Over het Nederlandse Halchdoorf op een 19de eeuwse glasplaat. Ook met Walsdorf, Luxemburg, koning Willem III, Pruisen en Frankrijk

Vue prise à Halchdoorf en Hollande, 2de helft 19de eeuw. Collectie: La Cinémathèque Française – Laterna Magica.

Het is een klein onderwerp. Van 291 mm bij 113 mm. Het betreft een afbeelding uit de tweede helft van de negentiende eeuw met de titel (vertaald): ‘Uitzicht op Halchdoorf in Nederland’ (Vue prise à Halchdoorf en Hollande).

Het wordt in de collectie van het Franse Filmmuseum beschreven als (vertaald): ‘Geanimeerde zijwaarts scrollende plaat, serieel patroon verbeterd met kleuren, rechthoekige plaat (mechanisme: glijdend glas, bewegingstype: horizontaal)’. Je kunt de plaat heen en weer schuiven (recto en verso) waardoor een stereoscopisch effect ontstaat.

Nederlands zien afbeelding en titel er niet uit. Eerder Duits. De titel spreekt over een Do(o)rf en niet over een dorp. Het Nederlandse Halchdoorf of Halchdorp bestaat niet. Als een ‘W’ verkeerd is gelezen en is aangezien voor een ‘H’ en een ‘s’ is omgezet in het Franse ‘ch’ dan zou het kunnen gaan om het Luxemburgse Walsdorf. In het oostelijke kanton Vianden.

Dat is geen zekerheid, maar een beredeneerd vermoeden. Hiermee wordt dit kleine onderwerp ineens groot. Als onderdeel van de 19de eeuwse geopolitiek.

Het Luxemburgse Walsdorf in het Duitstalige oostelijke deel van Luxemburg was tot 1890 verbonden aan het Koninkrijk de Nederlanden via een personele unie met het Nederlands staatshoofd. In 1839 ontstond België en het westelijke Franstalige deel van Luxemburg werd daarmee samengevoegd. Daarna wilden Pruisen en Frankrijk Luxemburg inlijven, maar kon de ander dat niet accepteren.

De Nederlandse Koning Willem III die een enthousiast bezoeker van feesten en bordelen was en de bijnaam Koning Gorilla kreeg had een sterke behoefte aan geld. In 1867 bood de Franse keizer Napoleon III hem aan om Luxemburg van hem te kopen. Daar had Willem III wel oren naar, maar de verkoop werd door de Pruisische kanselier Bismarck verhinderd.

De bewering dat Walsdorf of Halchdoorf in Nederland, en Hollande, ligt lijkt dus bij nader inzien te kloppen. In Luxemburgs Nederland wel te verstaan.

Waarom het figureert in een Franse collectie van pre-cinematografische apparaten is begrijpelijk. De plaat is niet zo onschuldig als het lijkt, maar ondersteunt het verhaal voor een 19de eeuws Frans publiek dat Luxemburg een speelbal is van grootmachten. Met een wel of niet gerechtvaardigde Franse claim erop. Afhankelijk van de overtuiging van de explicateur. Walsdorf was niet neutraal.

Advertentie

Gedachten bij foto’s van Juliusz Dutkiewicz in de Boekovina (1867-1880)

 Juliusz Dutkiewicz, Landschaftsansicht mit einem Ölbohrturm in Sloboda, in der Bukowina (vom Bearbeiter vergebener Titel), 1867. Collectie: MAK Wien – MAK Museum Wien.

Iedereen heeft zich opgedirkt voor fotograaf Juliusz Dutkiewicz (1834-1908). De houten olieboortoren Zygmunt in de Boekovina is versierd. Het lijkt een circusact van trapezewerkers. Toen was dit voormalig hertogdom Oostenrijk-Hongaars gebied. Nu is het noorden van de Boekovina Oekraïens en het zuiden Roemeens.

Een toelichting bij de tentoonstelling Ölrausch und Huzulenkult – Fotografische Streitobjekte aus Galizien und der Bukowina (tot 26 maart 2023) in het Volkskundemuseum in Wenen zegt (vertaald): ‘De modernste industrie in de armste regio: nergens botsten de tegenpolen meer dan aan de rand van de Habsburgse monarchie. Terwijl petroleumingenieurs en speculanten Galicië en Boekovina naar de moderne tijd katapulteerden, zochten etnografen naar de overblijfselen van een veronderstelde originaliteit bij de mensen die in de ontoegankelijke oostelijke Karpaten woonden, naar ononderbroken tradities in kleding of handwerk, gebruiken of huizenbouw.’ De Hutsuls is een etnische groep waarvan er volgens opgave van de Roemeense overheid in 1930 nog 12.456 waren.

Juliusz Dutkiewicz: Ansicht der Schächte in den Petroleum-Minen in Słoboda Rungórska, Bezirk Kolomea, Ostgalizien, um 1880 © Scientific Library of the PAAS and the PAS in Cracow, FD 488.

In de foto’s van Juliusz Dutkiewicz uit de tweede helft van de 19de eeuw komen beide uitersten samen: de moderne en traditionele tijd. Of de vermeend traditionele tijd. Dus exploitatie en exploratie van deze streek die nu behoort tot de Oekraïense Oblast Iwano-Frankiwsk.

De verkenning van het eigen Oostenrijks-Hongaarse achterland past in een 19de eeuws patroon van koloniale machten die continenten verkenden en daarmee probeerden er hun stempel op te zetten. Economische en culturele macht gaan vaak nauw samen. Etnografisch onderzoek kan de claim op land of grondstoffen rechtvaardigen.

De benauwdheid van Oostenrijk-Hongarije was dat het geen koloniën had en daarom niet mee kon komen met de andere toenmalige Europese natiestaten die wereldwijd grondgebied veroverden. Dan blijft de innerlijke oriëntatiereis over. Tussen de boortorens door. Innerlijke exploratie lijkt een oud familielid van innerlijke emigratie.

Hedendaags ‘Black Friday’

Tips voor maximaal rendement op Black Friday. Marketingtribune, 24 oktober 2020.

Wat moeten we in Nederland met het begrip ‘Black Friday’ of ‘Zwarte Vrijdag‘? Het is geen begrip dat leeft of begrepen wordt. Het is in Nederland een uitgevonden traditie die onbeschaamd en onbeschroomd de commercie dient. De vrijdag na Thanksgivingsday zegt ons niks omdat we dat feest dat teruggrijpt op de Amerikaanse 17de eeuwse geschiedenis niet vieren.

In het uitvinden van traditie staat Black Friday niet alleen. Dat gebeurde ook met het Sinterklaasfeest midden 19de eeuw. Het tijdperk dat in vele landen tradities werden uitgevonden om de nationale identiteit te vormen. Het verschil is wel dat het Sinterklaasfeest aansloot bij de toenmalige cultuur van Nederland en dat bij Black Friday niet zo is. Het is duidelijk een geparachuteerde Amerikaanse traditie die in Nederland door het bedrijfsleven is gedropt. Met marketing wordt het er ingeramd.

Als de hedendaagse cultuur van Nederland omschreven wordt als consumeren, genotzucht, koopdwang die onderhorig is aan de doordraaiende 24-uurs-economie, dan past Black Friday als Amerikaanse traditie die in de jaren 1960 uitgevonden werd goed bij Nederland.

Interessant is dat daar ook weer een reactie op komt uit het bedrijfsleven zelf. Door niet mee te doen aan Black Friday kan een bedrijf zich profileren. De Nieuws BV zegt: ‘De winkelketen Dille & Kamille doet niet mee aan Black Friday. Zij staan namelijk voor duurzaam consumeren en consuminderen. De vraag is: is het greenwashing, of past het bij het DNA van het bedrijf? En: is Black Friday niet juist de uitkomst voor aankopen voor mensen met een kleine portemonnee?

Er zijn in de geschiedenis vele Black Fridays, zoals die in 1921 toen in het Verenigd Koninkrijk mijnwerkers alleen kwam te staan in hun staking en de vervoers- en spoorwegbonden afhaakten. Uiteindelijk kwam het goed in 1925 toen de regering een subsidie verstrekte aan de mijnindustrie om het mijnwerkersloon op peil te houden. Een linkse krant noemde dat ‘Red Friday.’

Het Schotse Aberdeen werd op vrijdag 12 juli 1940 gebombardeerd door Duitse vliegtuigen. Dat wordt lokaal ‘Black Friday’ genoemd.

Op donderdag 24 oktober 1929 crashte de Amerikaanse beurs en op dinsdag 29 oktober stortten de koersen definitief in elkaar. Het begin van de depressie van de jaren 1930. De gebeurtenissen worden door Angelsaksen respectievelijk ‘Black Thursday‘ en ‘Black Tuesday‘ genoemd.

Volgens het Wikipedia-lemma Schwarzer Donnerstag spreekt men in Europa over ‘Zwarte Vrijdag’ vanwege het tijdsverschil omdat de Europese beurzen pas op vrijdag 30 oktober 1929 openden en .. instortten. Dit lemma meldt ook (vertaald): ‘Twee jaar eerder, op vrijdag 13 mei 1927, was er plotseling een forse koersdaling in de aandelenindex van het Reichsstatistical Office op de Berlijnse beurs, ook wel Black Friday genoemd. In de VS verwijst Black Friday naar de beurscrash van 24 september 1869.’

De meest bekende en wijdverspreide betekenis van Black Friday is dus historisch een financiële crisis. Daarom is het opvallend dat de naam van een beurskrach die toch als negatief ervaren wordt later in het taalgebruik is overgenomen en overruled werd door de huidige betekenis van Black Friday: kopen, kortingen en koopjes. Het geeft aan hoe flexibel, creatief, maar ook opportuun taalgebruik kan zijn.

NB: Ik heb afgelopen week bij webwinkels een overhemd, een broek en drie T-shirts besteld. Sommige met korting vanwege Black Friday.

Thuiskomst van de verpletterde wisselwachter (1873)

Bericht uit het Volksblad, 5 april 1873. Via Krantenbank Zeeland.

Er is één zin uit bovenstaand stukje die vanwege harteloosheid stof tot nadenken geeft: ‘Verder is het huisje zodanig geplaatst, dat zoo een trein voorbijkomt bij geopenden wissel, het onmiddellijk verpletterd wordt‘. Om spoorongelukken te voorkomen treft de wisselwachter het ongeluk omdat hij niet goed op ‘zijn zaak’ past.

Een wisselwachter zorgt voor één of meer wissels op een spoorlijn. Dat is een verantwoordelijkheid omdat er ongelukken kunnen gebeuren als de wisselwachter in slaap sukkelt. Dan kunnen treinen op het verkeerde traject terechtkomen en op elkaar botsen. Overigens was het werk van wisselwachter zelf ook gevaarlijk.

Vanaf 1871 kende de VS een economische opbloei na de beëindiging van de burgeroorlog (1861-1865). Die jaren werden The Gilded Age genoemd. Met het spoor werd ook een verbindend, natievormend effect beoogd. De spoorwegen moesten het land ontsluiten en de verdeeldheid verminderen en Europese fondsen aantrekken om te zorgen voor economische ontwikkeling. Maar het zorgde ook voor een luchtbel van gemeenschapsgeld dat door privépartijen werd opgeslokt. Het droeg de volgende recessie in zich die in september 1873 begon en zes jaar duurde. Daar is in bovenstaand artikel nog geen sprake van.

In het interessante artikel van Susan Berfield ‘How a Dangerous, Exploitative Railroad Industry Created J.P. Morgan’s Fortune‘ worden de nadelen van het kapitalisme genoemd. Het doet denken aan het Rusland van de jaren 1990, ongebreideld Wildwest-kapitalisme waarin gemeenschapsgoed voor niets of een schijntje wordt verkocht aan privépartijen. Het artikel noemt ook de schaduwzijde van gebrekkige veiligheidsmaatregelen voor de spoorarbeiders rond 1873:

Schermafbeelding van deel artikelHow a Dangerous, Exploitative Railroad Industry Created J.P. Morgan’s Fortune; Susan Berfield on the Growth of American Capitalism‘. In: Literary Hub.

Hoe onveilig het spoor was voor reizigers en spoorarbeiders geeft een artikel aan over een ongeluk in 1871 in New Hamburg in New York State met 22 doden. Allerlei lokale historische verenigingen geven hun specifieke accent aan dit tragische verhaal. Zonder stil te staan bij de achterliggende oorzaak.

In april 1873 was tot het Volksdagblad het macroniveau van de investeringen in en expansie van de Amerikaanse spoorwegen nog niet doorgedrongen. Het microniveau krijgt de aandacht in een complex verhaal over wisselwachters, wisselwachtershuisjes en het voorkomen van ongelukken. Terwijl alle seinen op rood stonden: miserabele werkomstandigheden, snelle expansie van het spoor en gebrekkige veiligheidsmaatregelen.

Gedachte bij lantaarnplaat ‘Oudegracht’ (1876-1885)

Oudegracht. Collectie: Cincinnati Museum Center History Library and Archives Collection.

Deze afbeelding van een plaat van een toverlantaarn is niet terug te vinden in de collectie van Het Utrecht Archief. Het gaat om de Utrechtse Oudegracht tussen de Bakkerbrug en de Bezembrug. Het is een prachtige scherpe foto met rechts tegen het hek een dienstmeid die zo weggelopen lijkt uit een Amsterdamse foto van Breitner. Samen met de kinderen op de werf en de passanten op straat kijken ze naar de fotograaf.

Fietsen, paarden, koetsjes en auto’s ontbreken. Er staat een handkar. De afwezigheid van vervoersmiddelen scherpt het beeld aan. Er is het spiegelend water, de werf, de huizenrij en verder niks dat afleidt. Dit beeld doet ons voelen dat ingetogenheid, soberheid en karigheid kwaliteiten zijn die we voorgoed verloren zijn. Het gaat te ver om het natuurlijkheid of onbedorvenheid te noemen, laat staan simpelheid of ongekunsteldheid, maar de overvloed ontbreekt. Het is de paradox van de ongerepte stad die idyllisch oogt.

De collectie van het Cincinatti Museum geeft geen datering bij de beschrijving. Er zijn aanwijzingen. De winkelpui van de manufacturenmagazijn van de firma G.H. van der Sandt (zie belettering ‘H. v. SA’ op zijgevel dak) is rond 1876-77 doorgetrokken naar het kleinere pand met drie ramen rechts. Verder ontbreken er bomen die op een latere foto die gedateerd wordt tussen 1890 en 1905 aanwezig zijn. De vlaggenmast op het grote gebouw links in de achtergrond, het stadhuis, die hier ontbreekt en later geplaatst is wordt op een andere foto (tevens de eerste ansichtkaart) gedateerd op 1883-1885. Rechts is voor de winkel van Van der Sandt een gietijzeren lantaarn zichtbaar die in 1875 werd geplaatst. De datering kan met enkele slagen om de arm vastgesteld worden op 1876-1885.

Hoeveel interessante foto’s en ander beelddragers van laat-19de eeuwse Nederlandse stadsgezichten zitten er in internationale archieven die ontbreken in plaatselijke archieven? Al is het in digitale vorm voor de geschiedschrijving. Die vraag roept deze afbeelding van Utrecht op.

Interessant is wat Marieke Lenferink in de MasterscriptieDe historische winkelpui in Utrecht, 1850-2010. Ontwikkeling, betekenis en huidig beleid‘ (2010) zegt over de ontwikkelen van het winkelen en de opkomst van het warenhuis in Utrecht. Winkelen als vrijetijdsbesteding ontstond in Den Haag in de tweede helft van de 19de eeuw en in Utrecht waarschijnlijk iets later. Deze plaat lijkt op dat kantelpunt genomen te zijn. Winkels en warenhuizen zijn in opkomst, maar daartussen zijn nog woonhuizen. De winkels bepalen het uiterlijk van de binnenstad nog niet zoals nu.

Het plat vlak krijgt diepte. We vullen gaten in om het met een mooi verhaal rond te maken. Toverlantaarn is een prachtig Nederlands woord dat duidelijk maakt wat er toe doet: verrukken, bekoren, meeslepen en belangstelling opwekken. Dat komt samen in deze lantaarnplaat. Althans voor mij.

Gedachte bij foto ‘Two Yemschiks immediately after a drive of thirty versts on the Siberian post road in 40 degree below zero temp’ (1896)

Vaak wordt vergeten dat het Russische keizerrijk aan het einde van de 19de eeuw een stevige economische expansie kende. Het was bezig met een race om de Europese staten economisch in te halen. In 1913 was het de vijfde industriële natie ter wereld. Maar uiteindelijk stokte om politieke redenen de expansie.

De titel van deze afbeelding van de Amerikaanse ontdekkingsreiziger en fotograaf William Henry Jackson leest als een 19de eeuwse Russische roman van Gogol, Toergenjev of Tsjechov: ‘Two Yemschiks immediately after a drive of thirty versts on the Siberian post road in 40 degree below zero temp’. In elk geval prikkelt de foto de fantasie. De kou is voelbaar. De twee koetsiers hebben net op een Siberische postweg 33 kilometer door de sneeuw gereden bij 40 graden vorst.

Het Wilde Westen van de VS en het Verre Oosten van het Russische Keizerrijk waren grensgebieden waarvan de grens steeds opschoof. Het ging om ontdekking, groei, ontginning en kolonisatie. De Yemschiks zijn de cowboys die aan het eind van de 19de eeuw in de westerse publieke opinie bekend waren onder die ‘vreemde’ naam.

De afbeelding is een handgekleurde glasplaat voor de toverlantaarn. Dat apparaat vóór de uitvinding van de film in 1895 dat leek te toveren en te betoveren. Ter vermaak en ter educatie. De ontdekking van de wereld werd dichtbij gebracht. Ook nu nog is het fascinerend om je voor te stellen wat een westers publiek in 1896 of kort daarna dacht bij deze afbeelding. Vond men het vreemd uitheems of juist op een vertrouwde manier herkenbaar omdat het overeenkwam met wat men uit de eigen omgeving kende? Die omgeving waar wij het beeld van kwijt zijn geraakt.

Foto:  William Henry Jackson, ‘Two Yemschiks immediately after a drive of thirty versts on the Siberian post road in 40 degree below zero temp’, 1896. Handgekleurde glasplaat. Collectie: Library of Congress.

Gedachten bij de foto ‘Obstination’ met een koppige ezel (1896)

Deze foto zou wel eens het idee van velen over onze eigen, verwarde tijd kunnen verbeelden. Het is een photogravure/heliogravure uit 1896 van de Franse fotograaf J. Mantélier, getiteld ‘Obstination’ ofwel koppigheid. Maar het kan ook vertaald worden als vasthoudendheid of volharding, en dan krijgt het gelijk een ander perspectief. De ezel is niet halsstarrig, maar eerder hardnekkig en standvastig. De ezel laat zich niet van de wijs brengen door wat mensen willen. Zo te zien een moeder en haar twee kinderen. En laten we nou realistisch zijn, de ezel zou wel gek zijn om zich in de richting van het water te laten trekken. Om wat te doen? Badderen, drinken of verdrinken? Het is trouwens heel wat dat er geen stokslagen aan te pas komen.

Het gezegde luidt ‘Zo koppig als een ezel’. De ezel uit 1896 moest eraan geloven om dat te verbeelden. Een ezel wordt als dom voorgesteld. Maar zijn de vrouw en de twee kinderen niet nog dommer door zich voor de uitbeelding te lenen? Ten koste van de ezel die toch dom is en daarom niet beter kan weten. In onze eigen tijd symboliseert de ezel de voortgaande lijn van een ontwikkeling door de tijd heen. De ezel van 1896 is dezelfde ezel van 2019 of 1777. Als er in onze tijd trouwens nog ezels te vinden zijn in onze leefomgeving. De mensen en de omgeving verschillen. Zij maken het verschil. De ezel is de toetssteen van menselijk gedrag. Laten we de ezel eerbiedig in zijn waarde of niet? Waardigheid die we de ezel gunnen bepaalt onze eigen waardigheid.

Wederkerigheid is de les. Mensen, dieren en natuur zijn onderling verbonden. Om die relaties te omschrijven zijn grote woorden nodig. Het kan niet anders. We geven iets en we krijgen iets. Mensen trekken koppig de ezel door de tijd. Vraag is of de koppigheid van de ezel de reactie was op dat menselijk gedrag of er vooraf aan ging. In het eerste geval is de mens koppig en in het laatste geval de ezel. Onze tijd kent ontelbare ezels die uit het verleden overgeleverd zijn en waarvan onduidelijk is of ze oorzaak of gevolg van menselijk gedrag zijn. Ieder zal een favoriete ezel hebben. Natuur, saamhorigheid, democratie, bezinning, waarheid. Zijn wij koppig als we de ander koppig noemen? Het vergezicht van een 19de eeuwse foto die terloops een gezegde uitdrukt is de zienswijze van een standpunt dat vastgeroest lijkt maar bij nader inzien wankel is. Dat zijn wij. 

Foto: J. Mantélier, ‘Obstination’, photogravure/heliogravure uit 1896.

‘Die andere Heimat’ roept gedachten op over de welvaart van Nederland

Dit is een van de laatste beelden uit de epische film Die andere Heimat – Chronik einer Sehnsucht (2013) van de Duitse regisseur Edgar Reitz. Een prachtig gefotografeerde zwart-wit film met af en toe kleur om accenten te leggen. Heimat is met 60 uur de langste bioscoopfilm ter wereld. In het midden van de 19de eeuw heerst er onrust en stilstand in het Duitse land dat zoekend op weg is naar een natiestaat. Emigranten vluchten weg voor armoede, werkloosheid, honger en ziektes als difterie. Dat doen ze niet lichtvaardig, want ze moeten de band met familie, dorp en geboortegrond doorsnijden. Ze zijn via Rotterdam op weg naar Brazilië.

Twee jaar na de première van deze film zou kanselier Angela Merkel Wir schaffen das zeggen toen emigranten Duitsland niet verlieten, maar binnenkwamen. Vertrokken in het verleden Duitsers niet naar de VS, Brazilië of Oost-Europa? Nou dan. Fictie bedriegt, maar geeft ook inzicht. In situaties, emoties en afwegingen. Het lijkt er niet op dat Nederland ooit dezelfde grote armoede heeft gekend in het Drentse veen, de grote steden of op de Brabantse zandgronden. Nederland was als vanouds een landbouwland om de eigen bevolking te voeden, en bestemt nog steeds ruim de helft van de totale oppervlakte voor de land- en tuinbouw. Nu om velen buiten de grenzen te voeden. Nederlanders zijn niet honkvast, ze trekken graag de wijde wereld in, maar de noodzaak daartoe was in de regel niet armoede. Nog steeds is Nederland een oase van welvaart. Dat beseffen we weer eens als we het leed van anderen verbeeld zien. Zoals dat van Duitsers een paar honderd kilometer verderop.

Foto: Still uit Die andere Heimat – Chronik einer Sehnsucht (2013) van Edgar Reitz.

Bij de foto ‘Cotton on the levee, New Orleans’ (1880-1897)

Deze foto van William Henry Jackson uit de collectie van het Library of Congress heeft als titel ‘Cotton on the levee, New Orleans’. Vertaald is dat ‘Katoen op de steiger’ omdat het hier duidelijk niet om een dijk gaat. Dat is de gebruikelijk vertaling voor levee. Als datering wordt 1880 tot 1897 gegeven. Op de steiger wappert een vlag die lijkt op de ‘Second Flag of the Republic’ van Texas uit 1837. Hoewel New Orleans in Louisiana ligt vormden deze twee staten van 1867 tot 1870 het ‘Fifth Military District‘. De verslagen staten van de Confederatie waren na de beëindiging van de burgeroorlog tijdens de reconstructie periode opgedeeld in vijf administratieve eenheden. De rivierboten aan de steiger die katoen aanvoeren liggen onder stoom. Het is de sfeer van de songOl’ Man River’, witten spelen, zwarten doen het zware werk en de rivier stroomt: ‘I’m tired of livin’, but I’m scared of dyin’But ol’ man river, he just keeps rolin’ along’. De tijd staat stil en dat schrijnt.

Foto: William Henry Jackson, ‘Cotton on the levee, New Orleans’. 1880-1897. Collectie: Library of Congress.

Bij een foto ‘Gezicht op de haven van Terneuzen met binnenvarende schepen’ (1890 – 1900)

Deze afbeelding staat in mijn geheugen gegrift. Een originele afdruk van deze foto hangt in mijn woonkamer. Die foto heeft een andere uitsnede en loopt naar boven en onder door. Boven zijn wolken te zien en onder een deel van de aanlegkade met nog twee stootbalken. Opvallend is dat op de ansichtkaart de uitsnede naar rechts een klein stukje doorloopt. Uiteraard ontbreekt op de foto de opdruk met letters. De foto hing tot 1969 in het huis van mijn grootvader en tot een verhuizing begin jaren ’90 in mijn ouders’ huis. Nu bij mij thuis.

Wat toen ‘Haven van Ter Neuzen’ of Westhaven was wordt nu Oostelijke buitenhaven van Terneuzen genoemd. Het was tot 1910 de doorgang via de Westsluis (nu Oostsluis) naar het Kanaal van Gent naar Terneuzen. Als sluizencomplexen worden gerealiseerd veranderen oude namen noodgedwongen. In 1910 werd de toen grote Middensluis geopend nadat het kanaal in de jaren ervoor was verbreed (’kanaalverbredingswerkzaamheden’).

De datering geeft aan 1890-1900. De maker wordt niet genoemd. Volgens de overlevering is dat een familielid die juwelier was, in de Terneuzense Noordstraat gevestigd was en als hobby fotografie had. Toen een zeldzame nevenactiviteit. Hij heeft vele foto’s gemaakt die nu onder het kopje ‘Oud Terneuzen’ passen.

Het onderste gezicht met het tegenovergestelde perspectief is ook gedateerd 1890-1900. Op de achtergrond is een kasteelachtig gebouw zichtbaar, het toenmalige postkantoor. De jeugd is uitgerukt en staat op de Westpier met strooien hoedjes (meisjes) te kijken. Aan de andere kant van de haven kijken mensen toe. Vermoedelijk naar de fotograaf. De provinciale (zo genoemd vanwege de PSD) raderstoomboot is aangemeerd.

Is dit de overgang tussen oud en nieuw, tussen stoom en diesel, tussen stilstand en vooruitgang, tussen landbouw en nijverheid, tussen vooruitkijken en omkijken? Het is lastig te zeggen omdat onze kijk op het verleden niet hetzelfde blijft en steeds verandert. Zo af en toe realiseren we ons waar we vandaan komen.

Foto 1: ‘Ter Neuzen Haven van Ter Neuzen’, datering 1890-1900. Collectie Zeeuws Archief.

Foto 2: ‘Terneuzen Aanlegplaats der Provinciale Stoomboot, datering 1890-1900. Collectie Zeeuws Archief.