
I. Gisteren was ik op de opening van de kunstbeurs ArtOnPaperAmsterdam in de gashouder van de Westergas. Een opvallend rond gebouw met een hoge koepel. Een interessante beurs met 50 binnenlandse en buitenlandse galerieën die werken op papier en werken van papier tonen.
Slechts een kritische kanttekening voor de opbouw van de beurs. De selectie was door de inzet van externe curatoren beter dan op vergelijkbare beurzen als de KunstRAI, maar organisatie ONK had de routing onoverzichtelijk gemaakt. Dat kwam vooral door de buitenste ring en de doorgang in het midden die breed uitwaaierde. Wellicht kan ONK behalve de selectie volgende keer ook de routing uitbesteden. Dat komt de kwaliteit zeker ten goede.
Zo’n opening is een kwestie van kijken en praten. Het is een geïsoleerde wereld. Naast de gashouder was in het Westerpark de kermis in volle gang. Daar waren na onregelmatigheden op de Osdorp kermis in oktober 2022 meer veiligheidsmaatregelen getroffen met bewaking, detectiepoortjes en hoge hekken dan op de beurs. Je zou het omgekeerde verwachten.

II. Twee gescheiden werelden naast elkaar die elkaar niet raken. Dat is in een notendop het knelpunt van de kunst- en museumsector. Deze sectoren vinden niet alleen onvoldoende aansluiting bij de samenleving, maar bewegen in de richting van een eigen parallelle wereld.
Nu moet men dat tegelijk relativeren want niets kan én hoeft een volledige representatie van de samenleving te zijn. Ook een kunstbeurs niet. De een gaat naar een kerkdienst, de ander naar een voetbalwedstrijd, miljonairsfair, popconcert of kermis, maar niemand doet dat allemaal.
Er is een verschil tussen een private kunstbeurs en met publiek geld gefinancierde niet-particuliere musea. De laatsten hebben een publieke taak, eerstgenoemde niet. Maar ze hangen samen door overlappingen. De publieke opinie die op afstand staat, kan dat vaak niet onderscheiden.

III. De redenen voor de Alleingang van de museumsector zijn talrijk. Het debat over diversiteit is te eenzijdig op etniciteit gericht en bereikt het omgekeerde van wat het beoogt. Hoewel het de vraag is of musea zich echt willen openen of ze slechts lippendienst bewijzen aan een politiek die dat halfslachtig eist. Vervolgens gaan musea halfslachtig aan de slag. Net kosmetisch genoeg om de politiek te behagen, maar niet voldoende genoeg om zich werkelijk te openen voor de samenleving.
Zo wordt door musea niet gezien dat het verschil in sociaaleconomische status aan de basis ligt van de segregatie, die niet alleen niet overbrugd wordt, maar door musea in stand wordt gehouden. Dat zou wat het aspect van (re)presentatie van musea betreft pleiten voor sluiting van alle musea. Hun collecties kunnen dan losgekoppeld worden om centraal bewaard te worden. Sluiting is wellicht een radicaal antwoord, maar wel een logische uitkomst van een problematiek die onoplosbaar lijkt.
Het recente rapport Eigentijdse Ongelijkheid van het SCP constateert een verschil in cultureel kapitaal tussen sociale klassen. Deze structurele ongelijkheid is hardnekkig en heeft grote gevolgen. De oplossing begint in het onderwijs, maar lijkt op dit moment dood te lopen in een gesloten museumsector.
Het is het misverstand om dat te kwalificeren als ‘wit bastion‘. Dat is een schijnconclusie. Daar gaat het niet om. Het gaat vooral om het gebrekkige sociale en culturele kapitaal van mensen aan de onderkant van de samenleving. Mensen met een sociaaleconomische én dientengevolge sociaalculturele achterstand.

IV. Dat zijn dus de soort gesprekken en overwegingen die op zo’n kunstbeurs circuleren. Dat is een combinatie van zelfverloochening, benaderingswijze, ideologie, wensdenken, hoop op een egalitaire samenleving en opereren in een reservaat. Er wordt volop nagedacht voorbij de handel van het moment of de kick om een mooi kunstwerk te zien. Dat is het stilstaan bij het stilstaan van de kunst- en vooral de museumsector.