Progressieve en conservatieve tegenstanders van Trump bundelen krachten en gaan strijd aan tegen kiezersonderdrukking. Maar is er niet meer nodig, zoals een gecoördineerd programma van ‘Smart Voting’?

Schermafbeelding van deel open briefAn Open Letter in Defense of Democracy;
The future of democracy in the United States is in danger
‘ die verschijnt in The Bulwark en The New Republic, 27 oktober 2021.

Een artikel in Raw Story meldt dat progressieven en conservatieven zich in een open brief verenigen om de kiezersonderdrukking en het terzijde schuiven van de democratie waarbij Republikeinse gedelegeerden los van de uitslag het resultaat bepalen te bestrijden. Dat is het eind aan de Amerikaanse democratie. De linkse Noam Chomsky en de rechtse Bill Kristol hebben hun naam onder de brief gezet.

De brief die klinkt als een alarm verschijnt in het linkse The New Republic en het rechtse The Bulwark en maakt duidelijk dat krachten zich moeten verenigen om de liberale democratie te redden.

De intentie om de democratie te redden is uiteraard goed. Het gevaar van Trump en zijn Republikeinen is levensgroot. Ze bedreigen de democratie niet, maar zijn die nu al actief aan het ontmantelen zodat ze in 2022 en in 2024 in het frame kunnen stappen dat ze nu creëeren en eruit bestaat dat ze niet kunnen verliezen en de Democraten niet kunnen winnen.

Maar het middel van een open brief kan niet opgevat als meer dan een schot voor de boeg. Het is een wekroep om wakker te worden, maar nog geen doelmatig middel om de uitverkoop van de democratie door Trump en zijn kornuiten te voorkomen. Daar is meer voor nodig. Veel meer.

De verwijzing naar Alexei Navalny’s idee van ‘Smart Voting’ is minder vergezocht dan het lijkt. Dat vond plaats in de autoritaire omgeving van de Russische Federatie die zich met snelle schreden richting dictatuur spoedt. In de VS gebeurt op dit moment in een parallelle politiek-bestuurlijke omgeving hetzelfde.

Het misverstand is de beeldvorming die Trump dekking geeft. De vrije pers, de Democratische partij en rechters die zich niet laten intimideren doen vermoeden dat er genoeg veerkracht is om terug te slaan tegen een autoritair bewind van Trump, maar dat is allemaal waardeloos als de Republikeinen in 2022 het Huis winnen en in 2024 het Witte Huis. Mijn reactie bij het artikel in Raw Story:

This is an open letter that is much needed because democracy is in danger at the hands of Trump and his hijacked Republican party. But it’s a start. Not more than that.

There must be a sequel. The blueprint for this gives the idea of ​​’Smart Voting’ of the Russian opposition politician Alexei Navalny.

That consisted of, because the Kremlin has now eliminated all counter voices, that the most promising candidate against a candidate from Putin’s party received the support of the entire opposition.

For the US situation, that could mean that progressive candidates support a moderate Never Trump Republican who presents himself as an Independent, or vice versa. Many cross connections are possible. Also think of candidates like Senator Murkowski and Romney who oppose Trump from within.

The aim is that as few pro-Trump Republicans as possible who want to push democracy aside or that silently approve are elected in Congress and lower forums.

The open letter can therefore only be seen as a start. Civil society must act itself and not put all its faith in the Democratic party. Although the latter currently forms the only backbone of democracy, it is too little to save democracy.

Civil society organizations, media and opinion leaders must unite and report it to the American public on a day-to-day basis. Relying on politics alone is too risky.

The organizers behind the open letter should therefore go further than they are doing now. Nice words and good intentions are not enough.

Using Navalny’s ‘Smart Voting’ concept, they must set up an operating company to maximize their chances of defeating pro-Trump Republican candidates in the November 2022 midterm elections. Navalny’s chief of staff Leonid Volkov can be hired as an advisor for the American version of ‘Smart Voting’.

Open brief van ‘Vele Amsterdammers uit de creatieve sector’ neemt Halsema in bescherming en gaat voorbij aan de feiten

Open brieven bestaan. Ze horen erbij als regendruppels in een stortbui of vallende bladeren in de herfst. Het zijn er te veel om te onderscheiden. Soms valt een open brief op door onnozelheid. Dan wordt het interessant. Zo’n brief komt van wat geframed wordt als ‘Amsterdammers uit de creatieve sector’. Het Parool plaatste de brief op 3 juni 2020 als opiniestuk. Ze nemen het op voor burgemeester Femke Halsema die onder verdenking staat slecht leiding te hebben gegeven op de voorbereiding van een anti-racisme demonstratie op de Dam.

De details ervan zijn nog niet in kaart gebracht, zodat een definitief oordeel opgeschort moet worden tot een debat erover in de Amsterdamse gemeenteraad. Halsema geeft weliswaar toe inschattingsfouten te hebben gemaakt, maar houdt tegelijkertijd vol dat er geen sprake is van operationele fouten. Maar dat kan niet allebei waar zijn. Halsema en korpschef Frank Paauw hebben een eigen verantwoordelijkheid. Er zijn fouten in de inschatting gemaakt. Door wie is nog niet helder. Maar het lijkt ook mis te zijn gegaan in de uitleg achteraf door Halsema. Ze beweert dat zij 1,5 dag dicht op de sociale media zat om te zien hoe de verwachtingen over de opkomst en de sfeer van het protest zich ontwikkelden. Die weergave van de feiten door Halsema lijkt echter in strijd met hoe het werkelijk is gegaan in die 1,5 dag. Politieagenten hebben gisteren naar buiten gebracht dat hun leiding niets met hun waarschuwing over de verwachte drukte deed. Het beeld dat blijft hangen is een slecht georganiseerd gemeenteapparaat waar onvoldoende of slecht leiding aan wordt gegeven.

De briefschrijvers gebruiken het doel van de demonstratie als rechtvaardiging voor de misslagen die door Halsema en gemeentelijke diensten zijn gemaakt in de voorbereiding op de demonstratie en de effectuering ter plekke van de corona-maatregelen. Het is een niet valide manier van argumenteren om twee losstaande feiten zo met en door elkaar te verbinden en een doelstelling met de uitvoering te verwarren. Want in de bestrijding van een pandemie met een zwaar belaste gezondheidszorg heiligt niet elk doel de middelen.

Het lijkt er in de kwestie van de demonstratie op de Dam op dat Halsema steken heeft laten vallen en dat de kritiek op haar eveneens faalt. De kwestie moet echter niet gepolitiseerd, maar gedepolitiseerd worden. Van welke politieke partij Halsema is en waar de demonstratie over ging zijn van ondergeschikt belang. Vraag is evenmin of Halsema geliefd of gehaat is. Dat is een te simpele tweeledigheid en een geval van individueel perspectief. De essentiële vraag die beantwoord dient te worden is of zij en de overheidsdiensten volgens de eigen normen en procedures hebben gehandeld in de aanloop naar en de begeleiding van de demonstratie en of burgemeester Halsema voldoende leiding heeft gegeven zoals van een burgemeester verwacht kan worden.

Zonder de feiten te kennen springen de briefschrijvers in de bres voor Halsema. Ze mogen spreken, maar spreken voor hun beurt. Vraag is of ze zich afgevraagd hebben of ze ermee de kunstsector dienen en namens wie ze spreken. Wie zo opvallend de publiciteit zoekt weet dat een groep als mening van een groter geheel geframed kan worden. Zo ontstaat het levensgrote risico dat het beeld bevestigd wordt dat de Amsterdamse kunstsector onnozel is. Ze buigen een motie van vertrouwen om in een motie van wantrouwen tegen de kunst.

Foto: Schermafbeelding van deel open briefCreatieve sector: ‘Beste mevrouw Halsema, dit is onze motie van vertrouwen’’ in Het Parool, 3 juni 2020.

Voorstraat, Utrecht. Naïviteit en angst van overheden om te streng en niet vriendelijk over te komen is het probleem van Nederland

Vanochtend deed ik boodschappen in de Voorstraat in Utrecht. Makkelijk omdat het op loopafstand van mijn huis is. Het is een plezierige winkelstraat met twee supermarkten en allerlei winkels en horeca. De eerste Italiaanse restaurants in de binnenstad waren er jarenlang gevestigd. Hans Pool maakte voor de VPRO in 2014 in zes afleveringen een portret van deze straat. Met de ondertitel ‘een gewone, maar ook heel bijzondere Nederlandse straat’. Dat is alweer vijf jaar geleden. In Nederland wordt soms het gewone bijzonder.

De straat heeft ook een bioscoop, de City. Een rijksmonument uit 1936 in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid/ het Nieuwe Bouwen. Filmhuis ’t Hoogt dat haar locatie in de binnenstad verloor probeerde het in 2017- 2018 nog vergeefs te huren. Dit filmhuis wordt al jaren slecht geleid en lijkt het enige Nederlandse filmhuis dat niet profiteert van de toegenomen toeloop voor arthouse filmtheaters. Die huur lukte contractueel niet, waarna ’t Hoogt uit de binnenstad verdween, in een nomadisch bestaan zo goed als onzichtbaar en toegankelijk werd en in ronkende plannen wegvluchtte. Ik noemde dat in een commentaar een opmerkelijk slecht idee.

Zo liep ik door de Voorstraat. De dichter J.C. Bloem was ‘Domweg gelukkig, in de Dapperstraat’, en ik gewoon tevreden in de Voorstraat. Vanochtend kwam er nog een kritische gedachte bij die dat geluk niet verstoorde, maar juist van een contrapunt voorzag. Uitgaande van wat ik zag op straat stelde ik me voor hoe ik in een stelling het probleem van Nederland samen zou vatten. Met in mijn achterhoofd alle publiciteit over de drugsmaffia die steeds meer macht heeft genomen omdat de terugtredende, naïeve en passieve wetgevende macht is vergeten passende wetgeving op te stellen. Paul Scheffer omschrijft dat in zijn NRC-columnOnze cultuur van gedogen ondermijnt de vrijheid’ van 2 oktober 2019 waarin hij zegt: ‘Dat een rechtsstaat leeft van handhaving lijkt een open deur, toch hebben we lange jaren van gedoogcultuur achter de rug. Het gidsland ziet law and order nog steeds als een behoudzuchtig idee dat niet past in een „prudent progressieve” cultuur.’

Aanleiding voor mijn gedachten waren de geparkeerde fietsen op het trottoir voor de City-bioscoop die de doorgang versperden. Ondanks getekende vakken en aanwijzingen om de fietsen daarbinnen te parkeren, hadden tientallen fietsers zich er niks van aangetrokken. Geen halszaak die mijn gemoed verpestte, ik kon via het (drukke) fietspad passeren, maar wel een aanleiding om me af te vragen hoe het in Nederland zo ver is gekomen dat handhaving ontbreekt en velen zich vrij achten om de openbare ruimte in beslag te nemen. Tekenend is dat het hek van een tegenoverliggende brug door een dienst van de gemeente Utrecht regelmatig van fietsen wordt ontdaan, maar de werknemers blijkbaar geen opdracht hebben om enkele meters verder hetzelfde parkeerverbod te handhaven. Ondanks de verordening. Aansturing ontbreekt. Is er sprake van een prudent progressieve cultuur van een gemeentebestuur dat bestaat uit GroenLinks, D66 en ChristenUnie?

Zo verrommelen de stad en het landschap zonder dat de overheid er iets aan doet. In een commentaar van juni 2017 omschreef ik dat gebrek aan handhaving door het openbaar bestuur zo: ‘Nodig is een besef van urgentie bij gemeentebestuur en oppositie. Dat ontbreekt op dit moment. Ook is het mogelijk dat het besef zich niet vertaalt in een goed inhoudelijk debat. Nodig is een besef bij de politiek dat een integrale aanpak nodig is omdat mobiliteit, bereikbaarheid, toerisme, universiteit, evenementen, detailhandel, stadspromotie en welzijn van de Utrechters nauw met elkaar samenhangen. Het aanpakken van een deelprobleem is onvoldoende. Het gemeentebestuur kan niet langer volstaan prat te gaan op de eigen promotiepraatjes over het bouwen van de grootste fietsenstalling ter wereld. Dat gaat voorbij aan de noodzaak van een integrale aanpak.’ Maar de afgelopen jaren is de verrommeling van de Utrechtse binnenstad eerder toe- dan afgenomen. Het gemeentebestuur weigert een integrale aanpak te formuleren, laat staan om te handhaven.

Overigens, het openbaar bestuur kan het niet alleen als burgers niet meewerken. In september 2017 schreef ik een open brief aan de Fietsersbond die ik ook via Facebook en Twitter benaderde. Ik kreeg er nooit een reactie op. Ik schreef over wat ik als het parkeerprobleem van fietsen zie: ‘Het lijkt me een educatieve taak van de Fietsersbond om deze fietsers hierover voor te lichten, te adviseren en bewust te maken. Omdat ik afgelopen jaren in de publiciteit zo’n campagne gemist heb, neem ik aan dat zo’n campagne niet bestaat. Ik zou graag zien dat u dit aspect binnen uw organisatie bespreekt, het belang ervan gaat beseffen en afweegt of u er actie op ondernomen dient te worden.’ Bij de Fietsersbond is blijkbaar ook de ‘prudent progressieve cultuur‘ dominant die elk initiatief die tot kritiek door de achterban leidt angstvallig uit de weg gaat. De Fietsersbond claimt eenzijdig rechten voor fietsers, maar lijkt niet thuis te geven als het over plichten gaat.

De Voorstraat in Utrecht is maar één straat in Nederland. Een gewone, maar ook heel bijzondere straat. Maar het verschijnsel dat regels niet gehandhaafd worden, als er al regels opgesteld zijn, geldt voor alle steden en straten in Nederland. Wat Scheffer op macroniveau constateert zie ik in een straat in de eigen woonomgeving op microniveau in de praktijk gebeuren. De cultuur van gedogen ondermijnt in dit geval de bewegingsvrijheid.

Is de naïviteit en de angst van overheden om te streng en niet vriendelijk genoeg over te komen, wat resulteert in gedogen en een gebrek aan handhaving, het huidige probleem van Nederland? Het lijkt er sterk op. Zo verrommelt onze leefomgeving en wordt onze rechtsstaat ondermijnd door de georganiseerde criminaliteit. De overheid laat het gebeuren en doet alsof het verrast wordt en nooit de urgentie heeft gezien. De overheid treedt onvoldoende op en keurt tussen de regels door het recht van de sterkste goed. De ernst van deze verschijnselen is ongelijksoortig, maar om te beseffen wat de stand van Nederland is, is het goed te beseffen dat ze van hetzelfde laken een pak zijn. In het kleine weerspiegelt zich het grote, en omgekeerd.

Foto 1: Rijksmonument City-bioscoop (‘Wolff City’) in de Utrechtse Voorstraat 89 op de hoek met de Drift.

Foto 2: Schermafbeelding van deel definitieve ontwerptoelichtingHerinrichting Voorstraat – Wittevrouwenstraat’ van de gemeente Utrecht, januari 2019. [Over laden en lossen in de Voorstraat en het beleid van handhaving waarbij de mogelijkheden om verkeerd geparkeerde fietsen te kunnen verwijderen niet duidelijk zijn]. 

Marketingscampagne om meer bezoekers naar Utrecht te trekken is een slecht idee. Onder meer omdat de stad nog niet op orde is

Binnensteden van grote Nederlandse steden worden steeds voller. Ruimte is schaars en iedereen wil die innemen. Er woedt een strijd om de publieke ruimte. Betrokkenen eisen een portie op, waar ze het volste recht op menen te hebben. Machtige, commerciële partijen zijn aan de winnende hand, zetten de stad naar hun hand en ontfutselen die aan de bewoners. Het gemeentebestuur treedt niet op als onpartijdige bemiddelaar tussen betrokkenen, maar wordt deelnemer met marketing en stadspromotie van het prullerige soort.

In Utrecht start vandaag een campagne om mensen naar de binnenstad te trekken. Dat is om drie redenen een slecht idee. Met de stadsbewoners wordt onvoldoende rekening gehouden. Hun belang wordt in ‘het overleg’ weggedrukt en gemarginaliseerd omdat de commerciële partijen elders winst proberen te halen. Maar de stad is al druk en de stad is nog niet op orde. Op dat laatste aspect ga ik in in mijn reactie bij het artikelNieuwe campagne om meer bezoekers naar het centrum van Utrecht te trekken’ in DUIC van 4 september 2019:

Het is merkwaardig dat in Utrecht marketing en snelle winst blijkbaar voor kwaliteit gaan. Voelt het centrum-linkse Utrechtse gemeentebestuur van GroenLinks, D66 en ChristenUnie dat werkelijk zo en vindt dat dat de weg die Utrecht moet gaan? Namelijk de weg van de minste weerstand en de snel verdiende euro. Is dat de stadspromotie die het gemeentebestuur echt voor ogen heeft?

Het Utrechtse gemeentebestuur gaat niet ondubbelzinnig voor duurzaamheid, klasse of kwaliteit, maar voor volume, kwantiteit en de korte termijn. De coalitiepartijen laten zich kennen als populistisch en gemakzuchtig. Niet het uitgangspunt wat de stad en de inwoners nodig hebben en aankunnen is leidend, maar de pragmatiek van de ongebreidelde toestroom waarbij een gedragsprogramma (‘nudging’) om de toestroom in banen te leiden dient als pleister op de wonde.

Wie bezoek ontvangt ruimt eerst het eigen huis op. Dat zou Utrecht ook moeten doen in die delen van de stad waar het bezoek ontvangen wordt. Opruimen, stroomlijnen en op orde brengen en dan het bezoek ontvangen. Maar dat doet het gemeentebestuur niet. Het zet de deur open voordat het huis is opgeruimd. Zo loopt het continu achter de feiten aan.

Laten we ervan uitgaan dat het meeste bezoek in het centrum ontvangen wordt. Er is nauwelijks nog een trottoir dat vrij toegankelijk is en niet versperd wordt door geparkeerde fietsen. Het is niet alleen geen gezicht, het is ook gevaarlijk voor hoogbejaarden, gehandicapten, blinden en kinderen die hun weg willen vinden.

Het is merkwaardig dat dat door het gemeentebestuur wordt toegestaan en er niet allang een actieplan in werking is getreden om de stad begaanbaar en visueel aantrekkelijk te maken. Waar komt deze passiviteit van het centrum-linkse gemeentebestuur vandaan dat suggereert zich voor de burger in te zetten? Op dit moment maakt het gemeentebestuur dat niet waar.

Waarom geeft het gemeentebestuur aan handhaving geen prioriteit? Als afleiding worden bruggen en nog een paar vaste plekken vrijgehouden van fietsen, zodat de verantwoordelijke wethouder de kritiek kan neutraliseren, maar de rest van de binnenstad wordt overgeleverd aan de chaos van geparkeerde fietsen.

Het gemeentebestuur heeft het huis niet op orde. De bouw van parkeergarages voor fietsen is prima, maar kan geen excuus zijn om de rest van de binnenstad dan maar over te leveren aan de wildgroei van kriskras neergesmeten en onhandig geparkeerde fietsen.

Kortom, bezoek in de stad ontvangen is best. Maar zorg dan eerst voor een stad die op orde is. Dat is in het belang van de commercie en van de inwoners.

Zorg voor een goed toegankelijke stad. Zorg voor openbare (dames)toiletten. Zorg voor goede looproutes. Zorg voor openbaar vervoer dat aansluit op de behoeften van het bezoek en goed de publiekstrekkers (musea) ontsluit. Zorg voor parkeerplekken voor auto’s en fietsen. Zorg voor een kwalitatief hoogstaand winkelaanbod. Zorg ervoor dat leegstaande panden ondanks geldende maatregelen niet alsnog een horecabestemming krijgen. Zorg dat terrassen en private uitingsvormen niet de publieke ruimte bezetten en verdringen. Zorg er met op maat gemaakte marketing voor dat bulktoeristen ontmoedigd worden om Utrecht te bezoeken. Zorg ervoor dat Utrecht synoniem wordt met kwaliteit en niet met haveloosheid en onverzorgdheid.

Utrechts gemeentebestuur van GroenLinks, D66 en ChristenUnie besef wat meer bezoek in de stad betekent en besef de urgentie ervan, doe je huiswerk beter dan nu en ga nou eens goed, doelgericht en hard aan het werk. Pas dan kan een marketingcampagne gebruikt worden om extra bezoekers te trekken. Dan is de stad het waard. Dan pas, als de stad er klaar voor is, niet eerder.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelNieuwe campagne om meer bezoekers naar het centrum van Utrecht te trekken’ in DUIC, 4 september 2019:

Brief van Rutte aan alle Nederlanders is vals, potsierlijk en staat een oplossing van de problemen die hij constateert in de weg

Premier Mark Rutte heeft weer een brief aan alle Nederlanders geschreven. De brief is hier te lezen op de site van de VVD en verschijnt ook als advertentie in het AD. Eerder deed hij dat in januari 2017 toen hij constateerde dat het lijkt alsof niemand normaal doet. Het is een voorbeeld van het gezegde dat de aanval de beste verdediging is. Het verwijt aan de ander leidt af van de eigen hufterigheid. Ik constateerde toen dat de normaliteit volgens Rutte wel erg selectief is: ‘Hij laat in zijn brief andere overtredingen van normaal gedrag ongenoemd. Zoals de graaicultuur bij topbestuurders van banken en bedrijven die hun eigenbelang voor het algemeen belang stellen. Of de opbouw van de controlestaat en de afbraak van de verzorgingsstaat door de overheid. Of de gigantische belastingontwijking door bedrijven en vermogende individuen die wordt getolereerd door de middenpartijen. Of de dominante greep van de partijpolitiek op functies in het openbaar bestuur die als eigen bezit worden beschouwd.’ De brief uit 2017 was de opmaat naar de landelijke verkiezingen van 15 maart 2017, deze brief is dat naar de provinciale verkiezingen van 20 maart 2019.

Wat is normaal volgens Rutte en de VVD? De VVD is volgens onderzoeksjournalist Bart de Koning de partij waar 26 mensen met een strafblad rondlopen. De Koning publiceerde in 2017 het boekVriendjespolitiek. Fraude en corruptie in Nederland’. Recent won hij de Anti Fraude Award 2018 op het jaarlijkse Fraude Film Festival. In een interview met Eva Prins in FNV Magazine (2018-4) zegt De Koning over de VVD: ‘Ze roepen het hardst om ‘law and order’, om keihard aanpakken, handhaven, streng straffen. En ten eerste komt daar in de praktijk bar weinig van terecht en ten tweede zijn VVD-ers zelf kampioen fraude’. En: ‘Binnen de VVD lopen 26 mensen met een strafblad rond, veel meer dan bij welke partij ook, maar dat maakt geen enkel verschil in de peilingen.’ Het gaat de VVD-ers dus niet om de feiten, maar om de beeldvorming. Beide brieven van Rutte zijn er een voorbeeld van om de beeldvorming te beïnvloeden. Ze proberen in een profylactische actie de kritiek op de VVD te neutraliseren en af te leiden door de kritiek te verbreden of op anderen te richten.

Rutte noemt geen man en paard. Welke groep voelt zich volgens hem niet verantwoordelijk om er iets moois van te maken? Hij laat het vaag, hoewel de volgende alinea een aanwijzing geeft: ‘Ik heb ze vergeleken met de schreeuwende voetbalvaders langs de zijlijn. In de politiek zie ik ze ook voorbij komen. Mensen die bij de microfoon dingen kunnen roepen omdat ze weten dat er toch nooit een meerderheid voor zal zijn.’ Dit sluit uit dat Rutte doelt op frauderende VVD-ers die lid zijn van de machtigste politieke partij die deel uitmaakt van coalitiekabinetten die de meerderheid vormen. Het is tegenstrijdig wat Rutte zegt, want VVD-ers hebben een meerderheid achter zich en zitten in het centrum van de politieke macht, terwijl de schreeuwers langs de zijlijn buiten of binnen het parlement precies dat zijn. Ze nemen niet deel aan het spel en maken geen deel uit van de macht. Dat is exact het probleem van die schreeuwers, ze voelen zich onmachtig en schreeuwen hun onmacht uit. Maar het is geschreeuw en weinig wol. Waarom focust Rutte dan toch op deze onmachtigen die niet in de bestuurdersstoel zitten en volstrekt niet bij machte zijn om veranderingen door te voeren ?

Het had Rutte gesierd als hij zoals hij eerder deed concreet was geworden. In 2015 hekelde hij de ‘grote dikke-ik-mentaliteit’ en zei toen onder meer volgens een verslag van de NOS: ‘Ik erger me kapot aan bankiers die zeggen dat ze in het buitenland zo veel geld kunnen verdienen. Dan denk ik: ga dan naar Londen, toedeledokie!’ Bankiers als Ralph Hamers van het frauderende ING die aan een jaarsalaris van 2 miljoen euro geen genoeg had, zijn dus volgens Rutte ook schreeuwers. Maar deze bankiers of bestuurders van multinationals staan niet langs de zijlijn. Ze maken integendeel deel uit van het spel en sturen de politiek, zoals de episode van de dividendbelasting voor buitenlandse aandeelhouders verduidelijkte dat een een-tweetje was tussen Rutte en de topman van Unilever. Rutte maakte zich daarmee ook tot een individu die geen verantwoordelijkheid nam om er met elkaar iets moois van te maken. Als premier staat hij niet langs de zijlijn.

Premier Rutte richt zijn pijlen de verkeerde kant op. Het zijn immers niet de schreeuwers langs de zijlijn, maar de machtigen die in economie of politiek de macht uitmaken die hun verantwoordelijkheid niet nemen en zich onmaatschappelijk gedragen. Door hun ‘grote dikke-ik-mentaliteit’ harken ze geld en invloed naar zich toe als rechtse Rupsjes Nooitgenoeg. Het geschreeuw van de onmachtigen langs de zijlijn bestaat, maar is niet de hoofdzaak en van weinig invloed. Het is teveel gevraagd van een partijpoliticus als Rutte om over zijn eigen schaduw heen te springen. Het is teveel gevraagd dat hij kritisch zou zijn op de 26 VVD-ers met een strafblad of op de bestuurders van ondernemingen die uitblinken in zelfoverschatting, zelfverrijking en asociaal gedrag. Of zoals Rutte het zelf formuleert: ‘Mensen die alleen met zichzelf bezig zijn en altijd eerst denken aan hun eigenbelang’. Het is de hoogste tijd dat Rutte een brief schrijft waarin hij eerlijk is naar zichzelf en naar alle Nederlanders. Bovenstaande brief als onderdeel van de politieke marketing van de VVD niet alleen vals en potsierlijk, maar wat erger is, het gaat de aanpak van het probleem dat Rutte signaleert bewust uit de weg. Dát is kwalijk.

Foto’s: Schermafbeelding van (deel van) ‘Brief van Mark Rutte aan alle Nederlanders’ op site VVD.

Pseudo-kunstkritiek van Johan Sanctorum op Doorbraak over Jan Fabre

Het is geen wonder dat de kwestie Fabre in Vlaanderen stof doet opwaaien. In een open brief in rekto-verso beschuldigen werknemers en stagiairs van Fabre’s gezelschap Troubleyn hem van grensoverschrijdend gedrag. Dit gaat om de activiteiten van Jan Fabre als theatermaker en niet om die als beeldend kunstenaar. Op het Vlaams-nationalistische Doorbraak laat Johan Sanctorum in een lang betoog de kans niet liggen om oude rekeningen te vereffenen en de progressieve Fabre met de grond gelijk te maken. Johan Sanctorum schiet door overdrijving, onjuiste feiten, een slecht onderbouwde analyse en totaal gebrek aan kunsthistorisch inzicht in eigen voet. Hieronder mijn reactie. In een artikel op Doorbraak met de veelzeggende titel ‘Lekker natrappen op het lijk van Fabre’ dient theaterwetenschapper Laurens De Vos Johan Sanctorum van repliek.

Foto’s: Schermafbeelding van een deel van het artikelHet theater zoals het te voorzien en te verwachten was’ van Johan Sanctorum op Doorbraak, 14 september 2018 en mijn reactie daarop.

Deelnemers tentoonstelling ‘Hope to Nope’ spreken in open brief bestuur Design Museum aan op samenwerking met wapenfabrikant

Het Londense Design Museum wordt in een open brief van een groep kunstenaars, ontwerpers en activisten beschuldigd van hypocrisie. Hun werk wordt op dit moment gepresenteerd op de tentoonstelling ‘Hope to Nope’ van politieke kunst van 2008 tot 2018. Ze eisen dat hun werk van de tentoonstelling wordt verwijderd. Aanleiding is een receptie in het museum van de Italiaanse wapenfabrikant Leonardo die plaatsvond op 17 juli 2018, aldus een bericht van Frieze. Dat was tijdens de Farnborough International Airshow die door critici als een wapenbeurs wordt beschouwd. De kern van de kritiek luidt dat het museum mooi weer speelt met maatschappijkritiek, maar dat tegelijkertijd niet meer dan een vals laagje vernis is als de directie en de Raad van Toezicht ‘bloedgeld’ van de wapenindustrie accepteren. De briefschrijvers stellen duidelijk dat ze zich niet richten tegen de conservatoren die deze tentoonstelling (‘vitrine van radicale kunst’) hebben gerealiseerd.

Dit incident geeft de spanning weer die binnen musea bestaat tussen de commerciële en niet-commerciële afdelingen, en tussen wetenschappelijke staf en bestuur. Overigens zijn musea daarin niet uniek, bij kranten speelt hetzelfde. Achterliggende oorzaak is dat door teruglopende overheidssteun musea de markt opgejaagd zijn en door de teruglopende economie sinds 2008 niet al te kieskeurig konden zijn in de exploitatie van hun gebouw of prestige. Maar een ethische rode lijn die musea tot nu toe nooit overgingen vanwege de verwachte negatieve publiciteit was samenwerking met de sex-industrie, de tabaksindustrie en de wapenindustrie. Dit incident geeft aan dat de directie van het Design Museum deze vuistregel heeft losgelaten en in dit specifieke geval dit taboe geslecht is. Of dit eenmalig is of een nieuwe lijn voor de toekomst is onduidelijk.

De schrijvers van de open brief verwijten het Design Museum dat er niet serieus op hun klachten gereageerd is. Bovenop de beschuldiging van hypocrisie stapelen ze die van lafheid en wegkijken als het museum volgens hen verantwoordelijkheid uit de weg gaat en het evenement als een ‘privé-evenement’ voorstelt waarvoor ‘geen goedkeuring door het museum nodig is’. Ze stellen dat musea per definitie geen neutrale ruimtes zijn, maar politieke ruimtes waarin de waarden die het museum vertegenwoordigt tot uitdrukking komen:

Door een wapenfabrikant binnen te halen hebben directie en Raad van Toezicht van het Design Museum onbewust en met een negatief voorbeeld de tentoonstelling ‘Hope to Nope’ gethematiseerd door vermenging van publiek en privé geld, vermenging van publieke en private ruimte, de oprukkende macht van bedrijven, de terugtredende overheid en het tanend belang van ethiek en regelgeving aan de kaak te stellen. De schrijvers van de open brief geven met hun actie reliëf aan de lastige, hybride en dubbelhartige positie van kunstmusea.

Foto: Schermafbeelding van delen van de open brief van CAAT (Campaign Against Arms Trade) als protest tegen de samenwerking van het Design Museum in Londen met de Italiaanse wapenfabrikant Leonardo.

Open brief trekt identitaire kaart, maar gaat voorbij aan de dieperliggende reden voor de selectie van de Belgian Art Prize

Het spookt in de Belgische kunstwereld. Deze keer niet surrealistisch. Vijf genomineerden (Sven Augustijnen, Koenraad Dedobbeleer, Jos De Gruyter, Gabriel Kuri en Harald Thys als duo) voor de tweejaarlijkse Belgian Art Prize hebben zich teruggetrokken. In een brief van 22 mei 2018 op Artnet lichten ze dat toe in een verklaring: ‘The all too rapid shift of public attention from artistic discourse or content—let alone merit—towards white male privilege is frankly something that we regret.’ Ze zijn allen wit, mannelijk, woonachtig in Brussel en geboren tussen 1965 en 1975. De jury verklaart in een verantwoording achteraf de selectie als volgt: ‘De keuze voor deze vier kunstenaars ligt besloten in het analytische en ruimtelijke karakter van hun artistieke praktijk.’ Een open brief en petitie op change.org van 12 mei 2018 was de aanleiding voor de beslissing van de genomineerden om zich terug te trekken. Die brief sprak van ‘flagrante exclusiviteit van deze selectie’.

Overigens leiden de veeltalige teksten van zowel voor- als tegenstanders die hetzelfde pretenderen te zeggen, maar dat niet altijd doen niet altijd tot eenduidigheid en helder taalgebruik. Voorbeeld in de open brief: ‘Deze selectie werpt tevens cruciale vragen op over hoe privilege zich voortbeweegt.’ Vooral zo’n onbegrijpelijke zin roept vragen op. Mogelijk verklaren slecht taalgebruik en povere vertalingen in de Belgische kunstsector een deel van het ongenoegen. Dat roept misverstanden op die tot ontsporingen en gebrek aan scherpte leiden.

Een voorbeeld maakt dat duidelijk. Op de site van de Belgian Art Prize wordt uitgelegd wat de prijs precies inhoudt. Die toelichting is van belang omdat de prijs in 2017 fundamenteel van karakter is veranderd. Zo is het leeftijdscriterium van een maximum van 35 jaar losgelaten. Wellicht verklaart dat mede dat bij de jaargang 2019 een inhaalslag gemaakt wordt met kunstenaars van de generatie 53-43 jaar die in aanmerking komen.

Waar in de Engelstalige (en Franstalige) tekst sprake is van een commissie die bestaat uit kunstprofessionals (‘art professionals’) en verzamelaars (‘collectors’), spreekt de Nederlandstalige tekst van ‘een pool van experts’.  Dat laatste is niet alleen minder specifiek omschreven, maar deze onnodige vaagheid en onvolledige vertaling geeft ook aan dat er in de Belgische kunstwereld een hiërarchie tussen taalgemeenschappen bestaat.

Iedereen heeft gelijk. De genomineerde kunstenaars als ze opmerken dat ze niet op hun artistieke kwaliteiten, maar op hun identiteit aangesproken worden. Buiten hun schuld om zouden ze terechtgekomen zijn in een identitair mijnenveld dat door het wereldwijde MeToo-debat aangescherpt is. Hoewel ze niet belangeloos zijn en in een maatschappelijk vacuüm opereren. Daarnaast is het de vraag is of dat vermeende verwijt van ‘white male privilege’ het enige verwijt is. Toch plaatst een ondertekenaar van de open brief een kanttekening bij deze houding van de genomineerden. Niels Poiz verwijt ze in een commentaar op Artnet dat ze gezwegen hebben en zich in het openbaar uitgesproken zouden kunnen hebben over het gebrek aan diversiteit:

De schrijvers van de open brief hebben gelijk als ze opmerken dat de shortlist niet representatief is voor de diversiteit van de Belgische kunstwereld (‘wensen we samen nogmaals zeer duidelijk te stellen dat wij staan voor een inclusieve artistieke gemeenschap die zijn sterkte vindt in diversiteit’). Ze zeggen duidelijk dat het ze niet alleen om de sekse van de genomineerden te doen is, maar ook om de ‘esthetische realiteit’ van de geselecteerde kunst. Ofwel, de kunstenaars zouden deel uitmaken van een bepaalde stroming binnen de kunstsector. Alleen is het jammer dat de briefschrijvers niet ingaan op de dieperliggende reden voor de selectie van de shortlist en voornamelijk de identitaire kaart trekken. Dat laatste is gemakzuchtig en modieus.

Ze gaan niet in op het belang van de commercie bij de selectie en laten de vermenging van kunsthandel en kunstsector ongenoemd. Het feit dat de genomineerden door prestigieuze galeries worden vertegenwoordigd (Esther Schipper, ClearingGallery Dépendance, Jan Mot) is geen toeval en had in een evenwichtige brief die werkelijk de structuur van de Belgische kunstsector aan de kaak wil stellen niet ongenoemd kunnen blijven. Want wat betekent het zakelijk als de nominatie van kunstenaars mede door verzamelaars tot stand komt?

Dat er ook een intriest menselijk aspect aan deze kwestie zit laat de positie van Sven Augustijnen zien. Samen met onder meer Manon de Boer en Anouk De Clercq heeft hij het Brusselse platform Auguste Orts opgericht. Hij is een van de genomineerden die in de open brief onder vuur wordt genomen. Twee van de ondertekenaars van de open brief die kritiek op de nominatie hebben zijn Manon de Boer en Anouk De Clercq. Zo worden door deze kwestie ook loyaliteiten en vriendschappen binnen de kunstsector onder druk gezet.

Foto 1: Schermafbeelding van deel petitie en open brief ‘Response to the BelgianArtPrize exclusionary shortlist 2019’ op change.org, 12 mei 2018.

Foto 2 en 3: Schermafbeelding van deel van de Engels- en Nederlandstalige versie van de paragraaf le-belgianartprize op belgianartprize.be.

Foto 4: Schermafbeelding van deel artikelIn an Open Letter, Members of Belgium’s Art Community Denounce the BelgianArtPrize’s ‘Flagrant Exclusivity’ op Artnet, 11 mei 2018.

Open brief aan de Fietsersbond. Bewustwordingscampagne over geparkeerde fietsen gevraagd

Geachte Fietsersbond Utrecht,
of wie hiervoor verantwoordelijk is,

Laatst is er in Utrecht een grote fietsenstalling geopend. Een goede zaak. Maar dat lijkt de bewustwording elders in de (binnen)stad om fietsen goed te parkeren niet op een hoger plan te brengen. Ik vraag me af of het een onderwerp is dat hoog op de agenda van de lokale of landelijke Fietsersbond staat. Het lijkt me belangrijk. Ik leg uit waarom ik dat vind.

Laatst was ik in het Duitse Münster dat een fietsstad en universiteitsstad bij uitstek is. Vergelijkbaar met Utrecht. Wat me opviel was dat de fietsen doordacht en doelmatig geparkeerd staan. Als het ware lepeltje-lepeltje. Tientallen meters lang. Hele straten kan men als voetganger ongehinderd passeren. Dus zo kan het ook. Waarom kan het niet in Utrecht of andere Nederlandse (studenten)steden?

Hoe anders is het namelijk in Utrecht. Ik woon in Wittevrouwen en kom fietsend of lopend vaak in de binnenstad. Sommige trottoirs zijn deels onbegaanbaar door slordig of onachtzaam en schots en scheef geparkeerde of neergegooide fietsen. Zoals het Jansveld. Fietsen staan niet in de beugels, maar ernaast. Fietsen staan niet in de vakken, maar ernaast. Zoals in de Voorstraat. Fietsen blokkeren in veel gevallen de doorgang voor voetgangers, inclusief gehandicapten en kinderwagens.

De Fietsersbond zou naar mijn mening een landelijke campagne moeten starten om de bewustwording bij fietsers te vergroten over de overlast van verkeerd geparkeerde fietsen. Ook om het maatschappelijke draagvlak voor de positie van fietsers en de Fietsersbond te behouden. En te bereiken dat de beschikbare parkeerruimte voor fietsen doelmatiger benut wordt.

Het kan best zo zijn dat er in de Nederlandse grote steden te weinig parkeerplekken zijn voor fietsen, maar dat is niet het hele verhaal. Het hele verhaal is dat veel fietsers onvoldoende lijken te beseffen dat ze een eigen verantwoordelijkheid hebben om fietsen op een passende manier te parkeren. Ze zijn niet de enige weggebruikers. Een verantwoordelijkheid die vele fietsers nu in onvoldoende mate nemen.

Het lijkt me een educatieve taak van de Fietsersbond om deze fietsers hierover voor te lichten, te adviseren en bewust te maken. Omdat ik afgelopen jaren in de publiciteit zo’n campagne gemist heb, neem ik aan dat zo’n campagne niet bestaat. Ik zou graag zien dat u dit aspect binnen uw organisatie bespreekt, het belang ervan gaat beseffen en afweegt of u er actie op ondernomen dient te worden.

Omdat u met zo’n bewustwordingsactie uw goede wil toont, in zekere zin de hand in eigen boezem durft te steken en uw eigen rol als bemiddelaar kunt benadrukken bij een publiek dat u nu mogelijk onvoldoende bereikt, kan dit bij openbaar bestuur en publiek positief uitpakken.

De Fietsersbond kan er publicitair sterker uitkomen. De overlast van geparkeerde fietsen kan er door afnemen. En uw rol bij het openbaar bestuur wordt gelaagder omdat u niet alleen maar vraagt, maar ook levert.

Verder lezen: Over de verrommeling van de publieke ruimte. Op de tekortschietende handhaving door de gemeente Utrecht is kritiek. Zie:
https://georgeknightlang.wordpress.com/2017/06/19/waarom-doet-gemeentebestuur-utrecht-weinig-tegen-verrommeling-van-binnenstad-en-omringende-wijken-groenlinks-heeft-kritiek/

Foto: ‘De Neude staat vaak vol met geparkeerde fietsen’ in DUIC, 2016.

Wat te doen als het referendum kloof tussen politiek en burger vergroot?

3a36037r

In 2005 ging ik stemmen, op 6 april ga ik ook naar het stem-lokaal, maar inmiddels weet ik niet meer of ik wel voorstander ben van referenda. In plaats van bij te dragen aan het overbruggen van de kloof tussen burgers en politici lijken ze die kloof juist te accentueren: het referendum als middel om te laten zien hoe diep het volk de politiek wantrouwt. Ik vrees dat een gloedvol betoog van een politicus voor een ja tegen het associatieverdrag daar geen verandering in kan brengen. Dat is argument versus emotie. Het verdiept het wantrouwen.’ Aldus Aukje van Roessel in een artikel voor De Groene dat grenzen van de democratie verkent.

Uiteindelijk probleem van een referendum is de introductie van oneigenlijke argumenten. Zo gaat het de initiatiefnemers van GeenPeil zoals ze zelf meermalen hebben aangegeven helemaal niet om de associatie-overeenkomst van de EU met Oekraïne, maar om de EU die ze een halt toe willen roepen. Partijen die in 2015 in de Tweede Kamer tegen de associatie stemden waren PVV, SP, GrBvK en Partij voor de Dieren. Deze rechts- en links-radicalen die in de Nederlandse politiek vertegenwoordigd zijn hebben hun eigen redenen om zich door een tegenstem tegen de associatie te positioneren. In politiek zijn alle middelen toegestaan, maar als dat leidt tot oneigenlijke argumenten dan verstoort dat zowel het politieke proces als het instrument referendum.

Net als Van Roessel zet ik vraagtekens bij de opstelling van Meer Democratie van Nescio Dubbelboer dat ooit zei te gaan voor de vernieuwing van het politieke bestel. Als voorstander van het referendum schaarde het zich achter het initiatief van Geen Peil voor een Oekraïne-referendum. Ik vond dat een inschattingsfout. Dit verweet ik Meer Democratie in een open brief van 18 augustus 2015: ‘In Meer Democratie  meende ik een nieuwe manier van democratie te hebben gevonden die onder meer de particratie en de Oerlemanse Eenpartijstaat probeert te corrigeren door het helpen verleggen van de grenzen van de politiek. Zodat burgers meer macht krijgen en de macht van de politieke partijen verminderd wordt. Ik meende dat Meer Democratie ver afstond van de partijpolitiek, maar ik vrees me vergist te hebben. Meer Democratie probeert nu zelfs m’n aandacht te vestigen op een politiek initiatief van GeenStijl dat haaks staat op het idee van democratie zoals ik dat voor me zie. En waarvan ik dacht dat Meer Democratie dat ook zo zag.

Meer Democratie trapte in de valkuil van het populisme, de roep om directe democratie en de vermomming van anti-politiek als politiek, zonder de gevolgen daarvan te overzien en de voor- en nadelen zorgvuldig af te wegen. Zoals Van Roessel formuleert over Dubbelboer: ‘Toen de Volkskrant hem vroeg of de initiatiefnemers van GeenPeil met hun referendum over het associatieverdrag met Oekraïne de democratie redden, zoals zijzelf beweren, zei hij de kreet weliswaar wat pathetisch te vinden, maar deze wel te onderschrijven. Referenda zetten aan tot gesprek, creëren volgens hem draagvlak. (..) Het is die achterliggende houding, schijt aan de politiek, die zorgen baart. En die komen boven op de zorgen over de gevolgen van een nee voor de invloed van de Russische president Poetin, op Oekraïne, de EU en het Midden-Oosten.

Hoe kan de kloof tussen de politiek en de burger dan wel overbrugd worden? Voorwaarde is om partijen en groeperingen die niet uitgaan van het algemeen belang en buiten de kaders van het parlement treden niet teveel macht te geven. De wetgeving en het politieke proces moeten zo ingericht worden dat dit onmogelijk is. Het is daarom merkwaardig dat de initiatiefnemers van de Referendumwet in de wetgeving niet hebben weten te voorkomen dat een referendum op oneigenlijke gronden gebruikt wordt, zoals nu bij het Oekraïne-referendum gebeurt door het initiatief van GeenPeil. De wetgevers zijn vergeten een noodrem in te bouwen.

De oplossing ligt niet in de richting van een herwaardering van de partijpolitiek, maar in een afwaardering ervan. De uitweg is de machtsdeling met de burger en het terugdringen van de macht van de politieke partijen die als nadeel hebben dat ze hun continuïteit dienen. Burgers zijn divers in verscheidenheid, hoogopgeleid en deskundig en staan wanneer ze serieus worden genomen niet haaks op het algemeen belang. Schoppen door GeenPeil tegen de politiek is hoe dan ook een schijnoplossing die de politiek ondermijnt en niet opwaardeert.

Foto: ‘Arizona. Grand Canyon, photographer suspended on climber’s rope’, 1908.