Museum Moderne Kunst van São Paulo krijgt volle laag vanwege performance met naakte man en een kind dat hem aanraakt

De Nederlandse museumwereld houdt zich bezig met de beschuldigingen van belangenverstrengeling door de artistiek directeur en de Raad van Toezicht in het Stedelijk Museum. Jan Christiaan Braun vatte het samen in een opinie-artikel in NRC. Maar andere landen maken zich weer over wat anders druk. Brazilië lijkt uiterst gevoelig voor godslastering en seksualiteit, zoals nog onlangs bleek door de ophef over en de agitatie door radicaal-rechts tegen de tentoonstelling Queermuseu in het Santender Cultureel Centrum in Ponto Alegre.

Nu is er nieuwe opwinding over een onlangs gehouden performance in het Museu de Arte Moderna de São Paulo, zoals het filmpje toont. Een 4-jarig meisje beweegt zich onder begeleiding van haar moeder in de buurt van een naakte, plat op zijn rug liggende man. Dat is Wagner Schwartz uit Rio de Janeiro die in een ode aan de gestorven kunstenares Lygia Clark haar La Bête opvoert als onderdeel van de tentoonstelling35º Panorama da Arte Brasileira’. De performance duurt 50 minuten en het publiek wordt uitgenodigd om deel te nemen. Zo ook deze moeder en dochter. Slechts een klein onderdeel van de performance. De pers is massaal aanwezig.

Wie op YouTube zoekt op de woorden ’Sao Paulo Museu’ struikelt over de verontwaardiging die dit oproept. De termen pedofilie en seksualiteit komen langs, net als de uitroeptekens en zwarte balkjes over het geslacht van Wagner Schwartz. Het museum zou kinderseks promoten, zo is de beschuldiging. Iedereen bemoeit zich ermee. Terwijl het anders -op wat kunstminnaars en museummensen na- niemand een mallemoer kan schelen wat er in een museum gebeurt. Om dat te veranderen is tegenwoordig blijkbaar een schandaal nodig.

Er zijn klachten ingediend tegen dit optreden binnen de muren van dit museum. Het openbaar ministerie van São Paulo zal klachten onderzoeken over ‘een optreden met een artistieke naakt bij het Museum voor Moderne Kunst van São Paulo’. De controverse is duidelijk en valt vooraf uit te tekenen. Het naakt wordt het doel van aanvallen door conservatieve groepen. Ze ondersteunen dat met verwijzingen naar pedofilie. Daarop antwoorden kunstenaars en museummensen dat deze conservatieven de artistieke vrijheid willen censureren.

Tentoonstelling Guggenheim trekt aandacht door kritiek op video met honden die elkaar niet aan kunnen raken. Protest = marketing

Het Guggenheim Museum in New York ligt onder vuur door de videoDogs That Cannot Touch Each Other’ (2003) van Peng Yu en Sun Yuan op de tentoonstellingArt and China after 1989: Theater of the World’ die op 6 oktober opengaat. Er is Chinese hedendaagse kunst te zien uit de periode 1989-2008. Of het de marketing van het Guggenheim Museum is of het protest van dierenactivisten, de tentoonstelling trekt al veel publiciteit.

De reacties doen denken aan wat Jan Fabre overkwam met werk dat was gebaseerd op Dali Atomicus (1948) van Philippe Hartman en Salvador Dali. Katten zouden door hem mishandeld zijn bij een opname door een Franse ploeg voor een film over hem. Een onterechte beschuldiging. De fractie van de PVV stelde in juni 2016 in de Brabantse Staten vragen over Fabre en probeerde hem af te beelden als een kunstenaar met ‘een zeer dubieuze reputatie als het gaat om dierenwelzijn’. In een commentaar omschreef ik dat toen zo: ‘Behalve Jan Fabre kregen afgelopen jaren ook Hermann Nitsch en Damien Hirst op oneigenlijke gronden kritiek van politieke activisten die zich presenteren als dierenactivisten. Ze zouden zich dienen te beperken tot waar het om gaat: dierenrechten. Dat is een goed doel, maar de PVV maakt het breder dan het is door Fabre een ‘narcistische dierenbeul‘ te noemen. Voor die kwalificatie bestaat geen enkel bewijs. Dan wordt de kritiek onzuiver en ongeloofwaardig. Met de politisering van hun rechten door de PVV hebben dieren niks te winnen.’

In een ander commentaar over een haatcampagne tegen Jan Fabre concludeerde ik dat het niet alleen tegen Fabre of voor het dierenwelzijn ging, maar vooral tegen de kunst: ‘Tegenwoordig is de geringste verwijzing naar kinder- of dierenmishandeling in de eigen omgeving al voldoende voor massale mobilisatie. Sterk aangejaagd door sociale media die telkens uitkomen bij verontwaardiging. Het besef van gebrek aan zeggenschap over grote problemen eindigt zo in extra gevoeligheid voor het kleine. In een vlucht naar de wereld van de onschuld. De campagne tegen Fabre doet denken aan de rancune van de VVD en PVV tegen de kunst. Da’s op zijn beurt het kleine van de politiek.’ Deze geschiedenis herhaalt zich weer eens in New York.

Foto: Still uit video ‘Dogs That Cannot Touch Each Other’ (2003) van Peng Yu en Sun Yuan.

Paul Cliteur is onvolledig in zijn weergave van feiten en probeert cultureel marxisme te framen in verdediging van Charlottesville

Afgelopen dagen werd besmuikt of instemmend gereageerd op een opinie-artikel van Paul Cliteur op TPO. Niemand leek het serieus te nemen. Besmuikt door degenen die erin aangesproken werden en instemmend door de achterban van Forum voor Democratie of Geen Stijl die zich per definitie inzet voor wat het als de goede zaak ziet. Zelfs als het niet weet wat cultureel marxisme is, wie Antonio Gramsci was en welke rol hij in het marxistische discours in de studentenrevolte van de jaren ’60 en ’70 in vooral Frankrijk en Italië speelde.

Paul Cliteur werkt de talking points van het Witte Huis uit die zeggen dat het geweld van twee kanten komt. Dit als reactie op de extreem-rechtse manifestatie in Charlottesville waar neonazi’s, racisten en witte suprematisten met succes de straat veroverden op de lokale politie. Cliteur suggereert de nuance te zoeken, maar daar is niets van te merken. Hij deelt die in elk geval in zijn opinie voor TPO zeker niet met de lezer.

Cliteurs nuance stopt waar hij de Brits-Amerikaanse publicist Milo Yiannopoulos looft: ‘Ik was verrast door een intelligente analyse van onze tijd en cultuur’. De conservatieve Yiannopoulos werd in 2017 weerhouden om op Britse universiteiten te spreken vanwege zijn politieke denkbeelden. Maar vanwege zijn opkomen voor -of: relativering van- pedofilie namen zowel conservatieve als progressieve media en organisaties afstand van hem. Ook Breitbart zette Yiannopoulos onder druk om ontslag te nemen. Die animositeit van Yiannopoulos met rechtse media en organisaties laat Cliteur ongenoemd. Hij probeert wat Yiannopoulos overkomt onder verwijzing naar een afgelaste spreekbeurt op Berkeley te framen als progressieve intolerantie of hegemonie. Hij laat ook ongenoemd dat het verbroken contract met uitgeverij Simon & Schuster een gevolg was van die pedofilie-controverse. Vervolgens koppelt Cliteur de receptie van Yiannopoulos aan het cultureel marxisme van Gramsci. Cliteur is onvolledig, geeft een verkeerde voorstelling van zaken en doet aan stemmingmakerij om zijn achterban via TPO te bedienen. Mijn reactie zoals ik die bij Cliteurs artikel op TPO plaatste:

De constatering van Paul Cliteur over culturele hegemonie naar aanleiding van de geschriften van de Italiaanse Marxist Antonio Gramsci is interessant. Het roept echter de vraag op waarom hij er juist nu mee komt en niet 20 jaar geleden. Want Cliteur beschrijft voor de Nederlandse situatie een beeld uit het verleden. Cliteur is overigens onduidelijk over welk land of universiteit hij het nou precies heeft. Nederland, VS, West-Europa. Dat maakt zijn stellingname verwarrend en rommelig.

Twintig jaar geleden zuchtte Nederland onder de knoet van het multiculturalisme. Het was maatschappelijk onaanvaardbaar om er kritische kanttekeningen bij te zetten. Dat was benauwend en ongewenst. Maar sinds de neoconservatieve Bush/Cheney-revolutie in de VS, de opkomst van Pim Fortuyn en Geert Wilders in het kielzog van Frits Bolkestein en de onmanteling in Nederland van de linkse politiek is dat beeld volledig gekanteld. De culturele hegemonie wordt nu bepaald door de rechterkant van het politieke spectrum.

Aan Nederlandse universiteiten is anno 2017 niet langer een linkse culturele hegemonie, maar een rechtse hegemonie van marktdenken en marketing dominant. Nederlandse universiteiten zijn geëconomiseerd met verlies van hun autonomie en hun intellectuele ambitie. Hoogleraren en studentenraden hebben zich in de dwangbuis van de economie, de behoudzucht en het marktdenken laten dwingen.

Studenten kunnen wellicht in toiletten van Amerikaanse universiteiten hun leuzen spuien zoals mevrouw Cliteur waarneemt, maar in de bestuurskamers van de Amerikaanse of Nederlandse universiteit wordt een gesprek van marktdenken, rendement, fondsenwerving en bezuinigingen gevoerd.

In het besef om buitengesloten te zijn van de macht ageren de links georienteerde studenten daarom in de marge. Dat doen ze blijkbaar op het toilet, op de campus, in een Studium Generale-programma of in een kunsttentoonstelling. Op plekken die er niet echt toe doen. Niet in de bestuurskamer waar de macht zetelt.

Over de media waar Cliteur naar verwijst is exact hetzelfde te vertellen. Het kan zijn dat de meeste journalisten links zijn, zoals de meeste studenten dat ook zijn. Maar dat maakt media-bedrijven en media-holdings die gaan voor rendement, macht en economisch nut nog niet links, zoals een linkse student het bestuur of het beleid van een universiteit niet links maakt.

Linkse studenten en journalisten kunnen in de overgangstijd tussen multiculturalisme en een volledig geëconomiseerde structuur in symbiose binnen rechtse structuren bestaan omdat ze daar als afleiding dienen. Die bliksemafledier komt de macht van media of universiteit prima uit. En daarom wordt deze linkse verschijnselen getolereerd. Zonder dat ze nog enige praktische macht hebben.

De observatie van Cliteur die 50 jaar na 1968 Gramsci uit de mottenballen tovert schiet dan ook tekort. Wat mevrouw Cliteur in de toilet ziet is niet onjuist, maar meneer Cliteur kent er vervolgens een verkeerde waarde aan toe. Hij leest een verschijnsel als structuur.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelCultureel marxisten hebben geen rust voordat u bent onderworpen’ van Paul Cliteur op TPO, 19 augustus 2017.

Verhoren over pedoprostitutie. De doorlopende zaak Demmink

Vandaag beginnen in de rechtbank in Amsterdam de verhoren van negen getuigen over een vermeend omvangrijk netwerk van kindermisbruik  in de jaren ’80. Het AD doet verslag in een bericht met de titel ‘De hele pedoprostitutie werd in die tijd gewoon gedoogd’. Het draait rond de voorheen hoogste ambtenaar van het ministerie van  Justitie Joris Demmink die al vele jaren met pedofilie, maar ook met klassenjustitie, machtsmisbruik en obstructie van de rechtsgang wordt geassocieerd. De verhoren dienen als voorbereiding op een rechtszaak. We Are Change Rotterdam praatte afgelopen week in Utrecht met oud-gevangenisdirecteur Jos Poelmann. Een verhaal over geruchten en het zoeken van de waarheid en over onderzoeken die maar geen onderzoek mochten worden. In een samenleving die steeds kritischer wordt op de politieke klasse.

Zijlstra wil salafistische organisaties verbieden. Wat denken zijn tegenstanders over het verbod van Martijn?

groepsfoto-religieuze-leidersweb

In 2012 werd pedofielenvereniging Martijn verboden door de rechter in Assen. Advocaat Bart Swier betwistte het verbod en voerde aan dat de Vereniging Martijn nog nooit een strafbaar feit had begaan: ‘Enkel het feit dat sommige artikelen op haar website volgens het Openbaar Ministerie een hoog ‘bah-gehalte’ zouden hebben, kan geen grond zijn voor een verbod op de vereniging‘. Het zouden volgens Martijn de publieke opinie en politieke druk zijn geweest die het OM om een rechterlijk verbod deed vragen. De activiteiten van Martijn zouden in strijd zijn met de openbare orde. De rechter liet dit zwaarder tellen dan de meningsuiting.

In 2014 bevestigde in hoger beroep de Hoge Raad het verbod en ontbond Martijn. Maatschappelijke kritiek op het verbod mocht niet helpen. Journalist Kustaw Bessems schreef in een column: ‘En wees gewaarschuwd: als dit verbod er komt, blijft dat nooit alleen bij pedofielen. Dan wordt een gevaarlijk precedent geschapen voor het verbieden van meer onwelgevallige ideeën. Onder het mom: stel nou eens dat die ideeën wijd verbreid raken. Met zo’n uitspraak van de Hoge Raad in de hand zullen pogingen worden ondernomen om ‚foute’ politieke partijen te verbieden. Of foute geloofsgenootschappen.’ In juli 2014 kondigde de vereniging Martijn aan naar het Europees Hof te stappen om het verbod en de ontbinding van de vereniging ongedaan te maken. Spong Advocaten motiveerde dat door te stellen ‘dat de Hoge Raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom een verbod van de vereniging Martijn in onze weerbare democratische samenleving noodzakelijk is.

Ik was het niet eens met het verbod en schreef: ‘Dit verbod laat een nare smaak achter. Mag een vereniging verboden worden om ideeën? De afweging van de rechter tussen openbare orde en meningsuiting is verdedigbaar, maar geeft toch te denken. Want het verlaagt de drempel voor een verbod van maatschappelijke organisaties. Men hoeft het niet met de doelstelling van Martijn eens te zijn om een verbod toch een te grof middel te vinden. En zelfs een ongewenst middel als de georganiseerde pedofilie er ondergronds door gaat.

Nu is er VVD-fractieleider Halbe Zijlstra die in een interview met Trouw meent dat salafistische organisaties verboden moeten worden omdat ‘onze manier van leven gevaar zou lopen‘: ‘Religie kan nooit een dekmantel zijn voor een politiek-ideologische aanval op onze rechtsstaat. In die salafistische kringen worden dingen geroepen en gezegd die echt ondermijnend zijn voor onze democratische rechtsstaat. (..) Maar nu het onder het kopje religie wordt gebracht, kunnen we er niets aan doen. Daar moeten we vanaf.’

Zijlstra heeft gelijk dat religie geen dekmantel is voor het afschaffen van de democratie of het ondermijnen van de rechtsstaat. Er is geen enkele reden om religieuze organisaties juridisch extra te beschermen. Maar we moeten ons niet wapenen tegen de islam. Want in dat proces verliezen we onszelf. We moeten vertrouwen stellen in de werking van de democratische orde en de rechtsstaat. Zoals het verbod van de vereniging Martijn verduidelijkt is de toepassing van de rechtsstaat in de afgelopen decennia ontspoord omdat de Nederlandse zittende macht eigen normen heeft veronachtzaamd. Nederlandse instituties zijn weerbaar genoeg om salafistische en pedofiele organisaties te tolereren. Niet in te zien valt waarom een verbod noodzakelijk is.

Het is van tweeën een. De tegenstanders van Zijlstra moeten zich goed bedenken waarom ze zwegen toen Martijn werd verboden. Gelijke monniken, gelijke kappen. Of geen enkele vereniging verbieden of alle verenigingen verbieden die dat om rechtsstatelijke redenen rechtvaardigen. Maar Martijn wel verbieden en niet een salafistische vereniging die door grootte en organisatiegraad een groter gevaar voor de rechtsstaat biedt en de openbare orde veel meer bedreigt oogt selectief. En politiek gemakzuchtig. Indirect kunnen Zijlstra’s argumenten leiden tot een pleidooi om het verbod en de ontbinding van Martijn ongedaan te maken.

Foto: Vier vertegenwoordigers van religieuze organisaties. Credits: Marte Visser.

Adèle van der Plas spreekt over Baybaşin en Demmink

WeAreChangeRotterdam interviewt advocate Adèle van der Plas over de zaak van haar cliënt Hüseyin Baybaşin en de kwestie Joris Demmink. Van der Plas licht toe wat volgens haar het verband is tussen Baybaşin en Demmink. Laatstgenoemde was 10 jaar lang de hoogste ambtenaar van het ministerie van Justitie, dat in 2010 werd omgevormd tot het ministerie van Veiligheid en Justitie. Een bericht in NRC spreekt van een angstcultuur op dat ministerie dat haaks stond op de openheid. Met klassenjustitie en wraakacties jegens klokkenluiders. Dat kan verklaren waarom de al sinds de jaren ’90 circulerende geruchten over het handelen van Demmink nooit grondig onderzocht werden of prominent in de publiciteit kwamen, en in de doofpot belandden.

Van der Plas ziet een rol voor de politiek om de kwestie Demmink tot op de bodem uit te zoeken omdat uit haar informatie die ze van Turkse autoriteiten heeft gekregen, blijkt dat Demmink chantabel was. Dat ziet ze als een ernstige inbreuk op de rechtsstaat. Vooral de kamerleden Pieter Omtzigt (CDA) en Louis Bontes (GrBvK) hebben zich de afgelopen jaren in het dossier Demmink verdiept en zich verdienstelijk gemaakt. 

Beschuldiging van Putin als pedofiel is een motief voor moord op Litvinenko

put

Aldus een passage uit het vandaag gepubliceerde rapport ‘The Litvinenko Inquiry’ onder leiding van Robert Owen over de vergiftiging met radioactief polonium-210 in 2006 in Londen. Volgens de conclusie van Owen is president Vladimir Putin waarschijnlijk (probably) betrokken bij de opdracht om de Russische overste en ex-spion van de Russische geheime dienst FSB Aleksandr Litvinenko te vermoorden. Hij stierf op 23 november 2006 en beschuldigde op zijn ziekbed Putin van de moord. Een reden zou zijn dat Litvinenko Putin in een artikel in juli 2006 van pedofilie beschuldigde. Dat past niet bij de beeldvorming van de macho die duikt, zwemt, vliegt en racet als een Russische superman met een gezonde geest in een gezond lichaam.

Tegenwoordig is de beschuldiging van pedofilie vrijwel het ergste wat iemand kan overkomen. Vooral door een nieuwe wind van conservatieve opvattingen over seks en seksualiteit die door Europa waait. De sfeer van opstandigheid en vrije opvoeding van de sixties is voorbij. De beschuldiging van pedofilie is als het ware een radioactief antwoord om iemands reputatie te besmetten. Is Vladimir Putin werkelijk de Joris Demmink van de Russische Federatie? Of dient zo’n aantijging vooral om hem in diskrediet te brengen? We weten het niet echt. Het gaat er echter niet zozeer om of Putin werkelijk pedofiel is, maar dat Litvinenko door dit naar buiten te brengen Putin hiermee ernstig probeerde te beschadigen. Het rapport Owen ziet het naar buiten brengen van de beschuldiging door Litvinenko dat Putin een pedofiel was als een belangrijk motief voor diens moord.

put1

Foto: Schermafbeeldingen uit het  rapport ‘The Litvinenko Inquiry’, respectievelijk op p. 92/93 en p. 227.

VVD onder vuur na rapport Oosting. Maar er is geen alternatief

news

De VVD krijgt volop kritiek in de kwestie over de Teevendeal. Kamervoorzitter Anouchka van Miltenburg is al afgetreden en ook premier Mark Rutte ligt onder vuur. Afgelopen week verscheen het rapport van de onderzoekscommissie Oosting. Conclusie was dat de deal voor drugsbaron Cees H. onevenwichtig en niet in proportie was. Goede onderzoeksjournalistiek haalde boven water wat de politiek liet liggen. Nieuwsuur-redacteur Bas Haan zegt in het rapport: ‘Zeker na december 2014, als minister Opstelten zijn laatste brief over de kwestie aan de Kamer schrijft en de zaak definitief in de doofpot dreigt te verdwijnen, zijn enkele voor mij cruciale personen na talloze tevergeefse pogingen bereid met me te praten én documenten te laten zien.

De overeenkomsten met de kwestie Demmink zijn groot. Ook daar betreft het een langlopende kwestie die op de lange baan geschoven wordt. Ook daar bestaat het vermoeden van een schimmige deal tussen politiek en onderwereld (Cees H.) of Turkije (Demmink) waarbij achteraf de vraag gesteld wordt hoe evenwichtig dat was. Ook daar zijn de hoofdpersonen VVD’ers die onder elkaar en met inzet van hun netwerk de kwestie in de doofpot proberen te stoppen. Ook daar wordt door het kabinet vanuit het ministerie van Justitie een oriënterend onderzoek als afleiding gebruikt om een grondig onderzoek uit de weg te gaan. Ook daar speelde voormalig officier van Justitie en oud-staatssecretaris Fred Teeven een scharnierfunctie en beroept hij zich op zijn zwijgrecht. Met Demmink heeft de onderzoekscommissie Oosting trouwens een formeel gesprek gevoerd.

Wat nu? Voor de levensvatbaarheid en het democratisch gehalte van de politiek is een afwisseling van politieke partijen gewenst. Het idee is dat door afwisseling zo ingesleten weeffouten kunnen worden hersteld. Alleen is het probleem van de Nederlandse politiek dat er geen geloofwaardige alternatieven en keuzes zijn. De middenpartijen (VVD, D66, CDA, PvdA) lijken programmatisch en mentaal teveel op elkaar en zijn inwisselbaar en de behoudende ‘tegenpartijen’ PVV en SP geven vooral aan wat ze niet willen zonder een constructieve bijdrage aan het publieke debat te leveren. De rest (CU, SGP, PvdD, GroenLinks en 50Plus) is te klein om een verschil te maken. Het kluitjesvoetbal van de Nederlandse politiek is de redding van de hevig falende VVD.

Foto: VVD Barendrecht: ‘We hopen weer op fantastisch weer bij het winterfeest. Bij de VVD stand kunt u uw politieke wensen in de wensboom hangen.’

Kwestie Demmink: ‘geheime stukken uit cel Baybasin verwijderd’. Politiek spel van Justitie?

KV

Update 25 januari 2016: Vandaag dient het kort geding van Hüseyin Baybasin tegen het overhoop halen van zijn cel en ontvreemden van vertrouwelijke stukken op 17 november 2015. In een bericht zegt het AD dat uit de stukken blijkt dat Joris Demmink meer betrokken was bij deze zaak dan hij en achtereenvolgende ministers van Justitie wilden doen blijken. Baybasin probeert aan te tonen dat juist in deze stukken die uit zijn cel werden gestolen door de overheid, Demminks betrokkenheid wordt aangetoond. Het AD heeft kopieën. 

Aldus journalist Koen Voskuil die de zaak Demmink nauwgezet volgt en er regelmatig over bericht in het AD. Het gaat om de Koerdisch-Turkse gedetineerde Hüseyin Baybasin wiens cel in PI Heerhugowaard, locatie Zuyder Bos op dinsdag 17 november werd geïnspecteerd. Hierbij werden ‘zeer geheime en vertrouwelijke processtukken van cliënts cel verwijderd’ volgens advocaat Judith Serrarens in een klachtenbrief aan de Raad van Toezicht van deze gevangenis in een feitenrelaas. Koen Voskuil memoreert dat het meenemen van de vertrouwelijke stukken gevoelig ligt. De inspectie is opvallend omdat de stukken volgens Baybasins advocaat Adèle van der Plas pas anderhalf week in de cel lagen: ‘Het gaat om supervertrouwelijke stukken over de politieke achtergrond van zijn zaak. Het lijkt dat de celinspectie doelbewust was om ze te bemachtigen.’

Justitie zegt de zaak te onderzoeken. Baybasin wordt met Demmink in verband gebracht omdat al jarenlang het vermoeden bestaat dat Babaysin in een uitruil tussen Turkije en Nederland werd geslachtofferd. Hij had een prominente rol in de Koerdische kwestie. Zo was hij medeoprichter van het in Nederland opgerichte Koerdische Parlement in ballingschap. Maar Baybasin bracht vanuit zijn expertise in 1989 ook naar buiten dat de Turkse regering betrokken was bij ‘grootschalige heroïnehandel (met een jaarlijkse omzet van tientallen miljarden dollars)’ zoals het feitenrelaas van de Bakker Schut Stichting zegt. Dat lijkt zwaarwegender.

De Turkse regering zou materiaal hebben dat bewijst dat Demmink in de jaren ’90 in Turkije minderjarige jongetjes misbruikt zou hebben. De deal zou zijn dat de Turken de bewijzen over Demmink in de doofpot stopten als Nederland zorgde dat Baybasin achter de tralies verdween. Er is ook een theorie dat Baybasin deze koppeling uit zijn duim zuigt om zijn zaak sterker te maken. Bewijzen over het kindermisbruik door Demmink in Turkije lijken aannemelijk. In zijn artikel noemt Voskuil ook Engeland dat betrokken zou zijn in de ruil tussen Nederland en Turkije. Baybasin zat tot 1989 in een Britse cel wegens handel in verdovende middelen.

Als Nederland een rechtsstaat is zoals het hoort, dan wordt dit tot op de bodem uitgezocht. Onaanvaardbaar is dat bij de inspectie in een gevangenis vol politiek implicaties rechten (artikel 37 PBWartikel 39 lid 4 PWB) van een gedetineerde met politieke implicaties worden geschonden. Met welk doel is dit gebeurd en door wie is opdracht gegeven om geheime stukken uit de cel te verwijderen? Dit vraagt om diepgaand onafhankelijk onderzoek en een antwoord van minister Van der Steur van Justitie. Maar juist de kwestie Demmink waarin jarenlang een diepgaand onderzoek door de leiding van Justitie werd geblokkeerd geeft weinig vertrouwen dat de onderste steen boven komt. De schijn bestaat nog steeds dat de belangen daarvoor te groot zijn.

Louis Bontes heeft kamervragen gesteld aan minister Van der Steur (nog niet gepubliceerd):

bont

Foto 1: Schermafbeelding van tweet van Koen Voskuil (AD), 20 november 2015.

Foto 2: Kamervragen van Louis Bontes via tweet Louis Bontes.

Hoe genuanceerd vinden we de nuances van Anton Dautzenberg?

Publicist Anton Dautzenberg presenteert bij Omroep Brabant zijn nieuwe roman ‘Wie zoet is’ die bij Atlas Contact verschijnt. Is het een beklemmende roman over eenzaamheid, pijn en verlossing die aan Marcellus Emants, J. van Oudshoorn en Louis Couperus doet denken? Die associatie duidt op zwartgalligheid, dood en fatalisme. Dautzenberg weet zich in zijn werk en politieke opstelling te positioneren op het puntje van het maatschappelijk aanvaardbare. Daarmee bereikt hij dat kritiek zijn deel wordt, maar ook dat hij de werking van conventies en vastliggende belangen aan de orde stelt. Is hij gedwongen te spiegelen en is het zijn onvermijdelijkheid? De samenleving zoekt zondebokken om machtsposities te verankeren. Het is niet anders.