Damegambiet van VVD’er Queeny Rajkowski: samenwerking met FvD moet kunnen

Iedereen ziet met verwondering de kaderleden van lokale politieke partijen die er alles aan doen om in die publiciteit te komen. Vaak de lokale omroep of een plaatselijk sufferdje. Het kan niet gek genoeg zijn. Daarbij ligt het evenwicht gevoelig. Want in fractie of bestuur zijn ze elkaars concurrenten in een meedogenloze rattenloop om hoog op de kandidatenlijst te staan of fractieleider te worden, maar tegelijk concurreren ze met andere fracties. Maar de wetmatigheid is dat partijen van elke oprisping in de media kond doen.

Maar er zijn uitzonderingen. Want ongunstig op te vatten uitspraken kunnen maar beter niet benadrukt worden. Ze blijven ongemeld. Een voorbeeld ervan gaf het Utrechtse raadslid Queeny Rajkowski die nummer 13 op de lijst van de Tweede Kamer staat. Ze benadrukte dat ‘uit eigen beweging’ een betekenis van spontaan is. Juist dat is in ongebruik geraakt in de partijpolitiek die bepaald wordt door fractiediscipline.

Gisteren 7 december 2020 was ze gast op de landelijke televisie, bij een aflevering van de linksige talkshow ‘M’ (KRO-NCRV) van gastvrouw Margriet van der Linden op NPO1. Rajkowski had het niet makkelijk, maar bleek dat zelf niet door te hebben. Eerst werd met rasse schreden het neoliberalisme afgebrand waar door andere gasten haar partij de VVD verantwoordelijk voor werd gehouden. Ze gaf geen weerwoord.

Toen overviel Van der Linden Rajkowski met de vraag van een ‘rondje actualiteit’ of ze het goed vindt dat de VVD met FvD in een regering gaat zitten. Rajkowski merkte op dat iedereen met iedereen moet kunnen samenwerken en ze overal voor open staat. Boem, ze was in de val gelopen die de gastvrouw met haar redactie had gespannen. Daar zouden nog wat mediatrainingen voor nodig zijn, moest de kijker erbij denken. Terwijl Rajkowski even later bij een vraag aan de CDA’er warempel opmerkte dat ze allemaal mediatrainingen hebben gehad (‘Ik zit zeven jaar in de politiek’). Daar reageerde Van der Linden enigszins verrast op, waarschijnlijk vanwege Rajkowski’s antwoord op die eerdere vraag.

Het leek er sterk op dat Rajkowsi nog steeds niet besefte dat het antwoord op haar vraag over samenwerking met FvD tegen haar zou kunnen worden gebruikt. Vervolgens sloot Van der Linden dit onderwerp af met twee ‘zachte bal’ vragen aan kandidaat-kamerleden van GroenLinks en de PvdA.

Op de site van VVD Utrecht of de persoonlijke sociale pagina’s van Queeny Rajkowski is op dit moment geen verwijzing te vinden naar Rajkowski’s optreden op de landelijke televisie. Toch een uitzonderlijke gebeurtenis voor een lokale politicus. Dat geeft aan hoe haar optreden binnen de VVD wordt beoordeeld. Als lesstof voor mediatraining hoe het niet moet. Namelijk nooit antwoord geven op een vraag die men niet wil beantwoorden, maar het initiatief overnemen met een wedervraag of een afleiding.

Toch was bij nader inzien Rajkowski’s optreden niet verkeerd, maar verfrissend. Bij de andere kandidaat-kamerleden van CDA, PvdA en vooral die van GroenLinks was elke spontaniteit en originaliteit eraf getraind. Voorzichtigheid en voorspelbaarheid waren belangrijker dan authenticiteit. Ze toonden nu al de dood in de pot van de voorgeprogrammeerde lesjes. Het was niet om aan te zien zo saai. Terwijl ze nog niet eens kamerlid zijn hebben ze hun eigenheid al ingewisseld voor fractiediscipline die ze desgevraagd nota bene ontkenden. Ze zijn nu al in de mal van de middelmaat gegoten. Als politieke partijen slim zijn dan bewandelen ze de omgekeerde weg en geven ze de kamerleden meer persoonlijke vrijheid zodat er originaliteit, spontaniteit en lekkere dwarsigheid ontstaat. Maar wel met politiek inzicht. Laat daar de training over gaan. Het damegambiet van Queeny verdient navolging.

Foto’s: Schermafbeeldingen van de Netflix serie ‘The Queen’s Gambit’ (2020) met hoofdrolspeler Anya Taylor-Joy.

Naast het trilemma van de pandemie (gezondheidszorg, economie en grondrechten) is er ontspanning. ‘Domenica d’Agosto’ (1950)

Er komt een moment dat het belangrijke over het coronavirus is gezegd. Totdat een vaccin is ontwikkeld zullen we er nog maanden of jaren mee opgezadeld zitten. Dat vooruitzicht stemt somber. In de berichtgeving tekenen zich drie verhaallijnen af over het virus: dat van de gezondheidszorg, economie en grondrechten. Ze houden verband met elkaar, maar lijken niet in alle combinaties volledig samen te gaan. Dat doet denken aan het trilemma van Dani Rodrik. Dat zegt dat van de drie aspecten democratie, nationale soevereiniteit en globale economische integratie er slecht twee volledig gecombineerd kunnen worden. Kondigt zich ook een trillemma over het coronavirus aan waarbij gezondheidszorg, economie en grondrechten niet alledrie kunnen worden gecombineerd? Er moet er één afvallen. Als de overheid inzet op de gezondheidszorg zoals nu in Nederland gebeurt, dan gaat dat ten koste van de economie. Als een overheid inzet op de economie zoals nu in Brazilië lijkt te gebeuren, dan gaat dat ten koste van de gezondheidszorg. Als een overheid inzet op de grondrechten, dan gaat dat ten koste van zowel een deel van de gezondheidszorg als van de economie.

De hypothese van het trilemma van de pandemie is niet waar het hier om gaat. Het gaat om kunst. Mensen zijn grotendeels aan huis gekluisterd. Musea, muziekgebouwen, bioscopen en schouwburgen zijn gesloten. Veel culturele instellingen ontplooien digitale initiatieven en ontsluiten hun collecties en registraties. Eye Filmmuseum blijft niet achter en komt met quarantaine thuiskijktips. Maar het is een magere selectie. De publieke omroep laat het tot nu toe afweten en biedt geen extra kunstprogrammering, zoals registraties van muziek en drama of klassieke cinema. Dat laatste is ook een rechtenkwestie. Mogelijk kan de overkoepelende EBU daar iets in bereiken tijdens de crisis. Wellicht komt het deze zomer in een versnelling als er gaten in de programmering vallen door weggevallen sportevenementen die doorgaans het zomerseizoen domineren.

Op internet zijn onnoemelijk veel klassieke films te zien. Diverse media hebben daar afgelopen weken verdienstelijke overzichten van gegeven. Ik wil niet achterblijven en verwijs graag naar een Italiaanse film uit 1950 van Luciano Emmer ‘Domenica d’Agosto’ (Zondag in augustus ofwel de toenmalige Nederlandse titel Dagjesmensen). Wikipedia vat de inhoud samen: ‘Een zondag in augustus 1949 in Rome: de inwoners van de hoofdstad gaan massaal naar het strand van Ostia. In de verlaten stad blijven nog maar een paar mensen over. ’s Avonds keert iedereen terug naar huis, klaar om de volgende dag zijn professionele bezigheden te hervatten …’ Met een jonge Marcello Mastroianni. In de stijl van het Italiaanse neorealisme met de straat als locatie van een land dat nog bezig is zich te ontworstelen aan de schaduw van de oorlog. Laten we voor even het trilemma van de pandemie vergeten en er een vierde, hoognodige poot bij aanschroeven: ontspanning.

Trilemma van Rodrik wijst voor de EU op de keuze voor nationale soevereiniteit en democratie ten koste van de interne markt

Omdat er nog een economische rechtvaardiging ontbrak aan de politieke analyse verwijs ik in aanvulling op mijn commentaar over het Marshallplan 2.0 naar bovenstaande video van hoogleraar internationale politieke economie Dani Rodrik uit 2011. Rodrik is bekend geworden door de formulering in 2007 van zijn trilemma: ‘It says that democracy, national sovereignty and global economic integration are mutually incompatible: we can combine any two of the three, but never have all three simultaneously and in full. Dit trillemma komt erop neer dat de hyperglobalisering waarin banken en multinationals eenzijdig de macht hebben gegrepen wordt teruggedraaid ten gunste van de opwaardering van de nationale (en zelfs lokale) soevereiniteit en democratie.

In de EU is als gevolg van de globalisering en het opdringen van machtige spelers spanning ontstaan tussen de dominantie van de interne markt én het concurrentievermogen en de evenwichtigheid van de economieën van de afzonderlijke EU-lidstaten. Zoals de ‘linkse’ Britse hoogleraar economie Philip Whyman aan de hand van Rodriks gedachtegoed in een aflevering van VPRO’s Tegenlicht benadrukt is de Britse economie ‘zwaar uit balans’ (na 25’) met een te grote financiële industrie en een te kleine maakindustrie. Binnen de interne markt wordt die tendens eerder versterkt dan afgezwakt. Brexit lijkt voor het VK de enige manier om dat proces te stoppen omdat de EU de nationale staten niet de ruimte biedt om dat principe van de interne markt af te zwakken door ruimte te scheppen voor het versterken van de concurrentiekracht van de nationale staten.

Simpelweg gezegd zorgt de interne markt van de EU voor diversificatie en specialisatie ten koste van spreiding en binnenlandse harmonisatie. Dit aspect van economische politiek van de Brexit blijft in de discussies erover grotendeels onderbelicht, hoewel linkse economen en politici het wel noemen als pro-Brexit argument.

De driedeling is de volgende: 1) In aanvulling op een Marshallplan 2.0 voor de EU dat opteert voor het herstel van de verzorgingsstaat en een strenger migratiebeleid moet 2) de economische politiek van de EU aangepast worden door de dominantie van de interne markt -die een vorm van globalisering is- af te zwakken zodat in het trilemma van Rodrik ruimte ontstaat voor nationale soevereiniteit en democratie en 3) de supranationale krachten die op dit moment de interne markt ‘in bezit’ hebben genomen teruggedrongen worden en de zeggenschap over de economie weer verschuift naar de nationale politiek. Er dient streng voor gewaakt te worden dat de globale machten niet in de vermomming van nationale krachten terugkeren. Lokale initiatieven vanuit de basis kunnen dit bemoeilijken door het model van onderop te voeden. Een belangrijk neveneffect is dat deze aanpak van de hyperglobalisering die de (neo)-liberalisering tackelt motivatie, programma en nieuwe zin geeft aan het sociaal-democratisch gedachtegoed waarbij de factor arbeid wordt opgewaardeerd.

De reset van de economische politiek van de EU die het oppergezag van de interne markt terugschroeft heeft als doel om a) de hyperglobalisering van de Europese economie terug te dringen, b) de economie weer in handen van de nationale politiek te leggen, c) de verstorende, ontregelende invloed van de globalisering en de over grenzen heen opererende multinationals en financiële instellingen die daar verantwoordelijk voor zijn terug te dringen ten gunste van nationale (en lokale) producenten en dienstverleners, e) de levensvatbaarheid en flexibiliteit van de EU te verhogen en f) de centrumkrachten die in een strijd gewikkeld zijn met de links-populisten en rechts-populisten instrumenten in handen te geven om het politieke initiatief terug te nemen.

Abel Herzberglezing van Sigrid Kaag: Een extra reden om niet op D66 te stemmen

De Abel Herzberglezing op 30 september 2018 van Sigrid Kaag, de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (D66) heeft onder medestanders enthousiasme losgemaakt. Er werd zelfs over gespeculeerd dat deze lezing de geloofsbrief van Kaag is om partijleider Alexander Pechtold op te volgen. Hij lijkt over zijn uiterste houdbaarheidsdatum heen. De Democraten lijken paniekerig op zoek naar een vaste identiteit die ze langer dan de zittingsperiode van een kabinet kunnen vasthouden. Met als gevolg dat de illusie bij medestanders dat Kaag in die leegte voorziet haar projecteert naar het leiderschap van D66.

Ik lees die lezing anders en zie er vooral een extra reden in om niet op D66 te stemmen. Wat ik in een ver verleden meermalen gedaan heb. Kaag bestrijdt erin niet het beeld dat D66 een partij voor de elite is, maar bevestigt dat er juist mee. Het kan zijn dat dit electoraal werkt en zij de eigen achterban prima bedient en tevreden stelt, maar als antwoord op de problemen van Nederland schieten naar mijn idee Kaags woorden tekort. Zij geeft een prima beeld van de helft van het politieke landschap, maar laat de andere helft buiten beeld. Die andere helft is juist de moeilijke helft die het meest lastig aan te pakken is. Dat is bij nader inzien pijnlijk voor een politicus die pretendeert een ziener te zijn die streeft naar overzicht en nu opereert in een partij die ooit in de greep was van de speelse intellectuele denker Hans van Mierlo, maar feitelijk halfblind is.

Een van de weinige critici Paul Scheffer sloot zijn NRC-columnDe uitputting van het liberale wereldbeeld’ over Kaags lezing als volgt af: ‘Over het falen van de liberale elites had Sigrid Kaag met eenzelfde hartstocht kunnen spreken. Maar ze had het er niet over – en doet er ook niet echt iets aan.’ Scheffer concludeerde dat de klaagzang van Kaag krachtig was, ‘maar ook gespeend van zelfonderzoek‘. Dat is het probleem van Kaags wereldbeeld. Zij ziet overal de echo’s of schaduwen van de jaren dertig die haar wereldbeeld overschaduwen.

De schaduwen van het moderne neoliberalisme van na 1980 ziet ze niet, of benoemt ze niet. Wat doen de banken, financiële instellingen, multinationals en Amerikaanse techbedrijven die de agenda van de grote landen bepalen? Kaag stipt het niet eens aan. Weliswaar geeft Kaag een aanzet en zegt ze: ‘Maar dit Nederland staat ook onder druk, horen wij met enige regelmaat in het publieke debat. Omdat een grotendeels onbenoemde ‘elite’ het land in de uitverkoop zou hebben gedaan’, maar vervolgens komt er … niks.

Als de leden van D66 op hun partijcongres besluiten om genoegen te nemen met een nostalgisch-literair antwoord op de politiek-maatschappelijke problemen van vandaag, dan moeten ze verder gaan met Sigrid Kaag. Ongetwijfeld klopt haar hart aan de goede kant en geeft ze een passende analyse van de dreigingen van radicaal-rechts. Maar voor de praktische politiek komt Kaag met een onbruikbaar en ontwijkend verhaal dat te lezen valt als afleiding. Wat erin ontbreekt is dat radicaal-rechts een reactie is op iets anders. Namelijk de afbraak van de verzorgingsstaat, de opkomst van het globalisme en de hegemonie van het neoliberalisme dat de overheid terugdringt, bedrijven bijna onbeperkte macht heeft gegeven en de rekening neerlegt bij de gewone burger. Als dat andere niet aangepakt wordt, dan heeft de bestrijding van radicaal-rechts geen zin.

Minister Kaag kan zichzelf corrigeren door op haar Abel Herberglezing een tweede deel te laten volgen waarin ze waarschuwt voor het neoliberalisme en voorstellen doet om de macht weer bij de politiek en de burger te leggen. Dan toont ze aan verder te denken en buiten de comfort zone van zichzelf en D66 te kunnen treden.

Foto: Schermafbeelding van deel van Abel Herzberglezing door Sigrid Kaag: ‘Wees niet stil, wij zijn met velen’ op de site van D66, 1 oktober 2018.

Oudenampsen bespreekt boeken over neoliberalisme en geeft stof tot nadenken hoe de politiek macht over de economie kan krijgen

Een interessante boekbespreking van socioloog Merijn Oudenampsen in NRC over het neoliberalisme en de invloed ervan op de samenleving. Overigens ontbreekt in de webversie zijn naam en is de titel ‘De maakbare markt’ van de papieren versie gewijzigd in ‘Waar komt toch dat hardnekkige geloof in de vrije markt vandaan?’. In april 2018 had ik per e-mail een uitwisseling van gedachten met Ombudsman NRC Sjoerd de Jong en wees ik hem erop dat de papieren versie niet meer op te roepen viel en vervangen was door de webversie, zoadat de archieffunctie van de krant verloren ging. Tot mijn genoegen zie ik dat dat gewijzigd is en dat online de optie ‘Oude digitale editie’ toegevoegd is waarmee men de papieren editie kan oproepen.

Oudenampsen bespreekt vier boeken over het neoliberalisme en kiest daarbij zijn woorden behoedzaam en zorgvuldig. Hij constateert dat het neoliberalisme diverser is dan vaak gedacht wordt, en meer is dan ‘het Amerikaans wildwestkapitalisme’. Tussen de regels door klinkt zijn politieke stellingname als hij constateert: ‘Het neveneffect van de depolitisering van economische vraagstukken is een sterke politisering van het culturele domein. Het paradoxale gevolg van de ontkoppeling van cultuur en economie is dat een cultureel nationalisme is opgekomen, dat zich eveneens keert tegen de internationale instituties van de markt.’ In de praktijk betekent dat kort door de bocht dat de sociaal-economie weggehaald is bij de politiek en vervangen is door sociaal-cultuur. Politieke partijen hebben geen zeggenschap meer over de eigendomsverhoudingen, inkomensverschillen en belastingheffing, en moeten zich tevreden stellen met debatten over identiteit, nationalisme of sociale cohesie van een volk. Deze ontkoppeling van cultuur en economie verklaart in welke fase van het politieke debat we verzeild zijn geraakt. Zijn slotnoot dat Trump en Brexit ertoe kunnen leiden dat de politiek opnieuw opgetuigd wordt klinkt merkwaardig omdat Trump en de Britse Tories niet tornen aan de depolitisering van de economie of de economisering van de politiek en zich bovenal cultureel uiten.

De vraag die dat weer oproept en waar Oudenampsen binnen het kader van zijn boekbespreking niet aan toekomt is of er een masterplan ten grondslag ligt aan die ontkoppeling van economie en cultuur. Het staat buiten kijf dat sinds het tijdperk Reagan-Thatcher de besluiten over de economie de politiek ontnomen zijn, maar het is onduidelijk of die ook bewust zijn vervangen door debatten over cultuur. Want de politiek moet ergens over gaan, en als dat niet de economie is dan blijft cultuur als surrogaat over om de leegte op te vangen en de politiek een idee van urgentie te geven. Een en ander verklaart trouwens ook waarom de sociaal-democratie geen missie meer kan hebben nadat de arbeiders cultureel geëmancipeerd waren.

Oudenampsen wijst op Oostenrijkse denkers als Ludwig von Mises en Friedrich Hayek: ‘Naar het evenbeeld van het verdwenen Oostenrijks-Hongaarse Rijk ontwierpen zij een visie van een federale organisatievorm, waar natiestaten de controle zouden houden over culturele aangelegenheden, maar de vrije markt en vrije kapitaalstromen door een federale instantie gewaarborgd zouden worden.’ Die federale instantie is in de praktijk het internationale bedrijfsleven van multinationals en financiële instellingen geworden. Door deregulering en privatisering ontstonden ‘enorme bedrijven, die zoveel marktmacht hadden dat ze de concurrentie grotendeels konden negeren of uitschakelen.’ Door hun marktmacht konden ze niet alleen de concurrentie uitschakelen, maar ook de politiek opkopen. In combinatie met de afgenomen macht van vakbonden en overheid vertaalt zich dat in stabiliserende lonen die niet stijgen bij een florerende economie omdat de ‘enorme bedrijven’ dat eenzijdig blokkeren. De ideeëngeschiedenis die Oudenampsen aan de hand van deze boekbespreking schetst en voor een breed publiek bereikbaar maakt biedt stof tot nader nadenken.

Foto: Schermafbeelding van de ‘oude digitale editie’ (achter betaalmuur) van het artikelDe maakbare markt’ van Merijn Oudenampsen in NRC Boeken, 14 september 2018.

Anne Applebaum en Joshua Livestro willen het politieke midden laten herleven. Bestrijdt fraude en corruptie, niet de islam

Twee recente opinie-artikelen zijn een pleidooi voor een nieuwe politiek van het politieke midden en een waarschuwing voor samenwerking met radicale partijen, vooral die van rechts. De Amerikaanse journaliste Anne Applebaum geeft in The Washington Post met het artikelWant to revive the political center? Fight corruption’ een omvattende checklist, ofwel programma waaraan centrumpartijen moeten voldoen om weer het initiatief naar zich toe te trekken. De conservatieve denker Joshua Livestro stelt aan de hand van de kwestie Blok in het artikelAffaire-Blok moet VVD en CDA wakker schudden’ in NRC dat de centrum-rechtse VVD en CDA hun ziel hebben verkocht door op te schuiven in de richting van de radicaal-rechtse PVV en FvD.

Livestro illustreert dat aan de hand van de controversiële uitspraken van de minister van Buitenlandse Zaken Blok die de retoriek en agenda van radicaal-rechts overneemt. Dat acht hij contra-productief en ongewenst. Livestro verwijst naar het begrip ‘ideological collusion’ – dat hij vertaalt als ‘ideologische samenspanning’ – van de Amerikaanse politicologen Steven Levitsky en Daniel Ziblatt dat inhoudt dat centrumpartijen in de samenwerking met radicale partijen de retoriek en agenda van die randpartij overnemen. Minister Blok is er het levende bewijs van, hij neemt de doembeelden over immigratie van radicaal-rechts over en centrum-rechtse partijen als VVD en CDA ondermijnen ermee hun eigen gedachtengoed. In bovenstaand citaat licht hij toe dat ze zich hiermee overbodig maken. Gevraagd wordt een nieuwe bewustwording bij de centrumpartijen en een koerswijziging weg van de retoriek en het gedachtengoed van radicaal-rechts. De samenspanning met de randpartijen of het buigen in hun richting brengt niets goeds. Noch electoraal, politiek of maatschappelijk.

Applebaum constateert dat de rechtse randpartijen van energie barsten en het ‘oude’ centrum-links of centrum-rechts uitgeblutst toont. De oude partijen zijn op zoek naar een programma dat ze niet kunnen vinden. Zij waarschuwt net als Livestro voor het aanhaken bij radicaal-rechts (‘Some aretrying to peddle milder versions of the far right’s racism‘). Applebaum doet een poging dat programma te formuleren. Haar alternatief bestaat eruit dat de centrumpartijen om te beginnen de agenda moeten wijzigen en het niet langer over immigratie, ras en de islam moeten hebben: ‘Change the subject. Centrists, and genuine democrats, should stop talking about immigration, race and Muslims, all issues blown well out of proportion by tabloids.’

Volgens Applebaum moeten centrumpartijen zich verenigen rond de echte thema’s die onze politiek en economie verstoren zoals ‘politieke corruptie, het witwassen van geld, en de belastingparadijzen en lege vennootschappen (‘Shell companies’) die een paar mensen toestaan veel geld uit onze landen weg te sluizen en het, soms letterlijk, op Caribische eilanden te verbergen. Hoewel dit allemaal afzonderlijke onderwerpen zijn, zijn ze verbonden.’ Volgens Applebaum moet dat gecorrumpeerd financieel systeem aangepakt worden omdat het de gewone mensen beschadigt en in de armen van de radicaal-rechts dwingt. Feitelijk leidt de heroriëntatie van de centrumpartijen tot twee vliegen in één klap: het maakt deze partijen weer relevant en ontneemt de randpartijen hun vijver van ontevreden burgers om in te vissen en electoraal mee te scoren.

Applebaum zegt dat het Westen initiatief moet nemen en terug moet naar de ideologie van vóór premier Thatcher en president Reagan die in de jaren 1980 de overheden terugtrokken en de vrije markt aan hun lot overlieten. Met als gevolg het neoliberalisme waarin politiek is geëconomiseerd, zwakkeren onbeschermd achterblijven en de staat nog slechts op een waakvlam opereert. Applebaum is niet de eerste dit dit zegt en daarom is het lastig in te zien hoe de geest weer terug in de fles kan. Een krachtige bestrijding tussen landen van belastingontwijking en corruptie, en het terugdringen van de macht van het internationaal opererende bedrijfsleven en de financiële instellingen is een eerste stap. Dit omvat overigens ook de bestrijding en bestraffing van autoritaire landen als de Russische Federatie die met corrupt geld in het Westen politici en radicaal-rechtse partijen kopen. Dat laten gebeuren ondermijnt het eigen zelfbeeld en het idee van moraliteit.

Applebaum schetst een blauwdruk voor centrumpartijen. In Nederland zijn dat partijen als de VVD, CDA, D66, GroenLinks en PvdA die in de kern voldoende overeenkomsten hebben om programmatisch samen te werken. Als ze ook nog eens gezamenlijk afstand nemen tot de randpartijen en zich in hun retoriek en agenda niet meer laten leiden door deze partijen met hun spookbeelden over immigratie, ras en islam dan kunnen ze in samenwerking hun eigen relevantie hervinden en hun onderlinge verbinding verder versterken. Dat werkt door van partijpolitiek naar democratie. Door de hervonden oriëntatie en focus van de centrumpartijen kunnen de democratie en de rechtsstaat overeind gehouden worden. Nodig is dan wel dat met name de centrum-rechtse partijen als VVD en CDA zowel duidelijk afstand nemen van die retoriek over immigratie en islam als de lef en durf vinden om zich te ontworstelen aan de grip van het bedrijfsleven en de financiële instellingen door de macht ervan terug te dringen. Een helder signaal om de nieuwe start van Nederland te vieren zou het ontslag van minister Blok en het niet schrappen van de dividendbelasting voor buitenlandse aandeelhouders zijn.

Foto 1: Schermafbeelding van deel artikelAffaire-Blok moet VVD en CDA wakker schudden’ van Joshua Livestro in NRC, 31 augustus 2018.

Foto 2: Schermafbeelding van deel artikelWant to revive the political center? Fight corruption’ van Anne Applebaum in The Washington Post, 31 augustus 2018.

‘Mag het zo even?’ Kunstraad adviseert dat Stedelijk Museum terug naar stad en gemeente gaat. Miljonairs moeten de tempel uit

De neoliberale wind die door het Stedelijk Museum en dan vooral de Raad van Toezicht waaide wordt door het adviesHet museum als dynamisch geheugen’ over dit museum van de Amsterdamse Kunstraad achteraf als negatief beoordeeld. Voorzitter van deze raad is voormalig voorzitter van de PvdA Felix Rottenberg. Miljonairs worden met pek en veren de stad uitgeleid, hoewel ze netjes bedankt worden voor gewezen diensten. (Maar veroordeeld voor de belangenverstrengeling, een echo van de advertenties van Jan Christiaan Braun). De stad en de burgers moeten het initiatief terugnemen. Want het museum is met de rug naar de stad komen te staan. Zonder huizenhoge ambities. Want de vijand van goed is beter. Het Stedelijk is terug bij af om opnieuw te beginnen. Bouwend op de goede collectie en de eigen geschiedenis. Dit is een haalbaar en realistisch advies. Maar of het zonder wijziging overgenomen wordt blijft als altijd de vraag. Politieke machinaties liggen in het vooruitzicht. Spreiding over wijken, identiteit, doelgroepenbeleid of politisering van kunst zijn nooit ver weg.

In 1965 had de PvdA het nog voor het zeggen in de hoofdstad. De oudere heren Willem Sandberg en Ossip Zadkine ‘steken op informele wijze hun sigaret op’, Wethouder Joop den Uyl doet mee in het onderonsje.

Foto: Jacques Klok, ‘”MAG HET ZO EVEN?“, DAT ZOUDEN DE FRANS-POOLSE BEELDHOUWER OSSIP ZADKINE EN DE VOORMALIGE DIRECTEUR VAN HET AMSTERDAMSE GEMEENTE MUSEUM, JONKHEER WILLEM SANDBERG TEGEN ELKAAR GEZEGD KUNNEN HEBBEN, TOEN ZE OP DEZE INFORMELE WIJZE HUN SIGARET AANSTAKEN. DE FOTO WERD GEMAAKT TIJDENS DE OPENING VAN DE TENTOONSTELLING “GROTE BEELDEN VAN HEDEN” IN HET HONDERDJARIGE VONDELPARK, 1 april 1965. Collectie Algemeen Nederlands Persbureau – Fotoarchief, 1963-1968.

Antwoord aan iemand die zich zorgen maakt over de islamisering van Nederland. De rechtsstaat, de rechtsstaat!

maria montez 1942 - arabian nights - by roman freulich. Scanned by Frederic. Reworked by Nick & jane for Dr. Macro's High Quality Movie Scans website: http://www.doctormacro.com. Enjoy!

Antwoord aan iemand die hier reageert op een posting over de Algerijnse schrijver en islam-criticus Boualem Sansal en zich zorgen maakt over de islamisering van Nederland. In een aparte posting:

U bent zo te zien een liefhebber van uitroeptekens. En geen liefhebber van wat u ‘Nieuw Links’ noemt. Uw betoog is niet makkelijk te volgen. Maar ik meen te begrijpen dat u veel of alle maatschappelijke ontwikkelingen koppelt aan de positie van de islam in Europa. U meent dat ‘Nieuw Links’ dat mogelijk maakt. De middenpartijen PvdA, CDA, D66, VVD, GroenLinks zouden de opkomst van de islam in Europa steunen of faciliteren.

Uw perspectief is dan van een ontdekkingsreiziger op de Noordpool die om zich heen kijkt en opmerkt dat hij alleen naar het Zuiden kan kijken. Een terechte opmerking, maar een uitspraak die alleen voor die ene plek op de Noordpool geldt. Voor de rest van de wereld geldt het niet. Zo is het ook met uw perspectief. Het is juist omdat het uw mening weergeeft, maar met de werkelijkheid om ons heen heeft het weinig te maken.

Laat ik uitleggen hoe ik ertegenaan kijk. Mijn ideale model is de nationale rechtsstaat zoals Nederland die kent. Met democratische instituties en grondrechten. Dat is in eeuwen opgebouwd en gevormd, en heeft zich in de praktijk bewezen. Met checks and balances. Maar de rechtsstaat moet onderhouden worden, zoals een tuin onderhouden moet worden. Dus als u zegt dat de rechtsstaat gestroomlijnd moet worden dan zijn we het eens. Maar de rechtsstaat moet niet vervangen worden door een alternatief zoals de sharia of de eenpartijstaat zoals feitelijk Turkije en de Russische Federatie die kennen en Trump in de VS probeert te vestigen. Laat de rechtsstaat de rechtsstaat blijven.

In het secularisme vinden religies en levensovertuigingen een gelijkwaardige plek die door de overheid gegarandeerd dient te worden. Dus geen voorrechten voor de aloude godsdienst van het verleden of de nieuwe godsdienst van de nieuwkomers. Iedereen gelijke rechten zonder voorrechten. En ook geen voorrechten van religieuze organisaties boven niet-religieuze organisaties. Evenmin zielig gedoe over slachtoffers van het een of het ander of religieuze vrijplaatsen waar minderheden zoals vrouwen of homoseksuelen buiten de bescherming van de overheid onderdrukt worden. Dat mag de overheid niet laten gebeuren.

U hebt ongetwijfeld gelijk dat de situatie zoals die nu is verre van ideaal is. Het gepamper van het multiculturalisme en de steun van de meest orthodoxe en niet toevallig de best georganiseerde immigranten sinds de jaren 1970 heeft averechts gewerkt. Maar sinds de periode Fortuyn heeft Nederland een inhaalslag gemaakt. De grootste ontsporingen zijn gecorrigeerd. Subsidies zijn teruggebracht. Slachtofferdenken is achterhaald, of wordt in elk geval door een meerderheid van de bevolking niet meer sexy gevonden. Maar welke kant moeten we op als de huidige situatie ondeugdelijk is?

Ik zie maar een zinvolle weg. Dat is de rechtsstatelijkheid met vrijheden, grondrechten en instituties die onze rechten en plichten bewaken. Gelovigen kunnen daarin gelijkelijk naar elkaar hun plaats innemen als ze zich ondergeschikt verklaren en maken aan de nationale rechtsstaat. Een beter alternatief daarvoor is er in mijn ogen niet in Nederland.

Uw manier van redeneren concentreert zich in uw reactie op de zogenaamde culturele onderwerpen. Dus zeg maar, identiteit, nationaliteit, integratie, islam. Het kan zijn dat u elders meer aspecten in uw betoog betrekt, maar ik ga uit van uw reactie hier.

Welnu, die concentratie op die culturele aspecten alleen, bergt het risico in zich andere aspecten ongenoemd of onderbelicht te laten, zoals vooral de sociaal-economische aspecten. Zoals inkomengelijkheid, belastingdruk en -ontwijking, machtsdeling, eigendomsverdeling, huisvesting, onderwijs en zorg. Die sociaal-economische onderwerpen zijn als vanouds de onderwerpen die links tot links konden maken. Tot de opgang van het neoliberalisme onder de PvdA-VVD kabinetten Kok in de jaren ’90 toen links verdween uit Nederland. Of in elk geval uit de kern van de macht.

Is het al eens in u opgekomen waarom politiek links uit Nederland is verdwenen? Waarom de sociaal achtergestelden niet meer worden vertegenwoordigd door de politieke partijen? Zou het kunnen dat de aandacht voor de culturele onderwerpen waar u de mond vol van hebt die sociaal-economische onderwerpen van de politieke agenda hebben geduwd, of hebben gemarginaliseerd?

Zodat een wankele situatie ontstaat van aantrekken en weren tegelijk. Anders gezegd, links kan en mag niet meer links zijn zoals het tot voor 1994 was. En doordat de als vanouds behoudende partijen als VVD, CDA en PVV de politieke agenda domineren met hun culturele onderwerpen over nationalisme, identiteit, islam en integratie komt het oude links er niet meer tussen om de sociaal-economische onderwerpen bovenaan de agenda te krijgen. Met als gevolg dat de oude achterban van de PvdA en voorheen linkse partijen zich terecht verwaarloosd achten en overlopen naar rechts. Wat Vlamingen noemen een dubbelslag.

Iemand die zich zorgen maakt over de islamisering van Nederland heeft reden om dat te doen. Maar het is onvolledig en werkt averechts om dat geïsoleerd te doen. Zoals een goede vergelijking van producten niet gebaseerd kan worden op slechts een aspect, kan de toetsing van politieke partijen of de visie over de inrichting van de samenleving niet gebaseerd worden op de islamisering alleen. Hoe zorgzaam dat op zichzelf ook is. Want dat geeft belanghebbenden die er voordeel bij hebben dat het debat over de sociaal-economische aspecten veronachtzaamd wordt een te groot voordeel dat ze bij een evenwichtige en brede discussie niet zouden krijgen.

Erger nog, het lijkt er sterk op dat ‘de culturele oorlog’ tegen de islam gevoed wordt door juist die belanghebbenden die er hun economische belangen mee dienen en juist beogen door deze indirecte wijze van handelen via de omweg van het islamdebat onder de radar van de politiek en de publieke opinie te blijven. Zo wordt de islamcriticus die op zichzelf steekhoudende argumenten heeft toch op het verkeerde been gezet en misbruikt door krachten waarvan hij het bestaan niet vermoedt.

Kortom, laten we in het belang van Nederland breed en overkoepelend denken door ons goed te informeren en niet te laten sturen door zelfbenoemde ‘leiders’ en woordvoerders. Die ons ronselen met hun beroep op ‘het volk‘. Terwijl ze ons in werkelijkheid onze stem ontnemen door zich in onze plaats te stellen en ons te ontmenselijken. Want we weten niet of die zelfbenoemde leiders en woordvoerders weer niet door anderen gestuurd worden die belangen hebben die wel eens tegen die van onszelf in zouden kunnen gaan. Daarom moeten we zelf nadenken en zonder wantrouwend te worden toch niets voor zoete koek aannemen. En al helemaal niet algemeenheden over de islamisering van Nederland die te grof zijn voor een verklaring.

Foto: Maria Montez in Arabian Nights (1942) van John Rawlins. Voor Dr. Macro.

Hoofd Klara wordt netmanager VRT. Waarom kan zoiets niet in Nederland?

cp

Zomaar een bericht in het Vlaamse nieuws. Deze keer niet over islamitische terreur en bomaanslagen in Brussel, maar over cultuur. Chantal Pattyn is netmanager van het Vlaamse Klara en wordt hoofd cultuur van de Vlaamse publieke omroep VRT.  Na de inkrimping en het bewust om zeep helpen om interne omroeppolitieke redenen in 2006 van de Nederlandse Concertzender en de infantilisering van Radio 4 is Klara nog de enige nationale culturele zender van niveau in het Nederlandse taalgebied die het beluisteren waard is.

Het cliché is waar, Vlamingen vinden cultuur belangrijk. Dat heeft met hun emancipatiestrijd te maken en het besef dat taal en kunst ertoe doen. En de overeenstemming over partijen heen dat het de nationale identiteit versterkt. In Nederland doen VVD en PVV die eveneens zeggen nationale identiteit belangrijk te vinden het omgekeerde: ze breken bewust de publieke omroep en de kunsten af. Maar ook in Vlaanderen moeten kunst en cultuur voor de poorten van de hel worden weggesleept. Ook daar moet telkens weer de liefde voor kunst op de politiek bevochten worden. Niets komt vanzelf. De loyaliteit van de bestuurders in de cultuursector lijkt het verschil te maken. De Vlaamse cultuurminister Sven Gatz (‘kunst dient nergens toe’) haalde in 2014 met terugwerkende kracht dezelfde shockdoctrine van cultuurbezuinigingen als Halbe Zijlstra uit de liberale kast.

Kunst is kunst, maar ook een wapen waarmee de strijd tegen terreur die van buiten komt en onverschilligheid die van binnen komt gewonnen kan worden. Het is de strijd om de harten en geesten van de eigen bevolking die telt en een positieve impuls kan geven. Media kunnen daarin een opbouwende rol spelen. Niet omdat het educatief is of doelgroepen emancipeert, maar omdat het kunst als voorbeeld voorhoudt. Juist dat patroon is in Nederland uitzondering geworden. Onder het uitroepen van ‘zie ons eens aan kunst doen’ wordt kunst naar aparte reservaten verbannen of slachtoffer van popup en populariteitsdenken. Wat Nederland mist is die positieve, vanzelfsprekende grondhouding tegenover kunst en cultuur die in een samenleving tamelijk breed gedragen wordt. In elk geval in omroepkringen die een kunsthistoricus tot netmanager benoemen. Klasse. 

Foto: Schermafbeelding van bericht ‘Chantal Pattyn wordt manager Cultuur VRT’ in TVvisie, 21 maart 2016.

Een schijnoplossing van GroenLinks: grenzen aan politieke kunst

VVD2

‘Politieke kunst wil de wereld niet alleen verbeelden; zij wil de wereld veranderen. Politieke kunst is daarom de natuurlijke bondgenoot van progressieve politiek. Politieke kunst wil nuttig zijn.’ aldus Erica Meijer in een redactioneel bij een themanummer van De Helling over politieke kunst. Hier te bestellen voor  € 9,50. Zij is hoofdredacteur van dit door GroenLinks uitgegeven tijdschrift. Voor Joop licht zij in een opinieartikel aan de hand van enkele voorbeelden (Zentrum für Politische Schönheit in Berlijn, Jonas Staal) toe wat ze bedoelt.

Beide stukken zijn in lijn met de politieke opstelling van Groen Links zoals in 2011 geformuleerd door toenmalig kamerlid Mariko Peters in reactie op de bezuinigingen op de cultuursubsidies door toenmalig staatssecretaris Halbe Zijlstra (VVD): ‘Dit voelt als een valse dolk in de rug van de cultuursector. Straks vullen alleen nog buitenlandse kunstenaars de Nederlandse podia en musea. Het kabinet houdt topinstellingen uit de wind, maar wat kunnen die zonder broedplaatsen?’ Afgelopen week publiceerde Rektoverso de resultaten van een online enquête onder 311 Vlaamse en Nederlandse kunstenaars waaruit onder meer blijkt dat 64% niet kan leven van het kunstenaarschap. Meer dan 50% heeft een jaarinkomen dat onder de 10.000 euro ligt.

Het is lovenswaardig dat GroenLinks een lans voor kunst breekt. Net als de SP dat bij monde van Jasper van Dijk vaak doet. Maar deze partijen hebben de cultuurbezuinigingen van de Rijksoverheid niet alleen niet kunnen voorkomen, maar hebben er sinds 2011 evenmin een halszaak van proberen te maken zich in een positie te manoeuvreren waarin ze teruggedraaid konden worden. Peters’ en Meijers woorden zijn eerder op te vatten als praten voor de bühne en het binden van de eigen achterban, dan als politiek speerpunt. Hoewel ze zeker programmatisch aansluiten bij de wereldvisie van GroenLinks en meer zijn dan politieke marketing.

Kunst kan per definitie geen natuurlijke bondgenoot van politiek zijn. Laat staan van progressieve politiek. Waarbij dat laatste in de opvatting van oud partijleider van GroenLinks Femke Halsema ‘internationalistisch, toekomstgericht, veranderingsgezind, anti-bureaucratisch en democratisch’ is. Kunst kan deels, toevallig en tijdelijk gelijk opgaan met een bepaalde politieke stroming, maar daar op straffe van verlies van eigenheid en bewegingsvrijheid nooit een natuurlijke bondgenoot van zijn. Kunstenaars die een alliantie sluiten met de politiek worden ingesloten en houden op kunstenaars te zijn die kunst maken die per definitie ongebonden is.

De woorden van Erica Meijer hebben hun waarde omdat ze kunst proberen te bevrijden uit de gevangenis van het rendementsdenken en de marktwerking, en het idee van topkunst als life style voor een maatschappelijke elite. Maar een nieuwe gevangenis die kunstenaars tot instrument maakt van de zogenaamde progressieve politiek is een slecht idee. Politieke partijen moeten werken aan het verbeteren van de voorwaarden waaronder kunstenaars kunnen functioneren. Daar houdt hun verantwoordelijkheid en aanspraak op de kunsten op.

Foto: Nelle Boer, VVD: dictators in eigen regio opvangen. Cartoon, 2014.