Hoe realistisch is plan van Irma Bruggeman voor Guggenheim Museum in Hengelo?

Schermafbeelding van deel artikel ‘Hengelose nachtburgemeester Irma Bruggeman blijft lobbyen voor een Guggenheim-museum in Hengelo’ op twentefm, 30 maart 2024.

Ideeën zijn goed, maar zonder fundament zijn ze minder. Dat raakt al snel aan luchtfietserij. Wensdenken dat los van de grond komt. Het idee kan zijn, nooit geschoten, altijd mis. Maar let op: het betere is de vijand van het goede.

Neem het idee van de Hengelose nachtburgemeester Irma Bruggeman om een Guggenheim Museum naar Hengelo te halen. Dat is op het eerste gezicht een absurd idee. Ensie geeft als betekenis van Tweede Gezicht: ‘het vermogen van sommige mensen om dingen die veraf gebeuren, of in de toekomst nog moeten gebeuren, in hun geest levendig vóór zich te zien en mee te maken.’ Bruggeman heeft het tweede gezicht.

Ze noemt het geen proefballon, maar een serieus idee en een droom die nog steeds volop leeft. Dat wil zeggen in haar hoofd. Bruggeman zegt er in gesprek met Twentefm al vier jaar voor te lobbyen. 

Bruggeman heeft al een locatie op het oog, het voormalige terrein van machinefabriek Stork. Ze voegt toe: ‘Met het wegtrekken van de industrie lijkt het me goed om weer een groot ambitieus project in de stad te hebben, waar we als hele streek profijt van kunnen hebben’.

Daar heeft ze een punt. Maar de onderbouwing is opvallend mager voor zo’n verregaand plan. Het idee is namelijk ingegeven door een uitspraak van theaterondernemer Joop van den Ende die Bilbao het Hengelo van Spanje noemde. Maar is Hengelo ook het Bilbao van Nederland?

De overeenkomst tussen de twee steden is de na 1970 verdwenen metaalindustrie. Er staat in Hengelo industrieel erfgoed leeg en het gemeentebestuur maakt plannen voor het nieuwe stadsdeel Hart van Zuid en herbestemming van oude industriële gebouwen. Daar stapt Bruggeman op in. Maar is dat voldoende?

Hengelo ken ik goed en Bilbao en het Guggenheim Museum in Bilbao heb ik bezocht, maar ik zie weinig gelijkenis tussen de twee steden. 

Verschil is dat na 1990 de Baskische overheid zich achter de vestiging van het Guggenheim Museum in Bilbao stelde, terwijl Bruggeman niet rept van de betrokkenheid van de provincie Overijssel die zich sterk maakt voor een Guggenheim Museum in Hengelo. BBB is met afstand de grootste partij in de Provinciale Staten voor het CDA en de VVD. Dat geeft weinig perspectief voor een lobby vanuit de provincie voor een Guggenheim Museum in Hengelo.

Bilbao is een hippe stad. Dat valt van het overigens aangename Hengelo niet te zeggen. Cultureel wordt Hengelo overvleugeld door het nabijgelegen Enschede.

Nog een verschil is dat het Guggenheim Museum in Bilbao werd gerealiseerd in de overdadige jaren 1990, vlak nadat Spanje toetrad tot de EU en afstand wilde nemen van Franco’s dictatuur. Het valt af te wachten hoe de gemeente Hengelo financiële steun zal krijgen van provincie en rijksoverheid voor het realiseren van een Guggenheim Museum in Hengelo. Terwijl de verwachting is dat de uitgaven voor kunst door overheden gekort gaan worden.

Toch verdient het initiatief van Irma Bruggeman steun. Ze denkt groot in Hengelo dat met 83.000 inwoners de vierde stad van Overijssel is. Maar ook groot denken is een kwestie van maatvoering. Wellicht is iets minder groot politiek en financieel haalbaarder. Bruggeman legt de lat hoog.

Erfgoed kan binden zoals de RCE in een overzicht zegt. Zie de verdwenen textielindustrie in Manchester of dezelfde verdwenen textielindustrie in Tilburg waar het Textielmuseum spreekt over een Museum van de Toekomst, herbestemming van oud industrieel erfgoed en een hoofdrol voor de makers. Dat speelt in vele gemeenten.

Een succesvol project moet niet van bovenaf geparachuteerd worden, maar vanuit onderop gevoed worden. Aan dat laatste lijkt het in Hengelo te ontbreken. Essentieel voor de realisatie van een museum is de steun van de stedelijke, provinciale en landelijke overheid. En van het bedrijfsleven. Ze moeten zich eerst ondubbelzinnig achter een plan voor een Guggenheim Museum in Hengelo scharen voordat Hengelo in gesprek kan gaan met de Solomon R. Guggenheim Foundation. Plannen voor Guggenheim musea in Helsinki en Vilnius gingen niet door.

Bruggeman zou in overweging kunnen nemen om de plannen voor een Guggenheim Museum niet los te laten, maar op een laag pitje te zetten. En prioriteit te geven aan de vestiging van een minder prestigieus kunstmuseum om het cultureel klimaat van Hengelo op te krikken. Wellicht blijft het daar dan bij, maar dat is geen ramp. Het zal hoe dan ook meer zijn dan wat Hengelo nu museaal te bieden heeft.

Petitie om Thérèse Dreaming van Balthus te verwijderen uit The Met. De nieuwe truttigheid rukt op en neemt kunst op de korrel

De bewustwording over grensoverschrijdend seksueel gedrag is in opmars. De actie MeToo heeft zijn weerslag in vele landen. Dat is een goede zaak. Maar minder positief is dat in het kielzog de nieuwe truttigheid oprukt.

Een voorbeeld ervan is de New Yorkse ondernemer Mia Merrill. Ze is een petitie gestart om het schilderij Thérèse Dreaming (1938) van Balthus in het Metropolitan Museum of Art te verwijderen of het anders te presenteren. Merrill was ‘geschokt toen ze een schilderij zag dat een jong meisje in een seksueel suggestieve pose voorstelt’. Het Museum weigert volgens een artikel in de Huffington Post om het werk te verwijderen.

De National Coalition Against Censorship gaf gisteren een verklaring waarin het zich verzet tegen Merrill oproep die het als censuur ziet. Het bespeurt een tendens: ‘Recente gevallen van censuur, inclusief de bedreigingen met geweld die het Guggenheim Museum in New York ertoe dwongen verschillende objecten te verwijderen, onthullen een verontrustende trend van pogingen om kunst te onderdrukken die zich bezighoudt met moeilijke onderwerpen. Kunst kan vaak inzicht bieden in moeilijke realiteiten en verdient daarom een krachtige verdediging. NCAC juicht het toe dat The Met weigert te buigen voor zijn critici. We zullen culturele instellingen blijven ondersteunen die het mogelijk maken dat het publiek zelf nadenkt over wat ‘aanstootgevend’ is.’ Zo is het. Kunst in openbare collecties moet om welke reden dan ook niet het mikpunt worden van moralisten of politieke scherpslijpers. Het onderdrukken of wegdrukken van kunst is ongewenst.

Foto: Thérèse Dreaming (1938), Balthus (Balthasar Klossowski). Olieverf op doek. Collectie: Metropolitan Museum of Art. 

Het gras is groen, de lucht is blauw en de museumsector is behoudend. Joep van Lieshout, het Louvre en ‘Domestikator’

Moet er nog aandacht besteed worden aan de afwijzing door het Louvre bij monde van directeur Jean-Luc Martinez van de 13-meter hoge architectonische sculptuur ‘Domestikator’ (2015) van het in Rotterdam gevestigde Atelier van Lieshout? Het nieuws zingt al dagen rond op (sociale) media en heeft intussen ook het algemene nieuws bereikt. Want de afwijzing zou met seks te maken hebben. Dat moet gemeld worden. Pikant!

Het werk zou geplaatst worden op een buitenpresentatie in de tuinen van de Tuileries in het programma Hors les Murs (‘buiten de muren’). Leidt het schieten voor het Parijse open doel niet tot makkelijk scoren voor Joep van Lieshout? Media struikelen over elkaar heen om zijn verontwaardiging over de museumsector breed uit te meten. Die zou gaan voor bezoekcijfers en marketing, en blinkt uit in behoudzucht. Niet dat hij ongelijk heeft, integendeel, het is goed dat hij het opmerkt. Maar dit is hetzelfde soort nieuws als een media-offensiefje dat vertelt dat het gras groen is of de lucht blauw. The Huffington Post zet in een artikel de details op een rijtje.

In de meeste berichten wordt in navolging van een artikel in The New York Times van 2 oktober 2017 dat een terloopse vergelijking maakt met het Guggenheim Museum deze vergelijking overgenomen. Na politieke druk van dierenactivisten werden daar drie werken terugtrokken van een China-tentoonstelling. Uit een verklaring blijkt dat het Guggenheim Museum dit met tegenzin deed en onthutst is dat het zover moest komen: ‘As an arts institution committed to presenting a multiplicity of voices, we are dismayed that we must withhold works of art.’ Dit blog besteedde er op 26 september in een commentaar aandacht aan en verwees naar Jan Fabre. In de kwestie ‘Domestikator’ neemt het Louvre echter een andere positie in dan het Guggenheim Museum in de kwestie van het dierenactivisme in verband met de gewraakte werken op de tentoonstelling Art and China after 1989: Theater of the World. Het Louvre buigt pro-actief en het Guggenheim pas na dreigementen.

Dat Joep van Lieshout tot deel van een slechte wedstrijd is gemaakt valt hem niet te verwijten. Hij heeft het niet opgezocht. Maar zijn reactie leidt ontegensprekelijk tot marketing voor eigen merk. Er is geen ontkomen aan. Zo wordt via een omweg Joep van Lieshout ingesloten in het circuit dat hij bekritiseert. Dat geldt niet alleen voor integere kunstenaars als Van Lieshout, maar ook voor goedwillende musea die zich onttrekken willen aan de terreur van de markt en de gunst van het publiek. Maar ook zij lopen tegen hun grenzen aan.

Foto: ‘Domestikator’ van Atelier van Lieshout op de Ruhrtriennale in Bochum, Duitsland, 2015.

Tentoonstelling Guggenheim trekt aandacht door kritiek op video met honden die elkaar niet aan kunnen raken. Protest = marketing

Het Guggenheim Museum in New York ligt onder vuur door de videoDogs That Cannot Touch Each Other’ (2003) van Peng Yu en Sun Yuan op de tentoonstellingArt and China after 1989: Theater of the World’ die op 6 oktober opengaat. Er is Chinese hedendaagse kunst te zien uit de periode 1989-2008. Of het de marketing van het Guggenheim Museum is of het protest van dierenactivisten, de tentoonstelling trekt al veel publiciteit.

De reacties doen denken aan wat Jan Fabre overkwam met werk dat was gebaseerd op Dali Atomicus (1948) van Philippe Hartman en Salvador Dali. Katten zouden door hem mishandeld zijn bij een opname door een Franse ploeg voor een film over hem. Een onterechte beschuldiging. De fractie van de PVV stelde in juni 2016 in de Brabantse Staten vragen over Fabre en probeerde hem af te beelden als een kunstenaar met ‘een zeer dubieuze reputatie als het gaat om dierenwelzijn’. In een commentaar omschreef ik dat toen zo: ‘Behalve Jan Fabre kregen afgelopen jaren ook Hermann Nitsch en Damien Hirst op oneigenlijke gronden kritiek van politieke activisten die zich presenteren als dierenactivisten. Ze zouden zich dienen te beperken tot waar het om gaat: dierenrechten. Dat is een goed doel, maar de PVV maakt het breder dan het is door Fabre een ‘narcistische dierenbeul‘ te noemen. Voor die kwalificatie bestaat geen enkel bewijs. Dan wordt de kritiek onzuiver en ongeloofwaardig. Met de politisering van hun rechten door de PVV hebben dieren niks te winnen.’

In een ander commentaar over een haatcampagne tegen Jan Fabre concludeerde ik dat het niet alleen tegen Fabre of voor het dierenwelzijn ging, maar vooral tegen de kunst: ‘Tegenwoordig is de geringste verwijzing naar kinder- of dierenmishandeling in de eigen omgeving al voldoende voor massale mobilisatie. Sterk aangejaagd door sociale media die telkens uitkomen bij verontwaardiging. Het besef van gebrek aan zeggenschap over grote problemen eindigt zo in extra gevoeligheid voor het kleine. In een vlucht naar de wereld van de onschuld. De campagne tegen Fabre doet denken aan de rancune van de VVD en PVV tegen de kunst. Da’s op zijn beurt het kleine van de politiek.’ Deze geschiedenis herhaalt zich weer eens in New York.

Foto: Still uit video ‘Dogs That Cannot Touch Each Other’ (2003) van Peng Yu en Sun Yuan.

Gehry, Arnault, Louis Vuitton, Paris: een museum. En nog wat kunst

Frank Gehry flikt het ‘m weer. Na het Guggenheim Museum in Bilbao. Het spectaculaire gebouw dat bestaat om te imponeren van de Fondation Luis Vuitton in Paris-Bois de Boulogne trekt alle aandacht. De architectuur komt op de eerste, de kunst op de tweede plaats. Echt? Of op de zesde plaats na kunstverzamelaar en zakenman Bernard Arnault, zijn bedrijf LVMH Moët Hennessy • Louis Vuitton S.A dat de naam aan het nieuwe museum geeft, de stadspromotie van Parijs en La Fondation Louis Vuitton als museum. Hoe erg is dat, kunst als halffabrikaat dat de architect, het gebouw, de zakenman, het bedrijf, de stad en het museum dient? Tja.

lm

Foto: Schermafbeelding van LMVH.com.