Faculteit Katholieke Theologie van Universiteit Tilburg verricht onderzoek naar waarden. Welke waarden hebben de onderzoekers?


Als persberichten verschijnen over onderzoeken met de interpretatie van data zonder dat de data zijn na te lezen, dan is dat onbevredigend. Als vervolgens allerlei media met die persberichten aan de haal gaan en er hun eigen perspectief op geven zonder dat de nieuwsconsumenten dat kunnen  controleren, dan is dan nog ontoereikender. Het wordt er nog vreemder op als er normatieve uitspraken in het persbericht staan. Want men mag gerust de volgende zinsnede in het persbericht van de Universiteit van Tilburg opmerkelijk noemen: ‘Jongeren die zichzelf niet gelovig noemen blijken niet minder sociaal dan gelovige jongeren’. Waarom moet dit bevestigd, onderzocht of gemeld worden? Waarom zouden deze jongeren niet minder sociaal zijn dam gelovige jongeren? Deze zinsnede roept vragen op over het perspectief en het waardenpatroon van de opstellers van dit bericht. Of dat nou voorlichters of onderzoekers zijn. Zo zijn we al binnen een alinea aanbeland op metaniveau: de vraag naar de waarden van een onderzoek naar waarden.

Het gaat over het European Values Study over waarden waarvan de Faculteit Katholieke Theologie van de Universiteit van Tilburg Nederland voor haar rekening neemt. Het onderzoek is ook in andere landen verricht. In het in mei 2019 gepresenteerde Franse deel van het onderzoekLa France des Valeurs’ dat door de Universiteit van Grenoble werd verricht blijkt volgens een bericht in Valeurs Actuelles dat een 58% grote meerderheid van de Fransen zelf opgeeft tot de categorie ‘zonder godsdienst’ te behoren. Bijna de helft hiervan is in een hoofdzakelijke katholiek gezin opgevoed. Minder dan 3% van de 19- tot 29 jarige Fransen zouden nog praktiserende katholieken zijn. Een opvallend laag aantal dat haaks lijkt te staan op de emoties die de brand in de Parijse Notre Dame in april 2019 teweegbracht.

De waardenstudie gaat niet alleen over godsbeeld of religieuze gezindheid, maar ook over tolerantie, politiek of sociaal vertrouwen. Zoals gezegd, de data worden niet bijgeleverd zodat de interpretatie lastig op waarde is te schatten. In het Nederlandse deel is ook een verslag opgenomen van een onderzoek van prof. Monique van Dijk-Groeneboer dat elke vijf jaar wordt gehouden onder 2000 jongeren van confessionele scholen. Ook hier is in de samenvatting weer een opmerkelijke, normatieve -om niet te zeggen wonderlijke- zin opgenomen: ‘De waarden die jongeren belangrijk vinden blijken niet minder sociaal gericht te zijn en inspireren ook leerlingen die zichzelf niet religieus of gelovig noemen‘. Blijkbaar vinden de betrokkenen van de Faculteit Katholieke Theologie van de Universiteit van Tilburg het opmerkelijk dat moraal niet voorbehouden is aan gelovige jongeren dat ze menen dat op verschillende plekken in een persbericht te moeten melden. Dat zegt vooral iets over het perspectief -en voeg ik toe: de wereldvreemdheid- van de onderzoekers en voorlichters.

Anton de Wit heeft in voor het Katholiek Nieuwsblad een commentaar geschreven over dat onderzoek onder de jongeren van de confessionele scholen dat opmerkt dat meer dan de helft van deze jongeren (let wel: op confessionele scholen) zichzelf niet-gelovig, atheïst of humanist noemt. Ieder kan in het onderzoek lezen wat erin valt te lezen. Hoe dan ook hoeft wanhopen niet, behalve dan bij een harde kern van ultrareligieuzen die de macht van hun religieuze organisaties zien afkalven. Het gaat goed met Nederland en met de jongeren die niet minder sociaal of meer nihilistisch zijn dan voorheen. Deze waarden staan betrekkelijk los van religie of godsbeeld. Hopelijk dringt dit ook goed door tot de onderzoekers van de Faculteit Katholieke Theologie van de Universiteit van Tilburg zodat ze over vijf jaar een persbericht kunnen opstellen waaruit de relicten van een bijna verdwenen katholiek normbesef zijn uitgefilterd. Want duidelijk is, dat dat niet meer kan in 2019.

Foto 1: Schermafbeelding van deel persberichtNederland: toleranter, trotser en anders ‘religieus’, blijkt uit nieuw waardenonderzoek’ van de Universiteit van Tilburg, 17 juni 2019.

Foto 2: Schermafbeelding van deel artikelAutant de musulmans que de catholiques chez les 18-29 ans’ (‘Evenveel moslims als katholieken onder 18-29-jarigen’) in Valeurs, 23 mei 2019.

Foto 3: Schermafbeelding van deel artikelGeloven is niet meer vanzelfsprekend, maar hoe dramatisch is dat?’ Van Anton de Wit op het Katholiek Nieuwsblad, 20 juni 2019.

Advertentie

Brief van Rutte aan alle Nederlanders is vals, potsierlijk en staat een oplossing van de problemen die hij constateert in de weg

Premier Mark Rutte heeft weer een brief aan alle Nederlanders geschreven. De brief is hier te lezen op de site van de VVD en verschijnt ook als advertentie in het AD. Eerder deed hij dat in januari 2017 toen hij constateerde dat het lijkt alsof niemand normaal doet. Het is een voorbeeld van het gezegde dat de aanval de beste verdediging is. Het verwijt aan de ander leidt af van de eigen hufterigheid. Ik constateerde toen dat de normaliteit volgens Rutte wel erg selectief is: ‘Hij laat in zijn brief andere overtredingen van normaal gedrag ongenoemd. Zoals de graaicultuur bij topbestuurders van banken en bedrijven die hun eigenbelang voor het algemeen belang stellen. Of de opbouw van de controlestaat en de afbraak van de verzorgingsstaat door de overheid. Of de gigantische belastingontwijking door bedrijven en vermogende individuen die wordt getolereerd door de middenpartijen. Of de dominante greep van de partijpolitiek op functies in het openbaar bestuur die als eigen bezit worden beschouwd.’ De brief uit 2017 was de opmaat naar de landelijke verkiezingen van 15 maart 2017, deze brief is dat naar de provinciale verkiezingen van 20 maart 2019.

Wat is normaal volgens Rutte en de VVD? De VVD is volgens onderzoeksjournalist Bart de Koning de partij waar 26 mensen met een strafblad rondlopen. De Koning publiceerde in 2017 het boekVriendjespolitiek. Fraude en corruptie in Nederland’. Recent won hij de Anti Fraude Award 2018 op het jaarlijkse Fraude Film Festival. In een interview met Eva Prins in FNV Magazine (2018-4) zegt De Koning over de VVD: ‘Ze roepen het hardst om ‘law and order’, om keihard aanpakken, handhaven, streng straffen. En ten eerste komt daar in de praktijk bar weinig van terecht en ten tweede zijn VVD-ers zelf kampioen fraude’. En: ‘Binnen de VVD lopen 26 mensen met een strafblad rond, veel meer dan bij welke partij ook, maar dat maakt geen enkel verschil in de peilingen.’ Het gaat de VVD-ers dus niet om de feiten, maar om de beeldvorming. Beide brieven van Rutte zijn er een voorbeeld van om de beeldvorming te beïnvloeden. Ze proberen in een profylactische actie de kritiek op de VVD te neutraliseren en af te leiden door de kritiek te verbreden of op anderen te richten.

Rutte noemt geen man en paard. Welke groep voelt zich volgens hem niet verantwoordelijk om er iets moois van te maken? Hij laat het vaag, hoewel de volgende alinea een aanwijzing geeft: ‘Ik heb ze vergeleken met de schreeuwende voetbalvaders langs de zijlijn. In de politiek zie ik ze ook voorbij komen. Mensen die bij de microfoon dingen kunnen roepen omdat ze weten dat er toch nooit een meerderheid voor zal zijn.’ Dit sluit uit dat Rutte doelt op frauderende VVD-ers die lid zijn van de machtigste politieke partij die deel uitmaakt van coalitiekabinetten die de meerderheid vormen. Het is tegenstrijdig wat Rutte zegt, want VVD-ers hebben een meerderheid achter zich en zitten in het centrum van de politieke macht, terwijl de schreeuwers langs de zijlijn buiten of binnen het parlement precies dat zijn. Ze nemen niet deel aan het spel en maken geen deel uit van de macht. Dat is exact het probleem van die schreeuwers, ze voelen zich onmachtig en schreeuwen hun onmacht uit. Maar het is geschreeuw en weinig wol. Waarom focust Rutte dan toch op deze onmachtigen die niet in de bestuurdersstoel zitten en volstrekt niet bij machte zijn om veranderingen door te voeren ?

Het had Rutte gesierd als hij zoals hij eerder deed concreet was geworden. In 2015 hekelde hij de ‘grote dikke-ik-mentaliteit’ en zei toen onder meer volgens een verslag van de NOS: ‘Ik erger me kapot aan bankiers die zeggen dat ze in het buitenland zo veel geld kunnen verdienen. Dan denk ik: ga dan naar Londen, toedeledokie!’ Bankiers als Ralph Hamers van het frauderende ING die aan een jaarsalaris van 2 miljoen euro geen genoeg had, zijn dus volgens Rutte ook schreeuwers. Maar deze bankiers of bestuurders van multinationals staan niet langs de zijlijn. Ze maken integendeel deel uit van het spel en sturen de politiek, zoals de episode van de dividendbelasting voor buitenlandse aandeelhouders verduidelijkte dat een een-tweetje was tussen Rutte en de topman van Unilever. Rutte maakte zich daarmee ook tot een individu die geen verantwoordelijkheid nam om er met elkaar iets moois van te maken. Als premier staat hij niet langs de zijlijn.

Premier Rutte richt zijn pijlen de verkeerde kant op. Het zijn immers niet de schreeuwers langs de zijlijn, maar de machtigen die in economie of politiek de macht uitmaken die hun verantwoordelijkheid niet nemen en zich onmaatschappelijk gedragen. Door hun ‘grote dikke-ik-mentaliteit’ harken ze geld en invloed naar zich toe als rechtse Rupsjes Nooitgenoeg. Het geschreeuw van de onmachtigen langs de zijlijn bestaat, maar is niet de hoofdzaak en van weinig invloed. Het is teveel gevraagd van een partijpoliticus als Rutte om over zijn eigen schaduw heen te springen. Het is teveel gevraagd dat hij kritisch zou zijn op de 26 VVD-ers met een strafblad of op de bestuurders van ondernemingen die uitblinken in zelfoverschatting, zelfverrijking en asociaal gedrag. Of zoals Rutte het zelf formuleert: ‘Mensen die alleen met zichzelf bezig zijn en altijd eerst denken aan hun eigenbelang’. Het is de hoogste tijd dat Rutte een brief schrijft waarin hij eerlijk is naar zichzelf en naar alle Nederlanders. Bovenstaande brief als onderdeel van de politieke marketing van de VVD niet alleen vals en potsierlijk, maar wat erger is, het gaat de aanpak van het probleem dat Rutte signaleert bewust uit de weg. Dát is kwalijk.

Foto’s: Schermafbeelding van (deel van) ‘Brief van Mark Rutte aan alle Nederlanders’ op site VVD.

Metro op stadssafari: ‘Dooft het christelijke geloof uit in Nederland?’

Het is voor een nieuwsmedium lastig om de juiste toon te vinden over ontkerkelijking. Hoewel een kleine meerderheid van Nederlanders zich niet meer geïnspireerd voelt door godsdienst en dat percentage jaarlijks toeneemt, laat nog steeds een grote minderheid zich wel inspireren door godsdienst. Het religieuze glas is zowel halfvol als halfleeg. Van twee kanten wordt te makkelijk gedacht. Zowel, door de jongeren die op straat worden aangesproken en uitsluitend vanuit hun eigen achtergrond redeneren als door de vertegenwoordigster van de christelijke studentenvereniging. Ze adviseert om ‘maar een beetje te bidden’ en dan zal het ‘gevoel’ vanzelf komen. Dat klinkt tamelijk wanhopig. Haar misverstand is dat ze meent dat het geloof de basis is voor de beste normen en waarden. Maar dat is nog maar helemaal de vraag. Als godsdienst al in pure vorm wordt opgediend, wat niet altijd gebeurt, is het ook de basis voor slechte normen en waarden. Zoals uitsluiting, verkettering en bestrijding van andersdenkenden. Of het ‘dubbele gebruik’ dat politici of pedofiele priesters ervan maken. Een onlosmakelijk aspect van godsdienst is dat het de gelegenheid is die de dief maakt. Wat Metro laat liggen is de kanttekening dat een meerderheid van Nederlanders buiten godsdienst normen en waarden vindt die niet per definitie minder goed zijn. Ze zijn alleen anders en mogelijk zelfs beter bij de tijd.

Een verslag van het Piet Zwart Instituut met misverstanden: ‘Vrije kunst en het niet bestaande normaal van Mark Rutte…’

 

Update 27 juni 2018: Een bericht in Trouw stelt dat Museum Boijmans van racisme wordt beschuldigd door mw. Gloria Holwerda van de actiegroep International Anti Racism Group (INARG). Bij monde van directeur Sjarel Ex ontkent het museum deze aantijging. Het gaat om een werk met wit en zwart geschminkte gezichten. Dat laatste vindt mw. Holwerda ontoelaatbaar. ‘Het is racistisch, punt uit’, zegt mw. Holwerda. Dat is niet alleen geen sterk argument, maar geeft ook aan dat mw. Holwerda niet in debat wil gaan met een museum dat er anders over denkt. Het kan niet zomaar censuur toepassen op een werk dat door kunstenaars is gemaakt en waarover contracten zijn gesloten. De starre houding van mw. Holwerda roept de vraag op waarom ze het niet verkiest haar mening tegenover die van het museum te zetten, maar eist dat het museum haar eisen volgt. Het is een standpunt dat vaker bij geradicaliseerde groepen opduikt. 

Allerlei begrippen duikelen in een verslag van het Piet Zwart Instituut in Rotterdam over elkaar heen en worden vermengd. Het betreft het tijdens een symposium gepresenteerde project ‘The Art of Looking’. Maar onderdrukking is nog geen racisme, evenmin als culturele hegemonie onderdrukking is. Dat is jammer want het onderwerp van de suprematie van de leidende culturele groep binnen een samenleving en de doorwerking daarvan in de kunstsector is belangwekkend genoeg om het op academies hoog op de agenda te zetten. Dan echter wel met fijnzinnigheid en zonder makkelijke oordelen. Liever vanuit de bewustwording van studenten, dan vanuit een politieke strijd die vanuit Amerikaanse universiteiten naar Nederland wordt geëxporteerd om aan de Noordzee dunnetjes over te worden gedaan. Ter rechtvaardiging kan opgemerkt worden dat een academie geen universiteit met wetenschappelijke pretentie is. Dat is de valkuil om gemakzuchtig in te vallen.

De kwestie Dana Schutz en de Whitney Biennial is er een duidelijk voorbeeld hoe politieke correctheid de Amerikaanse kunstwereld in haar greep kan krijgen. Daar kunnen Nederlandse kunstacademies beter niet in meegaan, hoewel het risico bestaat dat dat onder leiding van buitenlandse (gast)docenten met een niet perfect beeld van de Nederlandse samenleving toch gebeurt. Nederland is echter geen VS, en het verschil in positie van Amerikaanse etnische minderheden is onvergelijkbaar met die van Nederlandse etnische minderheden.

Het verslag verwijst naar premier Mark Rutte en zijn brief over hufterigheid van 22 januari 2017 die stelt dat gewone Nederlanders geen racisten zijn. Erin zei hij: ‘We voelen een groeiend ongemak wanneer mensen onze vrijheid misbruiken om hier de boel te verstieren, terwijl ze juist naar ons land zijn gekomen voor die vrijheid. Mensen die zich niet willen aanpassen, afgeven op onze gewoontes en onze waarden afwijzen. Die homo’s lastigvallen, vrouwen in korte rokjes uitjouwen of gewone Nederlanders uitmaken voor racisten. Ik begrijp heel goed dat mensen denken: als je ons land zo fundamenteel afwijst, heb ik liever dat je weggaat.’ De brief kreeg kritiek, ook op dit blog, maar erin zegt Rutte niet dat gewone Nederlanders geen racisten kunnen zijn. Hij wijst de beschuldiging van de hand dat ze racisten genoemd worden omdat ze voor zichzelf opkomen.

Het verslag eindigt als volgt: ‘Wie is normaal? Mensen zijn verschillend, er bestaat geen normaal. Ook niet in art making.’ Het is te makkelijk om te zeggen dat er in de politiek geen normaal bestaat. Want het gaat niet over psychologisering van individuen, maar over individuen die met elkaar de samenleving vormen en politiek bedrijven. Het jaar van de Brexit, de verkiezing van Trump, beschuldigingen van de Turkse president Erdogan aan Europa, en de Russische inmenging in verkiezingen in de VS en Europa heeft de ‘normale’ politiek behoorlijk door elkaar geschud. Dat speelt zich niet af op het niveau van verschil in beleid tussen politieke partijen, maar op een filosofisch niveau dat waarheid, objectieve journalistiek en feiten ter discussie stelt.

Het normaal is in de opvatting van Rutte en andere westerse politici niet het verkiezen van liberalisme boven conservatisme, socialisme of andere politieke stromingen, maar de keuze voor de zogenaamde liberale democratie waarin politieke partijen hun machtsstrijd uitvechten zonder dat het politieke systeem zelf ter discussie wordt gesteld. Omdat Rutte dit in de gewraakte brief halfslachtig toelichtte wachtte hem de terechte kritiek dat hij te weinig afstand nam van het populisme. Rutte’s fout was niet dat hij namens de VVD een verkeerd standpunt innam, maar vanuit opportunisme niet voldoende afgrensde wat hij principieel afwees.

Foto: Deel van verslag ‘Vrije kunst en het niet bestaande normaal van Mark Rutte…’ van Jos van Nierop, 30 maart 2017.

Breuklijn tussen traditionalisten en gevestigde politiek vraagt om antwoord dat waarden centraal zet

wt

Aldus Ishaan Tharoor in een opinie-artikel voor The Washington Post. Hij geeft een correctie op een politiek debat dat door framing een te eenzijdige invalshoek heeft gekregen. Het is niet het beleid van Putin, Trump, EU, globalisme of de machtspolitiek tussen landen, maar het beroep dat daarbij gedaan wordt op waarden.

De basale scheiding tussen autoritaire leiders als Erdogan, Putin of Trump met hun rechts-extremistische volgelingen als Le Pen, Wilders of Farage en de rest van de politiek is gelegen in de houding tegenover immateriële aspecten als nationaliteit, identiteit, kunst, religie, secularisering en traditionele waarden.

Autoritaire leiders en hun acolieten brengen die missie niet in pure vorm, maar verwateren het en kleden het aan met kritiek op de gevestigde orde en hun zelfbenoemde rol om namens het volk te spreken. Terwijl ze in vele gevallen bij uitstek de vertegenwoordigers van de gevestigde klasse zijn of het volk in meerderheid helemaal niet achter deze leiders staat, maar achter politici van de middenpartijen. Zoals Hillary Clinton die 3 miljoen meer stemmen kreeg dan Trump of Wilders die in peilingen slechts zo’n 20% van de stemmen trekt.

Het is autoritaire leiders om de macht te doen. Doel is om de macht vast te houden en uit te breiden. Niets bijzonders, want dat doet elke politicus. Maar door de instituties buiten spel te zetten proberen autoritaire leiders hun politieke leven te rekken en rivalen uit te schakelen. In het geval van Putin worden verkiezingen gemanipuleerd doordat de oppositie bij voorbaat uitgeschakeld is, staatsmedia in dienst staan van de officiële kandidaat en uitslagen vervalst worden. Met als gevolg dat het zittende bewind in het Kremlin zich niet hoeft bezig te houden met het verdedigen van de eigen positie, maar de aanval kan inzetten. Bijvoorbeeld op de EU.

Of conservatieven en traditionalisten werkelijk traditioneel denken of dat ze dat traditionalisme om politieke redenen aanwenden om steun te verwerven is geen makkelijk te beantwoorden vraag. Het beroep op christelijke waarden en nationalisme van de in de kern pragmatische leiders als Putin en Trump die het om macht en geld te doen is lijkt ingegeven door opportunisme. Ze trekken die waarden aan als een politieke jas die ze ook zo weer uit kunnen trekken. Het is mogelijk dat bij andere autoritaire of rechts-extremistische politici de waarden dieper zitten, maar ook de uit de liberale VVD afkomstige Wilders lijkt de islamkritiek een politieke jas die hij ooit om partijpolitieke redenen heeft aangetrokken. Dat hij daarna door isolatie en bedreiging die leidden tot zijn radicalisering vergroeid is geraakt met die jas van islamhaat is mogelijk.

Het beste antwoord op de conservatieven en traditionalisten door de middenpartijen is niet het meegaan in de framing over de EU, de euro, het globalisme of de positie van de Russische Federatie of Oekraïne. Het beste antwoord gaat onder de huid van de traditionalisten en zoekt ze op door in het politieke debat centraal te zetten wat ze aan waarden zeggen te verwerpen. Zoals hedendaagse kunst, secularisering, etniciteit of een open samenleving. Toon maar aan hoe achterlijk en economisch dom de verwerping daarvan is. Om aan te spreken moeten de middenpartijen zich hierover wel krachtiger en duidelijker dan nu positief uitspreken.

De praatjes van conservatieven en traditionalisten over elite, volk of islam zijn niet de hoofdzaak. Het is een afleiding om hun opportunisme en greep naar de macht te verhullen. Door in te zoomen op de waarden die de traditionalisten verwerpen kan aangetoond worden dat de tegenstellingen die ze in het publieke debat als fundamenteel presenteren oppervlakkig zijn en bedoeld zijn om hun ware bedoelingen te verhullen. Dit betekent geen teruggang naar naïef multiculturalisme, volledige open grenzen of een proces van outsourcing van de maakindustrie. Het betekent realisme, werken aan de herbevestiging van het oppergezag van de politiek en echte machtsdeling van politiek met burger. Voorbij de schijnoplossingen van de traditionalisten.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelBeyond Flynn, other ties bind the White House to the Kremlin’ van Ishaan Tharoor in The Washington Post, 13 februari 2017.

Ondraaglijke lichtheid van Amnesty Nederland directeur Nazarski

pw

Eduard Nazarski van Amnesty International Nederland geeft een interview aan RTL Nieuws en trekt fel van leer. Hij geeft dit nieuwsmedium aanleiding om bovenstaande kop te maken. Die schadelijk is voor Rutte. Het is een citaat dus aangenomen kan worden dat Nazarski dit zo gezegd heeft. Het kan best dat Wilders en Rutte de rechtsstaat ondermijnen, maar in elk geval doen ze dat niet op dezelfde manier en met identieke grofheid.

Iedereen met een klein beetje politiek inzicht zal de verschillen tussen Wilders en Rutte ten aanzien van de rechtsstaat op kunnen noemen, zoals de vrijheid van godsdienst of de positie van minderheden. Het lijkt er sterk op dat Nazarski dat inzicht mist of de indruk wil wekken dat hij dat inzicht mist. Dat lukt hem goed. Nazarski is te grof in zijn kritiek op Rutte die hij ook nog met het beleid van Trump verbindt, terwijl het kabinet Trump juist veroordeelt met betrekking tot onder meer het inreisverbod voor moslims.

Verschillen benoemt Nazarski niet. Wat hij beoogt is onduidelijk. Behalve publiciteit voor zijn eigen organisatie genereren. Zeker was ‘de brief van Mark’ ongelukkig en had vanwege de selectieve hufterigheid beter niet geschreven kunnen worden. Ook hier was er kritiek op. Het was een valse start van de campagne. Dat leidt echter niet tot het beeld dat Nazarski schetst dat Wilders en Rutte van hetzelfde laken een pak zijn. Dat zijn ze niet. Door ze als het over rechtsgelijkheid en de rechtsstaat gaat in dezelfde adem te noemen bereikt hij het omgekeerde van wat hij wil bereiken. Namelijk het bevorderen van partijen die zich sterk maken voor de mensenrechten. Nazarski doet het omgekeerde door Rutte onnodig naar het niveau van Wilders te trekken. Ook nog eens in campagnetijd waarin een inmenging als dit al snel als partijpolitiek kan worden opgevat.

Nazarski komt over als een beroerde politieke strateeg die in algemeenheden praat en in verontwaardiging de nuance verliest. Of hij een goede directeur van Amnesty Nederland is valt te bezien. Men kan twijfels hebben over een directeur die onvoldoende kan onderscheiden en slecht afweegt wat het effect van zijn woorden is.

Foto: Schermafbeelding van deel artikelWilders én Rutte ondergraven onze rechtsstaat’’ van RTL Nieuws, 31 januari 2017.

De hufterigheid van de VVD. Brief van Mark Rutte aan alle Nederlanders

vvd

Het is volop campagne. Nog 51 dagen tot de verkiezingen voor de Tweede Kamer op 15 maart 2017. De VVD plaatst vandaag in alle landelijke kranten een advertentie die de vorm van een brief van premier Mark Rutte heeft. De brief kan op twee manieren gelezen worden. Namelijk wat er wel en wat er niet in staat.

Rutte stelt de vraag in wat voor Nederland we willen leven. Hij accentueert dat door in te gaan op normen en waarden. Op hufterigheid, op gewenst en normaal gedrag. De botheid van de Nederlanders is een terugkerend onderwerp. De Engelse ambassadeur Sir William Temple wees er in de 17de eeuw al op in zijn geschriften over de Verenigde Nederlanden. Rutte actualiseert het door een verhaal van iemand die om geloofsredenen vrouwen een hand weigert te geven. Hij ziet de botheid als een mentaliteitskwestie. Maar dat valt te bezien. Het kan evengoed een gevolg van een tekortschietend onderwijssysteem of de opvoeding van kinderen zijn.

Hoe dan ook is de spreekwoordelijke Nederlandse botheid of hufterigheid niet iets van recente datum dat voor partijpolitieke doeleinden ingezet kan worden. Hoewel het mogelijk is dat de mate van hufterigheid in de laatste jaren is toegenomen. Het komt dus niet uit de lucht vallen, maar bouwt voort op iets dat buitenlanders al eeuwen bij Nederlanders opmerken. Vaak verzachten ze hun kritiek door dat te omhullen met opmerkingen over de calvinistische aard, het ontbreken van een hofcultuur, de directheid, openheid en eerlijkheid van Nederlanders. Maar de botheid is de kern van de kritiek.

Rutte heeft het over maatschappelijke mores. Hij laat in zijn brief andere overtredingen van normaal gedrag ongenoemd. Zoals de graaicultuur bij topbestuurders van banken en bedrijven die hun eigenbelang voor het algemeen belang stellen. Of de opbouw van de controlestaat en de afbraak van de verzorgingsstaat door de overheid. Of de gigantische belastingontwijking door bedrijven en vermogende individuen die wordt getolereerd door de middenpartijen. Of de dominante greep van de partijpolitiek op functies in het openbaar bestuur die als eigen bezit worden beschouwd.

Wat is in een divers land als Nederland normaal en wie bepaalt er wat normaal is? Slecht gecamoufleerde selectiviteit is de tekortkoming van deze brief van Mark die blijkbaar in een campagnestrategie van de VVD past om de politiek apolitiek te maken door er een slap humanistisch sausje overheen te gieten. Met de opzet om de eigen politici uit de wind te houden, de eigen aanhang te verbreden en dit positief af te laten stralen op Rutte. Dit is echter een strategie die zichtbaar niet werkt in een samenleving die door en door gepolitiseerd is. En andere partijen volop de gelegenheid geeft om gaten te schieten in de dubbelzinnigheid van de VVD.

Wat erger is, de brief heeft niet echt de intentie om de hufterigheid terug te dringen. De VVD spant de hufterigheid voor het eigen politieke karretje en zet het in als politiek instrument. Zo cynisch is het. De partij spant de hufterigheid op de avond van 15 maart weer uit. Als de stemmen binnen zijn. Zonder dat enige VVD-minister nu of straks met uitgewerkte voorstellen zal komen om de hufterigheid in Nederland werkelijk terug te dringen. Zo hufterig is het.

Foto: Deel van schermafbeelding van brief (‘De brief van Mark’) van premier Mark Rutte (VVD) die op 23 januari 2017 in de landelijke kranten als advertentie verscheen.

Zijlstra wil salafistische organisaties verbieden. Wat denken zijn tegenstanders over het verbod van Martijn?

groepsfoto-religieuze-leidersweb

In 2012 werd pedofielenvereniging Martijn verboden door de rechter in Assen. Advocaat Bart Swier betwistte het verbod en voerde aan dat de Vereniging Martijn nog nooit een strafbaar feit had begaan: ‘Enkel het feit dat sommige artikelen op haar website volgens het Openbaar Ministerie een hoog ‘bah-gehalte’ zouden hebben, kan geen grond zijn voor een verbod op de vereniging‘. Het zouden volgens Martijn de publieke opinie en politieke druk zijn geweest die het OM om een rechterlijk verbod deed vragen. De activiteiten van Martijn zouden in strijd zijn met de openbare orde. De rechter liet dit zwaarder tellen dan de meningsuiting.

In 2014 bevestigde in hoger beroep de Hoge Raad het verbod en ontbond Martijn. Maatschappelijke kritiek op het verbod mocht niet helpen. Journalist Kustaw Bessems schreef in een column: ‘En wees gewaarschuwd: als dit verbod er komt, blijft dat nooit alleen bij pedofielen. Dan wordt een gevaarlijk precedent geschapen voor het verbieden van meer onwelgevallige ideeën. Onder het mom: stel nou eens dat die ideeën wijd verbreid raken. Met zo’n uitspraak van de Hoge Raad in de hand zullen pogingen worden ondernomen om ‚foute’ politieke partijen te verbieden. Of foute geloofsgenootschappen.’ In juli 2014 kondigde de vereniging Martijn aan naar het Europees Hof te stappen om het verbod en de ontbinding van de vereniging ongedaan te maken. Spong Advocaten motiveerde dat door te stellen ‘dat de Hoge Raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom een verbod van de vereniging Martijn in onze weerbare democratische samenleving noodzakelijk is.

Ik was het niet eens met het verbod en schreef: ‘Dit verbod laat een nare smaak achter. Mag een vereniging verboden worden om ideeën? De afweging van de rechter tussen openbare orde en meningsuiting is verdedigbaar, maar geeft toch te denken. Want het verlaagt de drempel voor een verbod van maatschappelijke organisaties. Men hoeft het niet met de doelstelling van Martijn eens te zijn om een verbod toch een te grof middel te vinden. En zelfs een ongewenst middel als de georganiseerde pedofilie er ondergronds door gaat.

Nu is er VVD-fractieleider Halbe Zijlstra die in een interview met Trouw meent dat salafistische organisaties verboden moeten worden omdat ‘onze manier van leven gevaar zou lopen‘: ‘Religie kan nooit een dekmantel zijn voor een politiek-ideologische aanval op onze rechtsstaat. In die salafistische kringen worden dingen geroepen en gezegd die echt ondermijnend zijn voor onze democratische rechtsstaat. (..) Maar nu het onder het kopje religie wordt gebracht, kunnen we er niets aan doen. Daar moeten we vanaf.’

Zijlstra heeft gelijk dat religie geen dekmantel is voor het afschaffen van de democratie of het ondermijnen van de rechtsstaat. Er is geen enkele reden om religieuze organisaties juridisch extra te beschermen. Maar we moeten ons niet wapenen tegen de islam. Want in dat proces verliezen we onszelf. We moeten vertrouwen stellen in de werking van de democratische orde en de rechtsstaat. Zoals het verbod van de vereniging Martijn verduidelijkt is de toepassing van de rechtsstaat in de afgelopen decennia ontspoord omdat de Nederlandse zittende macht eigen normen heeft veronachtzaamd. Nederlandse instituties zijn weerbaar genoeg om salafistische en pedofiele organisaties te tolereren. Niet in te zien valt waarom een verbod noodzakelijk is.

Het is van tweeën een. De tegenstanders van Zijlstra moeten zich goed bedenken waarom ze zwegen toen Martijn werd verboden. Gelijke monniken, gelijke kappen. Of geen enkele vereniging verbieden of alle verenigingen verbieden die dat om rechtsstatelijke redenen rechtvaardigen. Maar Martijn wel verbieden en niet een salafistische vereniging die door grootte en organisatiegraad een groter gevaar voor de rechtsstaat biedt en de openbare orde veel meer bedreigt oogt selectief. En politiek gemakzuchtig. Indirect kunnen Zijlstra’s argumenten leiden tot een pleidooi om het verbod en de ontbinding van Martijn ongedaan te maken.

Foto: Vier vertegenwoordigers van religieuze organisaties. Credits: Marte Visser.

Nederlandse politici zijn betere terroristen dan de terroristen zelf

De islam is intrinsiek, staat haaks op onze normen en waarden. En er zijn natuurlijk gelukkig een hoop moslims die zich daar weinig van aantrekken, die meedoen in dit land, en wel presteren. Maar dat neemt niet weg dat de islam een gevaar is voor hoe we leven.’ Aldus het Utrechtse Statenlid voor de PVV René Dercksen. Voor het Utrechtse stadhuis legt Tessa Kortlevers het vast. Ze vergeet haar gesprekspartners voor te stellen.

Wat Dercksen zegt is niet zomaar domme praat die dom is omdat de spreker ervan dom zou zijn. Dercksen past in een patroon. Hij is geen uitzondering in het debat over nationale veiligheid. Velen overreageren op een dreiging die juist daardoor succesvol wordt omdat de dreiging als dreiging wordt erkend. Na een incident elders mochten militairen van de legerleiding niet meer in uniform reizen. Een meer symbolische daad om de openbare ruimte weg te geven aan dreigers van wie het bestaan niet eens is aangetoond valt niet te bedenken.

Nederlandse politici sluiten angst in de armen die ze zeggen te bestrijden. Onder het uitspreken van ferme taal niet te buigen voor terreur zwichten ze voor de angst met voorzorgen en verkeerde reacties die de angst vergroten en de terreur belangrijk maakt. In Nederland is terreur een zelfvervullende voorspelling geworden waar geen terrorist meer aan te pas hoeft te komen. Politici zijn betere terroristen dan de terroristen zelf. Of het beeld wat politiek en media van terroristen construeren. Zijn politici werkelijk zo dom? Of zijn ze gewoon kortzichtig zoals politici altijd zijn? De vrees voor politici verdient meer aandacht dan de angst voor terreur.

Wat beweert René Dercksen? 1) De islam staat haaks op onze normen en waarden; 2) Veel moslims trekken zich er weinig van aan; 3) De islam is een gevaar voor hoe we leven. Hoe gaat Dercksen onderbouwen dat de islam haaks staat op onze normen en waarden? Des te meer als een hoop moslims zich niets van ‘haakse normen en waarden’ aantrekt. Simpel gezegd, welke islam of moslim die de islam vertegenwoordigt neemt Dercksen als meetpunt? Halvegaren zijn er overal, ook in de Nederlandse politiek, maar wil dat dan zeggen dat de Nederlandse partijpolitiek haaks staat op onze normen en waarden? Roept het op wat het afwijst?

Burgerschap betekent ook opkomen voor pedofilie

i-was-born-3

Gisteren plaatste ik een posting van twee jaar geleden tijdelijk voorop: Politie kijkt de kat uit de boom. Met de strekking dat groeperingen van omvang voor zichzelf op kunnen komen. Voor zwakkeren en kwetsbaren ligt dat moeilijker. Op zichzelf aangewezen hebben ze steun en bescherming nodig. Dat betreft hoogbejaarden, geestelijk gehandicapten, kinderen, chronisch zieken, minderheden en andersdenkenden. Het principe van rechtsgelijkheid garandeert iedereen grondrechten. Dat staat los van enige persoonlijke voorkeur. De iman die scheldt op homo’s, het bedrijf dat dierproeven houdt, de pedofiel, de abortus-activiste, de nertsenfokker of de homo-activist. Allen hebben ze er recht op om te leven als ieder ander. De overheid kan hierover geen mening hebben, maar dient de rechten te waarborgen die voor iedereen gelden. Niets meer en niets minder.

Naar aanleiding van bovengenoemde posting reageerde Marthijn Uittenbogaard, voorzitter van de Vereniging Martijn. Deze organisatie ligt de laatste jaren publicitair en juridisch onder vuur ligt omdat het een positief standpunt ten aanzien van pedofilie zou innemen. Wat echter de doorslag geeft in de rechtsstaat zijn niet de emoties of de voor- en afkeuren van burgers, maar is het recht. De ontbinding van vereniging Martijn is in april 2013 in hoger beroep teruggedraaid. Het hof zag er geen aanleiding in omdat ‘ontwrichting van de samenleving‘ niet aan de orde is. Vereniging Martijn mag dus bestaan zoals elke vereniging, de bestuursleden mogen in de openbaarheid functioneren en ze hebben recht op bescherming zonder voorwaarden vooraf. Uittenbogaard heeft trouwens geen strafblad en heeft nooit sexueel contact gehad met minderjarigen. Dus?

Marthijn Uittenbogaard schetste me in aanvullende informatie dat de veiligheid van hem en z’n partner in zijn woonplaats Hengelo niet optimaal beschermd wordt. Incidenten met bakstenen door de ruiten, eieren tegen de ramen, scheldpartijen en fysieke bedreigingen komen herhaaldelijk voor. Essentieel daarbij is dat de politie, het openbaar bestuur en de bedreigden proberen op een lijn te komen en goed samenwerken. Dat ontbreekt. Incidenten zijn niet uit te sluiten, maar kunnen wel opgevangen worden. De burgemeester heeft als eindverantwoordelijke voor de veiligheid hierbij een leidende rol die hij serieus moet nemen. De ridder in de Orde van het Heilig Graf Sander Schelberg dient het initiatief te nemen voor de beveiliging en bescherming van de woning, voorzorgsmaatregelen, advies over het gedrag van de bedreigden en politionele bijstand.

Een motief van dit blog zijn de burgerrechten. Als daarop een uitzondering wordt gemaakt verliest het z’n waarde. Zoals de vrijheid van meningsuiting geen waarde heeft als men die alleen gunt aan medestanders. Burgerschap betekent dat een burger opkomt voor de rechten van degenen waarmee men het per definitie niet eens is. Hoe moeilijk dat ook is en hoeveel zelfoverwinning het innemen van een standpunt kost dat de ander iets gunt. In de pluriforme, open samenleving moet iedereen die binnen de wet opereert zich veilig kunnen wanen en bij bedreigingen blindelings kunnen vertrouwen op steun en bescherming van de overheid.

Marthijn Uittenbogaard is er niet het enige voorbeeld van dat de relatie tussen openbaar bestuur en burger niet vanzelf tot stand komt. Door alle betrokkenen moet oplossingsgericht gewerkt worden als er een probleem geconstateerd wordt. Het openbaar bestuur moet bezuinigen en heeft geen makkelijke opdracht. Hoe lastig de afweging van ongelijksoortige taken op diverse beleidsterreinen is kan iedereen beseffen. Maar de overheid moet er zonder onderscheid des persoons voor alle burgers zijn. Niet alles is trouwens een kwestie van geld of hoeft veel te kosten. Burgemeester Schelberg en een vaste contactpersoon bij de politie kunnen vanuit hun opdracht en plicht Uittenbogaard en z’n partner veiligheid en bescherming geven. En aan de inwoners van de gemeente  via voorlichting duidelijk maken wat het principe van de rechtsstaat inhoudt.

Foto: I Was Borm, But– van Yasujiro Ozu,. Japan, 1932.