Van Middelaar mist kans om verstandig te praten over Biden en MAGA-Republikeinen

Schermafbeelding van deel columnBiden mist kans om polarisatie te overbruggen’ van Luuk van Middelaar in NRC, 7 september 2022.

Met NRC-columnist Luuk van Middelaar ben ik het vaker oneens. Zoals toen hij in 2018 de levering door de VS van Javelin-antitankwapens aan Oekraïne als escalatie zag. Ik zag in de levering juist het omgekeerde: deëscalatie. Ik meen dat de grootschalige fase in de Russisch-Oekraïense oorlog van februari 2022 Van Middelaars ongelijk heeft bevestigd. Tijdige levering van westers geavanceerd militair materiaal aan Oekraïne had Poetin van de invasie kunnen weerhouden.

In mijn commentaarDe kruisstelling van Luuk van Middelaar over Oekraïne‘ van 18 januari 2018 zei ik: ‘Niet de Sovjet-Unie of de Russische Federatie zijn bedrogen door het Westen, maar opinie-leiders als Luuk van Middelaar laten zich om de tuin leiden door Russische retoriek die het verleden verkeerd voorstelt. Hun mening weerklinkt zelfs met een valse echo tot in Washington en op het slagveld in Oost-Oekraïne.

Luuk van Middelaar is ingevoerd in het Brusselse circuit en heeft daar een belangrijke rol als formele of informele adviseur. Juist daarom moet zijn mening serieus worden genomen bij de formulering van de buitenlandse politiek van de EU. Als zoiets al bestaat. Maar tegelijkertijd moet er voor gewaarschuwd worden als hij over de schreef gaat. Want zijn mening klinkt door in Brussel. Zijn expertise is Europese politiek en niet Amerikaanse of Russische politiek.

Noch op de FB-pagina van NRC, noch op Van Middelaars twitter account kan men reageren op zijn column ‘Biden mist kans om polarisatie te overbruggen‘ van 7 september 2022. Vandaar deze reactie.

Schermafbeelding van deel columnBiden mist kans om polarisatie te overbruggen’ van Luuk van Middelaar in NRC, 7 september 2022.

Ik vind het gevaarlijke onzin wat Van Middelaar zegt. Hij verwijt president Joe Biden partijpolitiek te hebben bedreven met zijn speech van 1 september 2022 in Pennsylvania.

Wat kan Biden anders in een sterk gepolariseerd klimaat waar de Republikeinse partij door vele onafhankelijke critici als de grootste bedreiging van de Amerikaanse democratie wordt gezien? Gevaarlijker nog voor de nationale veiligheid dan China, de Russische Federatie, Noord-Korea of Iran.

Het is begrijpelijk en het getuigt van strategische slimheid waarom Biden zich tamelijk neutraal opstelde en expliciet geen partij koos voor Cheney of Kinzinger en andere Never Trump Republikeinen. Maar hij noemde wel de MAGA-Republikeinen als bedreiging voor de VS.

Bidens doel was tweeledig. Hij hield oud-president Trump aas voor waar deze met zijn bekende pompeuze verongelijktheid in een speech op 3 september 2022 in Pennsylvania in hapte. Trump noemde Biden een vijand van de staat. Biden scherpte indirect de verschillen binnen de GOP aan. Dat had optimaal effect door juist geen namen te noemen en ogenschijnlijk geen stelling te nemen.

Ik ben het daarom oneens met Van Middelaar dat Biden een kans miste om een brug te slaan naar gematigde Republikeinen (en onafhankelijken). Dat deed Biden wel degelijk. Maar zo subtiel dat Van Middelaar en de journalist waar hij zich op baseert het niet merkten.

Het is merkwaardig en in strijd met de Republikeinse pogingen om verkiezingen te manipuleren dat Van Middelaar een bron die hij instemmend citeert meent dat de Democraten ‘in hun hart‘ [menen] dat het ‘gezien Trumps incompetentie‘ niet zo’n vaart zal lopen en met een sisser zal aflopen.

Dat is een inschatting die in strijd is met het sentiment in Democratische kringen. Een tweede termijn van Trump is nog steeds mogelijk en de vrees is dat hij dan zijn karwei af zal maken. Met radicalisering en de uitvoering van een ultra-rechtse agenda met behulp van bevriende rechters, parlementariërs en bestuurders. Nu weet Trump beter dan in 2017 aan welke touwtjes hij moet trekken en welke MAGA-Republikeinen hij op sleutelposten kan plaatsen.

Biden had weinig manoeuvreerruimte en heeft die optimaal benut in zijn speech. Die vooral bedoeld was om de Republikeinen te verdelen. Biden heeft in een gepolariseerd klimaat niet de luxe om partijpolitiek niet centraal te stellen. Breder opgevat, het land heeft die luxe niet. De Democratische partij is nog de enige mogelijkheid om de MAGA-Republikeinen te stoppen. De partij is de enige voorvechter van de democratie en tegen de dictatuur van de minderheid.

Daarom getuigt Van Middelaars uitspraak dat Biden een kans mist door geen partijpolitiek te bedrijven van weinig begrip voor de dreiging die Trump, Ron DeSantis of welke huidige of toekomstige Republikeinse partijleider voor de VS vormen. Met het wegvallen van Trump is de dreiging van de MAGA-Republikeinen niet geweken. Wie dat licht opvat laat zich kennen als naïef, onbezonnen en zelfs wars van politieke realiteitszin. Het is eerder andersom. Waarom valt Biden pas nu Trump en de MAGA-Republikeinen met partijpolitiek frontaal aan?

Antwoord aan Stephan Sanders: Verbied delen van de katholieke kerk waar samenzwering bewezen kan worden

Schermafbeelding van deel columnVerbied niet de katholieke kerk maar het criminele gezin‘ van Stephan Sanders in NRC, 11 oktober 2021.

Moeten we aandacht besteden aan een Rooms-Katholieke opinieleider die in een column het onrecht in zijn kerk relativeert en met What About-redeneringen probeert weg te poetsen?

Ik twijfel. Meningen mogen verschillen. Iedereen heeft daar recht op. Het is te vermoeiend om bij een vermeend ‘verkeerde’ mening elke keer weer in de pen te klimmen. Maar een betoog dat op een slordige wijze het onrecht goedpraat gaat toch een grens over en behoeft op z’n minst correctie?

Het gaat om Stephan Sanders die tegenwoordig een column op maandag in NRC heeft. In zijn bijdrage van 11 oktober met de titel ‘Verbied niet de katholieke kerk maar het criminele gezin‘ schrijft hij het volgende:

Schermafbeelding van deel column ‘Verbied niet de katholieke kerk maar het criminele gezin‘ van Stephan Sanders in NRC, 11 oktober 2021.

De titel oogt als satire. Hoe belachelijk die is blijkt als je die verandert in ‘Verbied niet de oorlogsmisdadiger maar het criminele gezin‘ of ‘Verbied niet de maffia maar het criminele gezin‘. Wat volgt leest als een parodie op een column waarin de schijnredeneringen over elkaar heen buitelen. Sanders gaat niet in op het onrecht binnen de Rooms-Katholieke kerk en het systematisch verhullen daarvan, maar zoekt de afleiding en probeert de kritiek af te zwakken en om te buigen. Hij pretendeert zelfs aan de kant van de slachtoffers te staan. Hiermee bespot hij vooral zichzelf als herboren katholiek.

In bovenstaand citaat verwijst Sanders naar Jan Derksen die in de Volkskrant van 8 oktober 2021 in een brief de vraag stelde waarom hij niemand hoorde over een verbod op de katholieke kerk.

Derksen heeft trouwens niet goed opgelet, want in een commentaar van 6 oktober 2021 pleitte ik, in navolging van wat er in de VS gebeurt waar een rechtszaak loopt tegen een bisdom, voor het verbieden van delen van de Rooms-Katholieke kerk vanwege de grootschalige pedofilie en het stoppen in de doofpot daarvan dat als een samenzwering opgevat kan worden:

Schermafbeelding van deel commentaarDelen van Nederlandse katholieke kerk kunnen aangemerkt worden als criminele organisatie wegens samenzwering over kindermisbruik en faciliteren pedofilie‘ van George Knight, 6 oktober 2021.

Aanleiding om delen van de katholieke kerk te verbieden is dus niet zozeer het decennialang praktiseren van pedofilie door priesters en het verhullen daarvan door de kerkleiding en het tegenwerken van de juridische autoriteiten, maar het complex van maatregelen dat als een de samenzwering opgevat kan worden en tot de ondubbelzinnige conclusie leidt dat dat deel van de Rooms-Katholieke kerk opereert als criminele organisatie. Ik parafraseerde dat in mijn commentaar op de volgende manier:

Schermafbeelding van deel commentaarDelen van Nederlandse katholieke kerk kunnen aangemerkt worden als criminele organisatie wegens samenzwering over kindermisbruik en faciliteren pedofilie‘ van George Knight, 6 oktober 2021.

Aanmerken van ‘de’ Rooms-Katholieke kerk als criminele organisatie is onhaalbaar en te grof. Dat kan stellig opgevat worden als symbool om niet letterlijk uit te voeren zoals Sanders opmerkt, maar dat leidt nog niet tot de conclusie dat er niks moet gebeuren of geen juridische middelen zijn om te handelen.

Het gaat immers om een wereldkerk met vele afdelingen in vele landen die afwijkend van aard, karakter, werkwijze en politieke kleuring zijn. Het gaat erom om de rotte delen van de katholieke kerk aan te wijzen, aan te klagen en met juridische middelen te verbieden als de samenzwering tussen de in overtreding zijnde pedofiele priesters en de kerkleiders die de pedofilie faciliteerden en mogelijk nog steeds faciliteren en de rechtsgang blokkeerden aangetoond kan worden.

Nodig is een zorgvuldige juridische procedure die maatwerk levert en die delen van de katholieke kerk als criminele organisatie aanklaagt waarvan aan de hand van getuigenissen en documenten overtuigend aangetoond kan worden dat het onrecht er in de afgelopen decennia systematisch heeft kunnen woekeren en het wereldse recht bewust buiten de deur is gehouden en het canonieke recht als substituut werd ingezet om niet te handelen.

De voorwaarde om dit aan te pakken is de politieke wil om de positie van een traditionele religieuze organisatie tegen het licht te houden. Dat vraagt lef en ambitie die op dit moment in Nederland ontbreekt. Uitgangspunt moet noch het bashen van de katholieke kerk zijn, noch het maatschappelijk taboe om niet te handelen, maar het doorlopen van een zorgvuldige rechtsgang waarbij daden en feiten leidend zijn. Daar kan niet bij voorbaat blindelings voor weggekeken worden omdat het om een gevestigd instituut gaat. Wegkijken ondermijnt het vertrouwen in de rechtspraak en bevestigt het idee van klassenjustitie.

Juridisch maatwerk is de nuance die zowel Jan Derksen als Stephan Sanders missen. Ze vluchten op hun eigen manier in het grote gebaar door respectievelijk grof geschut in te zetten of hun kop in het zand te steken. Laten we hun mening beschouwen als inleidende beschietingen in een juridisch gevecht dat in Nederland nog van start moet gaan.

Plasterk voegt zich met Telegraaf-column in rechtse hetze tegen D66 en Sigrid Kaag

Schermafbeelding van deel artikelOud-PvdA-minister Ronald Plasterk wil dat Sigrid Kaag aftreedt: ‘Zo iemand kan je in een kabinetsteam niet hebben’ van Michael van der Galien op DDS, 3 juli 2021.

Oud-minister Ronald Plasterk heeft een Telegraaf-column en moet daar noodgedwongen rechtse praatjes bezigen. Of hoofdredacteur Paul Jansen hem dat oplegt of dat Plasterk daar door zelfcensuur of zelfverloochening toe komt is van ondergeschikt belang. Het resultaat is hetzelfde.

Plasterk plooit zich als een lichte vrouw die zich verkoopt. Het is triest om te zien. De sociaal-democraat schept verwarring en is populair bij PVV- en Forum-sympathisanten.

Het is veelzeggend dat een sociaal-democraat van overtuiging die binnen zijn partij niet relevant meer is zijn overtuiging verkoopt aan de meest biedende. Of in dit geval waarschijnlijk, de enig biedende. Maar Plasterk heeft het recht om de weg van de minste weerstand te volgen. Een weg die bij anderen veel weerstand oproept.

Met terugwerkende kracht worden zijn ministerschappen in Balkenende IV en Rutte II er niet geloofwaardiger op. Ook toen al zocht hij opvallend de publiciteit. Bijvoorbeeld door foto’s te maken van degenen die hem in zijn werkkamer als minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bezochten. Dat deelde hij weer breed in de publiciteit.

Zijn laatste column in De Telegraaf is een bescheiden hit op radicaal-rechtse sites, zoals DDS. Ik reageerde daar bij bovenstaand artikel: ‘Plasterk is een fossiel die zichzelf tot leven probeert te wekken. Hij zoekt de rechtse echokamer op om zichzelf te laten horen. Plasterk toont aan hoe iemand van overtuiging kan veranderen. Hij neemt de kleur van zijn omgeving aan en verliest in dat proces zichzelf. Ik kan me niet voorstellen dat verstandige Telegraaf-lezers die hang naar aandacht van Plasterk niet doorzien. Als hem een kabinetspost in Rutte IV zou worden aangeboden, dan verschiet hij in een nacht weer van kleur.

De column van Plasterk past in de continue oorlog die de Telegraaf tegen D66 en Sigrid Kaag voert. Is D66 immers niet de aartsvijand van de PVV? De Telegraaf probeert nog steeds het foute beeld te vormen dat de progressieve centrumpartij D66 met stevige rechtse sociaal-economische programmapunten een linkse partij is.

Plasterks column staat achter een betaalmuur, maar er valt te lezen dat het als volgt begint: ‘Het VPRO-programma Sigrid Kaag van Beiroet tot Binnenhof is een mooie boel geworden. Om te beginnen is het politiek kluitjesvoetbal. Het programma is gemaakt door de VPRO, die wordt geleid door een oud-campagneleider van D66. Er is in overleg met de publieke omroep (die onder leiding staat van een D66’er) een tijdstip gekozen soort voor de verkenningen om maximale electorale impact te hebben (…). De film is mede gefinancierd door het Nederlands Filmfonds (voorzitter was Thom de Graaf), en kreeg, zo meldt journaliste Kim van Keken, een extra subsidie van minister Van Engelshoven (D66).

Dit is stemmingmakerij door associatie van Plasterk. Het feit dat leden van D66 hierbij betrokken zijn wil nog niet zeggen dat ze verkeerd gehandeld hebben. Maar dat suggereert Plasterk wel. Thom de Graaf was overigens nooit voorzitter van het Nederlands Filmfonds, maar voorzitter van de Raad van Toezicht van die organisatie. In die functie is hij opgevolgd door het voormalige VVD-kamerlid Laetitia Griffith. In Nederland Polderland rouleren dit soort functies tussen leden van de grootste partijen. Dat is de PvdA al sinds 2017 niet meer.

DDS gaat in de overdrive als het onder verwijzing naar de VPRO-documentaire waarover kamervragen door de PVV waren gesteld suggereert dat minister ‘Kaag haar collega-minister Arie Slob (ChristenUnie) hier gewoon keihard over heeft laten liegen‘. Het valt trouwens op hoe Plasterk in zijn column delen van de kamervragen van PVV’er Martin Bosma overneemt. En DDS vervolgt: ‘Slob antwoordde daarop dat – zo werd hem dat verteld door de VPRO – er geen contact was geweest tussen de documentairemakers en D66, niet over de precieze inhoud van de docu, tenminste’.

De crux waarop Plasterks column leunt is dat minister Kaag haar collega-minster Slob informatie heeft onthouden waardoor hij de kamervragen van de PVV verkeerd heeft beantwoord. Dat laatste is juist en valt de VPRO te verwijten die Slob verkeerd heeft geïnformeerd zodat hij op zijn beurt de kamer verkeerd informeerde. Daar staat Kaag buiten. Dat zijn gescheiden verantwoordelijkheden die Plasterk op een hoop gooit. En stel dat Kaag Slob die op een ander ministerie werkt hierover wel had geïnformeerd, dan was de reactie van De Telegraaf voorspelbaar geweest. Namelijk dat Kaag Slob heimelijk probeerde te beïnvloeden. Het is immers nooit goed wat de Telegraaf over D66 meldt.

Dat er foute kantjes zitten aan de productie van de VPRO-documentaire over Kaag is duidelijk. De makers zijn door D66 en Buitenlandse Zaken onder druk gezet om de film aan te passen. Dat is ontoelaatbaar en hoort niet in een werkende democratie thuis.

Er moet wetgeving komen om de verderfelijke invloed van voorlichters en communicatie-experts bij ministeries en gemeenten op de journalistiek en de kunst terug te dringen. Hun macht is veel te groot geworden. Ze perken de persvrijheid en de vrijheid van expressie in.

Omdat nog niet alle feiten bekend zijn, dient deze kwestie tot op de bodem uitgezocht te worden en openbaar gemaakt te worden. De losse flodders voor de boeg van De Telegraaf en Roland Plasterk hebben geen enkele betekenis om deze kwestie zorgvuldig in kaart te brengen en het achterliggende probleem van politieke druk op media en kunst structureel op te lossen.

Managers van RTV Noord huren columnist Willem van Reijendam niet meer in omdat hij kritiek heeft op managers

Schermafbeelding van deel columnColumn: Verdienen en waard zijn‘ van Willem van Reijendam voor RTV Noord, 12 juni 2021.

Wow, ik kan het bijna niet geloven dat managers van RTV Noord een columnist de wacht aanzeggen omdat hij kritiek heeft op het functioneren van managers. Er bestaat onderhand toch maatschappelijke overeenstemming over het feit dat de handen aan het bed, kortom de werknemers in het veld die vitale beroepen uitoefenen financieel en anderszins ondergewaardeerd worden? In combinatie met de hoge werkdruk. 

Uiteraard is een bepaald percentage managers noodzakelijk, maar de consensus is toch dat er veel overbodige managers zijn? Het blijft doorgaans echter bij mooie woorden omdat managers hun positie goed verdedigen en daarom niet makkelijk ontslagen worden. Want zij zitten zelf aan de knoppen van hun eigen personeelsbeleid en ontslaan zichzelf niet. Maar de kritiek op hun bevoorrechte positie moeten ze zich toch onderhand kunnen laten welgevallen? Of willen ze naast macht en goede arbeidsvoorwaarden ook nog maatschappelijke waardering en aanzien afdwingen? Dat laatste lijkt echter een gepasseerd station en is te veel gevraagd.

Het zal simpel gedacht zijn, maar het geld dat nodig is voor vitale beroepen kan weggehaald worden bij niet-vitale beroepen in de publieke sector en de semi-publieke sector zoals RTV Noord. Dat betreft voorlichters, marketeers, beleidsmedewerkers, projectleiders en managers. Ze zijn in grote mate misbaar. De wildgroei van dit type vage en bij nader inzien overbodige beroepen is afgelopen jaren ongekend geweest. Deze beroepen kunnen zinvol zijn en niet alle individuen hoeven ontslagen of gekort te worden in hun salaris, maar er bestaat overeenstemming over de conclusie dat een meerderheid van dit soort medewerkers in niet-vitale beroepen overbodig is. Dat vraagt om ander beleid.

Waar gaat het concreet over? De column van Willem van Reijendam van 12 juni 2021 zegt over managers:

Schermafbeelding van deel columnColumn: Verdienen en waard zijn‘ van Willem van Reijendam voor RTV Noord, 12 juni 2021.

Dit is een volkomen logische redenering. Van Reijendam herhaalt een standpunt dat maatschappelijk geaccepteerd is en sinds de COVID-19 pandemie van de afgelopen twee jaar alleen maar aan rugwind gewonnen heeft. Die redenering bestaat eruit dat geld dat nodig is voor vitale beroepen bij niet-vitale beroepen weggehaald kan worden.

Van Reijendam reflecteert hiermee op een dubbel maatschappelijk probleem. Het eerste is het bestaan van de wildgroei aan overbodige beroepen die maatschappelijk en economisch niets toevoegen aan het welzijn en de welvaart van Nederland. Het tweede bestaat eruit dat op deze analyse dat het belang van de overbodige beroepen moet worden teruggebracht niets gebeurt omdat de overbodige beroepen dat verhinderen. De kwestie Van Reijendam is een voorbeeld van managers die hun positie verdedigen en zich laten kennen als usurpator. Ofwel, personen die op een illegale wijze bevoegdheden naar zich toetrekken.

In een FB-post van 26 juni 2021 waar Bart Fm Droog me opmerkzaam op maakte zegt Van Reijendam het volgende: ‘Voor wie de wekelijkse zaterdagcolumn mist die ik al ruim zes jaar schrijf voor RTV Noord: die is door het management van deze omroep stopgezet, wegens een ‘ernstige vertrouwensbreuk. In het kort, en in mijn bewoordingen: het management voelt zich ‘geschoffeerd en gekleineerd’ door mijn column van twee weken geleden over (gebrekkige) marktwerking op de arbeidsmarkt, waarin ik vaststel dat ic-verpleegkundigen, waar grote vraag naar is, er geen geld bijkrijgen, terwijl managers, waar je de grachten mee kunt dempen, er niet op achteruit gaan.’  

Maar dan komt het en vervolgt Van Reijendam: ‘Het management van RTV Noord is vooral not amused dat ik managers vergelijk met voortwoekerende schimmel en wenst die vergelijking persoonlijk op te vatten. Het schrijft: ‘… er zijn wel fatsoensgrenzen waar wij ons aan vasthouden. Die grenzen zijn ver overschreden.’ Ik word per direct ook niet meer ingehuurd voor redactionele diensten.’

Het lijkt er inderdaad op dat er fatsoensgrenzen zijn overschreden. Maar niet door Willem van Reijendam die ik overigens niet ken, maar door de managers van RTV Noord die jammergenoeg in deze kwestie anoniem blijven en tot nu toe publiekelijk aan niets of niemand verantwoording hebben afgelegd over deze kwestie. Dat is hun macht die ze nu uitbuiten door een columnist de laan uit te sturen. Is een column in een krant of bij een omroep trouwens niet een vrijplaats waar de ruimte om een afwijkende en scherpe opinie te geven groter is dan in de reguliere verslaggeving? 

Hemeltje, als de feiten kloppen dat voor de managers Van Reijendams column voor RTV Noord de reden was om hem niet meer in te huren, dan laten ze zich van hun kinderachtige kant kennen. Dit lijkt sterk op vergelding. Blijkbaar uitsluitend omdat Van Reijendam een maatschappelijk probleem signaleert, namelijk dat de wildgroei aan overbodige beroepen nog steeds geen halt is toegeroepen. Zonder dat hij overigens iemand bij naam noemt. De managers van RTV Noord worden naar mijn idee meer beschadigd door hun reactie op Van Reijendam, dan door zijn column.

De managers van RTV Noord verschuilen zich achter hun opvatting van burgermansfatsoen die ze Van Reijendam als een norm voorhouden die hij dient te accepteren. Verwijzing naar fatsoen is altijd een zwaktebod van de zittende macht en om verschillende redenen ongelukkig. Het is een hoogst subjectief begrip waarvan de interpretatie niet bij voorbaat vaststaat. De managers van RTV Noord hebben zich echter niet onmogelijk gemaakt omdat ze fatsoensridders zouden zijn, maar omdat ze het diepste wezen van de journalistiek overduidelijk niet begrijpen. Ze kunnen niet tegen tegenspraak en hebben daarom bij een nieuwsmedium niets te zoeken.

Column van Marcel van Roosmalen over Baudet roept vragen op over het redactioneel beleid van NRC


Het schrijven van een column wordt een valkuil als de schrijver ervan om een onderwerp verlegen zit en over iets schrijft zonder daar verstand van te hebben. Dan komt er een mening uit die plichtmatig is. Niet interessant, niet relevant en zelfs aantoonbaar onjuist. De columnist valt er dan zelf snikkend in.

Marcel van Roosmalen is een columnist die bij NRC wekelijks zo’n drie of vier stukjes schrijft. Van 400 of meer dan 700 woorden. Die taak is te zwaar voor een journalist die het over meer wil hebben dan voetballen, katten of Kronkeliaanse alledaagse beslommeringen. Het gezegde zegt dat in de beperking zich pas de meester toont. Maar het omgekeerde is evenzeer waar: in het tekort aan beperking toont zich pas de brekebeen.

Neem nou de kop van Van Roosmalens column van 8 oktober 2020: ‘Ooit was Baudet een serieus te nemen alternatief, maar die tijd is voorbij’. Waar heeft hij het in hemelsnaam over? Het waarheidsgehalte van deze kop is nul. Baudet is nooit een serieus te nemen alternatief geweest. Maar blijkbaar wel voor Van Roosmalen.

Via een omweg zegt deze kop daarom meer over de politieke onkunde van Van Roosmalen, dan dat het iets zegt over Baudet. Van Roosmalen is een vaardige columnist die goed kan schrijven. Maar zijn genre is beperkt, namelijk de bespiegeling over het menselijk tekort op licht spottende toon. Daar excelleert hij in.

Het gaat mis als hij zich aan onderwerpen waagt waar hij onvoldoende gevoel voor of inzicht in heeft. Juist om zijn geloofwaardigheid niet te verliezen zou hij daar behoed voor moeten worden door zijn chef bij NRC die hem het volgende op het hart drukt ‘Marcel, schrijf op lichte toon over alledaagse onderwerpen, dat kun je goed, en laat de zwaardere onderwerpen over aan de politieke, parlementaire of economische journalisten‘.

Uiteraard is een column een vrijplaats waar dwarse, onjuiste of ontsporende meningen onderdak kunnen vinden. Daar hoeven de feiten niet gevolgd te worden. Dat geldt vooral voor columns die niet de pretentie hebben om het laatste woord te geven over de EU, Iran, Jemen, het Kremlin, het Binnenhof of het Witte Huis.

Als een column die doorgaans spot met het menselijk tekort en de complexiteit van het bestaan, en bij gelegenheid losjes omgaat met de feiten, een ‘hogere’ ambitie krijgt, dan ontstaat er een vermenging waar de lezer geen raad mee weet. Dan schemert in een serieus bedoeld betoog nog steeds de vorm van spot door, zelfs als die spot ontbreekt. Dat is genrevermenging. Als een kop als slagroom op de taart dan ook nog misleiding biedt met onjuiste informatie, dan werkt het tegen de journalistiek en het idee van de waarheid in.

Foto: Schermafbeelding van columnOoit was Baudet een serieus te nemen alternatief, maar die tijd is voorbij’ van Marcel van Roosmalen in NRC, 8 oktober 2020.

Dwarse column van Heleen Mees: ‘Rutte kiest ervoor om grote delen van de Nederlandse bevolking te verarmen’. Is dat zinvol?

Er zijn columnisten die van dwarsheid hun handelsmerk maken. Of als ze minder succesvol zijn, proberen te maken. Tegen beter weten in nemen ze een tegendraadse positie in waarvan ze weten dat die niet met de realiteit overeenkomt en slecht verdedigbaar is. Maar waarvan ze ook weten dat die veel stof doet opwaaien. Zodat het opvalt en hun naam rondzingt. ‘Wat X nu weer zegt, heb je het gelezen?’ Dit soort columnisten is het daar om te doen. Ze zijn als kamerleden die voortdurend de publiciteit moeten halen om hoog op de kieslijst gezet te worden. Wekelijks of vaker moeten ze hun kunstje vertonen. Dan is het simpeler om de eigen persoon centraal te stellen, dan om een kwestie uit te diepen en daar een afgewogen oordeel over te geven. De column wordt een hoogst persoonlijk perspectief waarbij inhoud een halffabrikaat is. De column dient om de columnist voor het voetlicht te laten treden. De inhoudelijke component is ondergeschikt geworden.

De column wordt gezien als een vrijplaats waar ongezouten meningen kunnen worden verkondigd. Ze hoeven niet onderbouwd te zijn volgens de journalistieke codes, hoewel dat evenmin verboden is. Columnisten als Tom-Jan Meeus (NRC) of David Ignatius (The Washington Post) bouwen hun opinie op aan de hand van hun politiek inzicht, feiten en eigen onderzoek. Hun politieke columns gaan verder dan de gezochte dwarsigheid. Het gevolg daarvan is dat politici deze columnisten weten te vinden om hun standpunten publiciteit te geven.

Vijand van de dwarse columnist is niet diens ijdelheid of hypotheek, of het vakgebied waarover betreffende columnist schrijft, maar het format van het medium waarin de columnist wordt gedwongen. De kolom in de krant, het optreden als sidekick in de talkshow of het praatje in de nieuwsshow op de radio. De columnist wordt in het kader van de herhaling gedwongen. Als serial killer van de eigen geloofwaardigheid.

Opeenvolging, herkenbaarheid, verkoopbaarheid en continuïteit is de logica van de gevestigde media die tot lopende band-fabrieken zijn verworden waar zo goedkoop en voorspelbaar mogelijk wordt geproduceerd. Dat kan samengaan met kwaliteit, maar niet noodgedwongen. Het gevolg is dat de optie niet meer bestaat dat de columnist niks te melden heeft. Dat wringt. Dat kan leiden tot aantasting van de geloofwaardigheid van betreffend medium, tijdverlies voor de nieuwsconsument en verstoring van het publieke debat.

Voorbeeld van een overbodige column is Teun van der Keuken in De Volkskrant die als onderwerp de media-columniste Angela de Jonge van het AD heeft. Het is niet ongebruikelijk dat dit soort columnisten het over elkaar hebben. Dat resulteert in journalistieke incest of meta-gebrabbel. Feitelijk doe ik hier hetzelfde, hoewel ik er probeer aan te ontstijgen. De tragiek van Van der Keuken is dat hij niet eens toekomt aan dwarsheid en blijft hangen in onbenulligheid. Hij meet zich in alle onbescheidenheid een dieper inzicht toe. Hij meent de dingen te zien. Dat is een interessante projectie die het gebrek aan inhoud van zijn column moet verhullen.

Een column in De Volkskrant die het voorhoofd doet fronsen is ‘Rutte kiest ervoor om grote delen van de Nederlandse bevolking te verarmen’ van econoom Heleen Mees. Dat is nogal een aantijging aan het adres van minister-president Mark Rutte in een column die suggereert dat hij er bewust voor kiest om veel Nederlanders te verarmen. Wie is hier gek geworden, Rutte of Mees? Uit de Twitter-account van Mees valt af te leiden dat de column ook een meer neutrale, minder sexy titel heeft die minder dwars oogt: ‘De kosten van deze crisis moeten verhaald worden op grote multinationals’. Dat valt echter minder op. Schippert de eindredactie van De Volkskrant tussen de eigen journalistieke geloofwaardigheid en de jacht op aandacht via clicks? Keert de wal de inhoud of omgekeerd? Wat Mees beweert in haar column is niet zozeer dwars, maar gewoonweg onzinnig.

Columnisten als Mees vallen na verloop van tijd niet zozeer snikkend, maar dolgedraaid in de kuil die ze zelf hebben gegraven. Mees heeft geen ongelijk dat de inkomensongelijkheid is toegenomen en dat dit voor de economische ontwikkeling ongewenst is en een bom onder de samenleving legt. Maar Mees weet ook dat dit niet het echte verhaal is. Grote multinationals ontwijken belasting en regeringsleiders als Rutte hebben allang niet meer de macht om daar iets aan te veranderen. Het is niet premier Rutte die bepaalt wat Shell of Unilever doet, het zijn deze bedrijven die bepalen wat de Nederlandse politiek doet. Het kan zijn dat de marges die de Nederlandse regering nog voor zichzelf heeft verkeerd benut worden, toegegeven, maar aan het gegeven dat de grote bedrijven en financiële instellingen de politiek in hun zak hebben verandert dat weinig tot niks.

Rutte kiest er niet voor ‘om grote delen van de Nederlandse bevolking te verarmen’, hij wordt daartoe gedwongen door de politieke realiteit. Die andere titel van Mees’ column de zegt dat ‘De kosten van deze crisis moeten verhaald worden op grote multinationals’ laat de veroorzaker van de pandemie buiten schot. Het is bizar dat China dat zowel in de aanleiding tot, de bestrijding van als de informatievoorziening over COVID-19 aantoonbaar heeft gefaald in Mees’ column niet wordt genoemd. Los van de politisering door Trump van China’s betrokkenheid bij de uitbraak verdient het aanbeveling om dit land verantwoordelijk te houden voor de kosten. Door nalatig handelen van de Chinese leiders werd de uitbraak tot een wereldwijde pandemie.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelRutte kiest ervoor om grote delen van de Nederlandse bevolking te verarmen’ van Heleen Mees in De Volkskrant, 5 mei 2020.

Lompheid, ongevoeligheid, baldadigheid, afzeiken, onkunde en ‘leukheid’ zijn kenmerken van NRC-column Youp van ’t Hek

Wat volgt is gekleurd en volgt uit een afkeer van persoon en vakgebied. Het gaat om de 64-jarige cabaretier Youp van ’t Hek en cabaret. Over dat laatste schreef ik in 2013: ‘Cabaret is amusement dat onder het mom van een hogere waarheid op een domineestoon het dagelijkse naar een dramatisch niveau tilt door te shockeren, op scherp te zetten of te ontroeren. Cabaret bestaat bij gratie van ontvankelijkheid in de wederzijdse afspraak tussen publiek en cabaretier. Fransen noemen dat zo aardig ‘Épater la bourgeoisie‘ ofwel indruk maken op de burgerij. Die laat zich graag afzeiken om deel te worden van iets groters dat het vermoedt. Cabaret is kleinkunst voor de kleinburger die egalitair geniet van zelfkastijding.

Wat mijn weerzin tegen cabaret verklaart is denk ik de ondraaglijke lichtheid en dominees-achtige pretentie ervan. Tegelijk besef ik dat de aanstellerij ervan goed aansluit bij de Nederlandse volksaard en bij bepaalde lagen van de samenleving (lagere middenklasse) populair is daarom een interessant fenomeen is. Mij kan kunst niet ‘hoog’ genoeg zijn (vooral muziek en beeldende kunst) en voor folklore of volkszang die van ‘onderop’ uit de samenleving ontstaat heb ik ook waardering. Aan die tussenvorm in het midden dat cabaret ofwel kleinkunst is en zich boven volkskunst verheven voelt, maar niet kan tippen aan ‘hoge’ kunst kan ik niet wennen. Het mist zowel de oprechte eenvoud als de diepte van respectievelijk volkskunst of ‘hoge’ kunst.

Youp van ’t Hek volg ik niet als cabaretier, maar als NRC-abonnee lees ik onregelmatig zijn zaterdagse columns. Na zijn eerste TV-optreden bij de KRO dat ik lang geleden toevallig zag begreep ik dat Épater la bourgeoisie het alpha en omega van zijn kleinkunst was. Die columns zijn geen plezier omdat ze alleen maar bevestigen wat ik al vind van cabaret en degenen die zich er professioneel mee bezighouden. Nieuwe ideeën of inzichten zijn er niet in te vinden. De columns zijn een herhaling van de paden die al door velen zijn platgetreden en Van ’t Hek in extreme vorm herhaalt. Hij verkondigt makkelijke meningen over de actualiteit die hij op elkaar stapelt en voorziet van een literaire vorm door spiegeling en overdrijving. Het is flinterdun, maar ongetwijfeld populair. Anders valt niet te begrijpen waarom de NRC-hoofdredactie de column handhaaft.

Erger dan weerzin tegen een persoon of vakgebied is desinteresse. Juist omdat het Van ’t Heks vaste benadering is om de kleinburgers af te zeiken en op de kast te jagen is wat hij nastreeft het oproepen van afkeer. Daar wil hij ons hebben omdat dat via een omweg de aandacht op hemzelf vestigt. Door de omkering van waarden zegt deze cabaretier dat hij ons in de spiegel laat kijken. Dat is slim omdat hij hiermee kritiek bij voorbaat terugkaatst en zich achter de spiegel onkwetsbaar maakt. Maar hoe kan een criticus voorbijgaan aan die positie die Van ’t Hek voor ons gecreëerd heeft en toch kritiek leveren die aan zijn straatje voorbijgaat?

Aanleiding voor mijn gebulder is van ’t Heks columnEen knietje’ van 29 september 2018 over de benoeming van rechter Brett Kavanaugh en de getuigenis van Christine Blasey Ford voor de Senaat. Van ’t Hek: ‘Bij die Ford vroeg ik me steeds af: waarom dit wanstaltige amateurtoneel met die gebroken stem en die krokodillentranen? Na 35 jaar! Waarom is ze toen niet krijsend naar haar moeder gerend? Aanranding en bijna-dood! Hallo? Is het geen belediging voor echt verkrachte vrouwen die de rest van hun leven worstelen met de grootste trauma’s? Dit is toch gewoon een van de miljoenen dronken studentenkamerincidentjes?’ Van ’t Hek heeft hier al volop kritiek op gekregen. Niet alleen doordat hij aantoonbaar van toeten noch blazen weet over de verwerking van een trauma, maar ook door zijn vrouwonvriendelijk standpunt. Hij glorieert in zijn onkunde, gebrek aan empathie voor een slachtoffer van grensoverschrijdend seksueel gedrag en gebrek aan politiek besef. Is het leuk wat hij ondanks zijn groteske lompheid zegt? Ik denk het niet, maar enfin, ik ben dan ook niet onpartijdig omdat ik een afkeer van cabaret heb en de manier waarop Youp van ’t Hek zijn vak uitoefent. NRC-lezers worden door Van ’t Hek heerlijk bevestigd in hun afkeer van dat wat kleinkunst is.

Foto: Schermafbeelding van deel columnEen knietje’ van Youp van ’t Hek in NRC, 29 september 2018.

Paul Scheffer hekelt in NRC-column CNN: ‘die allang integriteit heeft ingeruild voor campagnejournalistiek’

Paul Scheffer zegt in een NRC-column dat CNN ‘allang integriteit heeft ingeruild voor campagnejournalistiek’. Het is een observatie die Scheffer op geen enkele manier onderbouwt of ook maar enigszins toelicht.

Het is ook een ongelukkig getimede observatie op het moment dat CNN en met name journalist Jim Acosta vanwege de verslaggeving zo onder druk liggen van Trump en Trumpgezinde media als Fox News, Sinclair en alt-right sociale media. Scheffer steekt CNN een dolk in de rug op het moment dat Trump CNN aanvalt en als afleiding voor zijn illegale samenwerking met het Kremlin voorstelt als ‘Fake News Network’. Acosta vreesde laatst op een Trump-bijeenkomst In Tampa, Florida fysiek aangevallen te worden. Wat is er in hemelsnaam in het hoofd van Scheffer gevaren dat hij nu zo’n opmerking over CNN meent te moeten -en te kunnen- maken?

Ok, er is veel aan te merken op liberale elites. Zoals er op vele elites veel is aan te merken. Vervolgens springt Scheffer van liberale elites plotsklaps naar CNN en suggereert daarmee dat CNN een liberaal medium is en ook op liberale media veel is aan te merken. Hierbij vergeet hij dat tijdens Trumps presidentschap media als de NY Times, Washington Post, MSNBC en CNN dagelijks onder vuur liggen van Trump, Trumps waterdragers en rechtse pro-Trump media. Niet omdat ze hun werk niet goed doen of ze zich tegen Trump keren, maar omdat ze met nieuws komen dat Trump onwelgevallig is en politiek bedreigt. Zoals over het onderzoek van speciale aanklager Mueller. Daarom zoekt Trump de afleiding in het bashen van deze liberale media. Dat Scheffer zonder nuancering de talking points van Trump overneemt is verbazingwekkend. Het diskwalificeert Scheffer.

Daarbij zijn deze volgens Scheffer ‘liberale media’ als CNN in eigenaar, bestuur en journalistieke staf zeker niet eenzijdig progressief, maar pluriform. Ze doen in een vijandig klimaat waarbij Trump en zijn aanhangers de media de vijand van het volk noemen, zorgvuldig en professioneel verslag. Juist omdat ze weten op elk foutje afgerekend te worden. Een foutje dat op sociale media vervolgens eindeloos uitvergroot wordt.

Colums zijn vrijplaatsen voor creativiteit, verregaande ideeën, probeersels, ongemak en gekke gedachten. Dat NRC in de eigen krant echter een columnist als Paul Scheffer laat debiteren dat CNN de integriteit allang ingewisseld heeft voor campagnejournalistiek gaat zelfs voor een column in een liberale krant ver. Scheffer spuugt hiermee niet alleen in eigen bron, hij beschaamt ook zijn geloofwaardigheid als vrijdenker. Hij maakt op het verkeerde moment de verkeerde relativering. In dit geval laat de flair van een interessante mening Paul Scheffer in de steek. Hopelijk zet hij de ongelukkige observatie over CNN recht in een volgende column.

Foto 1: Schermafbeelding van deel columnDe arrogantie van de onmacht’ van Paul Scheffer in NRC, 8 augustus 2018.

Foto 2: ‘President Trump supporters yell at CNN reporter Jim Acosta Tuesday, July 31, 2018 at the State Fairgrounds in Tampa prior to an appearance by the President. [Chris Urso, Tampa Bay Times]’

Kanttekeningen bij plaatsing column van Lamyae Aharouay in NRC. Is het politiek correct om identiteit als maat der dingen te nemen?

Pluriformiteit binnen een nieuwsmedium is een goede zaak. Dat wil zeggen dat verschillende politieke of maatschappelijke meningen erbinnen tot uiting komen. Zo ontstaat door breedte in de verslaglegging, analyse en opinievorming reliëf die door vergelijking diepte geeft. Tegenwoordig wordt die pluriformiteit doorgaans vertaald met het begrip ‘diversiteit’, zoals uit verslagen als hier volgt. Met ‘de witte blik’ als schrikbeeld dat vermeden moet worden. Maar diversiteit als vertaling voor pluriformiteit is een ongelukkig en tekortschietend begrip. Het neemt namelijk als enig uitgangspunt de identiteit van de opiniemakers, maar zegt nog niets over de pluriformiteit van het nieuwsmedium. Iemand met een paarse identiteit kan een zwart wereldbeeld hebben waaruit een zwarte opinie volgt, terwijl iemand met een zwarte identiteit een witte opinie geeft.

Vraag is of media zich niet laten gijzelen door een schijndebat over diversiteit en het regelrechte debat over pluriformiteit hiermee uit de weg gaan. Dat werkt twee kanten uit. Want als pluriformiteit niet altijd direct volgt uit diversiteit kan dat ongecontroleerd en bijna ongemerkt doorschieten naar standpunten die niet binnen de beginselen van het nieuwsmedium passen of naar standpunten die niet verder gaan dan symboliek en diversiteit tot een uitstalling van diversiteit reduceert. Een en ander kan ook allebei tegelijk voorkomen. Het debat over diversiteit binnen organisaties moet overigens wel degelijk gevoerd worden omdat het belangrijk is dat organisaties een afspiegeling van de bevolking vormen. Maar dat is een ander debat dan pluriformiteit.

Aanleiding voor deze kanttekening is de columnHet is politiek correct om moslims te bashen’ van Lamyae Aharouay in NRC. Zoals de titel aangeeft suggereert ze dat het politiek correct is om af te geven op moslims. Dat probeert ze te onderbouwen door een citaat uit het manifest van Vrij Links dat zegt dat het ‘afstand neemt van de suggestie dat niet-westerse Nederlanders in bescherming moeten worden genomen tegen het vrije debat, omdat ze nog niet klaar zouden zijn voor uitingen van de moderniteit’. Op dat zinsdeel van een specifieke zin uit een heel manifest bouwt Aharouay haar column om daar bovenop als conclusie haar uitgangspunt te herhalen dat het manifest blijft hangen in de bescherming van niet-westerse Nederlanders.

Maar het is niet Vrij Links, maar Lamyae Aharouay die blijft hangen en niet verder kijkt. Als door een bij gestoken reageert ze in een geconditioneerde reflex op de verwijzing naar de niet-westerse Nederlander. 

In een tweet reageerde ik op Lamyae Aharouay: ‘Bescherming waar @eddy_terstall cs over praten pleit voor emancipatie en een eind aan betutteling van groepen die in het overheidsbeleid als achtergesteld werden bestempeld. Het zegt iets over uw blik dat u het citaat tegengesteld opvat zoals het bedoeld is en uit de tekst blijkt’. Feitelijk toont de kritiek van Aharouay het gelijk van de opstellers van het manifest aan. Namelijk dat binnen links het debat over identiteit een open debat over de inrichting van de samenleving blokkeert. Want telkens weer trekken critici van dat open debat zich vanuit een defensieve houding terug op hun identiteit waarvan ze claimen dat die allesbepalend is. Overigens is dit geen specifiek linkse bezigheid, de alt-right-beweging heeft zich door zich te richten op identiteit als politieke belangengroep weten te vestigen.

In het geval van Aharouay is het een moslim-identiteit die de columniste blijkbaar als maat van alle dingen ziet. Waarbij ze ook nog eens het actuele debat over de positie van niet-westerse Nederlanders terugbrengt tot beeldvorming en voorbijgaat aan het overheidsbeleid vanaf de jaren ’60 (vdve) over integratie. Zij gaat ook voorbij aan de kritiek op het multiculturalisme zoals dat in 2000 werd verwoord door Paul Scheffer en waar het manifest van Vrij Links op inhaakt met een pleidooi voor een seculiere samenleving. Scheffer merkte onder meer op: ‘Waar het vooral om gaat, is dat de scheiding van staat en kerk niet werkelijk is aanvaard in islamitische kring’, ‘Al die apologeten van de diversiteit zijn niet geïnteresseerd in wat zich in de grote steden van Nederland afspeelt‘ en ‘In het openbare leven behoort geen plaats te zijn voor stromingen die de scheiding van staat en kerk of de gelijke rechten van man en vrouw willen opheffen’. De bescherming waarover het manifest het heeft verwoordde Scheffer in dat modewoord van vroegere tijden: ‘De cultuur van het gedogen, die nu op haar grenzen stuit, gaat hand in hand met een zelfbeeld dat onwaarachtig is.

Lamyae Aharouay wil mogelijk de moderniteit naar de islam brengen, maar zoals uit haar column blijkt de islam zeker niet naar de moderniteit. In die betekenis heeft ze gelijk met haar kritiek op het manifest. Want Aharouay is wel klaar voor uitingen van moderniteit, zoals Tariq Ramadan dat ook was voordat hij door de beschuldiging van molestatie van vrouwen van zijn voetstuk viel, maar dat zijn niet de uitingen die passen binnen de politieke filosofie van het secularisme dat probeert identiteit en religie te overstijgen. Aharouay beschouwt haar identiteit als positief kenmerk dat gekoesterd moet worden, terwijl de opstellers van het manifest het als een sta-in-de-weg voor de toekenning van gelijke rechten voor allen opvatten.

Het gevolg van identitaire kritiek is dat binnen links geen debat op een hoger abstractieniveau tot stand komt dat probeert identiteit te overstijgen om een gemeenschappelijke basis te formuleren van waaruit links geloofwaardig en vanaf een solide basis kan opereren. Zo wordt Vrij Links met een pleidooi voor een seculiere samenleving waarin niet de identiteit, maar de rechtsstaat en de grondrechten de maat der dingen zijn gemangeld tussen radicaal-rechts en radicaal-links die zweren bij de eigen achtergrond en eigenheid.

In de beginselen uit 1970 van NRC zijn talloze aanknopingspunten te vinden die haaks staan op de opinie van Lamyae Aharouay. Onder meer over ‘De vrijheidsgedachte die wij voorstaan, verdraagt zich niet met geloof in enig dogma, aanvaardt niet bij voorbaat enig gezag’ of ‘waanzin de mens als onderdeel van een collectiviteit’. De plaatsing van en keuze voor de column van Aharouay door de NRC-hoofdredactie sluit niet aan bij de conclusie van de beginselen: ‘Wie zich richt tot een publiek dat bereid is na te denken, doet een beroep op de rede, die hijzelf ook hanteert. In een tijd dat allerlei irrationele verschijnselen weer de kop opsteken en vaak op modieus applaus kunnen rekenen, menen wij hiermee een functie te verrichten die nog zin heeft.’ De column van Aharouay vertegenwoordigt standpunten die niet binnen de liberale beginselen van NRC passen en diversiteit tot een uitstalling van diversiteit reduceert. De lezer die een beroep doet op de rede kan er niks mee beginnen. De hoofdredactie van NRC lijkt zelf in de val van het modieus applaus getrapt door een beeld van diversiteit te verwarren met pluriformiteit en dat boven de eigen beginselen te plaatsen.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelHet is politiek correct om moslims te bashen’ van Lamyae Aharouay in NRC, 24 mei 2018.

De kruisstelling van Luuk van Middelaar over Oekraïne

Schermafbeelding van deel artikelGeen centimeter oostwaarts’ van Luuk van Middelaar in NRC, 12 januari 2018.

Doorgaans kan ik me goed vinden in de observaties van Luuk van Middelaar in zijn column in NRC. Net als de andere NRC-columnist Caroline de Gruyter representeert hij een gematigde pro-Europese koers. Overigens geen wonder, want vanaf 2009 werkte Van Middelaar in het kabinet van de Belg Herman Van Rompuy, tot 2014 de eerste voorzitter van de Europese raad van regeringsleiders. Maar in zijn column ‘Geen centimeter oostwaarts’ van 12 januari kan ik me om verschillende redenen niet vinden. Ik zal uitleggen waarom dat is.

Van Middelaar neemt als uitgangspunt de levering door de Amerikaanse regering van de draagbare antitank-raket Javelin aan Oekraïne. Ermee kunnen moderne tanks worden uitgeschakeld. In een recent bericht van 17 januari zegt de Amerikaanse ambassadeur in Oekraïne Marie Jovanovic dat de VS de wapens gratis zal leveren.

Jovanovic zegt echter ook dat de details nog niet uitgewerkt zijn en het congres geïnformeerd moet worden. Maar dat is geen probleem omdat de Senaat al op 18 september 2017 met een meerderheid van 89 tegen 9 stemmen instemde met de levering van wapens aan Oekraïne ter waarde van 500 miljoen dollar. Senator John McCain was hier de afgelopen jaren één van de pleitbezorgers van.

Ambassadeur Jovanovic, senator McCain en andere voorstanders van levering van deze zogenaamde letale wapens aan Oekraïne benadrukken keer op keer dat de Javelin antitank-raketten defensieve wapens zijn die het Oekraïense leger de mogelijkheid geeft om zich te verdedigen tegen het hybride leger van Russische reguliere militairen en zogenaamde separatisten dat sinds 2014 delen van Oost-Oekraïne bezet houdt.

Het idee is dat de Javelin geen escalatie van de Russisch-Oekraïense oorlog inhoudt, maar juist het tegendeel. Levering van antitank-wapens trekt de strijd gelijk en zorgt voor deëscalatie. Naar verluidt omvatte het hybride Russische leger in de Donbas in 2017 bijna 700 tanks, meer dan het Oekraïense of het Duitse leger.

Van Middelaar redeneert omgekeerd en denkt dat de levering van de Javelin voor escalatie zorgt: ‘Maar als Washington een tandje bij steekt, zal ook Moskou beter materiaal sturen. Dan kan het conflict dat sinds 2014 al 10.000 slachtoffers vergde, uitgroeien tot Amerikaans-Russische war by proxy op Europese bodem.

Dit is theoretisch mogelijk, maar vindt geen onderbouwing in de praktijk. Uit bronnen blijkt dat het Kremlin al in 2014 haar modernste materiaal naar Oost-Oekraïne stuurde. Onder meer om deze oorlog als proeftuin te gebruiken en nieuwe wapens te testen.

Sinds 2014 is de kloof tussen de vuurkracht van het leger van Oekraïne met dat van de Russische Federatie aanzienlijk vergroot. Oekraïne moest sinds de vlucht van president Viktor Janoekovitsj en de Maidan-opstand in 2014 haar leger met behulp van westerse partners (VS, Canada, Polen, Tsjechië, Kroatië, Turkije) praktisch opnieuw opbouwen vanwege materiaalgebrek, onderbesteding, corruptie, slechte commandostructuur en Russische ondermijning van het leger tot op het hoogste niveau.

Van Middelaar doet ook de Amerikaanse politieke praktijk geweld aan als hij zegt: ‘Washington raakt steeds verder in de greep van anti-Russische retoriek. Van de Republikeinen wekt het geen verwondering. Maar ook de Democraten zijn sinds de nederlaag van Hillary Clinton tegen Trump volledig door Poetin geobsedeerd.’

Door het te etiketteren als ‘anti-Russische retoriek’ suggereert Van Middelaar dat kritiek op het Kremlin loos en bombastisch is, en geen aangrijpingspunten in de werkelijkheid vindt. Hij gaat voorbij aan de inmenging van het Kremlin in de presidentsverkiezingen van 2016 dat het establishment in Washington uit balans heeft gebracht. Des te meer omdat de Russische inmenging tot op de dag van vandaag doorgaat en de regering-Trump in haar eerste regeringsjaar geen enkel beleidsprogramma of zelfs maar vergadering hieraan heeft willen wijden.

Het is dan ook onjuist om te constateren dat de Republikeinen in de greep van anti-Russische retoriek zijn. Eerder het omgekeerde is waar: de regering Trump en de leidende Republikeinen in het congres die Trump steunen zijn in de greep van pro-Russische retoriek. Veelzeggend zijn opiniepeilingen over de Republikeinse achterban die door de pro-Russische politiek van Trump en de Republikeinse meerderheidsleiders in Huis en Senaat in twee jaar sinds 2015 een omslag van een toegenomen populariteit van 20% ten gunste van Putin laten zien.

Het is de vraag hoe Van Middelaar die daar niet vaak op te betrappen valt in dit geval tot zijn verkeerde inschatting van de feiten komt. Mogelijk geeft de volgende zin dat aan: ‘ook de pro-Russische separatisten doen geen concessies als Poetin ze niet dwingt’. Van Middelaar lijkt niet echt te begrijpen hoe het Kremlin in de bezette gebieden van Oost-Oekraïne aan de touwtjes trekt en de Russische geheime dienst de operatie leidt.

Warlords die zich tegen de sturing vanuit het Kremlin verzetten zijn de afgelopen jaren stuk voor stuk door de Russische geheime dienst uit de weg geruimd. De oorlog kan uitsluitend voortduren door de levering van militair materiaal, munitie en personeel vanuit de Russische Federatie. Dit alles houdt niet in dat Putin op dit moment zijn macht niet wil inzetten om Minsk-II af te dwingen, maar dat hij zijn macht juist heel specifiek inzet om de uitvoering van Minsk-II te blokkeren. Overigens doet Kiev niet veel anders, maar het heeft in de bezette gebieden uiteraard niet dezelfde krachtige machtspositie die Putin daar heeft.

Van Middelaar besluit zijn in mijn ogen niet overtuigende column met het aanstippen van de afspraken op het hoogste politieke niveau over de uitbreiding van de NAVO. Hij suggereert met de titel ‘Geen centimeter oostwaarts’ dat westerse leiders in de jaren 1990-1991 aan de leiding van de toenmalige Sovjet-Unie wellicht niet naar de letter (in een verdrag), maar wel naar de geest (via informele afspraken) hebben beloofd om de NAVO niet verder dan de toenmalige DDR oostwaarts uit te breiden. Dat staat haaks op zijn opvatting tussen de regels door van geopolitiek die de geest van Realpolitik boven de letter van internationale verdragen en soevereiniteit van staten stelt. Macht boven recht.

Zo resteert de kruisstelling van gelegenheidsdenkers als Van Middelaar of Jaap de Hoop Scheffer. In het opinie-artikelDe NAVO brak zijn woord aan Rusland niet’ verwijst Hubert Smeets de theorie dat westerse leiders hun beloften zouden hebben gebroken naar het rijk der fabelen. Niet de Sovjet-Unie of de Russische Federatie zijn bedrogen door het Westen, maar opinie-leiders als Luuk van Middelaar laten zich om de tuin leiden door Russische retoriek die het verleden verkeerd voorstelt. Hun mening weerklinkt zelfs met een valse echo tot in Washington en op het slagveld in Oost-Oekraïne.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelGeen centimeter oostwaarts’ van Luuk van Middelaar in NRC, 12 januari 2018.