Voorstraat, Utrecht. Naïviteit en angst van overheden om te streng en niet vriendelijk over te komen is het probleem van Nederland

Vanochtend deed ik boodschappen in de Voorstraat in Utrecht. Makkelijk omdat het op loopafstand van mijn huis is. Het is een plezierige winkelstraat met twee supermarkten en allerlei winkels en horeca. De eerste Italiaanse restaurants in de binnenstad waren er jarenlang gevestigd. Hans Pool maakte voor de VPRO in 2014 in zes afleveringen een portret van deze straat. Met de ondertitel ‘een gewone, maar ook heel bijzondere Nederlandse straat’. Dat is alweer vijf jaar geleden. In Nederland wordt soms het gewone bijzonder.

De straat heeft ook een bioscoop, de City. Een rijksmonument uit 1936 in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid/ het Nieuwe Bouwen. Filmhuis ’t Hoogt dat haar locatie in de binnenstad verloor probeerde het in 2017- 2018 nog vergeefs te huren. Dit filmhuis wordt al jaren slecht geleid en lijkt het enige Nederlandse filmhuis dat niet profiteert van de toegenomen toeloop voor arthouse filmtheaters. Die huur lukte contractueel niet, waarna ’t Hoogt uit de binnenstad verdween, in een nomadisch bestaan zo goed als onzichtbaar en toegankelijk werd en in ronkende plannen wegvluchtte. Ik noemde dat in een commentaar een opmerkelijk slecht idee.

Zo liep ik door de Voorstraat. De dichter J.C. Bloem was ‘Domweg gelukkig, in de Dapperstraat’, en ik gewoon tevreden in de Voorstraat. Vanochtend kwam er nog een kritische gedachte bij die dat geluk niet verstoorde, maar juist van een contrapunt voorzag. Uitgaande van wat ik zag op straat stelde ik me voor hoe ik in een stelling het probleem van Nederland samen zou vatten. Met in mijn achterhoofd alle publiciteit over de drugsmaffia die steeds meer macht heeft genomen omdat de terugtredende, naïeve en passieve wetgevende macht is vergeten passende wetgeving op te stellen. Paul Scheffer omschrijft dat in zijn NRC-columnOnze cultuur van gedogen ondermijnt de vrijheid’ van 2 oktober 2019 waarin hij zegt: ‘Dat een rechtsstaat leeft van handhaving lijkt een open deur, toch hebben we lange jaren van gedoogcultuur achter de rug. Het gidsland ziet law and order nog steeds als een behoudzuchtig idee dat niet past in een „prudent progressieve” cultuur.’

Aanleiding voor mijn gedachten waren de geparkeerde fietsen op het trottoir voor de City-bioscoop die de doorgang versperden. Ondanks getekende vakken en aanwijzingen om de fietsen daarbinnen te parkeren, hadden tientallen fietsers zich er niks van aangetrokken. Geen halszaak die mijn gemoed verpestte, ik kon via het (drukke) fietspad passeren, maar wel een aanleiding om me af te vragen hoe het in Nederland zo ver is gekomen dat handhaving ontbreekt en velen zich vrij achten om de openbare ruimte in beslag te nemen. Tekenend is dat het hek van een tegenoverliggende brug door een dienst van de gemeente Utrecht regelmatig van fietsen wordt ontdaan, maar de werknemers blijkbaar geen opdracht hebben om enkele meters verder hetzelfde parkeerverbod te handhaven. Ondanks de verordening. Aansturing ontbreekt. Is er sprake van een prudent progressieve cultuur van een gemeentebestuur dat bestaat uit GroenLinks, D66 en ChristenUnie?

Zo verrommelen de stad en het landschap zonder dat de overheid er iets aan doet. In een commentaar van juni 2017 omschreef ik dat gebrek aan handhaving door het openbaar bestuur zo: ‘Nodig is een besef van urgentie bij gemeentebestuur en oppositie. Dat ontbreekt op dit moment. Ook is het mogelijk dat het besef zich niet vertaalt in een goed inhoudelijk debat. Nodig is een besef bij de politiek dat een integrale aanpak nodig is omdat mobiliteit, bereikbaarheid, toerisme, universiteit, evenementen, detailhandel, stadspromotie en welzijn van de Utrechters nauw met elkaar samenhangen. Het aanpakken van een deelprobleem is onvoldoende. Het gemeentebestuur kan niet langer volstaan prat te gaan op de eigen promotiepraatjes over het bouwen van de grootste fietsenstalling ter wereld. Dat gaat voorbij aan de noodzaak van een integrale aanpak.’ Maar de afgelopen jaren is de verrommeling van de Utrechtse binnenstad eerder toe- dan afgenomen. Het gemeentebestuur weigert een integrale aanpak te formuleren, laat staan om te handhaven.

Overigens, het openbaar bestuur kan het niet alleen als burgers niet meewerken. In september 2017 schreef ik een open brief aan de Fietsersbond die ik ook via Facebook en Twitter benaderde. Ik kreeg er nooit een reactie op. Ik schreef over wat ik als het parkeerprobleem van fietsen zie: ‘Het lijkt me een educatieve taak van de Fietsersbond om deze fietsers hierover voor te lichten, te adviseren en bewust te maken. Omdat ik afgelopen jaren in de publiciteit zo’n campagne gemist heb, neem ik aan dat zo’n campagne niet bestaat. Ik zou graag zien dat u dit aspect binnen uw organisatie bespreekt, het belang ervan gaat beseffen en afweegt of u er actie op ondernomen dient te worden.’ Bij de Fietsersbond is blijkbaar ook de ‘prudent progressieve cultuur‘ dominant die elk initiatief die tot kritiek door de achterban leidt angstvallig uit de weg gaat. De Fietsersbond claimt eenzijdig rechten voor fietsers, maar lijkt niet thuis te geven als het over plichten gaat.

De Voorstraat in Utrecht is maar één straat in Nederland. Een gewone, maar ook heel bijzondere straat. Maar het verschijnsel dat regels niet gehandhaafd worden, als er al regels opgesteld zijn, geldt voor alle steden en straten in Nederland. Wat Scheffer op macroniveau constateert zie ik in een straat in de eigen woonomgeving op microniveau in de praktijk gebeuren. De cultuur van gedogen ondermijnt in dit geval de bewegingsvrijheid.

Is de naïviteit en de angst van overheden om te streng en niet vriendelijk genoeg over te komen, wat resulteert in gedogen en een gebrek aan handhaving, het huidige probleem van Nederland? Het lijkt er sterk op. Zo verrommelt onze leefomgeving en wordt onze rechtsstaat ondermijnd door de georganiseerde criminaliteit. De overheid laat het gebeuren en doet alsof het verrast wordt en nooit de urgentie heeft gezien. De overheid treedt onvoldoende op en keurt tussen de regels door het recht van de sterkste goed. De ernst van deze verschijnselen is ongelijksoortig, maar om te beseffen wat de stand van Nederland is, is het goed te beseffen dat ze van hetzelfde laken een pak zijn. In het kleine weerspiegelt zich het grote, en omgekeerd.

Foto 1: Rijksmonument City-bioscoop (‘Wolff City’) in de Utrechtse Voorstraat 89 op de hoek met de Drift.

Foto 2: Schermafbeelding van deel definitieve ontwerptoelichtingHerinrichting Voorstraat – Wittevrouwenstraat’ van de gemeente Utrecht, januari 2019. [Over laden en lossen in de Voorstraat en het beleid van handhaving waarbij de mogelijkheden om verkeerd geparkeerde fietsen te kunnen verwijderen niet duidelijk zijn]. 

Advertentie

Nieuw beleid gevraagd. Laat vuurwerk niet langer dekmantel voor vandalisme zijn

Vuurwerk afsteken dient voor vandalen als dekmantel om straatmeubilair, bushokjes of kunst in de openbare ruimte te vernielen. Zoals het werk van Matje Vollaers. Handhaving door de politie kan daar niet tegenop, des te meer omdat burgemeesters en korpsleiders aangeven dat dit geen prioriteit heeft vanwege gebrek aan personeel. Zero tolerance waar ze de mond van vol hebben legaliseert door gedogen dus iets wat illegaal is. Hiermee geeft het openbaar bestuur vandalen een vrijbrief voor vernieling. Doelmatig beleid is anders.

Gemeenten kunnen vuurwerkvrije zones instellen, maar dat is te verwarrend en geeft geen duidelijk signaal af. Vanwege een doelmatige aanpak moet het juist omgekeerd worden. De oplossing is drieledig. 1) Gemeenten dienen voortaan een vuurwerkafsteek-plek in te stellen die binnen een gemeente de enige plek wordt waar burgers vuurwerk af mogen steken. 2) De gemeente biedt op een centrale plek bij de jaarwisseling een groots siervuurwerk aan, omlijst met festiviteiten. 3) Het openbaar bestuur kondigt een strenge handhaving aan, voert dat ook daadwerkelijk uit en zorgt dat overtreders met lik-op-stuk beleid op 1 januari berecht worden.

378548aa5762f5d79f752e57c86026bf

Foto: De door vuurwerk vernielde buitenspeeltuin van Matje Vollaers bij het Rotterdamse kindermuseum Villa Zebra. Ontwerp 2011.

Gedoogbeleid Terneuzen ontspoorde door onkunde gemeentebestuur

Update 28 november 2017: De Volkskrant: ‘Het gerechtshof in Den Bosch heeft de ooit grootste coffeeshop van Nederland, Checkpoint in Terneuzen, dinsdag alsnog veroordeeld als ‘criminele organisatie’ die de voorwaarden van het gedoogbeleid heeft overtreden. Maar zowel het bedrijf als zijn eigenaar krijgt geen straf opgelegd omdat het huidige ‘paradoxale’ coffeeshopbeleid de strafbare feiten in de hand heeft gewerkt.’

Het Zeeuws-Vlaamse Terneuzen kende de grootste coffeeshop van het land. En van de wereld. Eigenaar Meddie Willemsen runde Checkpoint, een nieuw pand aan de rand van de binnenstad tegenover de plaatselijke Schouwburg. In 2008 grepen de burgemeester van Terneuzen en het parket Middelburg van het OM in en sloten de coffeeshop. Maar in hoger beroep is het OM door het Haagse gerechtshof niet ontvankelijk gesteld. Het OM kan nog in cassatie gaan bij de Hoge Raad. Kortom, de zaak van het bevoegd gezag is stuk gegaan.

Terneuzen is een havenstad op 17 kilometer van de Belgische grens en de grootste Zeeuwse gemeente. Sinds begin jaren ’70 kent het een bloeiende handel in soft drugs. Eerst in cafés, dan in slooppanden die door druk verkeer voor overlast zorgen. Vanaf midden jaren ’90 geconcentreerd in twee coffeeshops in de Westkolkstraat: Checkpoint en het kleinere Miami. Ongeveer 90% van de bezoekers komt uit België en Frankrijk. Want met zo’n 106.000 inwoners en een licht krimpende bevolking is de bevolking van de regio te klein om een coffeeshop met 100 medewerkers en een jaaromzet van 26 miljoen euro in de lucht te houden.

Onder CDA-burgemeester Ron Barbé (1989-2003) ontwikkelt Terneuzen een gedoogbeleid. Mede omdat de tijdgeest na 2002 is verhard wordt de gemeente, het OM en de fiscus de samenwerking met een criminele organisatie nagedragen. Zo wordt Checkpoint in maart 2010 in een rechterlijke uitspraak genoemd. Maar ook toen al was het een exces, zoals rechtsgeleerde Peter Tak uitlegt. Samenwerking bestond er onder meer uit dat de gemeente bezoekers via verkeersborden de weg naar Checkpoint wees. Ooit bedacht om overlast in te perken, maar met als neveneffect aanzuigende werking en marketing op kosten van de gemeente.

Een verklaring waarom dit zo ontspoorde is dat Zeeland een zwak openbaar bestuur kent. Terneuzen werd na de Tweede Wereldoorlog aangewezen als groeigemeente. Maar op de Vlissingse Zeevaartschool na kende Zeeland geen hoger onderwijs, dus scholieren vertrokken naar elders. In Zeeland ontwikkelde zich een regenteske bestuursstijl door de geïsoleerde ligging, het tekort aan kritische massa en de calvinistische geest.

PVV-kamerlid Andre Elissen heeft over Checkpoint en het beleid van de gemeente Terneuzen kamervragen gesteld aan minister Opstelten. Naar aanleiding van een commentaar in De Telegraaf. Hij vraagt of de minister vindt of Terneuzen heeft deelgenomen aan strafbare feiten door gegeven steun. De kamervragen komen 15 jaar te laat. Dat valt Elissen niet te verwijten. Toch gaat het verder dan omkijken. Want 15 jaar geleden spraken Terneuzenaars zich al uit tegen Checkpoint en een slap gemeentebestuur dat actief meewerkte aan het laten ontstaan van een exces. Burgemeester Ron Barbé en zijn wethouders hoorden de bevolking niet.

Foto: Een speciaal bord voor drugstoeristen naar coffeeshops in Terneuzen.