Bij een commentaar in de Volkskrant. Gazadebat wordt gekaapt door flanken. Waarom zwijgt het centrum?

Schermafbeelding van deel commentaarRadicale kampen kapen het Gazadebat en de politiek doet gretig mee‘ van Raoul du Pré in de Volkskrant, 9 mei 2024.

Het commentaarRadicale kampen kapen het Gazadebat en de politiek doet gretig mee‘ van Raoul du Pré in de Volkskrant van 9 mei 2024 is me uit het hart gegrepen.

De pro-Palestina demonstraties van studenten en activisten op universiteiten is volgens Du Pré vergezocht en ‘roept de verdenking op dat het niet gaat om concrete resultaten voor de mensen in Gaza maar om maximaal effectbejag.’ Het commentaar klopt echter niet met de kop. De kern van de kritiek ervan is dat een deel van de politiek juist ontbreekt in het Gazadebat.

Ik moet bij het zien van de inzet van politie tegen studenten en activisten bij de bezetting van universiteitsgebouwen denken aan de Italiaanse film ‘La Meglio gioventù’ (2003) van Marco Tullio Giordana. 

Het gaat om twee broers van wie Matteo politieman wordt en Nicola student is die psychiater wordt. De studenten zijn bevoorrecht, terwijl de politie gerekruteerd wordt uit het volk. De laatsten hebben niet dezelfde kansen gehad als de studenten. Zij moeten de orde handhaven, terwijl de studenten en activisten vanuit hun positie de macht kunnen uitdagen. Het is werken voor brood tegenover spel.

De Nederlandse politiek laat zich wat het Hamas-Israël conflict betreft verdelen in twee radicale kampen. Het centrum is doodstil. Zoals de introductie van het commentaar zegt: ‘Waar zijn toch de politici gebleven die soms wat water op het vuur proberen te gooien in plaats van olie?

Waar zijn de politici gebleven die water op het vuur proberen te gooien? Waar zijn ze?

Radicaal-rechts veroordeelt de pro-Palestina demonstraties en neemt het op voor Israël. Radicaal-links neemt het op voor de pro-Palestina demonstraties, verdedigt terroristische organisaties als Hamas en Hezbollah en wil de banden met Israël doorsnijden of dat land zelfs van de kaart vegen. 

Het zijn twee onhoudbare posities. Maar zoals gezegd, in Nederland ontbreekt een genuanceerd geluid van het politieke midden. Waar zijn NSC, CDA, D66, Volt en GroenLinks-PvdA? Welke oplossing dragen ze aan voor dit conflict? Waarom laten ze zich de kaas van het brood eten?

Complicatie is de verre van soepel lopende formatiebesprekingen die nog geen resultaten hebben opgeleverd, De leiders van de drie rechtse partijen PVV, VVD en BBB lijken dat te compenseren door zich in de publieke opinie scherp afwijzend uit te laten over de pro-Palestina demonstraties op universiteiten. Het is makkelijk scoren bij de achterban met ferme uitspraken om het gebrek aan resultaten in de formatie te verhullen. Tegelijk toont het hoe geradicaliseerd deze drie rechtse partijen zijn. Vooral voor de VVD is dat onbegrijpelijk.

Schermafbeelding van deel commentaarRadicale kampen kapen het Gazadebat en de politiek doet gretig mee‘ van Raoul du Pré in de Volkskrant, 9 mei 2024.

De Nederlandse centrumpartijen doen er verstandig aan om zich publiekelijk over deze kwestie uit te spreken. Ze kunnen zorgen voor matiging van de retoriek waarmee beide flanken nu de publieke opinie tergen. Het is een raadsel waarom ze zo weinig van zich laten horen. Nu wordt de publieke opinie over Hamas en Israël overgelaten aan radicaal-links en radicaal-rechts. Dat is ongewenst en onevenwichtig. Dat toont het holle vat dat de Nederlandse politiek is geworden.

Rutger Bregman: Kritiek op Wim Pijbes die namens de rijke familie Van der Vorm voor een ton kunst verwerft in Parijs, maar beter granaten voor Oekraïne koopt

Dit interview met Rutger Bregman in Buitenhof van 25 februari 2024 is interessant vanwege de volgende uitspraak (na 9’15”). Het roept gemengde gevoelens op:

Ik las deze week of dit weekend in de Volkskrant een heel verslag van Wim Pijbes, van het Rijksmuseum was hij natuurlijk directeur. Nu is hij voor een hele rijke familie Van der Vorm uit Rotterdam op een of andere Parijse kunstbeurs wat dingen aan het kopen. Oh ja, van een ton koop ik nog even dat. En ik dacht echt van, in het licht van deze tijden, je moet granaten kopen voor Oekraïne.’ Hij vervolgt: ‘Ik zou echt pleiten voor een morele revolutie onder de elites van Nederland.’

Dat verslag waar Bregman naar verwijst is een interview (achter betaalmuur) van 23 februari 2024 in de Volkskrant waar interviewer John Schoorl Pijbes op prachtige wijze in het zwaard van zijn eigen ijdelheid laat lopen. Op Facebook noemde ik dat een wim-wim situatie. Hoe dan ook wint ijdelheid het van Pijbes.

Nu kan men met goede argumenten beredeneren dat Pijbes en die filantropische stichtingen van de familie Van der Vorm het Rotterdamse kunstbeleid schade berokkenen. Want het Rotterdamse college wordt erdoor in de war gebracht en verliest aan zelfvertrouwen en ambitie. Met als gevolg op dit moment een chaotisch museumbeleid met onder meer stadsmuseum Museum Rotterdam dat geen locatie meer heeft. Wellicht hoopt het op geld van Van der Vorm, maar eigenlijk zou dat geld van de gemeente Rotterdam moeten komen. Maar de gemeente past.

De aanbeveling van Bregman om granaten voor Oekraïne te kopen in plaats van kunst op een modieuze kunstbeurs doet denken aan schaakkampioen Hein Donner. Hij won in 1967 het belangrijke toernooi van Venetië voor de Armeense-Sovjet wereldkampioen Tigran Petrosjan en schonk een prijs van een gouden gondel met 24 briljanten aan het Medisch Comité Vietnam en voegde er naar eigen zeggen aan toe dat het er desnoods een machinegeweer voor de Vietcong voor kon kopen. Dat was dus tijdens de Vietnam-oorlog. Donner verloor erdoor zijn schaakrubriek bij Elsevier en het kostte hem handenvol geld, zo beweerde hij later.

Wat Brugman doet is hetzelfde wat klimaatactivisten doen die in musea soep gooien tegen het veiligheidsglas van iconische schilderijen. Met als enig doel om ermee de publiciteit te halen. Maar het is lui van hem en klimaatactivisten om musea aan te vallen die toch al van alle kanten onder druk staan. Door teruglopende overheidssteun, de kritiek op de mannelijke westerse canon en het diversiteits-activisme dat op hoge toon achterstellingen aankaart en musea uit evenwicht brengt.

Het is makkelijk scoren door de ijdele Pijbes aan te vallen die er prat op gaat deel van een internationaal opererende culturele elite te zijn en die in Rotterdam geld van zijn bazen uitdeelt. En hem af te beelden als representant van een elite die elk moralisme kwijt is. Wat hij wel degelijk is. De filantropische stichtingen van Van der Vorm ondersteunen overigens ook maatschappelijke doelen.

Wim Pijbes die zich gedraagt als een opschepper en dikdoener verdient kritiek, maar de kunstsector niet. De top waar Bregman naar verwijst is niet de werkelijkheid van Nederlandse kunstenaars en musea. Bregman noemt de uitzondering van de niet zo frisse filantropische stichtingen van Van der Vorm met Pijbes en tracht dat te verbinden aan de hele sector. Dat is onterecht. Bregman moet oppassen niet te makkelijk te willen scoren ten koste van museum- en kunstsector zoals klimaatactivisten doen.

Blijft over Bregmans aanbeveling om granaten voor Oekraïne te kopen. Dat is geen verkeerd idee om de nationale veiligheid van Europese landen veilig te stellen vanwege Russische agressie. Het voorbeeld Donner leert dat dat niet zonder risico is. Oprichting van een Nederlands Fonds Wapens voor Oekraïne is welkom, zodat iedereen die dat wil geld voor wapens voor Oekraïne kan doneren. Maar laat de kunst er buiten.

Marieke van Bommel (NMvW, nu WM) doet bizarre uitspraken over Afrika Museum

Schermafbeelding van deel artikelAfrika Museum mogelijk al in november dicht: rechter beslist in slepend conflict tussen museum en paters Berg en Dal‘ van Michiel Kruijt in de Volkskrant, 10 oktober 2023.

Het artikel in de Volkskrant van 10 oktober 2023 van Michiel Kruijt over het kort geding tussen het NMvW (nu WM) en de Congregatie van de Heilige Geest die eigenaar is van het Afrika Museum is degelijk, maar houdt zich wat op de vlakte. Is dat voldoende?

Kruijt komt er niet ongeschonden uit. Hoewel het kan dat hij vermoedt dat de uitspraken die hij optekent van directeur Marieke van Bommel van het NMvW die ze deed tijdens het kort geding zo ongeloofwaardig zijn dat de lezer dat vanzelf herkent. Ik acht dat niet onmogelijk. Kruijt legt het goede accent. Neem de volgende passage over Van Bommel:

Schermafbeelding van deel artikelAfrika Museum mogelijk al in november dicht: rechter beslist in slepend conflict tussen museum en paters Berg en Dal‘ van Michiel Kruijt in de Volkskrant, 10 oktober 2023.

Kruijt voorziet deze uitspraak van Van Bommel niet van een context. Hij geeft het kritiekloos door. Dat is jammer voor wie het dossier niet kent, want Van Bommel praat aantoonbare onzin. Het NMvW had ruimschoots de tijd om een nieuwe tentoonstelling te maken.

Het is onzin dat het NMvW ‘geen tijd meer‘ heeft om een nieuwe tentoonstelling te maken. Het NMvW weet al sinds september 2020 dat de Congregatie de overeenkomsten, waaronder naast de bruikleen- en fusieovereenkomst ook de huurovereenkomst, niet zou verlengen. Maar ook wist het NMvW al in september 2020 dat de huur en de exploitatieplicht tot 1 januari 2025 door zouden lopen.

Dus al in september 2020 had het NMvW kunnen beginnen met de planning en voorbereiding van een tentoonstelling van het Afrika Museum voor december 2023 en later. En daarnaast een tweede en eventuele derde middelgrote tentoonstelling voor 2024.

Het feit dat het NMvW zegt aan drie jaar onvoldoende te hebben om een nieuwe tentoonstelling te maken zegt vooral iets over de slechte planning, de slechte voorbereiding, het gebrek aan professionalisme en ontbrekende slagvaardigheid van het NMvW.

Doorgaans hebben Nederlandse musea een voorbereidingstijd van een tot twee jaar voor grotere tijdelijke tentoonstellingen. Blockbusters vragen nog een langere voorbereidingstijd vanwege het aanvragen van vaak internationale bruiklenen. Daar gaat het in dit geval niet om.

Het NMvW had tentoonstellingen voor het Afrika Museum kunnen maken met louter kunstobjecten uit de collecties van het Wereldmuseum R’dam, Volkenkunde Leiden, Tropenmuseum A’dam en het Afrika Museum Berg en Dal. Dat soort tentoonstelling uit eigen collectie is door teruglopende budgetten steeds meer in zwang geraakt. Daar had het NMvW ook op in kunnen zetten zonder lange voorbereidingstijd of ingewikkelde bruikleencontacten.

Kruijt geeft ook onvoldoende context van een andere opmerking van Van Bommel.

Schermafbeelding van deel artikelAfrika Museum mogelijk al in november dicht: rechter beslist in slepend conflict tussen museum en paters Berg en Dal‘ van Michiel Kruijt in de Volkskrant, 10 oktober 2023.

Dat is opnieuw onzinnige en zelfs moreel bedenkelijke praat van Van Bommel. Dat past niet bij de statuur van een zakelijk directeur van een museum dat jaarlijks bijna 22 miljoen overheidssubsidie ontvangt. Het kan nauwelijks dat Van Bommel zelf gelooft wat ze zegt.

Dat sociale plan had het NMvW op enig ander moment in kunnen laten gaan. Van Bommel laat de oorzaken uit de gevolgen volgen. Het sociaal plan dat het NMvW had beloofd als ruim, is trouwens uiteindelijk minimaal gebleken.

Het personeel van het Afrika Museum was ermee gediend geweest als het nog een jaar langer in dienst had kunnen blijven van het NMvW en zo ook meer kans had gehad op een overstap eind 2024 naar een nieuw Afrika Museum. Ingewerkt, gemotiveerd en al.

Het Afrika Museum van de Congregatie is nu nog op zoek naar financiële middelen, een bestuursmodel (verzelfstandigde stichting?) en een nieuwe start na 11 jaar onderbreking door het NMvW. Het NMvW wil echter koste wat kost vasthouden aan de BIS-subsidie van omstreeks 1,8 miljoen euro. Het is van plan om in Nijmegen een platform voor kunst en cultuur te openen. Niet uit noodzaak, maar als vehikel om de subsidie voor het Afrika Museum van Berg en Dal naar Nijmegen te smokkelen. Het omkatten tot de naam Wereldmuseum heeft daar mee te maken.

Dat bemoeilijkt de doorstart van het Afrika Museum. Het NMvW gunt het Afrika Museum op zijn totale overheidssubsidie van bijna 22 miljoen euro niet 1,8 miljoen euro subsidie. Door die subsidie collegeaal af te staan had het Afrika Museum eind 2024 het personeel in dienst kunnen houden en had het NMvW een goede (bruikleen)relatie op kunnen bouwen met het Afrika Museum.

Van Bommel zoekt in navolging van haar mentor, de vorige directeur Stijn Schoonderwoerd de confrontatie met intimidatie, ontslag, desinformatie en het zaaien van verwarring. Ook met beeldvorming die politiek, OCW en media bepraat. Hiermee beschadigt ze uiteindelijk het beeld van de Nederlandse museumsector en strijkt ze de supporters van het Afrika Museum uit Berg en Dal en omgeving tegen de haren in.

De constructie die in 2014 met een zogenaamde fusie uit financiële noodzaak en onder druk van de toenmalige regering tot stand kwam verdient het om tien jaar later opnieuw tegen het licht te worden gehouden. Het NMvW kan dat niet alleen. In tien jaar is veel veranderd.

Het is de hoogste tijd dat bemiddelaars actief in deze zaak stappen. Er wordt teveel kapot gemaakt. De onrust heeft lang genoeg geduurd. Het is onbegrijpelijk dat de museumsector en OCW het tot een rechtszaak hebben laten komen.

Is druk van buiten nodig om Rotterdam te bevrijden van de schaduwmacht van Wim Pijbes en de filantropie van Van der Vorm?

Schermafbeelding opinie-artikel ‘Er zit een luchtje aan het geld van de familie Van der Vorm‘ van Eeva Liukku (Vers Beton) in NRC, 27 juli 2023.

Dit opinie-artikel in NRC houdt de aandacht vast voor de belastingontwijking door de filantropische stichtingen van de familie Van der Vorm, de schaduwmacht van Droom en Daad-directeur Wim Pijbes en de onmacht van burgermeester Ahmed Aboutaleb en het Rotterdamse gemeentebestuur.

Het is een waardevolle opinie voor het publieke debat. Het is alleen de vraag of de min of meer geheime en zich in het verborgene afspelende contacten van hoge Rotterdamse ambtenaren, bestuurders en genoemde filantropische stichtingen ermee opengebroken kunnen worden.

Liukku begint haar betoog met de constatering dat cultuurwethouder Said Kasmi (D66) zich laat sturen door Pijbes. Dat ging over het nomadische Museum Rotterdam dat naarstig op zoek is naar een passende locatie. Maar Pijbes liet zijn oog vallen op de locatie die Museum Rotterdam voor ogen had. Waarna wethouder Kasmi een stap terug deed, niet meer achter Museum Rotterdam stond en aan Pijbes de voorkeur gaf. Dat is het ultieme voorbeeld van schaduwmacht.

Het is tekenend dat in de Rotterdamse raad alleen Ruud van der Velden van de PvdD dit onderwerp belangrijk genoeg vindt om er raadsvragen over te stellen. Zonder uitstel worden de vragen van Van der Velden op 22 augustus 2023 ‘afgedaan‘. Andere politieke partijen in de Rotterdamse raad zwijgen, kijken weg of schuiven de lopende kwestie terzijde als onbelangrijk.

Schermafbeelding opinie-artikel ‘Er zit een luchtje aan het geld van de familie Van der Vorm‘ van Eeva Liukku (Vers Beton) in NRC, 27 juli 2023.

De vraag dringt zich steeds meer op of de Rotterdamse politiek in staat is zichzelf te corrigeren. Het Gergiev-festival is een voorbeeld van een ander cultureel dossier waarop achtereenvolgende Rotterdamse gemeentebesturen ondanks waarschuwingen van meerdere kanten zich gedurende vele jaren niets aantrokken van kritiek. Zelfreflectie ontbrak op dit dossier totdat door druk van buiten de Rotterdamse politiek gedwongen werd om te veranderen. De Rotterdamse politiek is niet zozeer inert, maar in zichzelf gekeerd.

Het vermoeden bestaat dat ook in de kwestie van de filantropische stichtingen van de familie Van der Vorm er druk van buiten voor nodig is om het beleid van het Rotterdamse college bij te sturen. Dat is vergelijkbaar met de maffia-achtige structuur van het CDA in Limburg die pas door druk en interventie van Binnenlandse Zaken kon worden opengebroken. De overeenkomst is dat zowel in Rotterdams (PvdA) als in Limburg (CDA) voormalige volkspartijen die aan macht hebben ingeboet krampachtig vasthouden aan de macht.

Vooral burgemeester Aboutaleb is de zwakke schakel. Hij laat het afweten om de integriteit van het openbaar bestuur te beschermen. Alsof hij niet durft op te treden. Het is de vraag waarom hij binnen de Rotterdamse politiek niet aangesproken wordt op zijn gedrag. Onder Aboutaleb is de ethiek van het Rotterdamse beleid zichtbaar verslechterd. Het lijkt alsof er geen ethische grenzen meer worden gesteld.

Martijn van der Vorm mag binnen de grenzen van de wet met zijn geld doen wat hij wil. Wim Pijbes mag in dienst van Van der Vorm met het geld van zijn werkgever doen wat hij wil. Pijbes gaat wel over de schreef mrt zijn publieke, neerbuigende uitspraken over de democratie en de Rotterdamse raad. Daarmee zaait hij onnodige verdeeldheid. Raadsel is waarom de familie Van der Vorm Wim Pijbes niet tot de orde roept, maar hem tot nu toe de hand boven het hoofd houdt. Pijbes beschadigt met zijn uitspraken de reputatie van de filantropische stichtingen van de familie Van der Vorm. Het is bijzonder dat een werknemer zoiets publiekelijk mag blijven doen.

Hoe is het mogelijk dat alleen Ruud van der Velden het gebrek aan integriteit in de Rotterdamse politiek oppikt en de rest van de raad zich laat beledigen door Pijbes en de schaduwmacht die hij vertegenwoordigt? Er is iets rot in de stad Rotterdam. Dankzij de journalistiek van Vers Beton, Volkskrant en NRC is dit onderwerp op de agenda gezet. Wat doet Rotterdam ermee?

Waarom schrijft Rutger Pontzen een recensie over de documentaire ‘Depot – Reflecting Boijmans’?

Schermafbeelding van deel recensie/ column/ opinieVan kritiek of tegenslag geen spoor in documentaire over het Depot Boijmans Van Beuningen‘ van Rutger Pontzen in de Volkskrant, 12 juli 2023.

Kan men een documentairemaker de gekozen invalshoek verwijten? Dat doet de kunstcriticus van de Volkskrant Rutger Pontzen in zijn bespreking van ‘Depot – Reflecting Boijmans’ van Sonia Herman Dolz. Deze documentaire wordt uitgezonden op 13 juli om 22.10 uur op NPO2. 

Pontzen verwijt Dolz een te positieve blik op het onderwerp, de bouw van het Depot van Museum Boijmans in Rotterdam. Het is de vraag waarom Pontzen de vrijheid van Dolz om haar onderwerp te kiezen ter discussie stelt. Zij kiest haar invalshoek en andere regisseurs kiezen bij andere onderwerpen hun invalshoek. 

Documentaires kunnen variëren van een poëtische impressie tot een nauwgezet journalistiek verslag. Het kan allebei. Het een is niet minder dan het ander. Daar denkt Pontzen anders over.

Het zit in Pontzens hoofd hoe het moet en daar baseert hij zijn recensie op. Dat is alsof je het werk van Mark Rothko afmeet aan het werk van Jean-Michel Basquiat. Of in filmtermen, een documentaire van Robert Flaherty aan een documentaire van Laura Poitras over Navalny.

Met zijn veroordeling van Dolz’ invalshoek kiest Pontzen in zijn commentaar zelf een invalshoek die slecht past bij een recensent met een open blik. Hij komt niet met een recensie die streeft naar objectiviteit, maar vestigt de blik op zichzelf met zijn normen en moralisme waar hij Dolz, toenmalig directeur Ex en architect Maas aan afmeet. Interessant voor de Pontzen-kunde, maar waardeloos als onbevooroordeelde bespreking.

Pontzen laat zijn bedoelingen zien door het invoegen van stekelige woorden als ‘omstreden’, ‘ronkend’, ‘charmes‘ (toenmalig directeur Ex) en ‘reïncarnatie‘. Dat oogt kinderachtig en gemakzuchtig. Hij laat zich kennen als hij spreekt over een ‘feelgoodpromotiefilm (..) waarin het duo Ex/Maas een heroïsche status wordt verleend‘. Dat speelt in het hoofd van Pontzen.

Waarom laat Pontzen het er niet bij dat hij het een slechte documentaire vindt? Als dat onderbouwd wordt met filmische argumenten, dan kan een recensent dat doen. Maar zoals steeds in zijn columns maakt Pontzen het onnodig persoonlijk en speelt hij op de man. En de vrouw.

Pontzen raakt in de slotalinea nog verder verwijderd van de documentaire én de werkelijkheid door te suggereren dat Ex vermoedelijk geen camera had binnengelaten in het Van der Steurgebouw. Dat is goedkope retoriek om iemand te associëren met negatieve aspecten. Zo opereert Geert Wilders. Zo’n passage misstaat in een serieuze filmbespreking, zoals veel in Pontzens recensie misstaat.

Waarom schrijft Pontzen zo’n recensie? Waarom blijft hij omkijken in boosheid en moet daar verslag van doen? Hij bevestigt het vermoeden dat hij in zijn columns doet aan creditering van voor- en tegenstanders. Beloning en vergelding. De Volkskrant had beter iemand met verstand van film kunnen vragen voor een recensie van Dolz’ documentaire. Nu is het een verslag over de psyche van Pontzen geworden. Een gemiste kans. Voor iedereen.

Pontzen laat gaten vallen in zijn betoog over modernisme, Christiaan Braun en het Stedelijk Museum

Schermafbeelding van deel artikelWaarom ‘moraalridders en fatsoensrakkers’ in musea soms hard nodig zijn‘ van Rutger Pontzen in de Volkskrant, 17 mei 2023.

Kunstredacteur Rutger Pontzen en de Volkskrant waarin hij schrijft voeden bij velen de impressie van knorrigheid. Niet kritisch, maar nurks. Dat is een houding waar Pontzen en de Volkskrant mee worden geassocieerd. Als dat gecombineerd wordt met makkelijk populisme, dan wordt dat voor velen onuitstaanbaar.

In het opinie-artikelWaarom ‘moraalridders en fatsoensrakkers’ in musea soms hard nodig zijn‘ van 17 mei 2023 bevestigt Pontzen deze indruk. Hij waagt zich in het identiteitsdebat over het Stedelijk Museum. Dat tot nu toe vooral in NRC gevoerd werd. De meeste deelnemers eraan hebben vooral zichzelf te kijk gezet. Het debat kent weinig winnaars. Pontzen onttrekt zich niet aan de neergaande spiraal.

Pontzens taalgebruik valt op. Met negatieve bewoordingen schildert hij degenen af met wie hij zegt het niet eens te zijn. Jan Christiaan Braun ‘raast‘ en met Jan Dibbets is hij volgens Pontzen ‘de Statler en Waldorf van de beeldende kunst‘. Het lijkt er sterk op dat Pontzen zijn eigen mopperen op anderen projecteert.

Schermafbeelding van deel artikelWaarom ‘moraalridders en fatsoensrakkers’ in musea soms hard nodig zijn‘ van Rutger Pontzen in de Volkskrant, 17 mei 2023.

Pontzen weerlegt niet de kritiek van Christiaan Braun over de inmenging van de Amsterdamse politiek in het inhoudelijke beleid van het Stedelijk. Hij stemt in met de kritiek van Christiaan Braun, maar maakt dan ineens een sprongetje als hij zegt: ‘dat de politiek zich daar nu wél mee bemoeit ligt ook aan de musea zelf‘. Niemand ontkent dat. Pontzten presenteert een cliché als nieuwe ingeving.

Het merkwaardige is dus dat Pontzen het uiteindelijk met Dibbets en Christiaan Braun eens is als hij zegt: ‘(..) dat de politiek zich daar nu wél mee bemoeit ligt ook aan de musea zelf. Veel musea voor moderne en hedendaagse kunst pretendeerden avant-gardistisch te zijn, met een vooruitziende blik op wat komen gaat en op wat moet gaan gebeuren. Maar wat is de afgelopen twintig jaar gebleken: ze hebben zitten suffen.

Dat komt neer op wat Christiaan Braun zegt in zijn opinie-artikel van 29 januari 2023 over het Stedelijk Museum dat dit debat revitaliseerde. Namelijk ‘Dit staaltje van inhoudelijke inmenging in het museumbeleid door de gemeente en het voor het blok zetten van het museum met toepassing van keiharde chantage‘ wil zeggen dat het Stedelijk zich door de lokale politiek de kaas van het brood laat eten.

Dat begon trouwens al vóór het directoraat van Wolfs toen bestuurders als Rijkman Groenink, Alexander Ribbink en Rob Defares in samenspraak met onder meer de toenmalige directeuren Ann Goldstein en Beatrix Ruf opteerden voor een avant-gardistische agenda. Eigenlijk was het nog schrijnender omdat ze de banden met de kunsthandel vermengden met hun functie. Het Stedelijk was een verdienmodel geworden voor bestuurders. Op die basis én beeldvorming moet Wolfs bouwen.

Pontzen heeft veel woorden nodig, en vermengt van alles met alles, maar weet ermee het gat in zijn betoog niet te dichten. Dat gat bestaat eruit dat de recente kritiek van Christiaan Braun en Dibbets op het Stedelijk niet zozeer kritiek op inclusiviteit in musea is, maar kritiek op het functioneren van het museum en directeur Wolfs die zich door de politiek laat sturen en buiten-artistieke overwegingen te sterk laat meewegen. Pontzen maakt het breed en verliest zo de focus van dit debat over identiteitspolitiek in musea uit het oog.

Pontzen maakt een karikatuur van Christiaan Braun en Dibbets, en uiteindelijk vooral van zichzelf. Het ontbreekt hem niet aan zelfkennis als hij zich schaart in ‘een relatief klein clubje witte, mannelijke, westerse, academisch gevormde smaakmakers‘. Maar dat toegeven is nog geen aflaat waarmee hij wegkomt. Hij legt zichzelf een spreekverbod op om vervolgens niet meer te stoppen met praten.

Pontzen bedoelt het ongetwijfeld goed, maar door zijn zure toon en springerig betoog zit hij zijn eigen opinie in de weg. Vraag die hij zou moeten beantwoorden is wat de beste aanpak is om op een organische en niet modieus-politieke wijze inclusiviteit en diversiteit binnen het Stedelijk te vergroten. Waarbij de directie zelf over het eigen inhoudelijke beleid beschikt om dat te realiseren. Dat is de interessante vraag waarmee dit debat over identiteit verder komt en niet in boosheid achterom kijkt.

De Volkskrant verwijdert cartoon van Collignon

Verklaring hoofdredactie Volkskrant, 15 december 2022.

Er is een kwestie over een cartoon. Het gaat om onderstaande cartoon van Jos Collignon in de Volkskrant die door de hoofdredactie wordt verwijderd ‘van de site en al onze uitingen’ omdat deze volgens deze hoofdredactie ‘Marokkanen – in Marokko en in de diaspora – stigmatiseert.

De tekening is volgens deze verklaring ‘In strijd met wat we als krant willen zijn’. Dat is een navolgbaar standpunt. De tekening zou haaks staan op de Volkskrant, dat tegelijk zegt dat het de vrijheid van columnisten en cartoonisten ‘een groot goed’ vindt.

Maar navolgbaarheid geldt niet voor de volgende uitspraak als de hoofdredactie meent dat bij de tekening ‘de grenzen van de humor overschreden’ zijn. Dat roept de vraag op of hoe de grenzen van de humor kunnen worden overschreden. Is dat per definitie mogelijk of is het een ongelukkige, te haastig gemaakte formulering? De hoofdredactie lijkt een filosofische uitspraak te doen over de grenzen aan de humor die het niet kan onderbouwen. Wie grenzen van de humor vaststelt, maakt humor tandeloos en ondergeschikt zodat het geen humor meer is.

Tweet van Jos Collignon met afbeelding van gewraakte cartoon, 15 december 2022.

De cartoon toont twee Marokkaanse voetballers op een scooter die wegrijden met de wereldbeker in handen, de trofee van het WK Voetbal in Qatar. FIFA-president Gianni Infantino kijkt ze verbaasd na. De tekening suggereert dat de wereldbeker uit zijn handen is gegrist. Collignon heeft op sociale media veel kritiek gekregen dat hij de Marokkaanse vlag niet heeft voorzien van een vijfpuntige, maar zespuntige ster.

Dat de hoofdredactie afstand neemt van de cartoon van Collignon heeft te maken met oordelen en vooroordelen over jeugdige, stelende Marokkaanse Nederlanders. In die beeldvorming gaat de hoofdredactie amechtig mee. De hoofdredactie lijkt met haar verklaring te zeggen dat de cartoon van Collignon plat is en slechts een laag bevat.

Maar de cartoon kan ook op een ander niveau gelezen worden. Namelijk van vrijbuiter Marokko die niet meegaat in de corruptie van de FIFA en de angst van voetbalbonden om zich uit te laten over alle misstanden in Qatar en eigenhandig de wereldbeker opeist. Als een moderne Robin Hood die steelt van de rijken.

Dat komt naast de kritiek van vele kanten op de arbitrage die meent dat de FIFA aanstuurde op een finale Frankrijk-Argentinië en andere ploegen zoals die van Engeland, Marokko, Kroatië en Nederland bewust heeft benadeeld in de arbitrage.



Er is onvoldoende toezicht op brede toepassing van Code Diversiteit & Inclusie in culturele sector

Schermafbeelding van deel interviewClose Up:“Diversiteitsadviseur” op Culture Vacatures, 12 mei 2022.

Van de Code Diversiteit & Inclusie in de culturele sector (2019) ben ik in theorie een groot voorstander. De code is in 2019 verbreed en dat geeft het in mijn ogen meerwaarde en evenwicht. Maar als de code in de praktijk te beperkt en eenzijdig wordt toegepast, dan ben ik er een tegenstander van. Het risico zit erin dat de gedragscode ‘een instrument van zelfregulering‘ is. Er is geen toezicht op dat de gedragscode goed wordt toegepast.

De site Code Culturele Diversiteit zegt over die verbreding in een bericht van vermoedelijk 2019 op de voorpagina: ‘Het actuele debat over een inclusieve samenleving en gelijke kansen voor iedereen heeft geleid tot een nieuwe, breder inzetbare gedragscode. Het perspectief op het onderwerp is verbreed van culturele diversiteit naar diversiteit en inclusie.’ Wat de status van deze site is en hoe de kwaliteit van het eigen aanbod is gegarandeerd valt niet na te gaan.

De Code Diversiteit & Inclusie geeft weer wat die verbreding en de nieuwe opvatting van diversiteit inhoudt:

Schermafbeelding van deel paragraaf ‘Diversiteit’ in de Code Diversiteit & Inclusie in de culturele sector (2019).

Met dat pre-2019 niet-verbrede begrip ‘culturele diversiteit‘ wordt in het algemeen verwezen naar een ‘culturele en etnische achtergrond’ van wat ook wel minderheidsgroepen worden genoemd. Dat kan gaan over werknemers, een verzamelbeleid of het geven van prijzen. Het streven is een betere representatie van minderheidsgroepen of achtergestelde groepen.

Uit de actualiteit van het toekennen van prijzen in de kunstsector lijkt het er vaak op dat het nog 2019 is. Etniciteit blijkt en blijft op het oog een belangrijk criterium voor het toekennen van prijzen. Naast gender. Alsof nog steeds onrecht moet worden rechtgetrokken. Er zijn gelukkig uitzonderingen, zoals de nominatie van Bruin Parry (die ‘een chromosoompje meer heeft‘) voor De Volkskrant Beeldende Kunst Prijs 2022. Prima gedaan jury, om de Code Diversiteit & Inclusie nu in de praktijk breed toe te passen zoals het bedoeld is.

De brede opvatting klinkt nog onvoldoende door in de kunst- en museumsector. De huidige toepassing is aan de mode van politieke druk onderhevig. Waar zijn de benoemingen, prijzen en kunstaankopen van mensen met een ‘lage’ sociaaleconomische status? Of van mensen met een geestelijke of lichamelijke beperking? Of van mensen met een ‘laag’ opleidingsniveau?

Het is opvallend dat de Code Diversiteit & Inclusie (nog steeds) zo slecht wordt toegepast. Diversiteit & Inclusie is een hele industrie geworden die zich nog steeds in de pioniersfase bevindt en onvoldoende gereguleerd is.

Dat blijkt onder meer uit genoemde site Code Culturele Diversiteit waar zich een kleine 50 ‘Diversiteitsexperts‘ hebben aangemeld. Er staat: ‘Instellingen die aan de slag willen met de Code Culturele Diversiteit en Inclusie en niet de kennis in huis hebben om hier serieus handen en voeten aan te geven, kunnen op zoek gaan in het onderstaande overzicht van experts en gespecialiseerde bureaus.’ Het toont vrijblijvend. Waaruit bestaat het toezicht op de brede toepassing van de Code Diversiteit & Inclusie en op de kwaliteit van de ‘diversiteitsexperts‘?

Diversiteitsadviseur in de cultuursector Mourad El Moussati die onder meer door Museum Boijmans van Beuningen in de arm wordt genomen reflecteert op zijn werk in een interview met Culturele Vacatures dat helder wil krijgen wat een diversiteitsadviseur in de culturele sector is.

In het interview loopt El Moussati ongemerkt in de val van een beperkte opvatting van diversiteit. Omdat het zo leerzaam is om te zien is dit interview een voorbeeld van hoe het niet moet. In theorie zet hij overtuigend en professioneel uiteen hoe breed diversiteit is en hoe instellingen goed moeten nadenken hoe ze met diversiteit aan de slag gaan. Tot zover klinkt het verstandig en aannemelijk.

Maar dan kiest het interview een foute afslag als de interviewster El Moussati’s eigen achtergrond erbij haalt. Dan trapt hij in de val van de etniciteit en migratieachtergrond door daar te veel in mee te gaan. Terwijl hij zojuist uitgelegd heeft dat diversiteit breed is en meer is dan etniciteit. Hij wordt gedwongen zichzelf tegen te spreken. Alsof zijn eigen achtergrond de kwestie diversiteit verduidelijkt. De brede toepassing van de Code Diversiteit & Inclusie in de culturele sector raakt weer eens uit zicht. Tegen alle goede bedoelingen in.

Schermafbeelding van deel interviewClose Up:“Diversiteitsadviseur” op Culture Vacatures, 12 mei 2022.

Pleidooi voor scheiding van staat en landbouwlobby

Schermafbeelding van deel artikelWij, kiezers en belastingbetalers, worden met open ogen opgelicht door de veelobby‘ van Tim Reijsoo in de Volkskrant, 21 augustus 2022.

Mijn instemmende reactie op het opinie-artikel van Tim Reijsoo in de Volkskrant van 21 augustus 2022:

Eens met het commentaar. Zoals Tim Reijsoo opmerkt is het merkwaardig dat we de deconstructieve macht van de landbouwlobby kennen, maar die merkbaar niet terug kunnen dringen. De landbouwlobby heeft VVD en CDA vooral op regionaal niveau in de zak.

De agro-industrie zal haar verdienmodel van optimaal producerende melkveeboeren niet vrijwillig opgeven. Maar de politiek is onmachtig en heeft met het CDA een verrader van de algemene zaak in het kabinet om dat krachtig te veranderen. Hoewel minister Van der Wal voet bij stuk houdt.

Er zijn nog drie aspecten die genoemd hadden kunnen worden:

1) De media zitten ook steeds meer in de zak van de radicale boeren en de agro-industrie. Als de boeren een overleg hebben met Remkes dan besteedt het NOS Journaal daar zoveel zendtijd aan zonder enige kritische duiding dat het sterk lijkt dat de NOS promotie voor boeren en agro-industrie maakt. De publieke omroep laat zich intimideren en houdt de rug uit lafheid niet langer recht. Als de natuur- en milieuorganisaties een week later ook zo’n overleg hebben met Remkes dan doet het NOS Journaal dat af in 30 seconden.

2) De invloed van de boeren en boerenorganisaties doet zich op het laagste democratische niveau vooral gelden in besturen van waterschappen die op ondemocratische wijze worden gekozen. Met zetels voor belangengroepen. Daar wordt beslist om het waterpeil in polders en weteringen laag te houden omdat dit de boeren dient, maar niet de burgers en Nederland als geheel. Zie de huidige lage waterstand die daar mede een gevolg van is.

3) De Nederlandse boeren werken voor meer dan 75% voor de export. De voedselvoorziening van Nederland komt met het reduceren van de veestapel met 50% dus niet in gevaar. Duurzaam producerende boeren zouden meer steun van politiek, media en publieke opinie moeten krijgen. Ze geven het voorbeeld voor de toekomst van de Nederlandse landbouwsector: kwaliteit boven kwantiteit. Het bovenproportioneel beslag dat vooral de melkveeboeren leggen op de grond is onhoudbaar en niet meer van deze tijd in een zich ontwikkelend Nederland (Ruimtelijke Ordening) waar woningbouw, infrastructuur, bedrijven en natuur en ontspanning hun plek moeten kunnen vinden.

Het Westen heeft meer opties dan sancties en praten met de Russische Federatie over Oekraïne. De politieke wil ontbreekt om ze in te zetten

Schermafbeelding van artikelPoetin voert druk rond Oekraïne op, het Westen heeft weinig opties‘ van Peter Giesen in de Volkskrant, 10 december 2021.

Update 7 december 2022: In een column in NRC van 1 december 2022 zegt Hubert Smeets dat John Mearsheimer een intellectuele oplichter is. Dat ben ik met hem eens. Hier heb ik meermalen betoogd dat het betoog van Mearsheimer onwetenschappelijk eenzijdig en pro-Kremlin is. Per saldo zijn de beweringen van Mearsheimer niet beter onderbouwd dan die van de in 2020 gestorven Kremlin-Versteher Stephan F. Cohen. Maar ik ben het oneens met Smeets dat Mearsheimer zich pas in 2022 ontmaskerd heeft als ondeugdelijke wetenschapper. Die ontmaskering was na 2014 al jaren zichtbaar.

Dit schreef ik op 11 december 2021:

Peter Giesen geeft in een artikel in De Volkskrant een overzicht over de spanning rond Oekraine en de dreiging van een grootschalige Russische invasie die eind januari 2022 wordt verwacht, maar tegelijk niet als aannemelijk wordt ingeschat.

Er lijkt een dimensie in het artikel te ontbreken. Giesen redeneert vanuit het verleden van de traditionele machtspolitiek en trekt die lijn door naar het heden. Zeg maar het neorealisme van John Mearsheimer en Henry Kissinger dat in Nederland vaak door Rob de Wijk wordt verwoord. Maar dat kan niet ongestraft.

Sinds het eind van de Koude Oorlog in 1991 is er in 30 jaar wel iets veranderd. Zowel in de machtsverhoudingen van een versterkt Oost-Europa en een verzwakte Russische Federatie die bij lange na niet de positie inneemt die ooit de Sovjet-Unie had. Tel daarbij op de toegenomen macht van China en de afgenomen macht van West-Europa en het beeld dat resteert is verminderde blokvorming en toegenomen fragmentatie in de mondiale machtsverhoudingen. Het is bij dit soort vergelijkingen tussen toen en nu daarom de vraag hoe zinvol het is om de blauwdruk van de Koude Oorlog te projecteren op het heden.

Giesen zegt dat het Westen twee opties heeft: ‘Dreigen met sancties en praten‘. Dat zijn zeker de eerste opties, maar de beperking tot deze twee opties lijkt een te beperkt beeld te geven van de timmerkast waaruit VS en EU kunnen putten. Er zijn een derde, vierde en vijfde optie mogelijk om het leiderschap in het Kremlin onder druk te zetten. Het merkwaardige is dat ze voor de hand liggen, maar toch tot nu toe niet ingezet zijn. Maar de opties bestaan wel degelijk. Het Westen heeft dus meer middelen tot haar beschikking dan uit Giesens artikel blijkt. De politieke wil ontbreekt echter om ze krachtig in te zetten. Het Westen heeft één arm vrijwillig op de eigen rug gebonden.

Een derde optie is meer leveranties van geavanceerd militair materieel aan de Oekraïense krijgsmacht binnen het kader van het door de NAVO geïnitieerde Comprehensive Assistance Package. Bijvoorbeeld via welwillende bondgenoten en NAVO-leden als Turkije, Kroatie, Tsjechië, Litouwen, Polen en Canada. Hiermee kan Oekraïne dit geavanceerd materiaal in de frontlinie inzetten bij een Russische inval. Die inzet is nu aan strikte voorwaarden gebonden.

Een vierde optie is het serieus werk gaan maken van een hybride oorlog tegen de Russische Federatie. Dat geeft het Kremlin dan een koekje van eigen deeg, want het mengt zich via trollfabrieken, computerhacks en het kopen van westerse politici al langer in de publieke opinie van westerse landen. Ofwel met kwaadaardige invloed. Dat kan door verhevigde computer aanvallen op de Russische energiesector. Dat komt dan bovenop genoemde economische sancties die de export van de Russische energiesector naar Europa beperken. Essentieel kan een brede, langlopende op de Russische bevolking gerichte informatiecampagne zijn die tot doel bewustwording heeft om de Russen ervan te overtuigen dat hun leiders niet het volk en het land, maar het eigenbelang dienen. Dat sluit aan bij de afnemende populariteit van Poetin die laag in de 30% is. Ook kan de etnische kaart getrokken worden door nationale, etnische en religieuze minderheden die door Moskou worden onderdrukt actief bij te staan in hun streven naar autonomie. Want er bestaat in deze veelvolkerenstaat veel onrust.

Een vijfde optie in het verlengde van de bewustwordingscampagne is een frontale aanval op het leiderschap in het Kremlin door de bekendmaking uit geheime bronnen van Westerse inlichtingendiensten van hun corruptie en roofpraktijken. Dat wordt tot nu toe in de relatie tussen landen ingeschat als not done en daarom niet ingezet, maar de optie of de dreiging ermee om de corruptie van de leiders in het Kremlin en hun zakenpartners gedetailleerd naar buiten te brengen bestaat en kan een rol in de diplomatie spelen. Hiervoor pleit de Amerikaans-Britse zakenman Bill Browder al jaren, maar in de top van de westerse regeringen krijgt hij hiervoor tot nu toe geen gehoor. Hij meent dat president Poetin een vermogen van meer dan 200 miljard dollar heeft dat hij gestolen heeft van het Russische volk.

Als het Westen deze opties op een slimme en gecoördineerde manier zou weten uit te spelen, dan heeft het een eigen asynchroon antwoord op de Russische agressie. Maar ze zijn blijkbaar zo ver weggezakt in de publieke opinie dat een goed geïnformeerde journalist als Peter Giesen het niet eens meer de moeite vindt om ze te noemen. Het lijkt dat het vooral in de eigen bewustwording fout gaat in het antwoord van het Westen op de politiek van het Kremlin.