Pontzen laat gaten vallen in zijn betoog over modernisme, Christiaan Braun en het Stedelijk Museum

Schermafbeelding van deel artikelWaarom ‘moraalridders en fatsoensrakkers’ in musea soms hard nodig zijn‘ van Rutger Pontzen in de Volkskrant, 17 mei 2023.

Kunstredacteur Rutger Pontzen en de Volkskrant waarin hij schrijft voeden bij velen de impressie van knorrigheid. Niet kritisch, maar nurks. Dat is een houding waar Pontzen en de Volkskrant mee worden geassocieerd. Als dat gecombineerd wordt met makkelijk populisme, dan wordt dat voor velen onuitstaanbaar.

In het opinie-artikelWaarom ‘moraalridders en fatsoensrakkers’ in musea soms hard nodig zijn‘ van 17 mei 2023 bevestigt Pontzen deze indruk. Hij waagt zich in het identiteitsdebat over het Stedelijk Museum. Dat tot nu toe vooral in NRC gevoerd werd. De meeste deelnemers eraan hebben vooral zichzelf te kijk gezet. Het debat kent weinig winnaars. Pontzen onttrekt zich niet aan de neergaande spiraal.

Pontzens taalgebruik valt op. Met negatieve bewoordingen schildert hij degenen af met wie hij zegt het niet eens te zijn. Jan Christiaan Braun ‘raast‘ en met Jan Dibbets is hij volgens Pontzen ‘de Statler en Waldorf van de beeldende kunst‘. Het lijkt er sterk op dat Pontzen zijn eigen mopperen op anderen projecteert.

Schermafbeelding van deel artikelWaarom ‘moraalridders en fatsoensrakkers’ in musea soms hard nodig zijn‘ van Rutger Pontzen in de Volkskrant, 17 mei 2023.

Pontzen weerlegt niet de kritiek van Christiaan Braun over de inmenging van de Amsterdamse politiek in het inhoudelijke beleid van het Stedelijk. Hij stemt in met de kritiek van Christiaan Braun, maar maakt dan ineens een sprongetje als hij zegt: ‘dat de politiek zich daar nu wél mee bemoeit ligt ook aan de musea zelf‘. Niemand ontkent dat. Pontzten presenteert een cliché als nieuwe ingeving.

Het merkwaardige is dus dat Pontzen het uiteindelijk met Dibbets en Christiaan Braun eens is als hij zegt: ‘(..) dat de politiek zich daar nu wél mee bemoeit ligt ook aan de musea zelf. Veel musea voor moderne en hedendaagse kunst pretendeerden avant-gardistisch te zijn, met een vooruitziende blik op wat komen gaat en op wat moet gaan gebeuren. Maar wat is de afgelopen twintig jaar gebleken: ze hebben zitten suffen.

Dat komt neer op wat Christiaan Braun zegt in zijn opinie-artikel van 29 januari 2023 over het Stedelijk Museum dat dit debat revitaliseerde. Namelijk ‘Dit staaltje van inhoudelijke inmenging in het museumbeleid door de gemeente en het voor het blok zetten van het museum met toepassing van keiharde chantage‘ wil zeggen dat het Stedelijk zich door de lokale politiek de kaas van het brood laat eten.

Dat begon trouwens al vóór het directoraat van Wolfs toen bestuurders als Rijkman Groenink, Alexander Ribbink en Rob Defares in samenspraak met onder meer de toenmalige directeuren Ann Goldstein en Beatrix Ruf opteerden voor een avant-gardistische agenda. Eigenlijk was het nog schrijnender omdat ze de banden met de kunsthandel vermengden met hun functie. Het Stedelijk was een verdienmodel geworden voor bestuurders. Op die basis én beeldvorming moet Wolfs bouwen.

Pontzen heeft veel woorden nodig, en vermengt van alles met alles, maar weet ermee het gat in zijn betoog niet te dichten. Dat gat bestaat eruit dat de recente kritiek van Christiaan Braun en Dibbets op het Stedelijk niet zozeer kritiek op inclusiviteit in musea is, maar kritiek op het functioneren van het museum en directeur Wolfs die zich door de politiek laat sturen en buiten-artistieke overwegingen te sterk laat meewegen. Pontzen maakt het breed en verliest zo de focus van dit debat over identiteitspolitiek in musea uit het oog.

Pontzen maakt een karikatuur van Christiaan Braun en Dibbets, en uiteindelijk vooral van zichzelf. Het ontbreekt hem niet aan zelfkennis als hij zich schaart in ‘een relatief klein clubje witte, mannelijke, westerse, academisch gevormde smaakmakers‘. Maar dat toegeven is nog geen aflaat waarmee hij wegkomt. Hij legt zichzelf een spreekverbod op om vervolgens niet meer te stoppen met praten.

Pontzen bedoelt het ongetwijfeld goed, maar door zijn zure toon en springerig betoog zit hij zijn eigen opinie in de weg. Vraag die hij zou moeten beantwoorden is wat de beste aanpak is om op een organische en niet modieus-politieke wijze inclusiviteit en diversiteit binnen het Stedelijk te vergroten. Waarbij de directie zelf over het eigen inhoudelijke beleid beschikt om dat te realiseren. Dat is de interessante vraag waarmee dit debat over identiteit verder komt en niet in boosheid achterom kijkt.

De Volkskrant verwijdert cartoon van Collignon

Verklaring hoofdredactie Volkskrant, 15 december 2022.

Er is een kwestie over een cartoon. Het gaat om onderstaande cartoon van Jos Collignon in de Volkskrant die door de hoofdredactie wordt verwijderd ‘van de site en al onze uitingen’ omdat deze volgens deze hoofdredactie ‘Marokkanen – in Marokko en in de diaspora – stigmatiseert.

De tekening is volgens deze verklaring ‘In strijd met wat we als krant willen zijn’. Dat is een navolgbaar standpunt. De tekening zou haaks staan op de Volkskrant, dat tegelijk zegt dat het de vrijheid van columnisten en cartoonisten ‘een groot goed’ vindt.

Maar navolgbaarheid geldt niet voor de volgende uitspraak als de hoofdredactie meent dat bij de tekening ‘de grenzen van de humor overschreden’ zijn. Dat roept de vraag op of hoe de grenzen van de humor kunnen worden overschreden. Is dat per definitie mogelijk of is het een ongelukkige, te haastig gemaakte formulering? De hoofdredactie lijkt een filosofische uitspraak te doen over de grenzen aan de humor die het niet kan onderbouwen. Wie grenzen van de humor vaststelt, maakt humor tandeloos en ondergeschikt zodat het geen humor meer is.

Tweet van Jos Collignon met afbeelding van gewraakte cartoon, 15 december 2022.

De cartoon toont twee Marokkaanse voetballers op een scooter die wegrijden met de wereldbeker in handen, de trofee van het WK Voetbal in Qatar. FIFA-president Gianni Infantino kijkt ze verbaasd na. De tekening suggereert dat de wereldbeker uit zijn handen is gegrist. Collignon heeft op sociale media veel kritiek gekregen dat hij de Marokkaanse vlag niet heeft voorzien van een vijfpuntige, maar zespuntige ster.

Dat de hoofdredactie afstand neemt van de cartoon van Collignon heeft te maken met oordelen en vooroordelen over jeugdige, stelende Marokkaanse Nederlanders. In die beeldvorming gaat de hoofdredactie amechtig mee. De hoofdredactie lijkt met haar verklaring te zeggen dat de cartoon van Collignon plat is en slechts een laag bevat.

Maar de cartoon kan ook op een ander niveau gelezen worden. Namelijk van vrijbuiter Marokko die niet meegaat in de corruptie van de FIFA en de angst van voetbalbonden om zich uit te laten over alle misstanden in Qatar en eigenhandig de wereldbeker opeist. Als een moderne Robin Hood die steelt van de rijken.

Dat komt naast de kritiek van vele kanten op de arbitrage die meent dat de FIFA aanstuurde op een finale Frankrijk-Argentinië en andere ploegen zoals die van Engeland, Marokko, Kroatië en Nederland bewust heeft benadeeld in de arbitrage.



Er is onvoldoende toezicht op brede toepassing van Code Diversiteit & Inclusie in culturele sector

Schermafbeelding van deel interviewClose Up:“Diversiteitsadviseur” op Culture Vacatures, 12 mei 2022.

Van de Code Diversiteit & Inclusie in de culturele sector (2019) ben ik in theorie een groot voorstander. De code is in 2019 verbreed en dat geeft het in mijn ogen meerwaarde en evenwicht. Maar als de code in de praktijk te beperkt en eenzijdig wordt toegepast, dan ben ik er een tegenstander van. Het risico zit erin dat de gedragscode ‘een instrument van zelfregulering‘ is. Er is geen toezicht op dat de gedragscode goed wordt toegepast.

De site Code Culturele Diversiteit zegt over die verbreding in een bericht van vermoedelijk 2019 op de voorpagina: ‘Het actuele debat over een inclusieve samenleving en gelijke kansen voor iedereen heeft geleid tot een nieuwe, breder inzetbare gedragscode. Het perspectief op het onderwerp is verbreed van culturele diversiteit naar diversiteit en inclusie.’ Wat de status van deze site is en hoe de kwaliteit van het eigen aanbod is gegarandeerd valt niet na te gaan.

De Code Diversiteit & Inclusie geeft weer wat die verbreding en de nieuwe opvatting van diversiteit inhoudt:

Schermafbeelding van deel paragraaf ‘Diversiteit’ in de Code Diversiteit & Inclusie in de culturele sector (2019).

Met dat pre-2019 niet-verbrede begrip ‘culturele diversiteit‘ wordt in het algemeen verwezen naar een ‘culturele en etnische achtergrond’ van wat ook wel minderheidsgroepen worden genoemd. Dat kan gaan over werknemers, een verzamelbeleid of het geven van prijzen. Het streven is een betere representatie van minderheidsgroepen of achtergestelde groepen.

Uit de actualiteit van het toekennen van prijzen in de kunstsector lijkt het er vaak op dat het nog 2019 is. Etniciteit blijkt en blijft op het oog een belangrijk criterium voor het toekennen van prijzen. Naast gender. Alsof nog steeds onrecht moet worden rechtgetrokken. Er zijn gelukkig uitzonderingen, zoals de nominatie van Bruin Parry (die ‘een chromosoompje meer heeft‘) voor De Volkskrant Beeldende Kunst Prijs 2022. Prima gedaan jury, om de Code Diversiteit & Inclusie nu in de praktijk breed toe te passen zoals het bedoeld is.

De brede opvatting klinkt nog onvoldoende door in de kunst- en museumsector. De huidige toepassing is aan de mode van politieke druk onderhevig. Waar zijn de benoemingen, prijzen en kunstaankopen van mensen met een ‘lage’ sociaaleconomische status? Of van mensen met een geestelijke of lichamelijke beperking? Of van mensen met een ‘laag’ opleidingsniveau?

Het is opvallend dat de Code Diversiteit & Inclusie (nog steeds) zo slecht wordt toegepast. Diversiteit & Inclusie is een hele industrie geworden die zich nog steeds in de pioniersfase bevindt en onvoldoende gereguleerd is.

Dat blijkt onder meer uit genoemde site Code Culturele Diversiteit waar zich een kleine 50 ‘Diversiteitsexperts‘ hebben aangemeld. Er staat: ‘Instellingen die aan de slag willen met de Code Culturele Diversiteit en Inclusie en niet de kennis in huis hebben om hier serieus handen en voeten aan te geven, kunnen op zoek gaan in het onderstaande overzicht van experts en gespecialiseerde bureaus.’ Het toont vrijblijvend. Waaruit bestaat het toezicht op de brede toepassing van de Code Diversiteit & Inclusie en op de kwaliteit van de ‘diversiteitsexperts‘?

Diversiteitsadviseur in de cultuursector Mourad El Moussati die onder meer door Museum Boijmans van Beuningen in de arm wordt genomen reflecteert op zijn werk in een interview met Culturele Vacatures dat helder wil krijgen wat een diversiteitsadviseur in de culturele sector is.

In het interview loopt El Moussati ongemerkt in de val van een beperkte opvatting van diversiteit. Omdat het zo leerzaam is om te zien is dit interview een voorbeeld van hoe het niet moet. In theorie zet hij overtuigend en professioneel uiteen hoe breed diversiteit is en hoe instellingen goed moeten nadenken hoe ze met diversiteit aan de slag gaan. Tot zover klinkt het verstandig en aannemelijk.

Maar dan kiest het interview een foute afslag als de interviewster El Moussati’s eigen achtergrond erbij haalt. Dan trapt hij in de val van de etniciteit en migratieachtergrond door daar te veel in mee te gaan. Terwijl hij zojuist uitgelegd heeft dat diversiteit breed is en meer is dan etniciteit. Hij wordt gedwongen zichzelf tegen te spreken. Alsof zijn eigen achtergrond de kwestie diversiteit verduidelijkt. De brede toepassing van de Code Diversiteit & Inclusie in de culturele sector raakt weer eens uit zicht. Tegen alle goede bedoelingen in.

Schermafbeelding van deel interviewClose Up:“Diversiteitsadviseur” op Culture Vacatures, 12 mei 2022.

Pleidooi voor scheiding van staat en landbouwlobby

Schermafbeelding van deel artikelWij, kiezers en belastingbetalers, worden met open ogen opgelicht door de veelobby‘ van Tim Reijsoo in de Volkskrant, 21 augustus 2022.

Mijn instemmende reactie op het opinie-artikel van Tim Reijsoo in de Volkskrant van 21 augustus 2022:

Eens met het commentaar. Zoals Tim Reijsoo opmerkt is het merkwaardig dat we de deconstructieve macht van de landbouwlobby kennen, maar die merkbaar niet terug kunnen dringen. De landbouwlobby heeft VVD en CDA vooral op regionaal niveau in de zak.

De agro-industrie zal haar verdienmodel van optimaal producerende melkveeboeren niet vrijwillig opgeven. Maar de politiek is onmachtig en heeft met het CDA een verrader van de algemene zaak in het kabinet om dat krachtig te veranderen. Hoewel minister Van der Wal voet bij stuk houdt.

Er zijn nog drie aspecten die genoemd hadden kunnen worden:

1) De media zitten ook steeds meer in de zak van de radicale boeren en de agro-industrie. Als de boeren een overleg hebben met Remkes dan besteedt het NOS Journaal daar zoveel zendtijd aan zonder enige kritische duiding dat het sterk lijkt dat de NOS promotie voor boeren en agro-industrie maakt. De publieke omroep laat zich intimideren en houdt de rug uit lafheid niet langer recht. Als de natuur- en milieuorganisaties een week later ook zo’n overleg hebben met Remkes dan doet het NOS Journaal dat af in 30 seconden.

2) De invloed van de boeren en boerenorganisaties doet zich op het laagste democratische niveau vooral gelden in besturen van waterschappen die op ondemocratische wijze worden gekozen. Met zetels voor belangengroepen. Daar wordt beslist om het waterpeil in polders en weteringen laag te houden omdat dit de boeren dient, maar niet de burgers en Nederland als geheel. Zie de huidige lage waterstand die daar mede een gevolg van is.

3) De Nederlandse boeren werken voor meer dan 75% voor de export. De voedselvoorziening van Nederland komt met het reduceren van de veestapel met 50% dus niet in gevaar. Duurzaam producerende boeren zouden meer steun van politiek, media en publieke opinie moeten krijgen. Ze geven het voorbeeld voor de toekomst van de Nederlandse landbouwsector: kwaliteit boven kwantiteit. Het bovenproportioneel beslag dat vooral de melkveeboeren leggen op de grond is onhoudbaar en niet meer van deze tijd in een zich ontwikkelend Nederland (Ruimtelijke Ordening) waar woningbouw, infrastructuur, bedrijven en natuur en ontspanning hun plek moeten kunnen vinden.

Het Westen heeft meer opties dan sancties en praten met de Russische Federatie over Oekraïne. De politieke wil ontbreekt om ze in te zetten

Schermafbeelding van artikelPoetin voert druk rond Oekraïne op, het Westen heeft weinig opties‘ van Peter Giesen in de Volkskrant, 10 december 2021.

Update 7 december 2022: In een column in NRC van 1 december 2022 zegt Hubert Smeets dat John Mearsheimer een intellectuele oplichter is. Dat ben ik met hem eens. Hier heb ik meermalen betoogd dat het betoog van Mearsheimer onwetenschappelijk eenzijdig en pro-Kremlin is. Per saldo zijn de beweringen van Mearsheimer niet beter onderbouwd dan die van de in 2020 gestorven Kremlin-Versteher Stephan F. Cohen. Maar ik ben het oneens met Smeets dat Mearsheimer zich pas in 2022 ontmaskerd heeft als ondeugdelijke wetenschapper. Die ontmaskering was na 2014 al jaren zichtbaar.

Dit schreef ik op 11 december 2021:

Peter Giesen geeft in een artikel in De Volkskrant een overzicht over de spanning rond Oekraine en de dreiging van een grootschalige Russische invasie die eind januari 2022 wordt verwacht, maar tegelijk niet als aannemelijk wordt ingeschat.

Er lijkt een dimensie in het artikel te ontbreken. Giesen redeneert vanuit het verleden van de traditionele machtspolitiek en trekt die lijn door naar het heden. Zeg maar het neorealisme van John Mearsheimer en Henry Kissinger dat in Nederland vaak door Rob de Wijk wordt verwoord. Maar dat kan niet ongestraft.

Sinds het eind van de Koude Oorlog in 1991 is er in 30 jaar wel iets veranderd. Zowel in de machtsverhoudingen van een versterkt Oost-Europa en een verzwakte Russische Federatie die bij lange na niet de positie inneemt die ooit de Sovjet-Unie had. Tel daarbij op de toegenomen macht van China en de afgenomen macht van West-Europa en het beeld dat resteert is verminderde blokvorming en toegenomen fragmentatie in de mondiale machtsverhoudingen. Het is bij dit soort vergelijkingen tussen toen en nu daarom de vraag hoe zinvol het is om de blauwdruk van de Koude Oorlog te projecteren op het heden.

Giesen zegt dat het Westen twee opties heeft: ‘Dreigen met sancties en praten‘. Dat zijn zeker de eerste opties, maar de beperking tot deze twee opties lijkt een te beperkt beeld te geven van de timmerkast waaruit VS en EU kunnen putten. Er zijn een derde, vierde en vijfde optie mogelijk om het leiderschap in het Kremlin onder druk te zetten. Het merkwaardige is dat ze voor de hand liggen, maar toch tot nu toe niet ingezet zijn. Maar de opties bestaan wel degelijk. Het Westen heeft dus meer middelen tot haar beschikking dan uit Giesens artikel blijkt. De politieke wil ontbreekt echter om ze krachtig in te zetten. Het Westen heeft één arm vrijwillig op de eigen rug gebonden.

Een derde optie is meer leveranties van geavanceerd militair materieel aan de Oekraïense krijgsmacht binnen het kader van het door de NAVO geïnitieerde Comprehensive Assistance Package. Bijvoorbeeld via welwillende bondgenoten en NAVO-leden als Turkije, Kroatie, Tsjechië, Litouwen, Polen en Canada. Hiermee kan Oekraïne dit geavanceerd materiaal in de frontlinie inzetten bij een Russische inval. Die inzet is nu aan strikte voorwaarden gebonden.

Een vierde optie is het serieus werk gaan maken van een hybride oorlog tegen de Russische Federatie. Dat geeft het Kremlin dan een koekje van eigen deeg, want het mengt zich via trollfabrieken, computerhacks en het kopen van westerse politici al langer in de publieke opinie van westerse landen. Ofwel met kwaadaardige invloed. Dat kan door verhevigde computer aanvallen op de Russische energiesector. Dat komt dan bovenop genoemde economische sancties die de export van de Russische energiesector naar Europa beperken. Essentieel kan een brede, langlopende op de Russische bevolking gerichte informatiecampagne zijn die tot doel bewustwording heeft om de Russen ervan te overtuigen dat hun leiders niet het volk en het land, maar het eigenbelang dienen. Dat sluit aan bij de afnemende populariteit van Poetin die laag in de 30% is. Ook kan de etnische kaart getrokken worden door nationale, etnische en religieuze minderheden die door Moskou worden onderdrukt actief bij te staan in hun streven naar autonomie. Want er bestaat in deze veelvolkerenstaat veel onrust.

Een vijfde optie in het verlengde van de bewustwordingscampagne is een frontale aanval op het leiderschap in het Kremlin door de bekendmaking uit geheime bronnen van Westerse inlichtingendiensten van hun corruptie en roofpraktijken. Dat wordt tot nu toe in de relatie tussen landen ingeschat als not done en daarom niet ingezet, maar de optie of de dreiging ermee om de corruptie van de leiders in het Kremlin en hun zakenpartners gedetailleerd naar buiten te brengen bestaat en kan een rol in de diplomatie spelen. Hiervoor pleit de Amerikaans-Britse zakenman Bill Browder al jaren, maar in de top van de westerse regeringen krijgt hij hiervoor tot nu toe geen gehoor. Hij meent dat president Poetin een vermogen van meer dan 200 miljard dollar heeft dat hij gestolen heeft van het Russische volk.

Als het Westen deze opties op een slimme en gecoördineerde manier zou weten uit te spelen, dan heeft het een eigen asynchroon antwoord op de Russische agressie. Maar ze zijn blijkbaar zo ver weggezakt in de publieke opinie dat een goed geïnformeerde journalist als Peter Giesen het niet eens meer de moeite vindt om ze te noemen. Het lijkt dat het vooral in de eigen bewustwording fout gaat in het antwoord van het Westen op de politiek van het Kremlin.

Musea en kunstinstellingen kunnen hun positie versterken tegenover activisten en politiek door serieus werk te maken van diversiteit en inclusie. Verbreding naar beperking, sociaaleconomische status, opleidingsniveau en leeftijd biedt kansen

Schermafbeelding van deel artikelMoeten we kunst van vrouwelijke kunstenaars wel bundelen?‘ van Wieteke van Zeil in de Volkskrant, 16 november 2021.

Voor wie van identiteitspolitiek houdt is koppelen, ontkoppelen, promoten en blokkeren van groepen een zichtbaar middel om zichzelf en de eigen groep of de groep waarvoor men zich sterk maakt te begunstigen. Er wordt op universiteiten, media en in musea tegenwoordig volop gebundeld. Dat is een proces dat voorlopig niet meer terug te draaien is. Het kan hooguit afgezwakt worden. 

Er is een analogie. Religie kan het best bestreden worden door het begrip van wat religie is te verbreden. De beste tactiek is dus niet de bestaande geharnaste religieuze organisaties frontaal aan te vallen, maar zijdelings. Door er meer van hetzelfde naast te zetten, zodat het idee van religie verwatert. Zodat de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster, de Church of Cannabis en allerlei organisaties die zich om welke redenen dan ook willen beschouwen als godsdienst juridisch en maatschappelijk op gelijke hoogte komen met bestaande godsdiensten. 

Zo werkt het ook met de begrippen diversiteit en inclusie, kortom de representatie van minderheden in de kunst. Tot nu toe worden die in de publieke opinie eenzijdig opgevat als een aangelegenheid van gender of huidskleur/etniciteit. Activisten op universiteiten en academies hebben daar de afgelopen jaren succesvol aandacht voor opgeëist. Dat betreft inderdaad minderheden die in de kunst ondervertegenwoordigd zijn, maar het hele verhaal is dat het niet de enige minderheden zijn die achtergesteld worden.

Het is zo dat binnen het scala aan verschillen tussen mensen door het hedendaagse activisme waar het management van musea en academies angstvallig voor door de knieën gaat de scheefgroei binnen de minderheden is toegenomen. Dat vertaalt zich in verdeling van budgetten, publiciteit en functies.

Door de begrippen diversiteit en inclusie op te vatten zoals het theoretisch in de code die onder meer het Mondriaan Fonds hanteert bedoeld is kan die scheefgroei gecorrigeerd worden. Het taboe binnen het taboe is dat gender en huidskleur/etniciteit politieke rugwind hebben en beperking, sociaaleconomische status, opleidingsniveau en leeftijd niet. Het huidige politieke klimaat maakt het praktisch onmogelijk om voor laatstgenoemde verschillen de aandacht te krijgen die ze verdienen. Het artikel in de Volkskrant werkt daar indirect en onbewust aan mee. Waarom luidt de kop niet ‘Moeten we kunst van kunstenaars met een lage sociaaleconomische status wel bundelen?

Het is niet zinvol om de geharnaste activisten op het gebied van gender en huidskleur/etniciteit die gaan voor meer representatie in collecties, media en in tentoonstellingen en trouwens goede argumenten hebben frontaal aan te vallen. Ze hebben in hun emancipatiestrijd posities veroverd en laten zich daar niet zomaar uit verdrijven. Want niemand geeft vrijwillig de eigen macht op. Ook niet degenen die dat doen onder het mom om de macht te willen herverdelen. Te beginnen met zichzelf. 

Voor wie dat politieke activisme van een goed georganiseerde minderheid van activisten op het gebied van gender en huidskleur/etniciteit wil relativeren is de beste tactiek om aandacht te vragen voor kunstenaars met een beperking, een lage sociaaleconomische status, een bescheiden opleidingsniveau en gevorderde leeftijd.

Er is nog een lange weg te gaan voordat deze achtergestelde groepen in media en bij musea en kunstinstellingen evenveel aandacht en budget krijgen als de op dit moment politiek populaire minderheden. Dat is een lang en complex proces van bewustwording bij alle betrokkenen met verschillende snelheden, verwachtingspatronen, machtsposities, afweermechanismen en emoties. 

Het is voor media of musea niet sexy om een oudere kunstenaar van 75 jaar, een stotterende of hinkende kunstenaar, of een kunstenaar met een lage sociaaleconomische status en een bescheiden opleidingsniveau die het publicitair niet goed doet en geen politieke statements uit de mouw schudt op het podium van een demonstratie op het Malieveld, aan de tafel van een talkshow, op een bijeenkomst van een politieke partij of op een kunstenaarsgesprek in een museum te presenteren. Maar het is hard nodig als de kunstwereld en de media de begrippen inclusie en diversiteit eindelijk gaan opvatten zoals ze theoretisch in de code gedefinieerd zijn. Breder dan ze nu opgevat worden. 

Inclusie in de kunst bestaat er voor beleidsmakers bij instellingen uit om verder te denken dan de waan van de dag en uit angst en gemakzucht het politieke activisme dat nu het best georganiseerd is en zich kan beroepen op de meeste politieke steun te bedienen. Echte inclusie is dat de musea en kunstinstellingen het opnemen voor de minderheden die slecht in staat zijn om voor zichzelf op te komen. Vanwege een ontbrekend netwerk, gebrekkige sociale handigheid of ontbrekende verbale en intellectuele kwaliteiten.

Winst voor musea en kunstinstellingen is in dat geval dat ze zich door deze Bewustwording 2.0 evenwichtiger en breder zullen kunnen opstellen en het initiatief en de geloofwaardigheid terug kunnen nemen die ze de afgelopen jaren door zowel de agitatie van genoemde activisten als de neerbuigendheid van de politiek verloren hebben.

Door het debat te verbreden kunnen musea en kunstinstellingen zich bevrijden van de eenzijdige claim waarmee hedendaagse activisten tot nu toe succesvol delen van de kunstsector gijzelen. Als musea zich maatschappelijk relevanter maken dan nu (wat iets anders is dan meegaan in een politieke mode) zonder overigens de te tonen kunst aan dat doel ondergeschikt te maken, dan maken ze zich ook sterker door zich minder afhankelijk te maken van de politiek die kunst en musea gebruikt als verlengde van de eigen beleidsdoelen.

Maakster podcast Deventer Moordzaak heeft kritiek op Maurice de Hond en media die zijn beweringen klakkeloos overnamen

Laatst schreef ik een commentaar over een cartoon van Maurice de Hond door Joost Halbertsma in De Volkskrant. Die had volgens sommigen een antisemitisch karakter. Ik vond dat niet. De cartoon ging over de Deventer moordzaak. Wat er gebeurde was typisch voor het opereren van De Hond in de publieke opinie en de media die zich telkens door hem laten intimideren. Het lukte De Hond door zijn goede netwerk de aanval op hem af te leiden door de cartoon te framen als antisemitisch. De Hond is van joodse afkomt. De Hond kreeg het gedaan dat Halbertsma en hoofdredacteur Pieter Klok afstand namen van de cartoon. De media en politici als Lodewijk Asscher hadden niet eens door dat ze zich opnieuw lieten gebruiken door De Hond.

Ik schreef over de manipulatie van De Hond die in Halberstma’s cartoon werd gethematiseerd: ‘Zonder diepgaande deskundigheid dringt hij zich in de publieke opinie telkens op als deskundige in zaken waar hij geen professionele binding mee heeft. Dat was zo in de Deventer moordzaak en is zo bij de coronapandemie. De Hond dringt zich op en heeft door zijn netwerk in de media toegang tot studio’s en redacties. Hij bespeelt de media en richt veel schade aan. Zo vergezocht is het dus niet van Halbertsma om hem als een poppenspeler af te beelden. Een botte bijl in De Honds handen was wellicht nog een geschikter beeld geweest’. 

Annegriet Wietsma heeft een podcast gemaakt over de rol van De Hond in de Deventer moordzaak. De titel ervan is veelzeggend: de ‘Deventer Mediazaak’. Volgens Wietsma heeft De Hond gezorgd voor een framing waardoor de schuld van de veroordeelde dader (Ernest Louwes) werd betwist en iemand die er niks mee te maken had, namelijk ‘de klusjesman’ (Michael de Jong) verdacht werd gemaakt. De media hebben zich volgens haar op een makkelijke manier door De Hond om de tuin laten leiden. Ze namen De Honds bewering klakkeloos over. Die misleiding door De Hond en het ontbreken van kritisch vermogen (noem het: ‘journalistieke kwaliteit’) van de Nederlandse media is het onderwerp van de podcast.

Wietsma verwijt de media dat ze niet zorgvuldig gehandeld hebben in de Deventer moordzaak. Ze hebben volgens haar De Hond te veel ruimte gegeven en lieten na om hun feiten te checken. Zij vindt dat een slechte ontwikkeling en meent dat dat moet veranderen. De podcast is populair en dat wordt verklaard door de opkomst van én kritiek op fake news. De beïnvloeding van de publieke opinie door De Hond via de media en sociale media is een goed voorbeeld van fake news. De media hebben De Hond nooit afgedwongen dat hij zijn verontschuldiging aanbiedt aan Michael de Jong of het Nederlandse publiek voor zijn bewuste misleiding van de publieke opinie. De Hond heeft met zijn inmenging veel kwaad aangericht.

Is het terecht dat illustratie met Maurice de Hond wordt gereduceerd tot antisemitisme?

Illustratie van Joost Halbertsma in de Volkskrant, 19 april 2021.

Voor een cartoon van Joost Halbertsma met een afbeelding van Maurice de Hond als poppenspeler heeft hoofdredacteur Pieter Klok van de Volkskrant zijn excuses aangeboden. Volgens hem had de cartoon niet geplaatst moeten worden.

De reden die onder meer een bericht in Adformatie geeft is: ‘De illustratie heeft grote overeenkomsten met de historische antisemitische poppenspeler-tekeningen die worden gebruikt om een ‘joods complot’ tot wereldoverheersing uit te beelden’. De Hond heeft joodse ouders.

Is dit een overdreven reactie van Klok? Ik twijfel. Wie cartoons van de laatste jaren bekijkt ziet dat het beeld verdeeld is. Ja, joden als George Soros of Bernie Sanders werden afgebeeld als poppenspeler die anderen bespelen. Maar nee, ook niet-joden als Vladimir Poetin, de Chinese president Xi Jinping, Donald Trump of de Britse spindoctor Dominic Cummings werden afgebeeld als poppenspeler die anderen bespelen.

Hoe dan ook is de poppenspeler die anderen bespeelt geen exclusief joodse topos. Het is een universeel thema en komt in alle landen en culturen voor waar iemand ervan wordt verdacht aan de touwtjes te trekken en anderen voor zijn of haar karretje te spannen. Dat neemt niet weg dat het in joodse kringen gevoelig kan liggen en men daarom van goede huize moet komen om dit stereotypische beeld zorgvuldig te gebruiken.

De vraag waar het dus draait is of dat hier gebeurt en vanuit welke intentie illustrator Joost Halbertsma heeft gehandeld. Welke elementen in zijn cartoon heeft hij benadrukt en welke niet? Heeft hij karakteristieken gebruikt waarmee joden in anti-semitische spotprenten worden afgebeeld? Nee, dat lijkt hier niet het geval. De figuur die De Hond moet verbeelden lijkt eerder op een Russische gevangenisboef dan op een mythologische karikatuur à la Jud Süß.

Verder is De Hond iemand die dit beeld oproept. Zonder diepgaande deskundigheid dringt hij zich in de publieke opinie telkens op als deskundige in zaken waar hij geen professionele binding mee heeft. Dat was zo in de Deventer moordzaak en is zo bij de coronapandemie. De Hond dringt zich op en heeft door zijn netwerk in de media toegang tot studio’s en redacties. Hij bespeelt de media en richt veel schade aan. Zo vergezocht is het dus niet van Halbertsma om hem als een poppenspeler af te beelden. Een botte bijl in De Honds handen was wellicht nog een geschikter beeld geweest.

Wat verklaart dan de felle, afwijzende tweet van de joodse oud-leider van de PvdA Lodewijk Asscher? Hij noemt het een ‘hufterige cartoon’. Het zich beledigd voelen is subjectief. Noemt Asscher de cartoon hufterig omdat die oude anti-semitische stereotypen op zijn netvlies staan gebrand en hij onvoldoende beseft dat ze de afgelopen 80 jaar zijn overschreven door ander gebruik van dit motief dat niet per se antisemitisch van strekking is? En dat een jongere generatie waar Halbertsma een vertegenwoordiger van is daar heel anders naar kijkt?

Kortom, is hier sprake van te weinig gevoeligheid van de illustrator of overgevoeligheid van degenen die zich beledigd voelen en de cartoon reduceren tot een antisemitisch vehikel ? Of is het allebei waar? Dat Pieter Klok het niet eens is met de cartoon kan waar zijn, maar dat hij er in het openbaar afstand van neemt is nogal een rigoureuze stap omdat het de verloochening van de Volkskrant en illustrator Joost Halbertsma inhoudt.

De afrekencultuur als gevolg van identiteitsdenken heeft vandaag een slachtoffer gemaakt. Volgens sommigen is dat Maurice de Hond, volgens anderen illustrator Joost Halbertsma. Hoe dan ook is de vrije meningsuiting de getroffene. Dat zegt iets over onze gevoeligheid voor afwijkende meningen en de krimpende marges om nog iets te mogen vinden in de publieke opinie.

Kleine musea hebben kritiek op duur programma met sneltesten dat niet op hun lijf geschreven is

Terwijl de pandemie nog woedt zijn er initiatieven om de samenleving weer van het slot te krijgen. Er wordt 700 miljoen euro uitgetrokken voor een tijdelijk project met sneltesten. Dat is veel geld. Hoe de kosten verdeeld zijn en of de rijksoverheid daar uiteindelijk volledig voor opdraait of dat de instellingen die bij het project betrokken zijn ook moeten gaan meebetalen is onduidelijk, zo blijkt uit een artikel in de Volkskrant.

Het lijkt er sterk op dat dit project dient als ventiel voor de oplopende maatschappelijke ontevredenheid met de coronamaatregelen. Het is een mix van maatschappelijke en economische belangen. Om burgers én ondernemers tevreden te stellen. Hoe het bestuurlijk tot stand is gekomen is en wie het initiatief ertoe heeft genomen is onduidelijk. Opvallend is dat Testen Voor Toegang een initiatief is van de Stichting Open Nederland onder aanvoering van oud-generaal Tom Middendorp. Het is een tijdelijke samenwerking van commerciële en niet-commerciële partijen.

Pikant is dat officieus de krijgsmacht wordt ingeschakeld door generaal Middendorp erbij te betrekken, terwijl de kritiek op het niet erg succesvolle Nederlandse vaccinatieprogramma is dat dit een militaire operatie noodzaakt, zoals in het Verenigd Koninkrijk. Waarom wordt Middendorp niet ingeschakeld om met ondersteuning van medische experts leiding te geven aan het vaccinatieprogramma zodat de politiek een stapje terug kan doen?

De instellingen die meedoen aan Testen Voor Toegang zijn divers en omvatten monumenten, dierentuinen, café’s, casino’s en speelhallen, sportaccommodaties, poppodia, theaters en musea.

Er is kritiek op dit initiatief vanuit de museumsector zoals uit de video met de vertegenwoordiger van het Noordelijk Scheepvaartmuseum blijkt. Kleine musea vinden dat ze niet kunnen profiteren van het project met de sneltesten. Vergelijkbare galeries kunnen wel bezoekers ontvangen zonder sneltest. Ze menen ook dat de 700 miljoen euro voor sneltesten weggegooid geld is en in geen verhouding staat tot de ongeveer even grote noodsteun die de kunstsector van de rijksoverheid heeft ontvangen. Dat is echter een ongelukkige vergelijking, want het betreft bij Testen Voor Toegang zeker niet uitsluitend kunstinstellingen. Dat is niet het geval zoals een overzicht verduidelijkt.

Zo zegt directeur Paul Baltus van Amersfoort-in-C die de regeling verwerpt in een FB-posting van 10 april 2021: ‘Mijn oproep: open cultuur in de volle breedte op een moment dat het verantwoord is. En op basis van bewezen, goed werkende 1,5 m protocollen. Besteed het uitgespaarde geld aan mooie producties, tentoonstellingen en concerten; aan een gezonde, toekomstbestendige cultuursector.’ Maar het lijkt er sterk op dat de regering nu daadkracht en hoop op verbetering wil uitstralen. Daar past geen geduld, laat staan ruime besteding van overheidsgeld aan kunst bij. Dat is zorg voor later, wat in de praktijk nooit betekent.

Duiden van identiteit in de kunst wordt valkuil als dat onzorgvuldig gebeurt. Commentaar op het artikel ‘Teylers Museum worstelt met tentoonstelling over racistische vogelschilder’

Daar gaan we weer. Identiteit in de kunst en het scheve beeld dat de media ervan geven. Deze keer zijn Teylers Museum en de 19e eeuwse Frans-Amerikaanse ornitholoog, natuuronderzoeker, vogelschilder en werkgever van slaven John James Audubon aan de beurt. Op touw staat de tentoonstelling ‘Vogelpracht’ die dit museum in juni 2021 hoopt te openen.

Journalist Jean-Pierre Geelen identificeert zich in het artikel ‘Teylers Museum worstelt met tentoonstelling over racistische vogelschilder’ in de Volkskrant bij voorbaat met de oppositie die Audubon oproept. Hij noemt het ‘hoogst explosief materiaal’. De toon is gezet. De eindredactie maakt van een bezitter van slaven voor het gemak een ‘racistische vogelschilder’. De 21e eeuw wordt rechtstreeks in het vat van de 19de eeuw gekieperd alsof in twee eeuwen alles bij hetzelfde is gebleven.

Geelen maakt een knip door het te verbinden aan de Code Diversiteit & Inclusie die Teylers Museum onderschrijft. Alsof dat bijzonder is. De hele museumsector onderschrijft immers deze Code. Hij geeft een citaat uit de code dat staat onder het kopje ‘Artistiek en inhoudelijk: inclusief werken is een verrijking voor kwaliteit’ dat aldus eindigt: ‘Jouw organisatie moet een veilige plek zijn waar iedereen zich thuis voelt om zich in een ander perspectief te verplaatsen’. Ok, redelijk, maar wat heeft het feit dat Audubon twee eeuwen geleden slaven in bezit had te maken met een veilige werkomgeving van een museum in 2021?

Rekt Geelen dit aspect van de Code niet oneigenlijk op en maakt hij er wat anders van dan het behelst? Daar lijkt het sterk op. Probeert Geelen nou te suggereren dat de werkomgeving er voor medewerkers onveilig op wordt als in een tentoonstelling een schilderij van een 19de eeuwse vogelschilder annex slavendrijver wordt getoond en medewerkers zich daardoor niet meer thuis zouden voelen in dat museum? Welk probleem helpt Geelen hier creëren? Is dat allemaal niet te simpel gedacht en met hoeveel slagen tegelijk probeert Geelen thuis te komen in zijn eigen bubbel?

Het is toch juist de taak van een historisch kunstmuseum als Teylers Museum om objecten uit de kunstgeschiedenis in de juiste context voor een breed publiek te tonen?

Jazeker, Audubon had slaven in bezit en jazeker, dat wordt nu terecht afgewezen en jazeker, dat feit moet in zijn levensbeschrijving niet ongenoemd blijven en jazeker, dat ligt politiek op dit moment uiterst gevoelig, maar welnee, dat betekent niet dat ter discussie staat dat zijn schilderijen niet in een museum getoond kunnen worden. Als dat zo zou zijn, dan zou zijn werk in geen enkel museum meer getoond kunnen worden. Dan gaat het politieke aspect volledig het kunsthistorische aspect overheersen. Mogen musea daar alstublieft zelf over beslissen? Ze hebben er geen politieke activisten of activistische journalisten voor nodig om hen op hun verantwoordelijkheid en gedragsregels te wijzen.

Geelen lijkt meer bezig met het aanscherpen van maatschappelijke verschillen dan met het geven van duiding. Waarom stelt hij iets ter discussie dat niet ter discussie moet worden gesteld? Zoals alle musea probeert Teylers Museum dit passend op te lossen zonder al te veel weerstand in de samenleving op te wekken. Maar dat is toch geen kwestie van worstelen, maar van gewoon professioneel handelen?

Als het de taak van een journalist is om zich te identificeren met een politieke zaak en het publiek te informeren onder het mom van een evenwichtig enerzijds-anderzijds verslag, dan zijn we gewaarschuwd. Ook voor journalisten is identiteitsdenken een valkuil waar ze met open ogen in kunnen stappen. Het advies voor zolang het duurt: hou het simpel en maak het niet ingewikkelder en wijsneuziger dan het is. Daar is niemand mee geholpen. De museumsector nog het minst.

Foto: Schermafbeelding van deel artikel ‘Teylers Museum worstelt met tentoonstelling over racistische vogelschilder’ van Jean-Pierre Geelen in de Volkskrant, 3 maart 2021.