In Nederland is niet institutioneel racisme, maar gelijkheid de norm

Met de opinie van Martin Sommer in de Volkskrant ben ik het eens. Hij meent dat gelijkheid in Nederland de norm is. Daar valt weinig tegen in te brengen. Maar het is wel de actuele mode om het te hebben over het zogenaamde institutionele racisme. Opeens delibereren opinieleiders dat er institutioneel racisme bestaat in Nederland. Zonder dat ze uitleggen wat ze daar precies mee bedoelen. Sommer maakt duidelijk dat dit een misverstand is en er in Nederland geen institutioneel racisme bestaat (zonder dat hij hier die term gebruikt).

Een voorbeeld van zo’n opinieleider die de race naar de bodem van de redelijkheid en het overzicht succesvol heeft ingezet is voormalig kamerlid voor GroenLinks en huidig NRC-columnist Zihni Özdil. Zijn columnOok Jort Kelder mag zijn werk niet verliezen door zijn kleur’ van 11 juli 2020 geeft aan hoe een columnist zich in het proces kan verliezen. Het favoriete stijlmiddel van Özdil is de ontkenning en zijn retorische procedé is de antithese waarmee hij spanning oproept en vasthoudt zonder tot een afronding te komen. Zijn columns zijn de coïtus interruptus van de dagbladjournalistiek die bol staan van losse flodders en losse draden. Hij weeft geen samenhang. De columnist suggereert dat er in Nederland institutioneel racisme bestaat als hij opmerkt dat hij ooit iemand daarvan overtuigde. Het zou volgens hem ‘systematisch’ doorwerken in de maatschappij. Wat hij daarmee bedoelt is onduidelijk. Hij spreekt zichzelf tegen als hij universiteiten, media en de culturele sector van sektarisme en antiracisme beticht. Hoe deze instituties zich dan logischerwijze verhouden tot het institutioneel racisme waarmee de samenleving doordesemd zou zijn is het raadsel. Zihni Özdil maakt de hapsnapperigheid van zijn column duidelijk in zijn poging om een originele opinie af te leveren die hem weliswaar onderscheidend maakt, maar ook het beeld vestigt van een opinieleider die onorderlijk en warrig is.

Er bestaan uitingen van racisme in Nederland. Die moeten bestreden worden. Ze worden niet van bovenaf georkestreerd, in wetten vastgelegd en door de democratische instituties of een abstracte institutie als de rechtsstaat gesteund. Zoals Sommer beschrijft is het tegendeel waar. In Nederland is gelijkheid het streven. Dat dat nog niet gerealiseerd is en dat er nog steeds fouten in beleid en uitvoering worden gemaakt door onder meer de politie (etnisch profileren), de Belastingdienst (toeslagenaffaire) of de toegang van Antilliaanse Nederlanders tot Nederland is duidelijk. Maar institutioneel racisme dat zich niet afspeelt tussen individuen, maar in de relatie van de burger met de staat, is in Nederland formeel noch informeel overheidsbeleid.

Dat was het wel in Zuid-Afrika tijdens het apartheidsregime van de Nasionale Party (1948-1994). Hetzelfde geldt voor de Rwandese genocide (1994), de Armeense genocide (1915) door het Ottomaanse rijk of de Joegoslavische oorlogen (1991-2001) die draaiden om etniciteit. Dit soort racisme resulteerde in grof geweld dat van bovenaf werd gestuurd. Deze voorbeelden geven aan dat Nederland niet in dit rijtje past. In Nederland bestaat racisme, maar geen institutioneel racisme. Hoe graag opinieleiders ook gretig het tegendeel beweren.

Foto: Schermafbeelding van deel columnNiet racisme, maar juist gelijkheid is hier sinds jaar en dag de norm’ van Martin Sommer in de Volkskrant, 26 juni 2020.

Dwarse column van Heleen Mees: ‘Rutte kiest ervoor om grote delen van de Nederlandse bevolking te verarmen’. Is dat zinvol?

Er zijn columnisten die van dwarsheid hun handelsmerk maken. Of als ze minder succesvol zijn, proberen te maken. Tegen beter weten in nemen ze een tegendraadse positie in waarvan ze weten dat die niet met de realiteit overeenkomt en slecht verdedigbaar is. Maar waarvan ze ook weten dat die veel stof doet opwaaien. Zodat het opvalt en hun naam rondzingt. ‘Wat X nu weer zegt, heb je het gelezen?’ Dit soort columnisten is het daar om te doen. Ze zijn als kamerleden die voortdurend de publiciteit moeten halen om hoog op de kieslijst gezet te worden. Wekelijks of vaker moeten ze hun kunstje vertonen. Dan is het simpeler om de eigen persoon centraal te stellen, dan om een kwestie uit te diepen en daar een afgewogen oordeel over te geven. De column wordt een hoogst persoonlijk perspectief waarbij inhoud een halffabrikaat is. De column dient om de columnist voor het voetlicht te laten treden. De inhoudelijke component is ondergeschikt geworden.

De column wordt gezien als een vrijplaats waar ongezouten meningen kunnen worden verkondigd. Ze hoeven niet onderbouwd te zijn volgens de journalistieke codes, hoewel dat evenmin verboden is. Columnisten als Tom-Jan Meeus (NRC) of David Ignatius (The Washington Post) bouwen hun opinie op aan de hand van hun politiek inzicht, feiten en eigen onderzoek. Hun politieke columns gaan verder dan de gezochte dwarsigheid. Het gevolg daarvan is dat politici deze columnisten weten te vinden om hun standpunten publiciteit te geven.

Vijand van de dwarse columnist is niet diens ijdelheid of hypotheek, of het vakgebied waarover betreffende columnist schrijft, maar het format van het medium waarin de columnist wordt gedwongen. De kolom in de krant, het optreden als sidekick in de talkshow of het praatje in de nieuwsshow op de radio. De columnist wordt in het kader van de herhaling gedwongen. Als serial killer van de eigen geloofwaardigheid.

Opeenvolging, herkenbaarheid, verkoopbaarheid en continuïteit is de logica van de gevestigde media die tot lopende band-fabrieken zijn verworden waar zo goedkoop en voorspelbaar mogelijk wordt geproduceerd. Dat kan samengaan met kwaliteit, maar niet noodgedwongen. Het gevolg is dat de optie niet meer bestaat dat de columnist niks te melden heeft. Dat wringt. Dat kan leiden tot aantasting van de geloofwaardigheid van betreffend medium, tijdverlies voor de nieuwsconsument en verstoring van het publieke debat.

Voorbeeld van een overbodige column is Teun van der Keuken in De Volkskrant die als onderwerp de media-columniste Angela de Jonge van het AD heeft. Het is niet ongebruikelijk dat dit soort columnisten het over elkaar hebben. Dat resulteert in journalistieke incest of meta-gebrabbel. Feitelijk doe ik hier hetzelfde, hoewel ik er probeer aan te ontstijgen. De tragiek van Van der Keuken is dat hij niet eens toekomt aan dwarsheid en blijft hangen in onbenulligheid. Hij meet zich in alle onbescheidenheid een dieper inzicht toe. Hij meent de dingen te zien. Dat is een interessante projectie die het gebrek aan inhoud van zijn column moet verhullen.

Een column in De Volkskrant die het voorhoofd doet fronsen is ‘Rutte kiest ervoor om grote delen van de Nederlandse bevolking te verarmen’ van econoom Heleen Mees. Dat is nogal een aantijging aan het adres van minister-president Mark Rutte in een column die suggereert dat hij er bewust voor kiest om veel Nederlanders te verarmen. Wie is hier gek geworden, Rutte of Mees? Uit de Twitter-account van Mees valt af te leiden dat de column ook een meer neutrale, minder sexy titel heeft die minder dwars oogt: ‘De kosten van deze crisis moeten verhaald worden op grote multinationals’. Dat valt echter minder op. Schippert de eindredactie van De Volkskrant tussen de eigen journalistieke geloofwaardigheid en de jacht op aandacht via clicks? Keert de wal de inhoud of omgekeerd? Wat Mees beweert in haar column is niet zozeer dwars, maar gewoonweg onzinnig.

Columnisten als Mees vallen na verloop van tijd niet zozeer snikkend, maar dolgedraaid in de kuil die ze zelf hebben gegraven. Mees heeft geen ongelijk dat de inkomensongelijkheid is toegenomen en dat dit voor de economische ontwikkeling ongewenst is en een bom onder de samenleving legt. Maar Mees weet ook dat dit niet het echte verhaal is. Grote multinationals ontwijken belasting en regeringsleiders als Rutte hebben allang niet meer de macht om daar iets aan te veranderen. Het is niet premier Rutte die bepaalt wat Shell of Unilever doet, het zijn deze bedrijven die bepalen wat de Nederlandse politiek doet. Het kan zijn dat de marges die de Nederlandse regering nog voor zichzelf heeft verkeerd benut worden, toegegeven, maar aan het gegeven dat de grote bedrijven en financiële instellingen de politiek in hun zak hebben verandert dat weinig tot niks.

Rutte kiest er niet voor ‘om grote delen van de Nederlandse bevolking te verarmen’, hij wordt daartoe gedwongen door de politieke realiteit. Die andere titel van Mees’ column de zegt dat ‘De kosten van deze crisis moeten verhaald worden op grote multinationals’ laat de veroorzaker van de pandemie buiten schot. Het is bizar dat China dat zowel in de aanleiding tot, de bestrijding van als de informatievoorziening over COVID-19 aantoonbaar heeft gefaald in Mees’ column niet wordt genoemd. Los van de politisering door Trump van China’s betrokkenheid bij de uitbraak verdient het aanbeveling om dit land verantwoordelijk te houden voor de kosten. Door nalatig handelen van de Chinese leiders werd de uitbraak tot een wereldwijde pandemie.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelRutte kiest ervoor om grote delen van de Nederlandse bevolking te verarmen’ van Heleen Mees in De Volkskrant, 5 mei 2020.

Donald Duck blijft dichter bij realiteit dan Leon de Winter in Telegraaf-column

Bij de kapper lees ik de Donald Duck en bij de tandarts De Telegraaf. Ik verkies de Donald Duck, en ook de kapper. Maar vanochtend moest ik naar de tandarts. Mijn oog viel op de column van Leon de Winter in De Telegraaf die getiteld was ‘Schaamteloos spel van Democraten’. Iedere columnist heeft recht op een mening. Uitgangspunt dienen wel de feiten te zijn aan de hand waarvan de columnist een mening vormt in de vorm van een beschouwing over een onderwerp. De Winter baseert zich niet op de feiten. Hij geeft elk relevant feit verkeerd weer. In zijn column raken feiten niet meer aan de realiteit. Te veel onwaarheden om op te noemen.

De Winter heeft die verwijdering van de realiteit zover doorgevoerd dat het er opmerkelijk op wordt. Is De Winter overgegaan naar een parallelwereld van het absurdisme waar een Winterse waarheid geldt die alleen door rechts-radicalen en Trumpisten gedeeld en begrepen wordt? Het lijkt er steeds meer op dat De Winter hard bezig is om zijn eigen versie van de politieke werkelijkheid van de VS te maken. Om die te canoniseren. Hij laat zijn verbeelding spreken en maakt fantasie. Dat is verwarrend voor een column die (ook) de claim in de lucht houdt om uitspraken over een actuele politieke realiteit te doen, maar bij nader inzien 100% illusie is.

Er is nog meer over te zeggen, zoals de truc van De Winter om tweemaal negatief om te zetten in positief. Zo voert hij de tegen impeachment aanleunende justitieminister William Barr op als ontlastende getuige in de impeachment procedure tegen Trump, terwijl Barr zelf in aanmerking komt als verdachte in dat proces wegens onconstitutioneel handelen en het verkeerd inlichten van het congres. De Winter passeert de Donald Duck in verbeeldingskracht. De Donald Duck blijft dichter bij de realiteit dan Leon de Winter in zijn Telegraaf-column.

Foto’s: Schermafbeeldingen van delen van column ‘Schaamteloos spel van Democraten’ van Leon de Winter in De Telegraaf, 26 november 2019.

Leon de Winter vertaalt zijn afwijzing als Jood door extreem-rechts en witte suprematisten door de ‘linkse’ media de schuld te geven

Het is de vraag of Leon de Winter werkelijk zo dom is als het lijkt of dat hij net doet alsof hij dom is. Ik kom er niet uit, maar wat slaat De Winter de plank weer mis in zijn Telegraaf-column van 30 oktober 2018. Dat overkomt hem wekelijks. Waarom hij niets waardevols toevoegt aan het publieke debat is het raadsel van De Winter. Het is niet alleen dat hij de feiten uit zijn mening laat volgen, het is dat hij nog geen begin van een betoog kan opzetten dat in de verste verte lijkt op een degelijke bewijsvoering. Het stijlmiddel van De Winter is inductie, hij laat het algemene uit het specifieke volgen. Daartoe schudt hij enkele voorbeelden uit zijn hoge hoed en komt zo tot een generalisatie. Dat is vrij schieten en altijd prijs. Tussen duizenden voorbeelden weet hij feilloos de enkele uitzondering te vinden die hij tot regel verheft. Dat is lui denken van De Winter die klaarblijkelijk de ambitie heeft opgegeven om de wereld te verklaren zoals hij is. De Winter verklaart de wereld zoals De Winter is. Dat heeft niets met de echte realiteit te maken en alles met de realiteit van De Winter.

Hoe valt anders bovenstaand citaat uit genoemde column te verklaren die als titel heeft: ‘Trump vooral gehaat door media’. In de VS steunen de gevestigde media, inclusief de zogenaamde linkse CNN en MSNBC, de status quo en beschermen ze hun winstgevendheid, zoals Cenk Uygur van TYT overtuigend aantoont. Dat geldt ook voor de zogenaamde linkse New York Times en The Washington Post die pilaren onder de status quo zijn. Die media zijn verweven met de Republikeinse partij en niet met de Democratische partij zoals De Winter meent. Dan gaat het dus niet eens om Fox News, The Wall Street Journal of Sinclair Broadcast Group en al die andere rechtse media die de openlijke spreekbuis van Trump zijn. Waar De Winter de aantoonbaar onjuiste claim vandaan haalt dat ‘journalisten niet omgaan met Trumpstemmers’ of dat er in ‘de media niets te merken valt van mensen die Trumps presidentschap goedkeuren’ is duidelijk. Namelijk uit zijn eigen verbeelding.

De Winter verwijst naar de moord op 11 Joden in een synagoge in Pittsburgh op 27 oktober door Robert Bowers. Volgens zijn bekende recept verwijst hij naar enkele niet-representatieve meningen van ‘linkse’ journalisten, maar laat hij de hoofdzaak ongenoemd. Dat is dat Bowers extreem-rechts is en op de extreem-rechtse website Gab zijn meningen opdeed die passen in het kraampje van neo-Nazi’s, alt-right en white suprematisten. Dat De Winter de extreem-rechtse, antisemitische achtergrond van Bowers niet noemt is logisch omdat het hem niet uitkomt. Dat levert voor hem als rechtse Jood namelijk een complicatie op omdat hij de tegenstelling niet kan overbruggen dat hij degenen door wie hij als Jood om zijn Jood-zijn afgewezen wordt stilzwijgend steunt. Dat is de tragiek van rechtse Joden die afgewezen worden door extreem-rechts, maar er zich op een bizarre manier toch mee identificeren. Dat is een tragische projectie en levert columns op waarin de olifant in de kamer wordt doodgezwegen en de muis buiten er als dader aan de haren bijgesleept wordt. Om uit dat spagaat te geraken of om een bekentenis vanwege zelfinzicht te ontlopen wacht De Winter als enig antwoord de afleiding. Hij geeft ‘links’ overal de schuld van en hoeft daarom niet meer bij zichzelf te rade te gaan waarom hij in hemelsnaam rechtse extremisten die Joden niet accepteren uit de wind houdt.

Foto: Schermafbeelding van deel columnTrump vooral gehaat door media’ van Leon de Winter in De Telegraaf, 30 oktober 2018.

EU moet zich weerbaar opstellen in de publiciteit. Door oprichting van publicitaire agentschappen per land

hdv

Journalist Hans de Vreij wordt kotsmisselijk van columnisten met hun goedkope PVV-praatjes die de EU afspiegelen als een elitair wangedrocht. Hij verwijst naar Leon de Winter en Nausicaa Marbe in De Telegraaf en Özcan Akyol in Nieuwe Revu. De Vreij heeft gelijk, de rechtse praatjes zijn aardig voor politieke doeleinden, maar hebben weinig met de realiteit te maken. Dat dringt echter onvoldoende door tot de publieke opinie.

De EU heeft het ook aan zichzelf te wijten dat deze rechtse praatjesmakers zoveel aandacht krijgen. Hier  kunnen nog elitaire praatjesmakers als Thierry Baudet en Jort Kelder aan toegevoegd worden die het in een omkering van alle waarden opnemen voor de massa. Zoals Eton-boy Boris Johnson die met een zilveren lepel in de mond geboren is zich het liefst door het werkvolk liet toejuichen. Als hoogste graad van camp.

Er bestaan twee misverstanden over de EU die rechtgezet moeten worden. Namelijk dat het ondoelmatiger en stroperiger is dan andere overheidsinstellingen en een bureaucratisch monster zou zijn. Dat is de EU niet. Inclusief nationale ambtenaren die voor de EU werken heeft het 170.000 ambtenaren. Ze bedienen meer dan 508 miljoen inwoners en 28 lidstaten. Ter vergelijking, de gemeente Amsterdam telt 1,5 miljoen inwoners en heeft 13.770 ambtenaren. De EU is 28 maal slanker dan het ambtenarenapparaat van Amsterdam.

Daarnaast is het niet de bureaucratie van de EU die bepaalt wat de nationale staten moeten doen, maar is het andersom. De regeringsleiders bepalen de ruimte die de EU kan nemen. Als het fout gaat bij de bewaking van de buitengrenzen dan komt dat niet omdat de EU er een potje van gemaakt heeft, maar omdat de nationale staten ondanks herhaalde waarschuwingen en smeekbeden van de EU onvoldoende middelen aan de uitvoerende dienst Frontex  beschikbaar hebben gesteld om de buitengrenzen te bewaken. De logica van de relatie van de EU en de natiestaat is dat vervolgens de EU de schuld krijgt. En omdat de publieke opinies per land functioneren schuiven de regeringsleiders de Zwarte Piet onterecht naar het abstracte Brussel door.

Wat te doen? De EU moet per land een publicitair agentschap opzetten dat actief deelneemt aan het publieke debat. Dat gaat dus verder dan monitoren alleen. Dat kost dan een paar honderd ambtenaren extra. Ze dienen de fabels van de politieke partijen en hun volgelingen die een loopje met de waarheid nemen door te prikken em te corrigeren. Maar ook de onzinverhalen van de nationale regeringsleiders die hun eigen onvermogen en gebrek aan inspanning zo graag afschuiven op de EU. Dat moet door het sec geven van feiten en context.

Het bestaan van de publicitaire agentschappen krijgt zo een preventief karakter. Het gaat er niet om dat ze het beter weten en zich verliezen in eindeloze discussies. Ze moeten zich liefst verre houden van de nationale politieke discussie. De EU wordt door alle economische tegenwind en de slechte voorlichting niet meer vanzelf geaccepteerd en dient zichzelf schrap te zetten tegen aanvallen die misleidend zijn omdat ze bewust de feiten verkeerd voorstellen. Met als doel de EU uiteen te laten vallen. Een democratie die zichzelf serieus neemt is weerbaar en moet zich daarom ferm en zelfbewust gedragen. Weerloosheid is voor de EU niet langer de optie.

Foto: Tweet van Hans de Vreij, 1 juli 2016.

In NRC vallen columnisten Teulings en Kuitenbrouwer Paul Scheffer aan. Waarom?

EP-140929545.jpg&MaxW=960&imageVersion=default

Gastcolumnisten, de plaag die dagbladen teistert als een sprinkhanenplaag. Of ik recht van spreken heb weet ik niet, maar ik geef mijn mening onbezoldigd, ongebonden en zonder bijbedoelingen zoals het vereffenen van rekeningen. Columns vullen dagbladen lekker op en zijn bakens van herkenbaarheid voor de lezer. Van een koers richting niemandsland. Columns bieden de schijn van zekerheid en continuïteit. Een column is goedkoper dan onderzoeksjournalistiek en maakt het dagblad persoonlijk en smeuïg. Een column is de meest relevante irrelevantie in een dagblad. Ze kunnen goed gemist worden, maar werken lekker als bladvulling.

Uiteraard zijn er columnisten die de moeite waard zijn en iets te vertellen hebben. Zoals Jérôme Heldring die decennialang een politiek-filosofische column in NRC had en daarmee de politiek beïnvloedde. Elk tijdperk kent belangrijke opiniemakers voor wie een krantencolumn een uitstekend middel is. In NRC is Luuk van Middelaar een columnist die door zijn onthechtheid, kennis, inzicht en originele ideeën Heldrings positie over zou kunnen nemen. Zo reageren columnisten binnen dezelfde krant op elkaar. Ze zijn van waarde en niet te vergelijken met de columns die niet meer zijn dan niemendalletjes en haastig in elkaar gegooide stukjes.

In NRC plaatste PvdA’er Paul Scheffer op 24 oktober het artikelDe exodus en ons geweten’ dat een overzicht van en antwoord gaf op de vluchtelingencrisis. Hij weerlegde vier argumenten om de grenzen niet te sluiten en eindigde met een oproep: ‘Wat is dat toch voor een onvermogen in weldenkende kring om over de morele betekenis van grenzen na te denken, welke verlegenheid is hier zichtbaar?’. Scheffer heeft het geweten, twee weldenkende NRC-columnisten kwamen in actie door niet zijn argumenten, maar zijn persoon aan te vallen.

Econoom en PvdA’er Coen Teulings gaat op 28 oktober volledig los in zijn column en verwijt op een indirecte manier Scheffer met zijn artikel ‘Het Multiculturele Drama‘ uit 2000 door zijn deelname aan het debat het nationalisme en chauvinisme in Nederland salonfähig te hebben gemaakt. Zonder onderbouwing schuift hij Scheffer ontwikkelingen in de schoenen, zoals het populisme van de middenpartijen die meegaan in het radicalisme van een minderheid om grenzen te sluiten. Alsof Scheffer daarvoor in z’n eentje verantwoordelijk zou kunnen zijn. Teulings wordt op geen enkel moment concreet of gaat direct in op Scheffers argumenten.

Nog bonter maakt op 31 oktober Jan Kuitenbrouwer het in een columnAchter de schermen adviseert hij de SP. In zijn aanval op Scheffer gaan alle remmen los: ‘In zijn spraakmakende essay het Multiculturele Drama, vijftien jaar geleden, ontwikkelde Scheffer geen alternatieve visie met duwkracht naar links, maar loodste hij weldenkend Nederland als een zorgzame schaapherder naar rechts’. En met een reactie naar zowel Teulings als Scheffer: ‘Coen Teulings’ aanval op Scheffer, afgelopen woensdag in deze krant, was schril, warrig en totaal onverdiend, maar dat Scheffer ook nu weer met aplomb aan de verkeerde kant van het Overton-window trekt, valt niet te ontkennen.’ Kuitenbrouwer denkt dat de stijlfiguur van de afleiding hem onkwetsbaar maakt.

Wat moeten we als krantenlezer met deze onderonsjes en onderlinge afrekeningen van columnisten die actief bij politieke partijen betrokken zijn, maar in hun column net doen alsof ze onpartijdig en ongebonden zijn? En door het ruimtegebrek van een column niet toekomen aan het zorgvuldig uitwerken van argumenten, maar het bij suggesties laten. Maar het ergste is dat hun columns geen inzicht geven over de waarheid achter de dingen en zelfs niet amuseren als niemendalletje. De verbittering en grimmigheid die uit de columns van Teulings en Kuitenbrouwer opstijgt maakt ze onverteerbaar. De hoofdredacteur van NRC zou er goed aan doen om het aantal gastcolumnisten behoorlijk in te perken. Het komt de kwaliteit van de krant ten goede.

Foto: ‘Syrian refugees wait behind barbed wire near the Turkish-Syrian border after fleeing Syria, near Sanliurfa, Turkey. Sedan Suna / EPA’. 23 september 2015.

ED-columnist Jos Kessels mompert op de kunst. Zo triest

ED-columnist Jos Kessels krijgt ruim baan van het Eindhovens Dagblad om z’n ongenoegen over de subsidies van de gemeente Eindhoven voor kunst en design te uiten. Een filmpje dat leuk wordt omdat Kessels vooral zichzelf te kijk zet. Het valt nauwelijks te geloven dat-ie echt meent wat-ie mompelt. Hoewel het ergste valt te vrezen. Z’n kunst bashing past in een patroon van schoppen tegen kunst, kunstenaars en overheidssubsidies.

Kessels’ tocht door Strijp-S heeft iets intriest. Het beeld van een somberman op z’n retour die anderen niks gunt en de voeling met de vibraties van z’n tijd onderweg is kwijtgeraakt. Zijn monoloog is niet fijnzinnig of grappig. Eindhoven krijgt de columnist die het verdient, humeurig en vol haat tegen kunst. Treurig om te zien.

Nicolasen ziet Demmink als zondebok. En vergeet de feiten

462px-Webb_Sending_Out_the_Scapegoat

Lidy Nicolasen meent in haar column in De Volkskrant dat Joris Demmink onze nationale zondebok is. Volgens haar krijgt deze voormalige topambtenaar van Justitie de schuld van alles wat er mis gaat in Nederland. Met name uit ‘de krochten van het internet‘. Los van wat de man zegt. Nicolasen brengt alles terug tot een samenzweringstheorie: ‘Wie aan die feiten durft te twijfelen, ze zelfs tegenspreekt, maakt deel uit van die samenzwering.‘ Ze beseft niet door alles te overdrijven en op een hoop te gooien zij juist degene is die de feiten niet respecteert. De Volkskrant-columniste is dubbelzinnig in haar denken over het complotdenken.

Lidy Nicolasen is onvast en onzuiver in haar voorbeelden: ‘Zou klokkenluider Edward Snowden zijn belofte waarmaken en met onthullingen over Nederland komen, goede kans dat al zijn pijlen richting Demmink wijzen.‘ Ze verwart klokkenluider Edward Snowden met journalist Glenn Greenwald die vijf weken geleden in een interview in De Volkskrant aankondigde met onthullingen over Amerikaanse spionage in Nederland te komen. Snowden heeft tot nu toe zelf geen onthullingen gepubliceerd en is dat ook niet van plan. President Putin heeft hem verplicht in Rusland de VS niet te beschadigen. Het is verre van logisch dat Greenwald met onthullingen over Joris Demmink komt. Door deze overdrijving maakt ze Snowden en Greenwald belachelijk.

Nicolasen reduceert iedereen die kritisch is over de gang van zaken inzake Demmink tot complotdenker. Dat kan in een column die een mening geeft die niet per se overeen hoeft te komen met de werkelijkheid. Een column is een vrijplaats om uit de duim te zuigen. Maar het gevolg is dat ze aspecten die niet in haar betoog passen dan ook maar niet noemt. Want het is waar dat sommige critici zichzelf overschreeuwen, maar vele anderen stellen zich juist zakelijk en beheerst op. De essentie van de kwestie-Demmink is dat er ondanks de beschuldigingen, Turkse documenten, de juridische inzet van de Bakker Schut Stichting en Amerikaanse mensenrechtengroepen, getuigenverklaringen van onder andere twee ex-gevangenisdirecteuren, en de betrokkenheid van Nederlandse, Amerikaanse en Italiaaanse parlementariërs nooit een diepgaand feitenonderzoek naar Demmink is gehouden. Waarom niet? Da’s de vraag waar Nicolasen niet aan toekomt.

Wat bezielt een columniste van een gerenommeeerde krant om zo’n flutterig stuk te schrijven? Welk belang dient ze hiermee? Haar opvallende column roept de vraag op waarom ze met een suggestie van volledigheid voorbijgaat aan de feiten die Demmink het minste uitkomen. Is het gepast om te suggereren dat haar mate van overdrijving die elke kritiek uitvergroot tot complotdenken te maken heeft met een relatie die ze had met een getrouwde PvdA-minister uit het kabinet Lubbers III? En de kritiek die haar toen wachtte? Of is dat te veel eer voor Nicolasen? Mogelijk zat ze verlegen om een onderwerp en schreef ze op wat in haar opkwam. Als dat zo is, dan kunnen we beter zo snel mogelijk vergeten wat ze opschreef. Dan is het de moeite niet waard.

Foto: William James Webb, Sending Out the Scapegoat. Voor 1904.