op de inhoud van Sanders’ beleid en de ongelijkheid in de VS, maar laten de presentatie ervan buiten beschouwing. En in de beeldvorming wordt de strijd om de twijfelende kiezers beslist.

Sanders recente uitglijer om de bestrijding van het analfabetisme in het Cuba van Fidel Castro als verworvenheid te presenteren is opnieuw van een ongelukkige wereldvreemdheid. Het is van een zelfde domheid als te verwijzen naar de treinen die Mussolini op tijd liet rijden en de Autobahnen die Hitler liet aanleggen. Het is een historisch feit, maar het getuigt van een gemankeerd politiek gevoel om dat in een campagne naar voren te brengen. Terwijl Sanders notabene weet dat hem dat kwetsbaar maakt. Het roept vragen op over Sanders politieke handigheid en gogme. Zo’n opmerking over Castro is ook electoraal onhandig omdat het de Democratische Latino-kiezers in Zuid-Florida tegen het hoofd stoot. De Democraten moeten hoogstwaarschijnlijk Florida winnen om Trump te kunnen verslaan.

De verwijzing van de drie auteurs naar Hillary Clinton als centrumkandidaat is ongelukkig. Want de suggestie is dat zij in 2016 verloor omdat zij een centrumkandidaat was. Maar dat is nog maar helemaal de vraag. Het gaat voorbij aan andere factoren in de campagne van 2016. Zoals de interventie die zonder precedent was van toenmalig FBI-directeur James Comey die op een persconferentie naar buiten bracht dat Clinton onderzocht werd. Terwijl het onderzoek tegen Trump door de FBI niet naar buiten werd gebracht. Daarnaast was Hillary Clinton een arrogante politicus die een slechte campagne voerde met een uitstraling dat zij recht had op het presidentschap. Dat werkte niet. Verder waren er de ontelbare onregelmatigheden die nog niet eens volledig in kaart zijn gebracht. Zoals honderden miljoenen dollars aan Saoedisch en Golfstaten-geld dat illegaal naar de campagnekas van Trump stroomde en de inmenging van de Russische Federatie via hacks en sociale media die eveneens onrechtmatig was. De Republikeinse partij blokkeerde in de herfst van 2016 bij monde van de meerderheidsleider in de Senaat Mitch McConnell een onderzoek naar de buitenlandse inmenging door de federale overheid. Zodat de toenmalige regering Obama geblokkeerd werd om te handelen. Desondanks kreeg Clinton zo’n drie miljoen meer stemmen dan Trump. Maar dat zijn overbodige stemmen waar nu ook deels het enthousiasme voor Sanders op wordt gebaseerd.

Mogelijk wint Bernie Sanders de Democratische nominatie en kan hij Trump verslaan, de meerderheid in het Huis vasthouden en die in de Senaat veroveren. Want zonder dat laatste zal hij hoe dan ook vleugellam zijn. De drie auteurs hebben het grooste gelijk van de wereld dat de ongelijkheid in de VS te groot is geworden en dat de rijken en vermogenden via hun greep op de politiek hun eigenbelang veiligstellen. Dat is onaanvaardbaar en onhoudbaar. Daarom moet de Amerikaanse politiek hervormd waren. Voor het belang van de burgers, het land en de sociale vrede. Trouwens te beginnen met het herroepen van de Citizens United-uitspraak van het Hooggerechtshof die het grote geld in de politiek introduceerde.

Maar de drie auteurs maken een vreemde sprong als ze uit het gelijk dat Sanders heeft concluderen dat hij ook gelijk zal krijgen. Want daar zijn heel andere kwaliteiten voor nodig in een campagne die naar verwachting vuiler en gemener zal zijn dan in 2016. En nog meer buitenlandse inmenging zal kennen dan vier jaar geleden. Enthousiasme en een heldere, rechtvaardige stem zijn onvoldoende om het te winnen van een opgehitste achterban en een liegende, bedriegende, valse stem die met de modernste technische analyse en middelen onder de aandacht wordt gebracht. Je zou bijna denken dat de wereldvreemdheid die Sanders tot nu toe vertoont is overgeslagen naar drie auteurs in Nederland. Wat je noemt multiculturalisme.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelSanders geeft verlangen naar verandering de helderste stem’ van Merijn Oudenampsen, Sinan Çankaya en Paul Mepschen in NRC, 24 februari 2020.

Tom Watson verlaat Labour. De twee belangrijkste partijen radicaliseren en alle Britse politieke leiders zijn impopulair

De aankondiging dat de tweede man van Labour het voor gezien houdt sloeg gisteren in als een bom. De timing aan het begin van de campagne voor de verkiezingen van 12 december 2019 was afgestemd met het leiderschap van de partij. Tom Watson verenigde en vertegenwoordigde de gematigde vleugel van de partij, of wat daar na vier jaar partijleiderschap van de links-radicale Corbyn nog van over is. Sociaal-democraten binnen Labour delven het onderspit tegenover socialisten die met de beweging Momentum en de invloed van vakbondsleiders als Len McCluskey de partij in hun greep houden. Watson werd ingeperkt door deze radicale facties die hem tegenwerkten en niet automatisch het leiderschap wilde geven als Corbyn zou vertrekken. Het antisemitisme dat onder Corbyn de partij vergiftigt wordt niet afdoende aangepakt. Overigens verlaten nu eveneens vele gematigde Tories de partij of het parlement, zodat ook deze partij in snel tempo radicaliseert. Het is een verlate echo van wat er in de Amerikaanse politiek gebeurt waar de Republikeinse en Democratisch partij sinds enkele jaren zijn geradicaliseerd, hoewel de gematigde Democraten de hoop nog niet opgegeven hebben de partij op een middenkoers te houden. In de VS komt de druk tot radicalisering vanuit het land.

Watsons vertrek benadrukt extra waarom de uitnodiging van de PvdA aan Corbyn om te spreken in Nederland zo’n blunder was. Ik schreef in een commentaar van 8 augustus 2018: ‘De paradox is dat als Asscher een Britse Labour-politicus was hij net als de gematigde Stephen Kinnock, Chuka Umunna of Chris Leslie door de links-radicale Momentum-beweging van Corbyn op een zijspoor gemanoeuvreerd zou zijn’. Tom Watson is de Lodewijk Asscher van Labour. De PvdA begrijpt zelf niet waar het voor staat en waar Labour (nog) voor staat.

Het is lastig voor Britse kiezers om te moeten kiezen tussen de clown en demagoog Boris Johnson en de antisemiet en anti-Westerse Corbyn die ervan beschuldigd wordt een ‘asset’ van het Kremlin te zijn. Corbyn populariteitscijfers staan met 36% onder water (23% + tegenover 59% -), terwijl Johnson met 14% onder water staat (34% + tegenover 48% -). Na meer dan drie jaar Brexit-geworstel waarin de onmacht van de Britse politiek uitgebreid is uitgemeten is geen enkele leider nog populair. Op een enkeling na als de vertrokken Schotse sociaal-conservatieve leider Ruth Davidson. Maar net als Watson voelde ze zich haar partij uitgejaagd door de onrealistische en harde politiek en net als hem voerde ze in een verklaring persoonlijke redenen aan voor haar vertrek. Maar iedereen weet beter. Kiezen tussen Johnson en Corbyn is een onmogelijke keuze. In een politiek landschap dat weliswaar steeds minder een keuze is tussen de twee grootste partijen, maar waar verkiezingen toch nog een tweestrijd zijn tussen Labour en Conservatieven. Voor vele Remain Labour-kiezers die hoopten dat hun partij ooit weer zou deradicaliseren is Tom Watsons vertrek een teken aan de wand.

Foto: Tweet.

Ruud Koopmans meent dat in Nederland de kritiek op de radicale islam vooral door links ontkend wordt

Het is een oude constatering, islamkritiek moet, maar mag niet in Nederland. Het islamdebat is geamputeerd en gesaboteerd. Socioloog Ruud Koopmans ziet in gesprek met WNL de radicale islam als probleem. Er heerst volgens hem bij linkse en gematigd-rechtse politieke partijen een taboe om kritiek te uiten. Bijvoorbeeld wat de positie en bejegening van vrouwen of homoseksuelen binnen de islam betreft die niet te rijmen valt met de rechtsstaat. Toch blijft het behalve bij radicaal-rechts stil en klinkt er nauwelijks kritiek op de radicale islam.

Vooral door de halfslachtige opstelling van links die valt samen te vatten als wegkijken en goedpraten. Terwijl enkele decennia daarvoor kritiek van links op het christendom op dezelfde aspecten wel overbodig klonk. Dat verschil is opvallend en niet logisch. Zodat islamkritiek nog meer met radicaal-rechts wordt geassocieerd en nog meer een taboe wordt. Met als gevolg dat het gedrag van links er alleen nog maar extra krampachtig op wordt. Het ontkennen van de waarheid over de islam door links is een destructieve daad. Gelukkig zijn er uitzonderingen op dat goedpraten van de onderdrukking door de radicale islam, zoals Koopmans, maar ook ex-PvdA’er Eddy Terstall. Die laffe houding van de PvdA kondigde al voor 2010 de leegloop van de partij aan.

Het islamitisch fundamentalisme kan het best bestreden worden met fundamentele kritiek. Maar in Nederland gebeurt het niet of te aarzelend. De verklaring is duidelijk, moslims worden als slachtoffer beschouwd en moeten in bescherming genomen worden omdat ze zielig zouden zijn. Hoewel het volgens Koopmans juist de islamregimes zijn die slachtoffers maken. Niet in het minst de goedwillende moslims die onder het islamitisch radicalisme lijden. Het wegkijken van bedrijfsleven en voltallige Nederlandse politiek voor landen als Qatar of Saoedi-Arabië die hun islamitisch fundamentalisme naar Nederland mogen exporteren is een ander taboe.

Lachen bij de nuanceringen van Asha over het Redelijke Midden. De geschiedenis leert: een column kan om te lachen en te huilen zijn

Wat een opmerkelijk onbezonnen mens, die Asha ten Broeke. Ik kende deze columniste van De Volkskrant niet en vind het met terugwerkende kracht oprecht jammer dat ik haar geniale inzichten heb gemist. Want een beetje humor is nooit weg. En om de ‘denkbeelden’ van Asha valt smakelijk te lachen. Ze is zo cool.

Asha, redelijke tijden zijn de uitzondering. Wat dat betreft leven we op dit moment in normale tijden. De geschiedenis is te veelgelaagd om daar op emoties gebaseerde verregaande uitspraken over te doen.

Asha, wat heb je een enge opvatting van wat een radicaal is. Herinner je de radicaal-liberalen van de jaren 1880? Ze namen een middenpositie in en waren hervormingsgezind. De historicus E.H. Kossmann omschreef deze radicalen zo: ‘zij vormden integendeel een nieuwe, politieke, sociale en artistieke avant-garde.’ Nuancering dus. Het is wellicht comfortabel om de geschiedenis uitsluitend met de bril van 2019 te bekijken, maar verklaren doet dat weinig.

Maar ok, laten we voor het debat meegaan in je framing die radicalen met hun neusjes haaks zet op wat je zo grappig het Redelijke Midden noemt. Lachen bij de nuanceringen van Asha. Maar wat hebben we dan op dit moment te verwachten van de ideeën van links-radicalen en rechts-radicalen? Wat hebben ze te bieden aan constructiefs? Ze schoppen tegen de gevestigde orde zonder een blauwdruk voor de reconstructie van de puinhopen bij te leveren die ze in hun ondergangsfantasieën aanrichten. Pim Fortuyn had het als rooms-katholiek over zichzelf, met zijn puinhopen van paars. Maar laten we niet persoonlijk worden. Je weet dat Lenin niet alleen bij radicaal-links, maar ook bij radicaal-rechts gehoor vindt? Vraag het Steve Bannon.

Het is juist dat het ‘gematigd realisme’, dat in Nederland loopt van gematigd-rechts (VVD) tot gematigd-links (PvdA), op dit moment wars van daadkracht, ambitie en ideeën is. Dat is niet per definitie altijd zo. Herinner je je de opbouw van de verzorgingsstaat en de rol van krachtige sociaal-democraten als Floor Wibaut, Clement Attlee en Willem Drees die veel goeds hebben gebracht? Het was niet hun radicalisme, maar hun realisme dat dit bewerkstelligde. Je weet ook dat sociaal-democraten en linkse-radicale communisten in de 20ste eeuw een bloedhekel aan elkaar hebben gehad. Maar communisten hebben met hun ideeën nergens iets voor elkaar gebokst. Of je moet Noord-Korea of Nicaragua als voorbeelden beschouwen die volgen uit radicale ideeën.

Je analyse kan daarom maar beter een andere zijn. Het gaat er niet om dat het gematigd-realisme vervangen of gevoed moet worden door het radicalisme, maar hoe het gematigd realisme gerevitaliseerd kan worden. Want dat dat laatste nodig is ben ik met volmondig je eens. Het is overigens linke soep zoals uit je betoog blijkt dat je onder radicalen uitsluitend links-radicalen verstaat. Pas op je wat je overhoop haalt. Herinner je je de geschiedenis van de Weimar-republiek waar de gematigde realisten niet door rechts-radicalen, maar door de links-radicalen werden verraden? Bezin eer je begint.

De Volkskrant verdient je humor. Hopelijk blijf je met je woorden onderstrepen hoe het niet zit. Je dia-positief van de omgekeerde mening helpt de lezer om je argumenten in tegenargumenten, en omgekeerd, om te zetten. Je bent de provocateur om aan te tonen dat radicalen met hun ideeën geen oplossing geven. Gematigd realisten zorgen ervoor dat Nederland marcheert. Schoon water uit de kraan, verwarming, vuilnisophaal, kunstuitvoeringen, bouw van huizen, noem maar op. In theorie hebben filosofische vergezichten over wat jij onder radicalen verstaat zin, maar in praktijk zijn ze een bedreiging die we maar beter niet goedpraten.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelDe geschiedenis leert: vooruitgang begint vaak met een radicaal idee’ van Asha ten Broeke in De Volkskrant, 5 september 2019.

Trilemma van Rodrik wijst voor de EU op de keuze voor nationale soevereiniteit en democratie ten koste van de interne markt

Omdat er nog een economische rechtvaardiging ontbrak aan de politieke analyse verwijs ik in aanvulling op mijn commentaar over het Marshallplan 2.0 naar bovenstaande video van hoogleraar internationale politieke economie Dani Rodrik uit 2011. Rodrik is bekend geworden door de formulering in 2007 van zijn trilemma: ‘It says that democracy, national sovereignty and global economic integration are mutually incompatible: we can combine any two of the three, but never have all three simultaneously and in full. Dit trillemma komt erop neer dat de hyperglobalisering waarin banken en multinationals eenzijdig de macht hebben gegrepen wordt teruggedraaid ten gunste van de opwaardering van de nationale (en zelfs lokale) soevereiniteit en democratie.

In de EU is als gevolg van de globalisering en het opdringen van machtige spelers spanning ontstaan tussen de dominantie van de interne markt én het concurrentievermogen en de evenwichtigheid van de economieën van de afzonderlijke EU-lidstaten. Zoals de ‘linkse’ Britse hoogleraar economie Philip Whyman aan de hand van Rodriks gedachtegoed in een aflevering van VPRO’s Tegenlicht benadrukt is de Britse economie ‘zwaar uit balans’ (na 25’) met een te grote financiële industrie en een te kleine maakindustrie. Binnen de interne markt wordt die tendens eerder versterkt dan afgezwakt. Brexit lijkt voor het VK de enige manier om dat proces te stoppen omdat de EU de nationale staten niet de ruimte biedt om dat principe van de interne markt af te zwakken door ruimte te scheppen voor het versterken van de concurrentiekracht van de nationale staten.

Simpelweg gezegd zorgt de interne markt van de EU voor diversificatie en specialisatie ten koste van spreiding en binnenlandse harmonisatie. Dit aspect van economische politiek van de Brexit blijft in de discussies erover grotendeels onderbelicht, hoewel linkse economen en politici het wel noemen als pro-Brexit argument.

De driedeling is de volgende: 1) In aanvulling op een Marshallplan 2.0 voor de EU dat opteert voor het herstel van de verzorgingsstaat en een strenger migratiebeleid moet 2) de economische politiek van de EU aangepast worden door de dominantie van de interne markt -die een vorm van globalisering is- af te zwakken zodat in het trilemma van Rodrik ruimte ontstaat voor nationale soevereiniteit en democratie en 3) de supranationale krachten die op dit moment de interne markt ‘in bezit’ hebben genomen teruggedrongen worden en de zeggenschap over de economie weer verschuift naar de nationale politiek. Er dient streng voor gewaakt te worden dat de globale machten niet in de vermomming van nationale krachten terugkeren. Lokale initiatieven vanuit de basis kunnen dit bemoeilijken door het model van onderop te voeden. Een belangrijk neveneffect is dat deze aanpak van de hyperglobalisering die de (neo)-liberalisering tackelt motivatie, programma en nieuwe zin geeft aan het sociaal-democratisch gedachtegoed waarbij de factor arbeid wordt opgewaardeerd.

De reset van de economische politiek van de EU die het oppergezag van de interne markt terugschroeft heeft als doel om a) de hyperglobalisering van de Europese economie terug te dringen, b) de economie weer in handen van de nationale politiek te leggen, c) de verstorende, ontregelende invloed van de globalisering en de over grenzen heen opererende multinationals en financiële instellingen die daar verantwoordelijk voor zijn terug te dringen ten gunste van nationale (en lokale) producenten en dienstverleners, e) de levensvatbaarheid en flexibiliteit van de EU te verhogen en f) de centrumkrachten die in een strijd gewikkeld zijn met de links-populisten en rechts-populisten instrumenten in handen te geven om het politieke initiatief terug te nemen.

Ideeën voor een Marshallplan 2.0 dat verzorgingsstaat herstelt en een nieuw migratiebeleid ontwerpt. Kern is het besef van urgentie

De Groene biedt een interessant interview van Lex Rietman met de Portugese socioloog Boaventura de Sousa Santos over Europa. Het gaat me er niet om of wat hij zegt klopt, maar vooral tot welke ideeën de gedachten van De Souza Santos leiden. In bovenstaande passage heeft hij het over het Marshallplan dat in 1948 in werking trad en achteraf als een succes wordt gezien. Tegelijk was het ook een middel van de VS om West-Europa binnen de eigen invloedssfeer te houden. Vraag is of dat in een andere vorm herhaald kan worden in een Marshallplan 2.0 en onder welke voorwaarden dat dan moet. Dat is een vraag naar de noodzaak voor zo’n integraal plan. Want als het er eenmaal is dan kan het mits goed uitgevoerd succesvol zijn. Maar hoe, door wie, waarom en onder welke randvoorwaarden en met welke afgrenzing moet het opgetuigd worden?

Sinds 1948 is er veel veranderd. Het belang van Europa en het Europees-Amerikaans bontgenootschap neemt af en los van het huidige bewind van president Trump zijn de VS politiek, economisch en cultureel niet meer zo dominant als 70 jaar geleden. Landen als China en India zijn aan een opmars bezig. Maar toch, nog steeds zijn de VS en de EU de machtigste economische blokken ter wereld. Ze hebben elkaar ook in cultureel opzicht nog steeds veel gemeenschappelijks te bieden. Is er nu geen ‘onderprestatie’ en ‘onderwaardering’ van een in potentie goede samenwerking? Complicatie is dat er in zowel de VS als de EU economische krachten over grenzen heen zijn, zoals multinationals en financiële instellingen die hun eigenbelang stellen voor het algemeen belang van de VS en de EU. Die krachten moeten in een Marshallplan 2.0 teruggedrongen worden.

Ik heb het Marshallplan altijd begrepen als een project dat opgetuigd werd door de Amerikaanse regering om West-Europa van het communisme te redden én van Europa een afzetmarkt voor de Amerikaanse economie te maken. Maar ook om Europa cultureel te binden aan de VS. Het lamgeslagen Europa van 1948 zit in 2019 in een betere positie, hoewel dat anders lijkt door een sfeer van defaitisme die het oude continent teistert.

Het is nu een wat ideeën-arme periode in Washington, Londen en Brussel, maar als over enkele jaren de waan van de dag wat is uitgewoed en daar weer capabele leiders aan de macht zijn dringt wellicht het besef door dat door de opkomst van het rechts-populisme in landen als Italië, Polen, Hongarije, Zweden, Duitsland, het VK en Frankrijk een nieuw overkoepelend plan nodig is om dat te counteren. Een extra zet kan de afnemende populariteit van de Russische president Putin en het einde van zijn termijn als president in 2024 geven.

De optie is een Marshallplan 2.0 dat niet uitgaat van het communisme dat Europa bedreigt, maar van de middelpuntvliedende krachten van het rechts-populisme dat de EU wil ontmantelen. Zonder dat populisten een masterplan hebben voor hoe het dan wel moet. Terwijl in 1948 de kern van het toenmalige Marshallplan de wederopbouw van Europa was, kan de kern van Marshallplan 2.0 de reconstructie van de verzorgingsstaat en het verbeteren van sociaal-economische factoren zijn. Zoals de aanpak van belastingontwijking, inkomensongelijkheid en de herwaardering van arbeid boven kapitaal. Dat neemt het rechts-populisme de wind uit de zeilen. Een aanwijzing hiervoor is de motivatie van de Britten om voor de Brexit te stemmen. Hoofdoorzaak was de afbraak van de verzorgingsstaat door de regering Cameron. Als ijkpunt kan worden teruggegaan naar de verworvenheden die bestonden aan het einde van de 1970s voordat het neoliberalisme van Thatcher en Reagan leidend werd en het sociale contract tussen overheid en burgers verbroken werd.

Het gaat om het besef van urgentie. Daar draait alles aan. Dat is de inschatting van wat we hebben, wat we kunnen verliezen en hoe we dat verlies kunnen voorkomen. De analyse wordt al vele jaren gemaakt dat de afbraak van de verzorgingsstaat en het opdringen van het casino-kapitalisme van multinationals en financiële instellingen voor samenlevingen schadelijk is. De ongelijkheid neemt toe en de sociale cohesie neemt af. Maar vervolgens gebeurt er niks. Omdat het bedrijfsleven sinds 1980 de macht heeft gegrepen en de politiek in de zak heeft zal het die macht nooit vrijwillig afstaan. Er zijn echter ook stemmen binnen het bedrijfsleven die van mening zijn dat de privatisering en afbraak van de verzorgingsstaat te ver is doorgeschoten. Zij moeten aan boord worden genomen om de urgentie voor het Marshallplan 2.0 in eigen kring te bepleiten.

Opzet is een fors, integraal plan van aanpak dat grensoverschrijdend is, de economie politiseert en de politiek de-ëconomiseert en de centrum-linkse en centrum-rechtse partijpolitiek weer instrumenten geeft om de kiezers te binden aan de hand van een redelijk egalitair programma dat de verzorgingsstaat restaureert en de immigratiepolitiek tijdelijk stabiliseert. De aanpak hoeft niet gericht te zijn tegen rechts-radicale en links-radicale partijen die vijandig staan tegenover de EU en de universele waarden. De aanpak moet het positieve benadrukken en ook de hoop en verwachting van de wederopbouw reconstrueren. Onderdeel daarvan is ook een culturele opleving, ambitie en zelfvertrouwen waarbij de Europese kunst en cultuur weer centraal komen te staan en een hoofdrol is weggelegd voor kunst, taal en geschiedenis van de afzonderlijke landen. Als er frictie bestaat met de cultuur en economie van de VS of tussen de afzonderlijke Europese landen onderling hoeft dat binnen het plan niet opgelost te worden omdat er genoeg gemeenschappelijke grond overblijft.

De migratie van buiten de EU moet tijdelijk opgeschort worden om te komen tot een beleid dat past bij emigratielanden die per land zelf voorwaarden stellen aan wie ze wel of niet binnenlaten. De instroom moet beter gecontroleerd worden en afgestemd worden op de behoeften van de ontvangende landen. Toegang tot sociale voorzieningen of toegang tot rechten kan hierbij een rol spelen als fysieke afbakening onmogelijk lijkt. Daarna moet een nieuw overkoepelend immigratiebeleid binnen de EU in werking treden dat is gemodelleerd naar de Amerikaanse, Canadese en Australische voorbeelden waarbij het ontvangende land eenzijdig de voorwaarden stelt. Stabilisatie is een voorwaarde voor integratie. Maar de EU-lidstaten spreken wel af om uitgaande van een beleid vol compassie met elkaar verantwoordelijk te zijn voor de ontvangst van migranten.

Foto 1: Schermafbeelding van deel artikel‘We moeten de kapitalistische overheersing ter discussie stellen’’ in De Groene, 5 juni 2019.

Foto 2: Affiche van het Marshallplan, Collectie NIOD.